Godslastering tegenover de H. Geest is
onvergeeflijk
In de Bijbel :
Eens bracht men Hem een bezetene
die blind en stom was. Hij genas hem, zodat de stomme weer sprak en
zag. Al het volk was buiten zichzelf en zei: Zou dit niet de zoon van
David zijn? Maar de Farizeeën die dat hoorden, antwoordden: Hij drijft
de duivels alleen maar uit door Beëlzebul, de vorst der duivels. Omdat
Hij hun gedachten kende, zei Hij tot hen: Elk rijk dat innerlijk verdeeld is,
vervalt tot een woestenij; en geen stad of huis, in zichzelf verdeeld, houdt
stand. Als nu de satan de satan uitdrijft, is hij met zichzelf in strijd: hoe
kan zijn rijk dan standhouden? Bovendien als Ik door Beëlzebul de duivels
uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen zij uw rechters
zijn. Maar als Ik door de geest Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad
het Rijk Gods tot u gekomen. Of hoe kan iemand binnendringen in het huis
van een sterke en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft
geboeid? Dan pas kan hij zijn huis leeghalen. Wie niet met Mij is, is
tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, drijft uiteen.
Daarom zeg Ik u: Iedere zonde en
godslastering zal de mensen vergeven worden, maar lastering van de Geest zal
niet vergeven worden. Als iemand zich kant tegen de Mensenzoon, zal
het hem vergeven worden, maar wie zich kant tegen de heilige Geest, zal geen
vergiffenis verkrijgen, noch in deze, noch in de komende wereld. Gesteld
dat de boom goed is, dan is ook zijn vrucht goed; gesteld echter dat de boom
ziek is, dan ook zijn vruchten; want aan de vrucht kent men de
boom. Adderengebroed! hoe zouden er, slecht als gij zijt, uit uw mond
goede woorden kunnen komen? Want de mond spreekt waar het hart van overloopt. Een
goed mens brengt uit zijn schat van goedheid goede dingen te voorschijn, maar
een slecht mens uit zijn schat van slechtheid slechte dingen. Ik zeg u:
Van ieder onnut woord dat de mensen spreken, zullen zij rekenschap moeten
afleggen op de dag van het oordeel, want naar uw woorden zult gij gerecht
bevonden en naar uw woorden zult gij geoordeeld worden. Mattheüs 12:22-37
De schriftgeleerden die uit
Jeruzalem gekomen waren, zeiden dat Beëlzebul in Hem huisde en dat Hij door
middel van de vorst der duivels de duivels uitdreef. Hij riep hen bij zich
en sprak tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de ene satan de andere
uitdrijven? Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is, kan dat rijk geen
stand houden. Wanneer een huis innerlijk verdeeld is, zal dat huis geen
stand kunnen houden. En wanneer de satan opstaat tegen zichzelf en
verdeeld is, kan hij geen stand houden, maar is zijn einde
gekomen. Bovendien, niemand kan binnendringen in het huis van een sterke
om zijn huisraad te roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden. Dan
pas kan hij zijn huis leeghalen. Voorwaar, Ik zeg u: alle zonden zullen
aan de mensen vergeven worden, ook alle godslasteringen die zij uitgesproken
hebben, maar als iemand lastert tegen de heilige Geest, krijgt hij in
eeuwigheid geen vergiffenis; hij is bezwaard met een eeuwig blijvende zonde. Dit
omdat zij gezegd hadden: er huist een onreine geest in Hem. Marcus 3:22-30
Aan ieder die zich zal kanten
tegen de Mensenzoon zal het vergeven worden, maar hem die de heilige Geest
heeft gelasterd, zal het niet vergeven worden. Lucas 12:10
Wie is de Heilige Geest
De Heilige Geest wordt
beschouwd als de Geest van God. Samen met God de Vader en Jezus, de Zoon
van God vormt de Heilige Geest de Heilige Drie-eenheid. Elk heeft zijn
specifieke taak : de Vader heeft de scheppende functie, Jezus heeft de
wijsgerige functie en de Heilige Geest heeft de heiligmakende functie. De
Heilige Geest is de derde persoon in de orde van grootheid in de Heilige
Drie-eenheid. Deze leer werd officieel op het Concilie van Nicea in 325, maar
was al langer onderwezen binnen de christelijke gemeenschap.
In de Bijbel wordt de Heilige
Geest aangeduid op volgende manieren :
- Water. Alle gelovigen zijn gedoopt in één Geest en
door hem doordrenkt. De Geest wordt ook aangeduid als het levende
water.
- De
zalving. De zalving met
olie werd als symbool gezien als het ontvangen van de Heilige Geest. In
het Oude Testament werden koningen gezalfd met olie. Dit symboliseerde het
ontvangen van de Geest.
- Vuur. Johannes de Doper zegt tegen zijn toehoorders
dat zij gedoopt zullen worden met de Heilige Geest en met vuur. Op
de Pinksterdag hebben de discipelen vuurtongen op hun hoofden, dat gezien
wordt als het ontvangen van de Heilige Geest.
- Een
duif. Toen Christus de Heilige
Geest ontving daalde er een duif op hem neer.
- De
wind. Verschillende keren in de
Bijbel gaat een handeling en/of de komst van de Heilige Geest gepaard met
het opsteken van een wind. Ook Jezus zelf maakt een vergelijking
tussen de Heilige Geest en de wind.
Jezus voorspelde in het evangelie
volgens Johannes 16:7-15 dat de Heilige Geest over zijn volgelingen zou komen
nadat Hijzelf vertrokken was.
Toch zeg Ik u de waarheid: het is
goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u
komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden. Eenmaal gekomen zal Hij de
wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel
is: van wat zonde is, omdat zij niet in Mij geloven; van wat gerechtigheid
is, omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet; van wat
oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is. Nog veel heb Ik u
te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter
komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal
niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen
aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is. Joh
16:7-15
Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere
Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is, omdat zij
Hem niet ziet en niet kent. Gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u
zijn. Joh 14:16-17
Jezus legt daarbij uit dat Zijn
Geest de wereld zal overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. De zonden zijn
eenmaal weggenomen toen het plaatsvervangende offer van Jezus door de dood op
het Kruis door God werd aanvaard. Dat wil zeggen dat de gelovige moet geloven
in het Kruisoffer van Jezus. Zijn Geest getuigt ook van de ontvangen
gerechtigheid (Romeinen 8) en van het zoonschap (het behoren bij God,
Galaten 4:4-7).
Romeinen 8 : Voor hen dus
die in Christus Jezus zijn, bestaat er thans geen vonnis meer. De wet
van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt, heeft u vrijgemaakt van
de wet van de zonde en de dood. Wat de wet niet vermocht, machteloos als
ze was door het vlees, dat heeft God bewerkt door zijn Zoon te zenden in de
gestalte van het vlees der zonde en ter wille van de zonde: Hij heeft in het
vlees zelf de zonde gevonnist, opdat de eis van de wet vervuld zou worden door
ons, die niet leven volgens het vlees maar volgens de Geest. Zij die leven
volgens het vlees, zinnen op wat het vlees wil. Die geleid worden door de
Geest, zinnen op de dingen van de Geest. Het streven van het vlees loopt
uit op de dood, het streven van de Geest op leven en vrede. Want het
verlangen van het vlees staat vijandig tegenover God. Het onderwerpt zich niet
aan Gods wet, het kan dit niet eens; en zij die volgens het vlees leven, kunnen
God niet behagen. Maar uw bestaan wordt niet beheerst door het vlees, doch
door de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Zou iemand de Geest van
Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe. Als Christus in u
is, blijft uw lichaam wel door de zonde de dood gewijd, maar uw geest leeft,
dankzij de gerechtigheid. En als de Geest van Hem die Jezus van de doden
heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen
opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn
Geest, die in u verblijft. Broeders, wij zijn dus schuldenaars, maar
niet van het vlees, om naar het vlees te leven. Als gij volgens het vlees
leeft, zult gij zeker sterven. Maar als gij door de Geest de praktijken van
de zelfzucht doodt, zult gij leven. Allen die zich laten leiden door
de Geest van God, zijn kinderen van God. De geest die gij ontvangen hebt,
is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt
een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba,
Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij
kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en
wel erfgenamen van God tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om
ook te delen in zijn verheerlijking.
We moeten dus leven volgens Gods wet : Heb God
lief bovenal, en de naaste als uzelf. De H. Geest helpt ons te leiden om deze
wet te vervullen en Gods wil voor ons leven te aanvaarden en te volgen. Als we tegen
Gods wet zondigen en we hebben berouw en het voornemen ons te bekeren, dan
kunnen we vergeven worden door Jezus, als we in Hem en Zijn Kruisoffer geloven.
De Rooms-katholieken door de priester die de plaats inneemt van Jezus. Hij
verleent dan de absolutie en legt ons een penitentie op. Als we dit volhouden
en de geest in ons laten wonen door God te gehoorzamen dan zullen we eeuwig
leven in aanwezigheid van God. Jezus heeft voor ons de poorten van de Hemel
geopend door Zijn Kruisdood en verrijzenis.
Galaten 4:4-7 : Maar toen de
volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een
vrouw, geboren onder de wet, opdat Hij hen die onder de wet stonden zou
bevrijden, opdat wij de rang van zonen zouden verkrijgen. En het bewijs dat
ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die
roept: Abba, Vader! Je bent dus niet langer slaaf maar zoon; en als je
zoon bent, dan ook erfgenaam, door toedoen van God.
We worden erfgenamen van Gods Rijk als we
zonen/kinderen van God worden. We moeten eerst in Jezus geloven en ons laten
dopen. Dan Gods wet en Gods wil gehoorzamen. Dan worden we zonen/kinderen van
God. Dan zijn we geen slaven meer van de zonde, want we kunnen vergeving
krijgen van God.
Het inwonen van de Heilige Geest
in de gelovige geldt dus ook als een onderpand, namelijk dat de gelovige eens
het eeuwig leven zal krijgen (2 Korintiërs 5:1-10).
2 Korintiërs 5:1-10 : Wij weten
het immers: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God
voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door
mensenhand vervaardigd huis. Zolang wij in dit lichaam zijn, zuchten wij dan
ook, vol verlangen naar de beschutting van onze hemelse woning, daar wij,
eenmaal hiermee bekleed, niet naakt zullen staan. Wij die nog in deze tent
wonen, zuchten en voelen ons bezwaard, omdat wij het nieuwe kleed zouden willen
aantrekken zonder het oude af te leggen; dan zou dit sterfelijke meteen
worden opgeslokt door onsterfelijk leven. God zelf heeft ons hiervoor gereedgemaakt,
toen Hij ons de Geest gaf als onderpand. Daarom houden wij altijd goede
moed. Wij zijn ons bewust dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, ver
zijn van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij
houden moed en zouden liever uit dit lichaam verhuizen om onze intrek te nemen
bij de Heer. Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis hetzij in den
vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus rechterstoel
verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft
gedaan, goed of kwaad.
Deze "helper" (parakleitos in het Grieks,
parakleet in het Nederlands) stelt Jezus' volgelingen overal van op de hoogte van
wat Jezus tijdens zijn leven op aarde heeft verteld, en leert hen ook het
nodige. Volgens Handelingen 2 (tien dagen na de Hemelvaart van
Jezus) wordt de Heilige Geest uitgestort over alle gelovigen. Dit wordt
door de Christenen jaarlijks met Pinksteren gevierd waarbij herdacht wordt
dat de Heilige Geest uitgestort werd en er in tongentaal werd gesproken zodat
iedereen de boodschap verstond in zijn eigen taal.
Handelingen 2 : Toen de dag van
Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam
uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar
zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur
geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij
werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te
spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf. Nu woonden er in Jeruzalem
Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de
hemel. Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn
verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal. Zij waren buiten
zichzelf en zeiden vol verwondering: Maar zijn al die daar spreken dan geen
Galileeërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen
moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van
Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en
het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden
zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal
spreken van Gods grote daden. Allen waren buiten zichzelf, wisten niet
wat ervan te denken en zeiden tot elkaar: Wat zou dit betekenen? Maar
anderen zeiden spottend: Ze zijn zich aan zoete wijn te buiten gegaan.
Petrus trad naar voren met de elf
en verhief zijn stem om het woord tot hen te richten: Gij allen, joodse mannen
en bewoners van Jeruzalem, weet dit wel en luistert aandachtig naar mijn
woorden. Deze mensen zijn niet dronken zoals gij veronderstelt, het is
immers pas het derde uur van de dag. Maar hier gebeurt wat door de profeet Joel
gezegd is: Het zal geschieden in de laatste dagen, zegt God, dat Ik mijn
Geest zal uitstorten over alle mensen: Uw zonen en dochters zullen profeteren,
uw jonge mannen visioenen zien, de ouderen onder u zullen droomgezichten
ontvangen, ja zelfs over mijn dienaars en dienaressen zal Ik in die dagen
mijn Geest uitstorten en ze zullen profeteren. Wondere dingen zal Ik laten
zien aan de hemel boven en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en
walmende rook; de zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed,
voordat de dag des Heren komt, groot en heerlijk. Dan zal het geschieden,
dat ieder die de naam des Heren aanroept, gered zal worden.
Als we in deze Eindtijd blijven in Jezus
geloven, Gods wil doen dan zullen we bij de terugkeer van Jezus, Zijn Tweede
Komst waarbij Hij Zijn Rijk voor eeuwig zal vestigen op de aarde, waardig
bevonden worden om daar onze intrek te nemen en bij Hem te wonen.
|