Stabat
Mater (7 smarten van Maria) sedert 1727:

Een dergelijke liturgische evolutie waren de tropen.
Troop : Het
betreft een gezang dat muzikaal op een oud (Gregoriaans) gezang is gebaseerd,
maar een andere tekst heeft gekregen of toevoegingen tussen het oude gezang.
Tropen werden aangetroffen in bijna alle zang in de Mis en
ook in sommige gezangen in de Getijden. Vaak fungeerden de tropen als inleiding
bij de bestaande zang, maar vele vormden een reeks toevoegingen die tussen de
oorspronkelijke frasen van het origineel gevoegd waren. Net als de sequensen
werden de tropen het meest gebruikt op zondagen en belangrijke feesten. Beide variëren
van gebied tot gebied; een bepaalde sequens of troop werd vaak in een bepaald
geografisch gebied gebruikt en niet in het totale gebied van de Roomse liturgie.
Een muzikale vernieuwing in de middeleeuwen was de
ontwikkeling van meerstemmige koormuziek. Eerst werd een traditioneel gezang
uitgebreid door de toevoeging van een tweede, geïmproviseerde of nieuw
gecomponeerde vocale stem die tegelijkertijd gezongen werd. Een derde stem kon
ook toegevoegd worden waardoor er een nieuw complex muzikaal gewaad ontstond
dat het oorspronkelijke gezang omhulde. Latere liturgische teksten werden op
geheel nieuwe polyfone composities gezet, soms heel ingewikkelde meerstemmigheid,
zodat de teksten niet meer te volgen waren.
Andere veranderingen zijn te zien in de officiële
herzieningen van de liturgie, zoals in het belangrijke 10de eeuwse
Romano-Germaanse Pontificaal en het Pontificaal van Willem Durandus. Deze
boeken, die liturgische vieringen betroffen waarin een bisschop voorging, zijn
belangrijke getuigen van de middeleeuwse liturgie. In het algemeen laten de
veranderingen die vastgelegd zijn in deze boeken een zorgvuldige assimilatie en
beheersing van het liturgische detail zien die een groei laat zien die past
binnen de traditionele vorm van de oude liturgie. Een opvallende ontwikkeling,
eigen aan de Westerse liturgie, was het scheiden van de zalving met Chrisma
(een welriekende zalfolie) in een aparte sacramentele rite die bekend werd als
Vormsel. Dit was al in de 5e eeuw gebruikelijk in Gallië, maar in de loop van
de Middeleeuwen verspreidde zich dit gebruik zodat het algemeen werd in het
Westen.
Het Concilie van Trente
Concilie van Trente (1545-1563)
: is een van de algemene of oecumenische concilies. Het had tot doel de
misstanden en misbruiken binnen de Katholieke Kerk aan te pakken. Ook
moest duidelijkheid worden geschapen omtrent verschillende door de protestanten betwiste
geloofspunten.
Het concilie werd in Trente (Noord-Italie) bijeengeroepen
door paus Paulus III (1545), voortgezet door Julius III (1551) en
door Pius IV bekrachtigd (1563).
Centraal stonden verdieping en verinnerlijking, de juiste formulering
van de theologische opvattingen (met nadruk op het absolute gezag van de paus)
en het bepalen van de houding ten opzichte van de reformatie.
Het concilie had tot doel de rol van de Kerk als grote
civilisator en wetgever te benadrukken. Het formuleerde de opvattingen en de
dogmas's die voortaan de inhoud van het katholieke geloof zouden uitmaken. De
Kerk greep daarvoor terug naar de nieuwe spiritualtiteit zoals die sinds het
einde van de 15e eeuw leefde in de zogenaamde 'katholieke Reformatie' en
bijvoorbeeld door de grote Spaanse mystici Teresa van Avila en Johannes
van het Kruis midden 16e eeuw werd verwoord.
Uit het Reformatorisch Dagblad van 11/03/2013
Het 19de oecumenische concilie van de Katholieke Kerk begon
in 1545 heel aarzelend. In Trente, een stad aan de voet van de Dolomieten,
waren slechts 29 bisschoppen aanwezig, en dan ook nog voornamelijk uit wat nu
Italië heet. Het was de bedoeling de kerk van binnenuit te hervormen, en
tegelijkertijd de leer af te bakenen ten aanzien van de protestanten.
Er zou niet zo snel een algemeen concilie zijn gekomen als
Luther er niet was geweest, zegt prof. Soen. Aan de andere kant stond de
hervorming van de kerk al jarenlang hoog op de agenda. Het is opvallend dat
het concilie van Trente graag het woord reformatio gebruikte, terwijl de
protestanten dat woord juist vermeden om te benadrukken dat ze in een lange
traditie stonden en zich verbonden wisten met de Vroege Kerk.
De vergadering van kardinalen en bisschoppen van de
Rooms-Katholieke Kerk, samen met gezaghebbende theologen, zou uiteindelijk 25
plenaire sessies duren. Die werden gehouden gedurende drie zittingsperioden,
verspreid over maar liefst achttien jaar: van december 1545 tot maart 1547, van
mei 1551 tot april 1552 en van januari 1562 tot december 1563. De meeste
afgevaardigden kwamen uit Italië (197), Spanje (31) en Frankrijk (27). Uit de
Nederlanden waren wisselende delegaties van bisschoppen en theologen aanwezig,
maar hun aantal was steeds zeer beperkt.
De afgevaardigden bespraken afwisselend een theologisch
onderwerp en een punt voor hervorming. Daarbij zaten zij lang niet altijd op
één lijn. Het grootste geschilpunt was de residentieplicht van bisschoppen.
Dat leidde zelfs bijna tot een breuk, aldus prof. François.
Het concilie van Trente nam een groot aantal leerstellige
besluiten. Terwijl Luther benadrukte dat alleen de Schrift (sola Scriptura)
gezag heeft, stelde het concilie dat ook de traditie een belangrijke rol
speelt. De Schrift diende vanuit een bredere traditie te worden uitgelegd.
De Reformatie leerde dat een mens alleen door geloof (sola
fide) en alleen door genade (sola gratia) behouden wordt. François: Trente
stelde daartegenover dat de genade van God eerst komt, maar dat de wil van de
mens ook een rol speelt. De formulering van het concilie was bewust wat vaag
gehouden, omdat de kerk verschillende stromingen kende, die in de genadeleer
eigen accenten legden en dat zouden blijven doen.
Het concilie van Trente onderstreepte nog eens het belang
van de 7 sacramenten, de mis als offer en de transsubstantiatie, de leer dat
het brood en de wijn tijdens de eucharistie werkelijk veranderen in het lichaam
en bloed van Jezus Christus. Deze en andere bepalingen werden naderhand ook
vastgelegd in een geloofsbelijdenis en een catechismus, die als antwoord
dienden op de protestantse confessies en leerboeken.
Een van de belangrijkste besluiten van de vergadering was
echter dat de bisschoppen weer een centrale plaats binnen de kerk kregen
toebedeeld, stelt François. Ze moesten weer herders worden, het volk leiden en
op zon- en feestdagen preken. Ze verbleven vaak aan de hoven van vorsten en
koningen, maar voortaan werden ze verplicht in hun bisdom te zetelen en de
parochies te visiteren. De moderne bisschop is een creatie van Trente.
Het concilie gaf ook opdracht tot een nieuwe uitgave van de
Vulgaat, de Latijnse Bijbelvertaling die binnen de kerk werd gebruikt. Dat
Trente rooms-katholieken verbood uit de Bijbel te lezen, klopt volgens François
niet. De Franse en de Spaanse bisschoppen waren merendeels voor een verbod op
Bijbelvertalingen in de volkstaal, in tegenstelling tot de Italiaanse en vooral
de Duitse bisschoppen. Uiteindelijk nam de kerkvergadering in 1546 geen
eenduidig besluit over het gebruik van volkstalige Bijbelvertalingen. De
verschillende lokale kerken mochten zelf weten hoe zij hiermee omgingen. In de
Index van verboden boeken uit 1564 wordt het lezen van de Bijbel in de
volkstaal wel afgeraden, maar het was aan de bisschop om in individuele
gevallen toch toestemming te geven. Deze regel uit de Index is in de
Nederlanden nooit officieel afgekondigd.
De uitvoering van de decreten van Trente was een zaak van
de provinciale concilies en burgerlijke overheden. Koning Filips II en
landvoogdes Margaretha van Parma wilden ze in de Nederlanden snel ingang doen
vinden, maar dat lukte maar ten dele. In het nieuwe aartsbisdom Kamerijk, in de
Franstalige Nederlanden, verliep de doorvoering van de decreten relatief vlot,
maar in het aartsbisdom Mechelen lag dat vanwege de Opstand veel moeilijker.
In het aartsbisdom Utrecht was de invloed van het concilie van Trente heel
beperkt: het grootste deel van de Republiek kwam uiteindelijk onder protestants
bewind te staan.
François: Van een triomfalistisch katholicisme, dat je
terugziet in barokke kerkgebouwen en schilderijen van Rubens, was in het noorden
geen sprake. Daar moesten katholieken zich gedeisd houden. Maar over het
algemeen gold dat enkele decennia na het concilie van Trente de Katholieke Kerk
in vele gebieden van Europa weer stond als een huis, vol zelfvertrouwen en met
een herwonnen identiteit.
Door het concilie van Trente was de kans op verzoening
tussen rooms-katholieken en protestanten in Europa heel klein geworden. Soen:
Eigenlijk kwam het concilie van Trente volgens veel tijdgenoten te laat om de
breuk te helen. Aan alle zijden van het confessionele spectrum werd de
geloofsleer strikt afgebakend. Door de confrontatie met de Reformatie waren
katholieken onzeker geworden, maar door Trente herwonnen ze hun zelfbewustzijn.
Het concilie zette als het ware een machinerie in gang, waardoor de katholieken
in de 17de eeuw een duidelijk afgelijnde groepering gingen vormen. Trente had
hun een identiteit gegeven.
De Rooms-Katholieke Kerk sprak tijdens het concilie van
Trente meer dan honderd vervloekingen uit over degenen die een afwijkende leer
aanhangen, overigens zonder daarbij de naam van de protestanten te noemen. Kan
Rome zon anathema nog opheffen?
Het uitspreken van een vervloeking bij valse leerstellingen
heeft oude papieren. Zo gebruikt de apostel Paulus in zijn brief aan de Galaten
(1:8-9) al de uitdrukking anathema sit (hij zij vervloekt): Doch al ware
het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten
hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Gelijk wij te voren gezegd
hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt,
buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.
De kerk gebruikte de formulering sinds de 4de eeuw op
verschillende vergaderingen en concilies in de betekenis van uitsluiting
(excommunicatie): Indien iemand dit of dat zegt (dat in strijd is met de
besluiten van het concilie), hij zij in de ban (anathema sit).
De keuze van het concilie van Trente om geen namen te
verbinden aan de leerstukken die het veroordeelde, betekende een breuk met het
verleden. Toch is het tenietdoen van een uitspraak vanuit rooms-
katholiek oogpunt een
moeilijke zaak, aldus de Leuvense docent prof. dr. Wim François. Misschien is
het beter om te kijken naar het begrip anathema. Het in de ban doen van mensen
die een afwijkende leer aanhangen, komt sinds het tweede Vaticaans concilie in
de jaren zestig van de vorige eeuw niet meer voor. De Rooms-Katholieke Kerk
beschouwt de anathemata tegenwoordig als heilzame waarschuwingen.
Sinds het concilie van Trente hebben rooms-katholieken en
protestanten op een aantal leerstukken overeenstemming bereikt. Zo
presenteerden de Rooms-Katholieke Kerk en de Lutherse Wereldfederatie in 1999
een gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardigingsleer. Maar,
nuanceert François, in de Rooms-Katholieke Kerk waren er in de 16de
en 17de verschillende theologische scholen, die de
rechtvaardigingsleer op uiteenlopende wijze interpreteerden. Sommige daarvan
stonden niet zo ver van de reformatorische uitleg af. Zo is er altijd een
sterke augustiniaanse traditie geweest, onder meer in Leuven, die het genadekarakter
van het heil sterk benadrukte.
Rechtvaardigingsleer
31/10/1999 zie RKDocumenten.nl wat de Katholieken en de Protestanten verenigd
"Gemeenschappelijk belijden wij: alleen uit genade in
het geloof in de heilsdaad van Christus, niet op grond van enige verdienste van
onze kant worden wij door God aangenomen en ontvangen wij de Heilige Geest, die
onze harten vernieuwt en ons in staat stelt en oproept tot goede
werken."
A "Wij belijden gezamenlijk dat God uit genade de mens
de zonde vergeeft en hem tegelijk in zijn leven van de knechtende macht van de
zonde bevrijdt ..." Rechtvaardiging is vergeving van zonden en
rechtvaardig gemaakt worden, waardoor God "hem het nieuwe leven in
Christus schenkt." "Omdat we gerechtvaardigd zijn door het
geloof, hebben we vrede met God" (Rom. 5, 1). Wij worden "kinderen
van God genoemd, en dat zijn wij ook?" (1 Joh. 3, 1). Wij zijn
werkelijk en innerlijk vernieuwd door het handelen van de Heilige Geest,
terwijl wij altijd afhankelijk blijven van Zijn werk in ons. "Zo is dus
wie in Christus is, een nieuwe schepping; al het oude is voorbij, zie, alles is
nieuw geworden!" (2 Kor. 5, 17). De gerechtvaardigden blijven geen
zondaars in deze zin.
Toch zouden wij ongelijk hebben als we zouden zeggen dat we
zonder zonde zijn. (1 Joh. 1, 8-10) "Wij allen maken veel fouten"
(Jak. 3, 2). "Wie heeft weet van zijn ongeweten zonden? Zuiver mij van
mijn vele verborgen fouten" (Jes. 19, 13). En wanneer we bidden,
kunnen we slechts, zoals de tollenaar, zeggen: "God wees mij, zondaar,
genadig" (Lc. 18, 13). Dit wordt op verschillende manieren uitgedrukt
in onze liturgische vieringen. Samen horen we de aansporing: "Laat dus
de zonde niet heersen in uw sterflijk lichaam, zodat u aan zijn begeerten
gehoorzaamt" (Rom. 6, 12). Dit herinnert ons aan het voortdurende
gevaar, dat uitgaat van de macht van de zonde en haar werking in Christenen. In
zoverre kunnen Lutheranen en Rooms-Katholieken samen de Christen verstaan
als simul justus et peccator (tegelijk deugdzaam en zondaar), ondanks
hun verschillen in benadering op dit punt.
B Het begrip "begeerte" wordt aan
Rooms-Katholieke en Lutherse zijde in verschillende betekenis gebruikt. In de
Lutherse belijdenisgeschriften wordt "begeerte" opgevat als menselijk
verlangen, dat zichzelf zoekt, wat in het licht van de Wet, geestelijk
verstaan, wordt beschouwd als zonde. In de Rooms-Katholieke opvatting is
"begeerte" een neiging, die in de mensen blijft zelfs na de doop, die
uit zonde voortkomt en tot zonde dwingt. Ondanks de verschillen die hier
optreden, kan vanuit Luthers perspectief worden erkend, dat verlangen een
opening kan worden waardoor de zonde aanvalt. Als gevolg van de macht van de
zonde heeft heel de mens de neiging zich tegen God te verzetten. Deze neiging "komt"
volgens zowel de Lutherse als de Rooms-Katholieke opvatting, "niet overeen
met Gods oorspronkelijke plan voor de mensheid".
Zonde heeft een persoonlijk karakter en leidt als zodanig
tot de scheiding van God. Het is het egoïstisch verlangen van de oude mens en
het gebrek aan vertrouwen in en liefde tot God. De werkelijkheid van de
verlossing in de doop en het gevaar van de macht van de zonde kan onder woorden
worden gebracht op zo'n manier, dat aan de ene kant de vergeving van zonden en
de vernieuwing van de mensheid in Christus door de doop wordt benadrukt en dat
aan de andere kant wordt gezien dat de gerechtvaardigden ook "voortdurend
worden bloot gesteld aan de macht van de zonde, die hen nog altijd met haar
aanvallen bestookt en die niet zijn uitgezonderd van een levenslange
strijd tegen het loochenen van God ( ... )
C Rechtvaardiging komt
tot stand "alleen door genade" en door geloof alleen wordt
de mens gerechtvaardigd "los van de werken", "Genade
schept geloof niet alleen wanneer geloof begint in een mens, maar zolang dat
geloof duurt".
De werking van Gods genade sluit menselijk handelen niet
uit: God bewerkt alles, het willen en het volbrengen, daarom worden wij
opgeroepen om ons in te spannen.
"Zodra de heilige Geest is begonnen met zijn
werk van wedergeboorte en vernieuwing in ons door het Woord en de heilige
sacramenten, is het zeker, dat wij kunnen en moeten meewerken door de kracht
van de heilige Geest..."
D Genade als de gemeenschap van de gerechtvaardigden met
God in geloof, hoop en liefde wordt altijd ontvangen van het reddend en
scheppend werk van God.
Maar het is niettemin de verantwoordelijkheld van de
gerechtvaardigden deze genade niet te verspillen maar in genade te leven. De
aansporing om goede werken te doen is de aansporing om zich te oefenen in het
geloof.
De gerechtvaardigden moeten goede werken "doen met de
bedoeling hun roeping te bevestigen, dat is, opdat zij niet van hun roeping
afvallen door weer te zondigen".
In deze zin kunnen Lutheranen en Rooms-Katholieken samen
verstaan, wat is gezegd over de "bewaren van de genade". Zeker,
"wat er ook in de gerechtvaardigden vooraf gaat aan of volgt op de vrije
gave van het geloof is niet de grond van de rechtvaardiging en verdient die ook
niet".
E Door de rechtvaardiging
worden we onvoorwaardelijk opgenomen in de gemeenschap met God. Dit sluit de
belofte in van eeuwig leven; "Als we met Hem zijn verbonden in Zijn
dood, zullen wij zeker met Hem verbonden worden in Zijn opstanding".
In het laatste oordeel zullen de gerechtvaardigden ook
geoordeeld worden op grond van hun werken.
Wij aanvaarden een oordeel, waarin Gods genadig vonnis
alles in ons leven en ons handelen zal aannemen, wat overeen komt met Zijn wil.
Maar alles in ons leven, wat verkeerd is, zal worden blootgelegd en niet het
eeuwig leven binnengaan. Ook de Formula Concordiae zegt:
"Het is Gods wil en uitdrukkelijk gebod, dat de gelovigen goede werken
moeten doen, die de heilige Geest in hen werkt, en God wil zich met hen
verheugen omwille van Christus en Hij belooft hen een heerlijke beloning in dit
en in het toekomstig leven".
Iedere beloning is een gave van genade, waarop we geen
aanspraak hebben.
|