Gallicaanse en Allegorische
kenmerken
Deze nieuwe vorm van liturgie had een ander karakter dan de
traditionele Roomse eenvoud en nuchterheid. De liturgie vertoonde Gallicaanse
kenmerken: de hang naar dramatisch, kleurrijk ritueel, en het groeien van de
gebeden in aantal en lengte. De toon van deze teksten is vaak subjectief en
emotioneel, speciaal in de stille gebeden van de voorgangers. Een voorbeeld van
dit gallicanisme is te zien in het ritueel voor het bevestigen van priesters.
In de Roomse rite is de handoplegging duidelijk de primaire symbolische
handeling. In de nieuwe liturgie wordt extra dramatisch karakter aan de
ceremonie gegeven door het inkleden, zalven van de handen, en de presentatie
van de liturgische boeken, maar daardoor lijkt de handoplegging slechts één van
de vele rituele handelingen.
Nog een factor in de ontwikkeling van de nieuwe liturgische
boeken en de interpretatie ervan is te zien in commentaren, die bekend staan
als expositio Missae. Deze werken interpreteerden de liturgie op kleurrijke,
allegorische wijze zodat een diepere betekenis gezien werd achter elk liturgisch
detail. De intredezang werd bijvoorbeeld gezien als de stem van de profeten die
de komst van Christus voorzegden, het Gloria als de zang van de engelen die de
geboorte van Christus aankondigden en de lezing van het Epistel als Johannes de
Doper's verkondiging van Christus als de Messias. Zulke fantasierijke
interpretaties leidden tot veranderingen in de liturgische praktijk, zoals het
zacht reciteren van de canon omdat hij gezien werd in de rol van de
Hogepriester die het Heilige der Heiligen van de Tempel alleen binnenging. Twee
van Karel de Grote's adviseurs, Alcuin en Amalarius van Metz waren voorstanders
van deze allegorische interpretatie.
Net als de mis werden andere sacramentele riten gezien als
een soort liturgisch drama waarin scenes uit de heilsgeschiedenis uitgespeeld
werden. De rite voor het bannen van boetelingen uit de kerk was gebaseerd op
teksten uit Genesis waar de berouwvolle maar zondige Adam en Eva werden
verbannen uit het Eden, zo werden de boetelingen verbannen uit het Eden van de
kerk.
Monastieke invloeden
Toen de hervormingen van Karel de Grote zich verspreiden
over Europe brachten andere invloeden ook verandering tot stand in de Westerse
praktijk, veranderingen die door de hele middeleeuwse periode te zien zijn.
Ierse en Schotse monniken brachten hun gebruiken naar het vasteland van Europa,
zoals hun vorm van het sacrament van de boete. Terwijl de canonieke boete in
zijn traditionele Roomse vorm nog in gebruik was, werd de individuele viering
van het sacrament van de boete steeds gebruikelijker. In plaats van alleen in
gebruik voor zware zonden die publiek schandaal opriepen, kon nu iedere persoon
die zijn zondige natuur herkende dit sacrament telkens weer ontvangen. Degene
die deze monastieke Keltische vorm van het sacrament bediende was de
biechtvader (= priester) en niet de bisschop.
Nog een trend in de individualisatie kan men zien in de Mis
in de volgende eeuwen. Oorspronkelijk werd de Eucharistie alleen in de context
van de samengekomen Christelijke gemeente gevierd. Gedeeltelijk vanwege
monastieke invloeden, werd de H. Mis steeds meer gecelebreerd door de priester
met een enkele assistent, of zelfs door de priester alleen. Dit leidde tot de
ontwikkeling van het Plenair Missaal (complete Missaal), een liturgisch boek
dat de teksten van het sacramentarium bevatte, Schriftlezingen, zang en
rubrieken zodat de celebrant alleen al de nodige rollen op zich kon nemen.
De viering van de Getijden kreeg ook steeds meer een
monastieke vorm. In plaats van het repeterend gebruik van psalmen van de
kathedrale getijden werd de monastieke praktijk van het reciteren van het hele
Psalter in een week standaardgebruik. De recitatie van de langere diensten in
monastieke stijl werd verplicht voor alle geestelijken, die zichzelf zagen als
bidders in plaats van de leken. Daarom werden de getijden steeds meer een zaak
van de geestelijken waaraan leken zelden deelnamen.
De toevoeging van het Credo
Hoewel de Gallicaanse toevoegingen en interpretaties vele
details van de liturgie veranderden en de manier waarop de liturgie gezien
werd, bleef de structuur van de Mis toch ongeveer hetzelfde als die geweest was
in de tijd van Gregorius de Grote. Een toevoeging van Karel de Grote was het
Credo, of de Geloofsbelijdenis van Nicea, in de Frankische gebieden aan het einde
van de 8ste eeuw.
Credo : Latijnse benaming van
de geloofsbelijdenis van de Katholieke Kerk die tijdens de H. Mis,
hoogfeest of vieringen van plechtige aard in het Latijn of de eigen landstaal
wordt gezongen of in dialoog tussen de priester en de aanwezige
gelovigen wordt gereciteerd.
De tekst van het Credo is binnen het christendom onderwerp
van veel discussie geweest en een van de oorzaken geweest van het schisma tussen
de Roomse Kerk en de Oosters-orthodoxe kerken in 1054..
De melodie waarop het Credo tijdens de mis
traditioneel wordt gezongen is eenstemmig en kende verschillende uitvoeringen: de
Mozarabische, Gallicaanse en Gregoriaanse. De eerste twee dateren uit 589 op
basis van de tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, maar
worden in de rooms-katholieke kerken niet meer gebruikt. Daarbinnen gelden de
gregoriaanse melodieën, die in verschillende toonsoorten in 1071 werden
ingevoerd, tot op de dag van vandaag als officieel. Een groot aantal
componisten heeft zich sedert de Middeleeuwen gewijd aan het
componeren van dit soort muzikale missen.
Nadat op het 2de Vaticaans Concilie door
het document Sacrosanctum Concilium: Constitutie over de heilige Liturgie
(4/12/1963) was besloten toestemming te geven in de H. Mis naast het
Latijn ook de volkstaal te vieren, zijn er vele geloofsbelijdenissen
gecomponeerd. Meestal echter wordt de Apostolische geloofsbelijdenis gebruikt
en wordt deze gewoon luidop gebeden.
Het Credo in het Latijn en Nederlands
Credo in unum Deum, Ik
geloof in 1 God,
Patrem
omnipotentem, factorem caeli et terrae, de
almachtige Vader, Schepper van Hemel en aarde,
visibilium
omnium et invisibilium. van
al wat zichtbaar en onzichtbaar is.
Et in unum Dominum Iesum Christum, En in 1 Heer, Jezus Christus,
Filium Dei unigenitum, eniggeboren
Zoon van God,
et ex
Patre natum ante omnia saecula. vóór
alle tijden geboren uit de Vader.
Deum
de Deo, Lumen de Lumine, Deum verum de God
uit God, Licht uit Licht,
Deo vero, ware
God uit de ware God.
genitum
non factum, consubstantialem Patri; Geboren,
niet geschapen,één in wezen met de Vader,
per quem omnia facta
sunt. en
dóór Wie alles geschapen is.
Qui
propter nos homines et propter nostrum Hij
is voor ons, mensen, en omwille van ons heil
salutem descendit de
caelis. uit de
hemel neergedaald.
Et
incarnatus est de Spiritu Sancto ex Hij
heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest
Maria
Virgine, et homo factus est. uit
de Maagd Maria, en is mens geworden.
Crucifixus
etiam pro nobis sub Pontio Pilato, Hij
werd voor ons gekruisigd, Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is
begraven.
passus et sepultus est,
et
resurrexit tertia die, secundum Scripturas, Hij
is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften.
et ascendit in caelum, sedet ad dexteram Patris. Hij is opgevaren ten hemel zit
aan de rechterhand van de Vader.
Et
iterum venturus est cum gloria, iudicare vivos Hij
zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden.
et mortuos, cuius regni non erit finis. En aan
zijn Rijk komt geen einde.
Et in
Spiritum Sanctum, Dominum et vivificantem, Ik
geloof in de heilige Geest, die Heer is en het leven geeft;
qui ex
Patre Filioque procedit. die
voortkomt uit de Vader en de Zoon;
Qui
cum Patre et Filio simul adoratur et die
met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt;
conglorificatur:
qui
locutus est per prophetas. die
gesproken heeft door de profeten.
Et
(in) unam, sanctam, catholicam et apostolicam Ik
geloof in de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk.
Ecclesiam.
Confiteor
unum baptisma in remissionem Ik
belijd 1 doopsel tot vergeving van de zonden.
peccatorum.
Et
expecto resurrectionem mortuorum, Ik
verwacht de opstanding van de doden,
et
vitam venturi saeculi. Amen. en
het leven van het komend Rijk. Amen.
Sinds het eind van de 6de eeuw werd het Credo gebruikt in
de Spaanse liturgie samen met een aangroeisel dat bekend is als de
"filioque" frase. Als antwoord op twisten van ketterse groepen
betreffende de aard van de Drie-eenheid, werd de frase over het voortkomen van
de Heilige Geest veranderd, zodat het nu werd, "En ik geloof in de Heilige
Geest ... die voortkomt uit de Vader en de Zoon." Het Credo met deze
toevoeging verspreidde zich snel naar de Frankische kerken. Paus Leo III
schreef aan Karel de Grote in 808 met de wens dat de filioque frase niet zou
worden toegevoegd, en liet een zilveren wandbord met de originele tekst
graveren en hing die op in de St. Pieter. Het Credo werd niet gebruikt als deel
van de Mis in de stad Rome tot ver in de 11de eeuw, toen Paus Benedictus VIII toegaf
aan politieke druk en het invoegde in zondagse missen en belangrijke feesten.
Andere Westerse Riten
Met de verspreiding van de hervorming van Karel de Grote
werd de Gallicaanse rite compleet onderdrukt in West Europa, hoewel de invloed
ervan sterk bleef in detail en 'smaak' van de nieuwe liturgie. De hervormingen
hadden geen invloed op Spanje dat zijn eigen Mozarabische liturgie tot de 11de
eeuw behield. Het is niet duidelijk uit middeleeuwse bronnen of Karel de Grote
een poging deed de Ambrosiaanse rite te onderdrukken, of dat hij die enkel
beperkte tot het gebied rond Milaan. Hoe het ook zij, het is de enige Westerse liturgie
die uiteindelijk niet vervangen werd door de Rooms-Frankische rite en wordt nog
steeds gebruikt.
De
hervormingen van het Concilie van Trente
Middeleeuwse Liturgie
Hoewel de hervormingen van Karel de Grote succesvol waren
en resulteerde in één gemeenschappelijke liturgische praktijk in het grootste
deel van Europa, was er nooit een poging geweest om de natuurlijke evolutie van
secundaire liturgische elementen te beperken. Omdat de liturgische teksten
verspreid werden in met de hand gekopieerde teksten, was er altijd de
mogelijkheid om plaatselijke aanpassingen toe te voegen als er weer een
manuscript werd overgeschreven. Elke diocees had zijn eigen liturgische
feestkalender en vaak zijn eigen kenmerkende manier om liturgisch detail uit te
voeren.
In de eeuwen tussen de tijd van Karel de Grote en de 16e
eeuw was liturgische verandering op veel gebieden opgetreden zoals bijvoorbeeld
de toevoeging van de sequens aan de Mis. De sequens, een uitgebreid
niet-bijbels lied dat na het Alleluia toegevoegd werd, kende een veelheid aan
tekstuele en muzikale vormen. De populariteit van de sequens is af te lezen uit
de veelheid aan verzamelingen ervan die de ronde deden in de middeleeuwen, en
uit het feit dat in sommige gebieden er een tijdeigen sequens gezongen werd op
elke zondag en op elk belangrijk feest.
Sequens of sequentie: (Latijns : vervolg) is een misgezang
met syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen na het alleluia of
de tractus wordt gezongen.
(Tractus : misgezang dat ter vervanging van het Alleluia wordt gezongen (na het
graduale) en dat vanaf zondag septuagesima tot Pasen wordt
gezongen.)
Van de duizenden overgeleverde sequentiae is in
het Romeins Missaal van 1570 slechts een viertal opgenomen:
Victimae paschali laudes
(Pasen)

Veni Sancte Spiritus
(Pinksteren)
Lauda Sion (Sacramentsdag)

Dies
ireae (Requiemmis)

Stabat
Mater (7 smarten van Maria) sedert 1727:
%%%FOTO8%%%
%%%FOTO9%%%
|