Aswoensdag
God de Vader is zoals een ouder dat naar Zijn kind kijkt en
wenst dat Hij kan zeggen :
‘Dat is Mijn kind. Die goedheid en liefde heeft het van
Mij. Kijk eens!’
Als kind moten we een weerspiegeling zijn van onze Vader:
liefde geven, vergevingsgezind zijn, los zijn van haat, nijd, wrok…
De mens heeft geen ‘verdiensten’ waar hij op kan bogen.
Zijn enigste verdienste is het gebruik van zijn gekregen vrije wil om tot God
te komen. De rest zijn : de genade van God, Zijn goedheid en barmhartigheid.
Aan Hem danken we alles. En alles wat we gekregen hebben is van Hem. Alles wat
we bezitten hebben we gekregen in ‘bruikleen’. Behalve onze geestelijke gaven
en onze ziel, als ‘harde schijf’ van onze computer, hebben we NIETS dat we het
onze kunnen noemen.
God is zelfs zo goed dat Hij degenen die onwillig zijn laat
leven en hen de kans geeft om zich te bekeren. Degenen die echter in boosheid
volharden, de distels, onkruid, zullen op het einde het eerst worden verzameld
door de Engelen en in het eeuwige vuur worden geworpen met hun meester Satan.
Daarna wordt het ‘koren’ verzameld, degenen die vrucht hebben gedragen, om hun
beloning – het eeuwig leven in het Paradijs – in ontvangst te nemen.
Alleluia!
|