|
Armoede en ontbering wachten Jozef in Egypte
Jozef leefde in extreme armoede in dit vreemde land. Zijn
inkomsten bestonden enkel uit zijn handenarbeid en het handwerk van Maria die
in hun levensonderhoud moesten voorzien. Het gebeurde dat degenen voor wie
Jozef wat werk had verricht niet betaalden, en in deze momenten dwong de
Heilige niet om de vergoeding waarop hij recht had. Op deze manier voorzag God
zijn dienaar met een andere kans om deugd in praktijk te brengen.
Wanneer hun noden extreem werden, ging Jozef naar zijn
schuldenaren en deed hen een oproep om te betalen voor wat ze hem schuldig
waren. Hij deed dit echter op een bescheiden manier. Toch werd hij gewoonlijk
afgescheept met bijtende opmerkingen, die hij allemaal met geduld accepteerde.
Het was precies omwille van deze gemoedelijke instelling en onoverwinnelijke
toegeeflijkheid, dat vele van deze Egyptenaren, die afgodendienaars waren, zo
schaamteloos waren om hun beschimpingen te uiten en hem enige aandacht te
schenken.
Op deze gelegenheden, keerde Jozef naar huis met verdriet,
hoewel zijn wil in overeenstemming was met de goddelijke wil. Maria voelde met
hem mee en troostte hem door hem aan te moedigen om te vertrouwen op de
goddelijke voorzienigheid. Samen aanriepen ze God om hen te hulp te komen, en
Hij zond hen voedsel door middel van een engel. Als regel, deed God dit enkel
nadat de Heilige voldoende bewijs had geleverd van zijn geduld.
Het was Gods wil dat Jozef soms de vernedering van het
bedelen voor zijn levensonderhoud onderging, en Hij was verheugd met de manier
waarop Jozef deze terughoudendheid overwon en dit in het openbaar deed om
gehoorzaam te zijn aan het goddelijk plan. Het Kind Jezus werd toegelaten om
Zijn liefde voor Jozef nog meer te tonen in deze perioden. Dit gaf Jozef veel
vreugde en hij prees en dankte God samen met Maria.
Soms zag Jozef verschillende soorten fruit die verkocht
werden en die Maria graag at, en hij verlangde zo om ze voor Haar te kopen.
Maar hij had niet het nodige geld en was hierover mistroostig. In zijn grote
liefde voor zijn heilige echtgenote wenste hij heel graag om Haar te voorzien
met alles wat Ze nodig had.
Gedurende de maanden met een guur klimaat moest Jozef veel
lijden. Wat was hij terneergeslagen. Naast de koude dat hij moest lijden,
hadden ook zijn heilige echtgenote en Jezus het koud, en hij wist niet wat te
doen om Hen verlichting te brengen in Hun uiterste nood. Soms, als hij zijn
mantel uitdeed om het Goddelijk Kind te bedekken tegen de koude, richtte hij
zich tot Maria in zijn leed. Het is rechtvaardig dat ik moet lijden, zei hij,
maar dat Jullie zo moeten lijden
ah, nee, dit zou niet mogen! Oh, wat een
kwelling is dit voor mijn hart! De Moeder van God stelde hem gerust en riep
hem op, zich over te geven aan dit alles en het moedig te doorstaan omdat het
Gods wil was, en omdat zowel Jezus als Zij bereid om te lijden.
Het gebeurde soms dat wanneer de Heilige in het bijzonder
door de koude werd getroffen en terneergeslagen was, Maria Jezus in zijn armen
plaatste in overeenstemming met Jezus verlangen. Jozef drukte Hem dan aan zijn
borst, en hoewel het Kind het koud had en beefde van de koude, kon Hij de
ontroostbare Jozef verwarmen door de vlam van Zijn goddelijke liefde, die in
Jozefs ziel zon vuur deed ontbranden dat zijn warmte door zijn hele lichaam
ging.
Het feit dat ze, gedurende de winter, vele keren over geen
enkel brandhout beschikten, woog zwaar op Jozef, vooral met het oog op zijn
gewetensvolle overwegingen, gedurende dewelke hij tegen zichzelf sprak: God
heeft mij aangewezen om voor Zijn Goddelijke Zoon te zorgen en voor Zijn
moeder, en ook om in Hun noden te voorzien. Het is aan mij om alles te voorzien
wat Ze nodig hebben. Ik kom mijn verplichting niet na. Ik laat zelfs toe dat
Zij deze ontberingen moeten doorstaan.
Dan richtte hij zijn hart tot God, en zei: O mijn God, U
ziet in welk een situatie ik mij bevind. Ik kan mijn verplichtingen niet
vervullen tenzij U voor mij voorziet. Verleen mij de middelen om mijn plichten
te vervullen. Hoe kan ik ze vervullen, als U mij niet te hulp komt? Ik zie
hoeveel Uw Eniggeboren Zoon en mijn heilige echtgenote moeten doorstaan, en
toch weet ik niet hoe ik hen beter zou kunnen voorzien in Hun noden. Degenen
die mij iets schuldig zijn, als compensatie voor mijn werk, verwijten mij en
weigeren om mij te betalen. Waar kan ik dan op hopen als U mij niet helpt? Zo
formuleerde Jozef zijn klachten op liefdevolle wijze en God kwam hem bijstand
verlenen.
Eigenlijk was het lijden van Jozef even groot gedurende het
warme seizoen van het jaar, omdat de tropische hitte hem zwaar trof. Zijn werk vereiste
zware inspanningen, en het zorgde ervoor dat hij veel dorst had. Maar zelfs al
was hij in staat om aan water te geraken, zou hij het nog steeds geweigerd
hebben, want de Heilige was vurig in de deugd en de zelfverloochening, die God
hem voorzag door Maria.
Hij streefde er zodanig naar om Maria na te volgen, dat Zij
soms genoodzaakt was om hem wat verfrissing te brengen als Ze zag hoezeer Haar
lieve echtnoot het nodig had. Jozef aanvaarde verheugd de verfrissing met
dankzegging eerst tot God en dan tot Haar. Wat is onze God goed, zei hij
tot Haar, in het kenbaar maken van mijn noden aan Jou, en in het verzien van
verlichting door Jou.
Hij weigerde niets dat Maria hem gaf, integendeel, hij
aanvaarde alles met vreugde en waardering. Het was genoeg dat de dingen die aan
hem aangeboden werden, uit de welwillende handen kwamen van Maria. Elke keer
hij iets ontving van Haar, bracht het hem altijd een grote innerlijke troost en
materiële voldoening. Zelfs het water dat Maria hem bracht, leek voor hem een
soort magische drank.
Op een keer vroeg hij Haar de reden voor dit fenomeen, waar
ze antwoorde met Haar gewoonlijke bevalligheid en voorzichtigheid, dat het
gewoon God was die Zijn zegen op hem stortte, en dat de Allerhoogste op deze
wijze wenste hem troost te schenken. Samen danken ze God als de schenker van al
het goede.
Jozef wenste dat hij iets kon voorzien als verlichting en
troost voor Maria, maar hij wist niet wanneer en hoe hij dit kon doen. Vandaar
dat hij God smeekte om Zijn goedheid, dat Hij iets kenbaar zou maken over Haar
noden en verlangens. Hij vroeg of dit op een of ander manier aan hem zou
duidelijk gemaakt worden. Opnieuw verleende God Zijn trouwe dienaar de
voldoening die hij zocht. Verschillende keren, werd Jozef zich bewust dat Maria
ook water nodig had om te drinken en dan gaf Jozef wat water voor haar
brandende dorst. Hij smeekte nederig dat Zij het zou aannemen, en dan nam Maria
het aan. Dit deed Jozef veel plezier en gaf vurige dankzegging aan God. Maria
was zeer gelukkig voor de opmerkzaamheid van Jozef, en ze poogde hem te belonen
voor alles, door voor hem altijd nog meer genaden en gunsten te verkrijgen van
Haar Goddelijke Zoon.
Op deze wijze brachten Maria en Jozef wederzijdse
naastenliefde in praktijk. Ze kwamen tot elkaars bijstand wanneer ze de nood
zagen. Jozef was buitengewoon bezorgd over Maria. Maar Zij overtrof hem in Haar
attenties. Ze zorgde voor elke mogelijke zorg voor hem, en toonde altijd dat ze
zeer dankbaar was tegenover hem. Ze zag dat hij moe was en uitgeput door zijn
inspannend werk. Daarom besteedde ze bijzonder veel aandacht aan het bereiden
van zijn maaltijden, zodat door middel van smakelijk voedsel, hij kracht zou
opbouwen om verder te werken en te zorgen voor de noodzakelijkheden van het
leven. De Heilige waardeerde de liefde dat zijn echtgenote hem toedroeg, en hij
dankte Haar erom. Zijn respect voor Haar nam voortdurend toe, en hij drukte
zijn dankbaarheid tegenover God uit, die Haar aan hem had gegeven.
|