|
Bergen moeten
geslecht worden 17/12
(Johannes de
Doper) ging rond in het hele gebied van de Jordaan, en verkondigde een doopsel
van berouw voor de vergeving van zonden, zoals het geschreven staat in het boek
van de profeet Jesaja :
Een stem van iemand die roept in de woestijn:
Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld,
elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe
wegen effen worden. En heel de mensheid zal Gods redding zien. (Lukas
3:3-6)
Om een of andere reden heb ik gemerkt dat ik de laatste
tijd veel excuses aanbied. Zodanig dat ik ertoe aangezet word om het fenomeen
te overwegen. Twee mogelijkheden doen zich voor: ofwel heb ik de laatste tijd meer
onbezonnen gereageerd dan gewoonlijk, of anders geeft de Heer me wat nieuwe
verlichting op de gevolgen van mijn woorden en daden op anderen. Als het
laatste het geval is, dan komt de verschrikkelijke gedachte dat ik gewoon
gehandeld heb op manieren die absoluut ingaan tegen anderen en pijnlijk zijn
voor hen. Ontferm U over mij!
Elke berg of heuvel moet
geslecht worden. Toen ik de bovenstaande bijbeltekst las, begon ik te beseffen
dat deze vernederingen bedoeld zijn om een deel te vormen van mijn vasten van
de H. Martinus. (In de Orde hebben we een 40 daagse vasten
voor Kerstdag dat begint na het Feest van de H. Martinus van Tours) De bergen
van mijn trots en de heuvels van mijn arrogantie worden geslecht een per een.
Oh, ik vraag mij af hoeveel er zijn?
Hoe pijnlijk en vernederend het proces ook is, ik moet God dankbaar
zijn voor de genade ervan. Hoe meer de ruwe wegen van mijn zelfzuchtigheid
worden verzacht, hoe comfortabeler zal mijn hart een rustplaats zijn voor de
Prins van Vrede wanneer Hij komt. Ik neem aan dat dit het werk is van Maria.
Als ik mij voorbereid om mijn toewijding te vernieuwen aan haar op 12 december,
kan ik mij inbeelden dat zij de arme en nederige kribbe van mijn hart
klaarmaakt om de Kind Koning te ontvangen. Haar liefdevolle zorg voor mijn
ellendige ziel is verbazingwekkend net zoals de ster van Bethlehem. Wie kan
haar liefde voor ons bevatten en voor al wat ze doet om ons klaar te maken om
haar Zoon te ontvangen?
Ik word aan een advent-ervaring herinnerd die ik enkele
jaren geleden had. Het was een tijd van een grote persoonlijke beproeving voor
mij. Onze zaak ging failliet en de toekomst was ver van zeker. Het was in dit
punt van mijn leven, gedurende de advent, dat God mij terugtrok van enig
sprankeltje van bewijs dat Hij er was. Ik had geen troost. Gebed was een karwei. Ik voelde
mij zwaarmoedig. Het was een gevoel dat verder ging dan de
omstandigheden van mijn leven. Geestelijk gesproken was het een donkere nacht.
Er was 1 gebed dat ik steeds opnieuw bad, maar zelfs dat
bad ik zonder gevoel. Het kwam van Psalm 116, vers 10 : Ik geloofde; ook toen
ik sprak: 'al te diep word ik nedergebogen'. Het was een gebed van de wil,
niet van het hart. Maar het was alles dat ik kon doen, en ik hield eraan vast.
Het was een lange, dorre advent voor mij. Ik kon niet
uitkijken naar Kerstmis op enige manier. Wanneer ik naar de biecht ging, zelfs
hoewel ik de priester niet had verteld over mijn duisternis, deed hij zomaar
een commentaar. Ik zie een baby. Waarom
nodig je het Kind Jezus niet uit in je hart deze Kerstmis?.
Ik lette niet zoveel op wat hij had gezegd. Ze waren te
eenvoudig voor wat ik doormaakte. Dan kwam de nieuwsbrief van de orde. In het
commentaar van Bruce, moedigde hij ons aan het Kind Jezus uit te nodigen in ons
hart op Kerstmis
OK, OK, ik doe het, dacht ik. Iets
eenvoudigs kan altijd geprobeerd worden, niet. Maar zoals Naaman, had ik niet
veel hoop.
2 Koningen 5:1-14 : Naaman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij
zijn heer en had grote invloed, want door hem had Jahwe voor Aram uitkomst
gebracht. Hij was een groot soldaat, maar de man leed aan een huidziekte. Nu
hadden Arameese benden eens een strooptocht ondernomen in Israël en daarbij een
jong meisje buitgemaakt; dat was nu in dienst bij de vrouw van Naaman. Ze zei tot haar meesteres: `Och, kon
mijn heer maar eens naar de profeet gaan die in Samaria woont; die zou hem wel
van zijn ziekte afhelpen.' Naaman ging aan zijn heer vertellen wat het meisje
uit Israël gezegd had. Toen zei de koning van Aram: `Ga erheen; ik zal u
een brief meegeven voor de koning van Israël.' Hij ging op weg, nam tien
talenten zilver, zesduizend sikkel goud en tien feestgewaden mee, en
meldde zich met de brief bij de koning van Israël. Daarin stond: Met deze brief
zend ik mijn dienaar Naaman tot u; ik verzoek u hem van zijn huidziekte te
genezen.' Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij
zijn kleren en zei: `Ben ik soms God, met macht over leven en dood, dat hij
iemand naar mij toestuurt die ik van zijn huidziekte moet genezen? Let maar
eens op mijn woorden: hij zoekt ruzie met mij.' Toen Elisa, de man Gods, hoorde
dat u koning van Israël zijn kleren gescheurd had, liet hij de koning vragen:
`Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Stuur hem naar mij toe. Dan zal hij weten
dat er een profeet is in Israël.' Toen ging Naaman met zijn paarden en
wagen op weg en hield stil voor het huis van Elisa. Deze zond iemand met
de boodschap: `Was u zevenmaal in de Jordaan; dan zal uw huid weer gezond
worden en zult u gereinigd zijn.' Toen werd Naaman boos en ging heen. Hij
zei: `Ik had gedacht: hij zal naar buiten komen en voor me gaan staan. Dan zal
hij de naam van Jahwe zijn God aanroepen, met zijn hand over de plek strijken
en de ziekte wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van
Damascus, soms niet beter dan al de wateren van Israël? Kan ik mij daarin niet
wassen om gereinigd te worden?' Hij keerde zich om en ging verontwaardigd
heen. Maar zijn dienaren gingen naar hem toe en zeiden: `Vader, gesteld
dat de profeet u iets moeilijks opgedragen had, dan had u het toch ook gedaan?
Waarom dan niet, nu hij u zegt dat u zich maar hoeft te wassen om weer rein te
worden?' Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder,
zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en
hij was gereinigd.
Ik sleepte mij tot de Middernachtmis, zelfs al dacht ik dat
ik er geen hart voor had. Na de communie besliste ik om het eenvoudige te
doen. Ik nodigde het Kind
Jezus uit in mijn hart. Op dat moment, werd de duisternis weggenomen. Het Licht
was terug! Ik kon het niet geloven of begrijpen, maar het was zo! De
omstandigheden in mijn leven waren niet veranderd, maar mijn Jezus was terug in
mijn hart! Met vreugde zong mijn
hart : Glorie aan God in den Hoge! En vrede aan de mensen op
aarde! Mijn gebed van vertrouwen was beantwoord op een spectaculaire wijze en
was mijn eigen Kerstmis mirakel!
Als ik een les zou moeten trekken voor boetelingen uit deze
adventervaring zou ik allen aanmoedigen om zachtmoedig en volgzaam te zijn aan
alles wat de Heer of Zijn Moeder vraagt gedurende de advent. Zoals boetelingen
hebben we een bijzondere rol te spelen in het recht maken van de weg van de
Heer. Laat ons hetgeen Onze Heer en Onze Lieve Vrouw vragen hen niet misgunnen,
maar alles offeren voor de vergeving van zonden en de bekering van zondaars.
Moge onze adventoffers de weg rechtmaken van de Heer, zodat
alle mensen de redding van God zien in deze Kerstmisperiode. Moge het Kind Jezus in elk hart vertoeven.
|