Stukken uit The Life of St Joseph Maria Cecilia
Baij, O. S.B.
Aankomst
in Egypte
Na zoveel beproevingen te hebben doorstaan kwamen Jezus,
Maria en Jozef uiteindelijk aan in hun bestemming te Egypte. Jozef was niet
gelukkig met zijn komst in een Egyptische stad, alleen het vooruitzicht om
definitief zich daar te vestigen met zijn bruid en het Goddelijk Kind deed hem
aangenaam voor. Hij vreesde dat de mensen, die barbaars waren en afgoden
dienden, hen zouden slecht behandelen. Hij keerde zich daarom in vurig smeekgebed
tot God en sprak : O, mijn God, verleen me de gunst dat Uw Eniggeboren Zoon en
Zijn heilige Moeder nooit onderworpen worden aan zon wandaden. Kijk op mij
neer, terwijl ik alles op mij neem, als ze maar gespaard blijven van zon
tegenstand. O mijn God, laat niet toe dat Zij, die zo onschuldig zijn, zo
buitengewoon deugdelijk, zo rijk aan verdiensten, mishandeld worden. Ik,
onnuttig en ellendige dienaar, verdien elk ongeluk. Laat daar toe dat deze
dingen enkel mij overkomen, en niet aan Hen.
Jozef stortte zijn Hart uit tot God op deze manier en nog
meer. Hij drukte ook zijn vrees uit aan Maria, maar Ze kalmeerde hem door te zeggen:
Wees niet bang Jozef, want we hebben onze God bij ons en we moeten in Hem vertrouwen.
Doordat Hij het is die ons naar hier gezonden heeft, zal Hij nu ook voor ons
voorzien, net zoals Hij altijd getoond heeft in Zijn grote vrijgevigheid en
bezorgdheid voor ons. We hebben zo dikwijls ontdekt hoezeer Hij bezorgd is om
ons. Waarom zouden we bang zijn? Hij is voor ons: dat volstaat voor ons om in
vrede te zijn in alle omstandigheden en in alle gevaren.
Deze woorden van zijn bruid gaven Jozef vernieuwde moed en
ook Gods genade, zodat ze verder gingen in de stad. Toen ze binnen kwamen,
donderden de afgoden die deze mensen verblindden om eer te brengen, naar
beneden. Dit zorgde voor een aanzienlijke beroering onder de inwoners, omdat niemand
enig idee had wat dit kon veroorzaken. Hoe konden ze weten dat het de waren God
was die op die manier hun valse goden vernietigde toen ze de stad binnenkwamen?
De duivel, die zo vastbesloten was om Jozef en zijn bruid
te vervolgen, plande om de heilige pelgrims lastig te vallen als de stad
naderden. Hij had zich reeds in de handen gewreven over het succes dat hij
verwachte te boeken door zijn aanvallen, om zich plotseling in een situatie te
bevinden dat door de uitgeoefende kracht die hij voelde zijn plannen werden
verijdeld en dat hij volledig erdoor in wanhoop verkeerde toen de afgoden op de
grond vielen. Hij was genoopt te vluchten. Hij knarsetandde in een gewelddadige
razernij, en hij hitste vele mensen op tegen de heilige familie, maar hij
slaagde er niet in hen veel kwaad te doen. De mensen konden gewoonweg niet
geloven dat deze arme, nederige en teruggetrokken mensen de schuld hieraan
hadden.
Er waren bepaalde situaties waar een gebrek aan beleefdheid
en misbruik aan de grondslag lag die Jozef troffen, maar er waren ook een
talrijk aantal mensen die een milde instelling hadden, die sympathie toonden
voor Maria en Jozef, en hen verdedigden. Ze vertelde het heilig paar dat het in
orde was dat ze er verbleven, en zij verzekerden hen dat ze een middel zouden
vinden om in hun levensonderhoud te voorzien. Ze deden uit hun grote sympathie
voor Maria, nadat ze Haar zeldzame schoonheid, bevalligheid en bescheidenheid
zagen en bijna iedereen benijdde Jozef voor de voldoening om Haar voortdurende
aanwezigheid te hebben. Maar niemand onder de mannen aanzag Maria, in geen
enkel opzicht om Haar van Jozef te scheiden, noch hadden ze ongepaste gedachten
over Haar. Ze hadden gewoon bewondering
voor Haar en genoten van iemand te zien die zo wijs was, zo mooi, en zo
charmant.
Jozef verdroeg met geduld de ongepastheden hoe bepaalde
schurken zich gedroegen, zoals hij ook de goede wil van degen accepteerde, die
in overweging met de buitengewone voorrechten van zijn bruid, hen genegen
waren. Wat verheugde hij bij het vallen van deze afgoden wanneer het Goddelijk
Kind de stad binnengingen! Het gaf hem de hoop dat mettertijd dit ongelovig
volk ook de ware God zou aanbidden. Maria bevestigde hem oordeelkundig in zijn overtuiging,
en ze dankten tezamen God hiervoor.
Ze wandelden een tijdje in de stad, niet goed wetend waar
ze zouden gaan om te rusten. Ze wilden eigenlijk een meer afgelegen locatie
waar ze meer tot rust konden komen, maar ze vonden niets gepast. Jozefs liefde
voor het Kind Jezus en voor Maria deden Hem stelden hem niet op zijn gemak. Dit
herinnerde hem eraan hoe ze geen toevluchtsoord vonden in Bethlehem, zelfs
hoewel hij daar verwanten en vrienden had.
Hij richtte zich tot God en smeekte Hem om hulp in zijn
dringende nood. O mijn God, bad hij. het is reeds voorgevallen dat ik geen
toevluchtsoord vond in Bethlehem, zelfs niet onder familie en gelovigen. Wat
kan ik dan verwachten van barbaren en ongelovigen? Ik het Uw bijstand nodig. O
Heer, zorg voor voorziening voor Uw dienaar, zodat ik Uw Eniggeboren Zoon en
Zijn Moeder, die U beiden onder mijn bescherming hebt geplaatst, naar een
veilig oord kan brengen.
God gaf gehoor aan Jozefs smeebeden en beval dat een
bepaalde man hen zou ontmoeten en die geraakt zou worden door de
beminnelijkheid en zeldzame schoonheid van de Moeder Gods, dat zij in sympathie
voor Haar, hen zou aanbieden een plaats te zoeken waar ze zouden kunnen
verblijven. De man vond een klein huisje in een buitenwijk van de staat waar ze
rustiger konden leven.
Hoewel de mensen die er verbleven afgodendienaren waren,
was de Heilige zeer ontvankelijk voor hun naastenliefde, en bad regelmatig dat
God hen erom zou belonen. Nadat Jozef zich in het huis had gevestigd samen met
de Allerheiligste Maagd en het Kind Jezus, rustten ze een tijdje uit en dankten
God om hen naar deze plaats te brengen, en hen de leefplaatsen te voorzien
gezien ze arm waren.
Sinds de hele stad nog in beroering was over de
vernietiging van de afgoeden, bleef de heilige familie in afzondering, en Jozef
waagde zich zelfs niet om het huis de eerste nacht te verlaten om te bedelen om
wat voedsel. Hij verklaarde aan zijn bruid: Maria, wat gaan we doen om de
nodige zaken te verkrijgen? Ik kan nauwelijks wagen om op straat te komen,
terwijl de stad in zon beroering verkeert. Ik denk dat het beter is om in
afzondering te blijven tot de rust is weergekeerd. Als ik mij nu zou laten
zien, wie weet wat ze met mij zouden doen.
Maria bemoedigde hem opnieuw om met zachtaardigheid dit
alles te accepteren uit liefde voor God, die zoveel zou moeten doorstaan voor
de redding van de mensheid. Bij deze gedachte, raapte de Heilige de moed bijeen
en omarmde blijgezind deze beproeving. Niettegenstaande hij zeer diep geraakt
was wanneer hij de werkelijkheid ervan realiseerde, van de armoedige
omstandigheden waarin de Zoon van God en Zijn Moeder moesten leven, en zijn onvermogen
om hen te helpen. Kijkend naar hun huisje en zijn armzaligheid bemerkend
zuchtte hij, maar zei toen tot zichzelf: Ah ja, dit is nog niet zo slacht als
de stal in Bethlehem. Hier zijn we tenminste volledig beschermd. En bovendien,
sinds God wenst om het op die manier te doen, moet ik het ook zo wensen. Als de
Zoon van God zich wil vernederen om op deze plaats te leven, dan zou ik ook
niet onwillig mogen zijn om hier te verblijven. Voor zover het mij betreft, ben
ik zeker tevreden zijn met wat God mij ook toebedeelt, maar de
waarschijnlijkheid dat er meer lijden komt voor Jezus en Maria stoort mij. Toch
moet ik tevreden zijn ermee, als God ter tevreden mee is. Met die gedachte
troostte Jozef zich.
Voor het grootste deel, brachten Jozef en Maria de eerste
nacht door God dank te zeggen en overwogen de schoonheid en charme van hun
geliefde Jezus, die hen zoveel troost bood en zelfs slaagde om hun harten met
vreugde te vervullen. Ze sliepen enkel voor een korte periode op de grond want
ze hadden niets anders. Jozefs mantel diende opnieuw als bed voor het Goddelijk
Kind.
De volgende morgen, nadat ze de Goddelijke Lofprijzingen
hadden afgerond, vatte Jozef de nodige moed om in de stad te trekken. Maria
informeerde hem ook dat dit Jezus plezier deed. Toen ze hun kleine hut
achterlichten, wandelde hij samen op straat en bedelde om voedsel. Hij verkreeg
nogal gemakkelijk iets, want Hij vond er mensen die welwillend waren en die Hem
gaven wat Hij nodig had. Dit was allemaal bekrachtigd door God als troost voor
Zijn trouwe dienaar Jozef, en hoewel hij temidden van een heidens volk moest
leven, vond Jozef er naastenliefde die hij niet had ondervonden onder zijn
verwanten. Toen hij de nodige levensmiddelen had ontvangen, keerde hij terug
naar huis en beschreef Maria al wat was voorgevallen. Ze was zeer opgelucht, en
tezamen drukten ze hun dankbaarheid uit voor Gods voorzienigheid, die opnieuw
zo genadevol hen te hulp was gekomen.
O mijn echtgenote, sprak Jozef tot Maria, ik geloof
werkelijk dat we wel zullen varen in deze stad, zelfs al is ze heidens. Ik
geloof dat we hier nog betere kansen zullen vinden voor ons onderhoud dan in
Bethlehem. De Moeder Gods nam van de gelegenheid gebruik om opnieuw de
goedheid en vrijgevigheid van God te
prijzen, en ze antwoorde : hier kan je het bewijs zien van Gods bijzondere aandacht
voor ons. Hoewel we ons in een vreemd land bevinden, laat hij ons niet in de
steek om ons te voorzien in alles wat we nodig hebben.
Ze spraken over de gelukkig staat waarin degenen die God
als toevlucht in elke omstandigheid in hun leven zochten, zich bevonden. Hij
laat niemand in de steek die vertrouwt op Hem. Ze overwogen het Kind Jezus, die
in een zeer blij gemoed verkeerde. Jozef had al bemerkt dat Hij nog blijer was
dan gewoonlijk wanner ze met grote ontbering werden geconfronteerd en compleet
zonder voedsel waren. Het feit dat Jezus, terwijl Hij nog zo jong was, zo een
grote vreugde tentoon spreidde in armoede, deed Jozef beseffen hoezeer Hij het
liefhad, met gelijke intensiteit. Als gevolg vond hij ook vreugde temidden al
deze ontberingen met betrekking tot materiële zaken.
Jozef wsa altijd zeer bezorgd om de bekering van alle
zondaars en smeekte met grote vurigheid in hun naam wanneer hij zon zielen vond
in zijn onmiddellijke omgeving, gewoonlijk zelfs volhardend in zijn gebeden tot
zijn gebed was verleend. Zo leefde hij onder deze ongelovigen, en streefde
ernaar allen nog meer zijn liefde te tonen voor de medemens. Wat verlangde hij
om iedereen tot erkenning te brengen van de ware God!
De loutere gedachte dat hij temidden van een volk woonde
dat onwetend was, betreffende God, was onder hen niet een die kennis had over
de ware God, en aanbaden Hem zoveel minder.
Dit zorgde ervoor dat de tranen over Jozefs wangen rolden en dat zijn hart
uiting gaf aan zijn gevoelens onder gezucht. Hij wijdde zich intens aan de taak
om van God de bekering te verkrijgen van deze natie die niet tot verlichting
was gekomen. Hij bad tezamen met de Moeder Gods, en als ze hun gezamenlijke oproepen
deden tot de Hemel. Ze behielden een vastberaden hoop dat deze smeekbeden zouden
gehoord worden. Regelmatig zei Jozef aan zijn echtgenote: Maria, ik ben er
diep van overtuigd dat God heel vrijgevig zal zijn in Zijn verdeling van genade
aan dit volk. Wie weet voor hoelang het Kind Jezus hier zal blijven onder hen?
Als Zijn loutere aankomst in de stad genoeg was om de afgoden op de grond te
doen vallen, hoeveel groter zullen zijn verwachte zegeningen zijn omwille van
Zijn permanente aanwezigheid! Deze hoop troost mij, en het moedigt mij aan om
mijn smeekgebeden voort te zetten. Sinds God de meesten zeer mild wat alles wat
gedaan wordt uit liefde voor Hem, zelfs de kleinste zaak, dat gedaan wordt,
hoeveel meer zal Hij dan deze mensen belonen, die Hem een toevluchtsoord
bieden. Er zijn hier vele mensen van goede wil, die ook vrijgevig zijn in hun
aalmoezen, en die echte sympathie hebben voor ons in hun armoede.
De Moeder Gods luisterde gelukkig naar wat Jozef zei en
antwoordde hem liefdevol en wijs, en bevestigde zijn mening. Dit gaf Jozef een
grote voldoening. Hierdoor nog meer geanimeerd, sprak hij tot Haar: Maria,
nadat deze mensen onze manier van leven hebben geobserveerd en naar Jouw
woorden luisteren, zullen ze niet in staat zijn Je te weerstaan en zullen ze
Jou beminnen en wensen om bij Jou te zijn. Jouw buren moeten Je maar ontmoeten,
en Jouw vele deugden zullen in de wijde omgeving toegejuicht worden. Ik twijfel
er niet aan dat dit zal gebeuren, en dat Je tenminste de kans krijgt om vele
mensen te verlichten die tot Jou komen in goed geloof, en dat deze op hun beurt
anderen zullen informeren. Op deze manier zullen we in staat zijn om wat goeds
te doen voor de zielen die God ons zal zenden, en Hij zal het tot stand
brengen, dat ze verlicht worden en de kennis verkrijgen tot de ware God. Wat
mijzelf betreft, ben ik inderdaad ellendig, en niet in staat het werkelijke
goeds op mijn eigen raadgevingen of suggesties voort te brengen. Desondanks,
hoop ik dat met tijd ik degenen waar ik in contact kom ook de ware God zullen
erkennen en hun toevlucht tot Hem zullen nemen, want ik hoop dat God mij zal in
staat stellen om dit te voltooien, en mij de kracht van het woord zal geven om
de harten binnen te dringen.
De Moeder Gods verzekerde Jozef dat de goddelijke bijstand
bij hem zou zijn in al wat hij ondernam, en dit maakt hem zeer blij. Bovendien
zorgde dit voor een versterking van deze opvatting die hij in het begin van
zijn tocht in Egypte koesterde. Zijn complete troost lag uiteindelijk in de
grotere verspreiding van de kennis en liefde voor God. Zijn verlangen om de
bekering van dit volk tot stand te brengen vermeerderde enorm. Dit verlangen
was een natuurlijke groei van inzicht die God ook aan hem had gegeven
betreffende de onmetelijke vrijgevigheid die Hij had gemanifesteerd aan de
wereld, in het zenden van Zijn Eniggeboren Zoon om ze te verlossen.
|