Jozefs liefde voor Jezus. Hij hunkerde naar de
redding van zielen en de bekering van de heidenen
Het Goddelijke Kind groeide snel
en Jozefs liefde voor Jezus nam voortdurend toe, zodat zijn hart verteerd werd
door zijn liefde voor Hem. Het leek hem dat het Kind nog beminnelijker en
bevalliger werd, en het verlangen om Hem te overwegen, nam steeds opnieuw bezit
van hem.
Het Kind Jezus was overmatig
verheugd met Jozef, en Hij gaf Jozef duidelijke indicaties van Zijn liefde, hoewel
Hij gewoonlijk dit met enige terughoudendheid deed, omdat de Heilige niet in
staat zou zijn om deze overmatige vreugde aan te kunnen. Door slechts bij
tijden de uitroep: Mijn lieve Jezus, mijn geliefde Zoon! werd Jozefs hart zo overweldigd
dat hij daarna zelden nog zon bemerkingen deed. Zijn temperament was zo vurig dat
het voor hem onmogelijk was om de intensiteit van zijn liefde te beteugelen.
Als Jozefs liefde zo intens was,
was ook zijn pijn evenredig omdat hij ervaarde dat zijn Jezus niet werd erkend
als God, en Hij tegendeel zwaar werd beledigd. Deze overweging zorgde ervoor
dat hij hele nachten weeklaagde over de blindheid van zoveel heidense zielen, evenals
over hun beledigingen tegen zijn Heer. O mijn Mensgeworden God, is het mogelijk,
hoewel U temidden van deze ongelovigen woont, ze zich nog zouden bekeren tot U?
O, heb medelijden op deze blinde natie en verlicht ze met Uw allerkrachtigste
licht! Verleen dat deze natie U leert kennen en zich bekeerd tot U!
De Heilige Jozef wenste dat elk
van de Egyptenaren een glimp van Jezus zou opvangen, en dat door Hem aan te
kijken ze zouden doordrongen worden van Zijn liefde. Hij merkte dikwijls op en
zei tot Maria: O, Ik kan nauwelijks
wachten, tot de tijd komt wanneer Jezus Zich zal manifesteren aan de
Egyptenaren. Het is onmogelijk dat het hart van dit volk, zelfs hoewel ze
afgodendienaren zijn, niet geraakt zouden worden door Zijn liefde. Dan zal ik
tenminste de troost kennen om onze Jezus geliefd te zien worden, zelfs hoewel
Hij nog altijd onbekend zou moeten blijven. Eens het hen gegeven wordt te zien
hoe onze Jezus door de straten loopt, zo beminnelijk, zo bevallig, zo vol
liefde, o wat zullen ze bevangen worden door liefde! En het zal mijn vreugde
zijn om altijd bij Hem te zijn, Hem te leiden aan mijn hand! Ongetwijfeld zullen
er velen zijn die mij benijden om dit grote geluk.
Wat was het een groot genoegen
voor Maria om Jozef te zien verlangen dat Jezus zou gekend worden en geliefd!
Om hem te troosten in dit verlangen zei ze: De tijd zal inderdaad aanbreken, dat
onze Jezus door velen zal erkend worden. Ze zullen Hem liefhebben en zullen Hem
volgen. Maar Hij zal ook gehaat worden en door velen vervolgd worden, want de
blinden zullen het licht haten. Je herinnert je wel de profetie van Simeon in
de tempel. Hij zou dat Jezus de opkomst en de val van velen zou betekenen.
Vandaar dat we vast moeten geloven dat de tijd voor dit alles zal komen. Deze
woorden deden Jozef verdriet, omdat hij degene was die het verlangen koesterde
om Jezus door iedereen gekend en geliefd te zien. Hij keek met een geconcentreerde
blik naar Jezus en zei Hem: Mijn kostbare en geliefde Jezus! Is het mogelijk
voor iemand in deze wereld om Je niet lief te hebben? Hoe kan iemand niet in
staat Je majesteitelijke schoonheid lief te hebben, zon charmerende bevalligheid,
zoveel liefdevolle vrijgevigheid? Als een liefdevolle blik van Jou zelfs de onredelijkste
wezens kan doen reageren met liefde, waarom zou deze liefde ook niet kunnen opgewekt
worden in de harten van de mensen?
O wat een leed dat de realiteit
mij veroorzaakt, te weten dat Je niet zult geliefd worden, maar dat Je
integendeel zult ontkent worden en vervolgd. Dat ik niet leef om die dag te
zien, mijn lieven Jezus, wanneer Je zo zult vervolgd worden! Ik zou eerder
willen van mijn leven beroofd worden, dan gedwongen worden te zien hoe ze Jou
mishandelen. Jij, mijn allerliefste Jezus, die mijn Leven bent, en alle eer en
liefde van alle mensen waard.
Jozef overwoog deze zaak veel wat
hij on doen om Jezus geliefd te maken
bij iedereen. Hoewel de liefde verschillende mogelijkheden aanbood, kwam hij
opnieuw tot de eenvoudige conclusie dat enkel het aanblik van het Kind Jezus
alleen al, iedereen ertoe zou brengen Hem lief te hebben.
Hij had het zeker goed voor, want
in werkelijkheid waren de schoonheid en bevalligheid van het Kind Jezus zo
prominent dat het iedereen verwonderde die naar Hem keek, en de liefde die van
Hem uitging dwong een aantrekkingskracht af. Er waren zeer weinig mensen die
het Kind Jezus lief hadden omdat ze in Hem de Zoon van God herkenden, wat meer
in overeenstemming had moeten zijn met de wensen van Jozef.
Maria bemerkte soms dat Jozef vergat
te eten en niet in staat was enig werk te doen, omdat zijn hart diep ontvlamd
was met de liefde voor Jezus. Om hem te voorzien met een uitlaatklep voor zijn
vurige liefde, vroeg Ze hem wat er scheelde, waarop hij Haar zijn verlangens
vertelde, en van de brandende liefde die hij voelde in zijn hart. Ze bespraken
samen hoe hun Jezus gepast moest geliefd worden in deugd van Zijn waardigheid
en goedheid, en zo ontbrandden ze nog meer in liefde tot Hem.
Maria en Jozef zagen dikwijls dat
hun kleine Jezus geknield was op de grond, terwijl hij met gevouwen handjes
zijn offers deed aan God. Toen Jozef dit eens bemerkte vroeg hij aan Maria wat
Jezus tot Zijn Hemelse Vader zei. Ze vertelde hem dat het Kind zich offerde aan
Zijn Vader voor de redding van de mensheid. Jozef wierp zich ook op de grond en
verenigde zich eerbiedig en nederig met Jezus in Zijn offers.
Hij bleef in deze positie tot
Jezus opstond en naar hem kwam en hem streelde. De Heilige omhelsde Jezus dan
en smeekte Hem om de Hemelse Vader te vragen om alle genaden die hem in staat
zouden stellen om de Vader voldoening te schenken. Jozef vertrouwde alle
zondaars aan Jezus toe, zodat Hij van Zijn Hemelse Vader voor hen de genade van
bekering zou verkrijgen.
Hij besloot zijn smeekbede met de
woorden: O mijn Jezus, vraag aan Je Hemelse Vader om Zijn licht te stralen op
hen allen, zodat ze Jou zouden erkennen als Zijn Zoon, en dat ze Jou zouden
liefhebben als ze zouden moeten. De kleine Jezus glimlachte bij deze verzoeken
van Jozef, en deed hem begrijpen dat Hij niet alleen op hen zou letten, maar
dat Hij Jozef verzekerde dat Hij het reeds had gedaan. Dit zorgde ervoor dat
Jozef heel tevreden was.
Ondertussen was de beminnelijke
Jezus in staat om met het grootste gemak te lopen, en Zijn spraak was zeer bevallig.
Samen met Zijn Moeder en met Jozef, deed Hij mee met de Goddelijke
Lofprijzingen, en Hij deed dit met zoveel vurigheid dat zowel Maria en Jozef
dikwijls erdoor in vervoering werden gebracht. De voldoening die Jozef ervaarde
door de Goddelijke lofzangen te bidden, samen met zijn Jezus, was
onbeschrijfelijk. Vandaar dat het resterende deel van de dag, gedurende hij
moest werken, zo lang leken te duren en hij nauwelijks kon wachten om op de
aangewezen tijdstippen opnieuw de Hemelse Vader te prijzen.
Elke activiteit die Jozef deed samen
met Maria en Jozef, of het gesprekken voeren was, eten of bidden met hen,
bracht Jozef een immense vreugde. Hij ervaarde de grootste troost, ook wanneer
Jezus hem sprak over de perfectie van Zijn Hemelse Vader. Ondanks Zijn jeugdige
leeftijd, sprak het Goddelijk Kind over dit onderwerp met zon waardigheid en
wijsheid, dat zelfs de engelen verwonderd waren. Jozef zuchtte dan diep, en
zijn gezicht werd vlammend rood, omdat hij steeds meer ontbrandde van liefde
voor God.
Niet in staat het heilig vuur te
weerstaan, die dan in zijn hart woedde, riep hij dan uit: O, grote God! Zelfs
nu Je nog zo weinig gekend bent, en niet geliefd, geef mij nog een hart om Je
lief te hebben, want het mijne is zo beperkt, en zo onvermogend om Jouw immense
Liefde te bevatten!

Soms concentreerde Jozef zijn
blik op het heilig Kind, terwijl hij samen aan tafel zat met zijn echtgenote,
en observeerde met welk een kinderlijke genade Jezus zijn voedsel opat. Door
naar Hem te kijken, vergat hij te eten. Wanneer dit het geval was, maakte de
kleine Jezus hem erop opmerkzaam en vroeg hem uit bezorgdheid te eten. Soms nam
Jezus met Zijn allerheiligste handen het voedsel en reikte het aan Jozef aan,
wat de gelukkige Jozef dan opat met tranen van vreugde die over zijn wangen
liepen. Het voedsel leek dan smakelijker te zijn dan gewoonlijk, en leek op
manna uit de hemel.
Van zodra Jezus de fase van een
kleine jongen had bereikt, wilde Hij samen met Jozef de noodzakelijkheden kopen,
en daarom vroeg Hij beminnelijk aan Zijn Vader om hem mee te nemen. De Heilige
was zeer gelukkig, en met de toestemming van Maria, nam hij Jezus mee, en hield
Hem bij de hand. Het was de eerste keer dat de jongen buiten het gebied van de
woning kwam, en de lucht was toen zuiverder en aangenamer op die dag, want de Schepper
van de natuur ging door de straten. Al de Egyptenaren ervaarden een
buitengewone vreugde op deze gelegenheid, hoewel ze de reden ervan niet kenden.
Jezus wandelde met een
majestatische en vreugdevol aanblik. Jozefs uitbundigheid was onbeschrijflijk,
want hij realiseerde dat hij naast zich de schat van het Paradijs vasthield, de
Zoon van de Hemelse Vader. Ze ontmoetten vele mensen, en iedereen was verwonderd
over de schoonheid van het Kind. Jozef kreeg ook gelukwensen met zijn Zoon.
Er waren er echter ook een paar
die ook verklaarden: O wat spijtig dat deze Jongen de Zoon is van deze arme
man, want de Jongen heeft werkelijk een gedistingeerd gedrag. Zijn
aantrekkelijkheid is een zeldzaamheid, en Zijn karaktertrekken zijn in het
algemeen zeer indrukwekkend. Hij is duidelijk bevallig en verfijnd. De mensen
waren werkelijk verwonderd bij het zicht van Jezus. De kleine jongens die Hem
ontmoetten, waren altijd vriendelijk en lachten naar Hem.
In de hele stad verspreidde het
gerucht zich snel, betreffende de schoonheid en aantrekkelijkheid van Jozefs
Zoon. Er waren er velen die wensten Hem te zien, hoewel ze zich niet zover
waagden om naar het huis van Jozef te gaan. Vandaar wachtten ze tot Jozef de
jongen meenam op zijn boodschappen. Sommige buren gingen Jozefs huis binnen
onder een of ander voorwendsel, gewoonlijk dat ze Maria zochten om Haar wat
werk te brengen. Op deze manier kwamen ze naar Maria en ook naar het Kind
Jezus, wiens verheven bevalligheid een gelegenheid was van bewondering voor hen
allen. Maria en Jozef ontvingen deze mensen welwillend en de woorden van Maria,
de Moeder van God waren zeer effectief en troffen deze bezoekers met wroeging
over hun fouten. Deze mensen, van hun kant, waren Maria en Haar Kind zeer genegen.
Wanneer Jozef alleen buitenging,
waren er talrijke mensen die vragen stelden over hoe het was met zijn
echtgenote en het Kind Jezus. Ze wensten allen dat ze Hen konden zien, omdat ze
ook werden getroost door hun ontmoeting met Hen. Maria slaagde erin velen te
leren betreffende onderwerpen over het ware geloof en in het erkennen van de
ware God, en vooral degenen met een goede wil waren aangetrokken tot Haar.
Er kwamen ook kleine kinderen op bezoek
bij Jezus. Maria liet hen toe om het huis binnen te komen, waar Haar eigen
kleine Jezus Zich met hen ontspande. Hij manifesteerde Zijn liefde voor hen, en
Hij leerde hen verschillende gebeden en uitdrukkingen van liefde voor Zijn
Hemelse Vader. Deze onschuldige kinderen waren verheugd om te kunnen spelen met
Jezus, en ze brachten Hem brood en fruit zodat Hij met hen zou eten. Jezus
aanvaardde hun gaven, zegende hen, en nadat hij eerst een klein beetje van het
voedsel met hen gegeten had en zich met hen had bezig gehouden, gaf Hij de rest
aan hen terug. Jozef zag dit alles en smeekte God dat Hij het mogelijk zou
maken dat tenminste deze lieve kinderen reeds in de dagen van hun jeugd, tot
erkenning van de ware God zouden komen.
Op gelegenheden dat Jozef Jezus
meenam, was er een algemene voldoening en bewondering te merken van al degenen
die ze tegenkwamen. De kleine kinderen kwamen vlug naar Jezus en hechtten zich
aan Jezus, en als het in een meer afgesloten locatie was, sloeg Jezus Zijn ogen
naar de hemel en wees met zijn wijsvinger naar boven en zei: Zie, daarboven is
het huis van de Hemelse Vader. Dit gaf Jozef zoveel voldoening, dat hij dan
zelf zijn blik naar de Hemel richtte en dacht aan de grootsheid van deze
Hemelse Vader.

Als de Heilige het Kind Jezus bij de hand nam door de
straten, werd hij dikwijls uitgenodigd door personen van aanzien om naar hun
huis te komen, zodat ze beter het Kind zouden kunnen observeren en van Zijn
aanwezigheid genieten. In vele gevallen excuseerde Jozef zich beleefd, maar op
plaatsen waar er andere kinderen waren, en waar hij ook zag dat Jezus wenste om
binnen te gaan, aanvaardde hij de uitnodiging. Over het algemeen werden ze zeer
hoffelijk ontvangen, terwijl iedereen in het huis toesnelde om de
aantrekkelijkste van alle kinderen te zien, zijn Jezus.
Jezus gedroeg Zich op een zeer aangename manier, toch met
majesteitelijke gereserveerdheid, zodat niemand waagde Hem te strelen, zoals
men gewoon is te doen met kinderen. Vandaar dat iedereen ertoe gebracht was in
bewondering te staan bij zon verheven bevalligheid en majesteitelijk
voorkomen, terwijl hun hart bewogen was tot wroeging. Tegenover de kinderen die
er aanwezig waren, reageerde Jezus gewoonlijk op een meer vertrouwelijke wijze,
en Hij streelde ze dikwijls. Ze waren allen zeer aangetrokken tot Hem en
wensten Hem niet te verlaten. Ze waren vastbesloten te gaan, waar Hij ging.
Daarom nam Jozef de kinderen met hem mee, nadat hij zijn
gastheren had bedankt, en beleefd had verzocht te vertrekken. De mensen raadden
hem aan goed zorg te dragen voor zijn Zoon, en verkondigden dat hij geluk had
en het inderdaad een groot voorrecht was om de vader van zon Kind te zijn.
Zelfs de meest vooraanstaande burgers van de stad benijdden Jozef voor het
gelukkig deel dat het zijne was.
Nadat hij vertrok uit deze huizen, dacht Jozef aan de
hartelijke vriendelijkheid en gastvrijheid dat deze mensen betoonden, en de
grote genegenheid die ze hadden betoond aan Jezus. Als hij dan nadacht over de
ongelukkige staat waarin ze leefden, wegens hun gebrek aan kennis van de ware
God, ervaarde hij een verschrikkelijke angst en kon hij ontroostbaar beginnen
wenen. Hij smeekte zijn Jezus om deze zegen te verkrijgen door Zijn smeekbeden
bij Zijn Hemelse Vader.
Ook wanneer Jozef mensen
ontmoette die hem begroetten en hem geluk wensten om zon Zoon te hebben,
verklaarde hij tot God: O mijn God, deze mensen kennen U niet, noch is hun wil
in de gepaste gesteldheid tegenover U. O wat kan ik doen opdat ze U zouden
leren kennen en U liefhebben? Zie, ik ben bereid om indien nodig, mijn leven te
geven, om hun bekering tot stand te brengen.
Jozef koesterde voortdurende
dezelfde vurige wensen in zijn hart. Mensen konden hem soms aantreffen in
tranen. Ze vroegen hen dan de reden van zijn leed. De Heilige reageerde dan
gewoon dat hij een groot verlangen had dat iedereen werkelijk zou gelukkig zijn
en toch zag dat het hen ontzegd werd, en dat hij als gevolg medelijden met hen
had. Degenen die dit vroegen konden niet begrijpen wat hij hiermee bedoelde.
Sommigen dachten dat hij tijdelijke bezittingen voor hen wenste, en vandaar dat
ze tegen elkaar zeiden: Wat een simpele van geest! Omdat hij arm is, denkt hij
dat iedereen ook arm is.
Wanneer ze mensen tegenkwamen die
zich over hadden gegeven aan wandaden, was Jozef zich vlug hiervan bewust,
omdat hij zag dat Jezus zeer verdrietig
werd. Als gevolg hiervan, werd ook hij gekweld door deze goddeloze mensen, en bad
hij onophoudelijk voor hen opdat ze zich zouden beteren.
|