Eindelijk een woordje uitleg over de kwestie van de zegen
die Jakob “ontfutselde” van Isaak :
Het
bedrog van Esau – uit
christenenvoorisrael.nl
Rabbijn mr. drs. R. Evers - 16 november 2018
Was Jakob – hij was op dat moment 63 jaar oud –
er op uit de zegen te stelen van Isaak? Nee want de zegen (beracha) was
al van hem. Hij had hem 50 jaar daarvoor gekocht. Jakob was de eigenaar van het
eerstgeborenrecht en de bijbehorende zegen.
Waarom diende dan die verkleedpartij met die geitenvellen om
op Esau te lijken en zijn blinde vader te misleiden? Isaak wist niets van die
verkoop vijftig jaar eerder. Esau kon hem dat niet vertellen. Hij zou volledig
in ongenade vallen bij zijn vrome vader. Als Isaak zou weten, dat Esau niets om
het eerstgeboorterecht gaf en de daaraan verbonden religieuze rechten en
plichten, zou hij Esau waarschijnlijk onterven.
Ook Jakob zei niets. Vader Isaak zou enorm teleurgesteld
raken in Esau die alleen leefde voor de jacht. Jakob wilde niet degene zijn die
zijn broer Esau beschaamd zou zetten. Om niemand te shockeren of te beschamen
moest Jakob zich wel verkleden…
Maar wat was Isaaks beweegreden om Esau te willen zegenen?
Had hij na 63 jaar niet door wat Esau’s natuur was?
Scheiding lichaam en geest
Om
dit te begrijpen, moeten we een stuk filosofie behandelen. Al sinds
mensenheugenis zijn we bezig om het mysterie van de scheiding tussen lichaam en
geest te ontrafelen. Meestal is men alleen gefocust op een van beide werelden.
Sommige mensen zijn grotendeels bezig met deze wereld om bijvoorbeeld zo veel
mogelijk geld te verdienen. Anderen zijn voornamelijk bezig met de andere
wereld, de wereld van het Bovenaardse.
Deze dichotomie stoorde Isaak, de vader van Jakob en Esau.
Hij wilde als tikkoen olam, correctie van deze tweedeling, een
combinatie van aards en geestelijk realiseren door deze aardse wereld toe te
wijzen aan Esau en de spirituele wereld aan Jakob. Voorwaarde hiervoor was
natuurlijk wel dat zij elkander wederzijds zouden ondersteunen.
Esau zou het dagelijkse brood moeten verdienen om Jakob
vrij te maken en in staat te stellen om Thora te bestuderen en de geboden uit
te voeren. En Jakob zou hierdoor Esaus leven heiligen omdat Esau nu zijn noeste
materiële arbeid niet alleen maar zou gebruiken om zijn fysieke behoeften te
bevredigen maar ook om de Tora en de geestelijke waarden in stand te houden.
Rivka grijpt in
Het
plan mislukte helaas omdat Rebekka al heel snel door had dat Esau dit nooit van
zijn leven zou gaan doen. Hij zou al zijn geld besteden aan zijn pleziertjes en
geen cent willen delen met de beoefenaars van de religie en de bestudeerders
van de Thora. Hij was niet van plan om zijn rijkdom te delen met de religieuze
Jakob. Hij vond religie niet interessant. Hij minachtte het zelfs.
Rebekka had het bedrieglijke karakter van hun zoon Esau
beter door dan Isaak. Zij kwam uit een familie van oplichters. Haar vader had
als heerser in zijn plaats de onaangename gewoonte om het ‘recht van de eerste
nacht’ op te eisen. Als een meisje trouwde moest ze eerst slapen met Betuel, de
vader van Rebekka (Betoe’eel heeft verwantschap met het Hebreeuwse woord
voor maagdenvlies).
Laban, Rebekka’s broer was een doorgewinterde
witteboordencrimineel (Lavan betekent wit), een meesteroplichter en de
mensen van Padan Aram (haar woonplaats) stonden bekend om hun bedriegelijke
natuur. Rebekka was als ‘een roos tussen deze doornen’ maar kende de slechte
praktijken uit haar omgeving natuurlijk van have tot gort.
Isaak had Esau helemaal door
Hoe
kon de tweede Aartsvader Isaak zijn zoon Esau willen zegenen? Isaak wilde
echter dat zijn twee zoons een partnerschap zouden aangaan: Esau zou garant
staan voor de financiering van de spirituele inspanningen van zijn broer en
deze ondersteunen. En hierdoor zou Jakob Esaus leven spiritueel verrijken.
Esau zou hiervoor de zegen van de materiele wereld krijgen.
Dat laatste leek Esau wel wat maar hij was diep in zijn hart niet van plan hier
ook maar iets van af te staan aan zijn vergeestelijkte broer.
Esau probeerde vader Isaak te imponeren door zich voor te
doen als een genereuze weldoener die allerlei goede, liefdadige doelen steunde.
Maar Rebekka realiseerde zich op het beslissende moment dat dit nooit zou
gebeuren. Daarom besloot zij dat Jakob de zegeningen moest ontvangen. Anders zou
hij van de honger omkomen of moeten stoppen met zijn spirituele arbeid en gaan
werken.
G’ddelijke Voorzienigheid
Waarom
moest Isaak met een meisje uit zo een slechte achtergrond trouwen? Omdat G’d
wist dat een diep inzicht in het verdorven karakter van Esau op een beslissend
moment in de geschiedenis van groot belang zou zijn. Isaak stond op het punt om
Esau de beracha (zegen) te geven. Dit zou de totale toekomst van
het volk van het Boek beïnvloeden. Dit moest accuut verijdeld worden.
Rebekka was de aangewezen persoon om in te grijpen. En deed
dat ook. Zij was toen 86 jaar. Nooit eerder en nooit later is ze teruggevallen
op haar bittere jeugdervaringen. Maar op het beslissende moment stond ze haar
mannetje om G’ds plan met de wereld op de meest optimale wijze voort te zetten.
De verkleedpartij
We
voelen ons zeer ongemakkelijk wanneer Jakob in actie komt met zijn
verkleedpartij. Hij moest zich met geitenvellen bedekken om aan te voelen als
Esau om de zegen te krijgen van Isaak. Wat ons ernstig stoort
was het kennelijke bedrog wat nodig was om te krijgen wat eigenlijk al van
hem was.
Het lijkt alsof Jakob de zegen van vader Isaak steelt.
Maar als we het oppervlakkig lezen vergeten we twee
dingen. Een zegen kun je niet stelen. Als een zegen per ongeluk bij het
verkeerde adres belandt, sorteert deze natuurlijk geen effect.
Uiteindelijk komt alle zegen van G’d. G’d prikt door deze verkleedpartij heen.
De blinde vader Isaak kan bedrogen worden. Maar G’d niet.
Zijn eigendom terughalen
Toen Jakobhet
eerstgeboorterecht (en de zegen die daarbij hoorde) van Esau kocht was hij 13
jaar oud. Jakob had die eerstgeborenzegen dus al vijftig jaar
eerder gekocht van Esau! Was hier misbruik van omstandigheden? Nee, want de
Thora verklaart duidelijk: “Esau had minachting voor het eerstgeboorterecht”
(Genesis 25:34). Het interesseerde hem niet. Esau had er geen enkele behoefte
aan. Hijverkocht het zonder blikken of blozen. Maar dat was
iedereen natuurlijk allang weer vergeten.
Conclusie: Esau was hier dus eigenlijk oneerlijk
bezig. Niet Jakob! Jakob moest zich verkleden, niet om te bedriegen maar om
zijn eigendom terug te krijgen omdat Esau nooit aan hun vader Isaak had verteld
dat hij het eerstgeboorterecht (en de bijbehorende zegen) al 50 jaar eerder aan
Jakob verkocht had (zie hieronder : Esau had zijn eerstgeboorterecht geruild
voor linzenbrij)
Genesis
25:21-34
Isaak bad tot Jahwe omdat zijn vrouw onvruchtbaar bleef.
Jahwe verhoorde zijn gebed en zijn vrouw Rebekka werd zwanger. Toen echter
de kinderen in haar schoot tegen elkaar stootten, dacht ze: `Als het zo gaat,
wat staat mij dan te wachten?' Daarom ging zij Jahwe raadplegen. En Jahwe
sprak tot haar: `Twee volken zijn het, die gij draagt; twee naties die
uiteengaan reeds in uw schoot. Een van de twee zal machtiger zijn: de oudste
dient de jongste.' Toen de tijd van de bevalling was gekomen, was er
inderdaad een tweeling in haar schoot. De eerste die tevoorschijn kwam was
rossig en van top tot teen zo behaard als een mantel; hij kreeg de naam
Esau. Na hem kwam zijn broer tevoorschijn. Hij hield met zijn hand de hiel
van Esau vast; om die reden kreeg hij de naam Jakob. Isaak was zestig jaar,
toen zij geboren werden.
Toen de jongens groot geworden waren, werd Esau een kundig
jager, een man die er altijd op uit trok. Jakob daarentegen was een rustig man,
die in zijn tenten bleef. Isaak had een voorkeur voor Esau, want hij at
graag wildbraad; maar Rebekka hield meer van Jakob. Toen Jakob eens aan
het koken was, kwam Esau uitgeput van een van zijn tochten terug. Hij zei
tegen Jakob: `Geef mij eens gauw wat van die rode brij, want ik ben doodop.' Zo
kreeg hij de naam Edom. Jakob antwoordde: `Dan moet je mij je
eerstgeboorterecht verkopen.' Daarop zei Esau: `Man, ik ga dood, wat kan
mij mijn eerstgeboorterecht schelen?' 33Jakob drong aan: `Zweer
daar dan eerst een eed op.' En Esau legde de eed af en verkocht zo zijn
eerstgeboorterecht aan Jakob. Toen gaf Jakob hem brood en linzenbrij. Hij
at en dronk en ging weer weg. Zo weinig gaf Esau om zijn eerstgeboorterecht.
Genesis
27:1-45
Isaak was oud geworden en zijn ogen werden zo zwak dat hij
niet meer kon zien. Daarom riep hij zijn oudste zoon Esau bij zich en zei:
`Mijn zoon.' Hij antwoordde: `Wat wilt u?' Isaak zei: `Hoor eens, ik ben
een oud man en ik weet niet hoelang ik nog te leven heb. Neem daarom je
wapens, je pijlkoker en je boog, ga erop uit en schiet een stuk wild voor mij. Maak
dan een smakelijk maal gereed, zoals ik het graag heb, en dien het mij op,
zodat ik ervan kan eten; daardoor zal ik de kracht krijgen om je mijn zegen te
geven, voordat ik sterf.'
Tijdens dat gesprek van Isaak met zijn zoon Esau had
Rebekka staan luisteren. Zodra Esau erop uit was gegaan om een stuk wild voor
zijn vader te schieten, zei Rebekka tot haar zoon Jakob: `Hoor eens, ik
heb je vader tegen je broer Esau horen zeggen: Breng mij een stuk wild en
maak een smakelijk maal voor mij gereed, zodat ik ervan kan eten; dan zal ik je
met Jahwe's goedvinden mijn zegen kunnen geven, voordat ik sterf. Daarom,
mijn zoon, moet je luisteren naar wat ik je zeg. Ga naar de kudden en haal
daar twee malse geitebokjes; dan maak ik een smakelijk maal voor je vader,
zoals hij dat graag heeft. Dat ga je dan aan je vader aanbieden, zodat hij
ervan kan eten; daardoor zal hij de kracht krijgen om je zijn zegen te geven,
voordat hij sterft.'
Maar Jakob zei tot zijn moeder Rebekka: `Dat gaat niet;
mijn broer Esau is ruigbehaard en ik helemaal niet. Als vader mij gaat
betasten, denkt hij vast dat ik met hem spot, en in plaats van zegen zal ik dan
vloek over mij doen komen.' Zijn moeder antwoordde hem: `Jongen, die vloek neem
ik op me, luister naar mij en ga de bokjes halen.' Jakob ging ze dus halen
en bracht ze aan zijn moeder; en zij maakte een smakelijk maal gereed, zoals
zijn vader het graag had. Daarop haalde Rebekka de beste kleren van haar oudste
zoon Esau, die zij in huis bewaarde, en liet haar jongste zoon Jakob die
aantrekken. Over zijn handen en zijn gladde hals trok zij de vellen van de
geitebokjes. Vervolgens gaf zij het smakelijke maal met het brood dat zij
toebereid had haar zoon Jakob in handen. Die ging naar zijn vader toe en
zei: `Vader.' Isaak antwoordde: `Ja, wie ben je, mijn zoon?' Jakob zei tot zijn
vader: `Esau, uw eerstgeborene; ik heb gedaan wat u mij opgedragen hebt. Ga
overeind zitten en eet van mijn wildbraad, dan zult u de kracht krijgen om mij
uw zegen te geven.'
Maar Isaak zei tot zijn zoon: `Hoe heb je dat wild zo gauw
kunnen vinden, mijn zoon?' Jakob gaf ten antwoord: `Jahwe, uw God, heeft het op
mijn weg gebracht.’ Daarop zei Isaak tot Jakob: `Kom eens wat dichterbij, ik
wil je betasten, mijn zoon, om te zien of je werkelijk mijn zoon Esau bent.' Jakob
kwam bij zijn vader Isaak staan. Deze betastte hem en zei: `De stem is de stem
van Jakob, maar de handen zijn de handen van Esau'. Hij herkende Jakob
niet, omdat diens handen even behaard waren als die van zijn broer Esau. Toen
was hij bereid hem zijn zegen te geven, en vroeg nog eens: `Ben jij
werkelijk mijn zoon Esau?' Hij antwoordde: `Dat ben ik.' Toen sprak Isaak:
`Dien dan maar op. Ik wil eten van het wildbraad van mijn zoon; dan zal ik de
kracht krijgen om je mijn zegen te geven.' Jakob diende op en zijn vader begon
te eten; daarna bracht hij hem wijn en hij dronk. Daarop sprak zijn vader
Isaak tot hem: `Kom hier, mijn zoon, en kus mij.' Hij kwam naderbij en
kuste hem.
Toen Isaak de geur van zijn kleren rook, sprak hij over hem
deze zegen uit:
'Ja, de geur van mijn zoon is als de geur van een akker die door Jahwe is
gezegend, Dauw van de hemel zal God je geven, vruchtbare grond, met
overvloed van koren en most.
Volken zullen je dienen naties voor je buigen; je moet heersen over je
broers,
en de zonen van je moeder moeten voor jou buigen!
Wie jou vervloekt, hij zij vervloekt; wie jou zegent, hij zij gezegend!'
Toen Isaak over Jakob deze zegen had uitgesproken, ging
Jakob weg bij zijn vader Isaak. Op datzelfde ogenblik kwam zijn broer Esau van
de jacht terug. Ook hij maakte een smakelijk maal gereed. Toen hij het
binnenbracht, zei hij tot zijn vader: `Kom overeind, vader, en eet van het
wildbraad van uw zoon; dan zult u de kracht krijgen om mij uw zegen te
geven.' Zijn vader Isaak vroeg: `Wie ben je?' hij antwoordde: `Ik ben uw
zoon, uw eerstgeborene, Esau.‘ Isaak schrok hevig en riep uit: `Maar wie was
dan degene die dat ander stuk wild had geschoten en het mij gebracht heeft?
Juist voor jij binnenkwam heb ik daarvan gegeten. Hem heb ik mijn zegen gegeven
en die zegen zal hij ook houden.' Toen Esau dat van zijn vader hoorde, brak hij
in luide en bittere jammerklachten uit en smeekte zijn vader: `Vader, geef mij
ook uw zegen!' Maar hij antwoordde: `Je broer is met een listige leugen
bij mij aangekomen en heeft zich van jouw zegen meester gemaakt.'
Toen zei Esau: `Terecht heet hij Jakob, want hij heeft mij
nu al tweemaal bedrogen. Eerst heeft hij zich mijn eerstgeboorterecht
toegeëigend en nu bovendien nog mijn zegen.' En hij drong aan: `Hebt u dan voor
mij geen zegen meer?' Isaak antwoordde en zei tot Esau: `Ik heb hem nu
eenmaal tot heerser over jou aangesteld, ik heb al zijn broers tot zijn
dienstknechten gemaakt en koren en most aan hem gegeven. Wat kan ik nog doen
voor jou, mijn zoon?' Maar Esau zei tot zijn vader: `Was dat dan uw enige
zegen, vader? Vader, geef mij toch ook een zegen!' En Hij begon luid te
jammeren. Daarop nam zijn vader Isaak het woord en zei: `Ver van de
vruchtbare grond zul je wonen, ver van de dauw uit de hemel van boven. Van
je zwaard zul je leven, en je broers zul je dienen. Maar als je je losrukt,
schudt je zijn juk van je nek!'
Esau was hevig op Jakob gebeten vanwege de zegen die zijn
vader over hem had uitgesproken. En Esau zei bij zichzelf: `De tijd is niet ver
meer dat er over mijn vader gerouwd wordt; dan ga ik mijn broer Jakob
vermoorden.' Toen Rebekka te weten kwam wat haar oudste zoon Esau van plan was,
riep zij haar jongste zoon Jakob bij zich en zei hem: `Je broer Esau zint op
wraak en wil je vermoorden. Luister dus naar mij, mijn zoon. Maak je gereed en
neem de wijk naar mijn broer Laban in Haran. Blijf daar een tijdlang tot
de woede van je broer bekoeld is. Als zijn woede over is, zal ik iemand
sturen om je terug te halen. Waarom zou ik jullie alle twee op een dag moeten
verliezen?'
|