De grote dogmas over Maria, de moeder van Jezus, werden
overigens lang na het concilie van Trente officieel afgekondigd: de onbevlekte
ontvangenis in 1854 en de tenhemelopneming in 1950. Het eerste Vaticaans
concilie (1869-1870) probeerde de positie van de paus te versterken door de
afkondiging van zijn onfeilbaarheid, wat volgens François binnen de context
van het verlies van de Kerkelijke Staat en de eenwording van Italië moet worden
gezien.
De19de-eeuwse invulling van het tridentijnse katholicisme
bepaalde sterk het imago van het concilie van Trente. Bij de hervormingen van
het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) stond Trente daarom symbool voor
alles wat conservatief was.
Enkele
realisaties en besluiten van het concilie:
·
Vaststelling van de canon van de Bijbel,
de lijst van gewijde boeken van het Oude en Nieuwe Testament.
·
De openbaring bestaat enkel uit de Heilige
Schrift en de kerkelijke traditie.
·
De Vulgaat (Latijnse Bijbelvertaling),
wordt voor de rooms-katholieken tot standaardtekst van de Heilige Schrift
verklaard.
·
De geloofswaarheden van de erfzonde, de
zaligmaking, de 7 sacramenten, de aflaten, de heiligenverering en het vagevuur worden
opnieuw verduidelijkt en bevestigd.
·
Het Latijn is de enige liturgische taal.
·
Geestelijken krijgen een verbod op cumulatie van
kerkelijke ambten, hebben residentieplicht en moeten het celibaat respecteren.
·
Priesters moeten een betere opleiding
krijgen aan, in elk bisdom verplicht op te richten, seminaries.
·
Gelovigen worden onderricht via de catechismus en
door prediking.
·
Het huwelijk moet gesloten worden in
een kerk ten overstaan van een priester en getuigen na drievoudige
aankondiging, en vervolgens worden vastgelegd in een huwelijksregister.
·
Een bisschop diende theologie te
hebben gestudeerd. Deze bepaling maakte het voor de adel lastiger om
hun jongere zonen aan lucratieve kerkelijk baantjes te helpen.
De besluiten van het concilie waren er duidelijk op gericht
de positie van de Rooms-Katholieke Kerk te bepalen ten opzichte van de
protestanten. Zodoende kan men dit concilie beschouwen als het hart van de
zogenaamde contrareformatie. De besluiten van dit concilie hebben tot op
de dag van vandaag geldingskracht in de Rooms-Katholieke Kerk, al hebben de
latere concilies wel accentverschuivingen gelegd.
Op het concilie werden in 126 stellingen (zgn. canones)
onderdelen van de protestantse leer als dwaling gekenmerkt. Voor katholieken
die van de leer van de Rooms-Katholieke Kerk afwijken en deze punten
onderschrijven, gold en geldt het "Anathema Sit" = In de ban is
hij. Niet alle kritiekpunten van de protestanten zijn door dit concilie
verworpen.
De Kerk slaagde erin dankzij het Concilie van Trente
haar grote morele en intellectuele invloed te behouden in de landen die
katholiek waren gebleven. Na het 2de Vaticaans Concilie werd
de relatie met de protestanten beter, wat onder meer uitmondde in een
wederzijdse dooperkenning.
Het concilie van Trente, dat in 1545 van start ging, werd
op 4 december 1563 plechtig afgesloten met het zingen van het Te Deum.

Paus Gregorius VII was een serie algemene hervormingen van
het kerkelijke leven begonnen aan het einde van de 11de eeuw om
problemen met de organisatie van de kerk te verhelpen. Zaken, zoals slecht
opgeleide geestelijkheid en bisschoppen die niet in hun diocees woonden moesten
nog aangepakt worden. De directe aanleiding voor een Concilie was echter de
uitdaging van de Protestantse Hervorming. De Hervormers zetten vragen bij de
Mis als offer en de ware aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Ze
kenmerkten ook veel liturgische praktijken als bijgelovig en vroegen om
eredienst in de volkstaal in plaats van in het voor leken overstaanbare Latijn.
Het Concilie van Trente werd bijeengebracht in een politiek
roerige tijd. Het concilie zette een system van seminaries op om de opleiding
van geestelijke te verbeteren en stelde vast dat iedere bisschop in zijn eigen
diocees moest wonen. Als antwoord op de Protestantse Hervormers bevestigde dit
Concilie het traditionele geloof in de sacramentele aard van de Eucharistie en
in de leer van de Werkelijke Tegenwoordigheid (van Christus in de
geconsacreerde Hostie). Het bevestigde het gebruik van Latijn in de liturgie
maar veroordeelde het gebruik van de volkstaal niet. In feite werd zelfs
gevraagd om uitleg van sommige liturgische teksten binnen de liturgie op
zondagen en heiligendagen.
Polyfone muziek werd toegestaan naast de traditionele zang
zolang de tekst maar te volgen was. Tropen werden afgeschaft, net als de
sequens, op een paar geliefde sequensen na.
Het Missaal van Pius V
De liturgische ideeën van het Concilie van Trente kregen
vorm in het Missaal van Pius V uit 1580. Hoewel uitgebreid onderzoek naar de
geschiedenis van de liturgie in die tijd niet voorkwam, kozen de samenstellers
van het missaal gebeden die zij dachten te kunnen identificeren als deel van de
oudere traditie en schaften ze meestal gebeden af waarvan ze wisten dat die een
middeleeuwse oorsprong hadden. De structuur van de Mis bleef dezelfde algemene
vorm die deze al had in de tijd van Karel de Grote, hoewel middeleeuwse
toevoegsels aan het begin en eind van de Mis nu vastgelegd werden als deel van
de liturgie. Wat voorheen sacristie gebeden waren van de geestelijkheid werden
de gebeden aan de voet van het altaar aan het begin van de Mis. In middeleeuwse
tijden dacht men dat de lezing van het eerste gedeelte van het Evangelie naar
Johannes, zegen bracht over de hoorders, daarom werd deze praktijk behouden als
het "Laatste Evangelie" aan het einde van de Mis.
Het belangrijkste effect van het Concilie van Trente en van
het nieuwe Missaal van Pius V was de strakke regelgeving voor elk liturgische
detail. In tegenstelling tot de overgeschreven boeken van vroegere eeuwen,
zorgde het drukken, ervoor dat alle liturgische boeken ook tot in details
gelijk waren in elke kerk. De Paus verordende dat al de riten en teksten
gebruikt moesten worden precies zoals voorgeschreven en zonder verandering of
toevoeging, en dat de liturgie die in dit missaal stond definitief en voor alle
tijden was. Deze strikte uniformiteit was bedoeld om er zorg voor te dragen dat
ideeën van de Protestantse Reformatie niet in de katholieke eredienst zouden
binnendringen. Ondanks de wens naar extreme uniformiteit stonden de
Concilievaders het voortgaande gebruik van de Milanese en Mozarabische Riten
toe, hoewel het gebruik van de laatstgenoemde teruggelopen was tot slechts een
paar parochies rond Toledo aan het einde van de 11e eeuw. Religieuze ordes die
al meer dan 200 jaar varianten op de Roomse rite in gebruik hadden, in het
bijzonder de gebruiken van Dominicanen, Karmelieten en Braga, werd en toegestaan
deze kenmerkende gebruiken te behouden.
|