3. Wie op hun wapentuig vertrouwen,
zijn zwak en vallen neer.
Maar wij die op Gods almacht bouwen,
staan sterk dankzij de HEER!
Wij zijn, toen anderen bezweken,
recht overeind gebleven.
HEER, wil de koning als wij smeken
de overwinning geven.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Heilige Aartsengel Michael,
machtige hemelse strijder,
help ons met uw zegen,
bevrijd ons door uw macht,
verdedig ons met uw hemelse legermacht.
aan u vertrouwen wij ons toe,
bescherm ons en neem ons mee naar het Hoogste Goed.
H. Michael, onze hemelse bewaker,
kom ons te hulp en vertroost ons,
o bewaker van degenen die geloof hebben,
vervul ons met de liefde van de Vader,
de vrede van de Zoon,
de genade van de Heilige Geest. Amen.
Om 11 uur : Derde
geheim : de geboorte van Jezus
Christus in de stal te Bethlehem
De boodschap
is ARMOEDE EN LIEFDE TOT GOD.
Toen Maria
en Jozef in Bethlehem waren, moest Maria bevallen. Zij bracht haar eerste kind
ter wereld, een jongen. Zij wikkelde hem in doeken en legde hem in een
kribbe. Lukas 2, 6-7
Heer Jezus, de kleinste en armste
plaats was voor U. Laat in ons leven steeds meer plaats voor U komen: in onze
tijd, in ons gezin, in school of op het werk, in de mensen die wij ontmoeten,
in de kerk waar wij de Eucharistie mogen vieren.
Maria, help ons in alle gebeurtenissen te ontdekken dat God echt voor ons zorgt
en ons niet vergeet. En laat ons zo ook voor elkaar zorgen.
Derde statie : Jezus valt voor de eerste keer onder zijn Kruis
O Jezus, Schepper van hemel en
aarde, oneindige God, alles beheersende Almacht, herinner U de bittere smarten
die Gij hebt geleden toen de Joden uw heilige Handen en tedere Voeten met zware
nagels hebben doorboord. Ten einde uw Lichaam in de gewenste houding te brengen
hebben zij u met onuitsprekelijke wreedheid U op het kruis uitgestrekt en langs
alle zijden uw eerbiedwaardige ledematen uiteen gerokken. Aldus breidden de
wonden zich steeds verder uit en verwekten telkens nieuwe en grievende pijnen.
Ik smeek U, o Jezus, door de gedachtenis aan dit grenzeloos leed van het Kruis,
mij uw vrees en uw liefde te schenken. Amen. (H. Brigitta van Zweden)
Wees gegroet
Onze Vader
Psalm 21
1. HEER, indrukwekkend is uw
kracht!
Daarover juicht de koning.
Aan U dankt hij zijn kroning!
Zijn wens hebt U tot stand gebracht.
Als machtig eerbetoon
siert hem een gouden kroon.
2. Hij vroeg U leven en die tijd
hebt U royaal gegeven:
voor eeuwig mag hij leven.
U geeft hem glans en majesteit.
Uw goddelijk gezicht
zet hem in stralend licht.
3. Hij wankelt niet, hij bouwt
op God.
Uw liefde zal hem dragen.
Zijn vijand wordt verslagen.
Wie met de Allerhoogste spot
ontkomt niet aan zijn hand,
niet aan zijn toorn die brandt.
4. Gods tegenstanders wacht de
straf:
Hij zal hen ruïneren,
zijn vuur zal hen verteren.
Het nageslacht dat Hij hun gaf
wordt door die gloed verjaagd,
volkomen weggevaagd.
5. Kwaad dat door hen is
uitgedacht,
het heeft geen kans van slagen.
Uw hand zal hen verjagen.
Verhef U, HEER, groot is uw kracht!
Dan klinkt ons hoogste lied,
uw macht verandert niet.
Tekst: Bob Vuijk
Wees gegroet
Psalm 22
1. Mijn God, mijn God, waarom
verlaat U mij?
Waarom gaat U aan mijn geroep voorbij?
Mijn God, smeek ik voortdurend, maak mij vrij.
Niets laat U horen.
Mijn rusteloze klagen gaat verloren.
Ik smacht naar U, die op ons lied wil tronen.
Heilige Heer, die bij uw volk wilt wonen -
waar blijft U nu?
2. Ons voorgeslacht verloste U
altijd.
Zij hielden vast aan uw betrouwbaarheid
en inderdaad, U heeft hen steeds bevrijd
wanneer zij baden.
Voor mij is er geen kruimeltje genade.
Veracht, bespot kruip ik over de aarde.
Ik ben een worm, zo zwak en zonder waarde,
vertrapt door God.
3. De mensen kijken op mijn
toestand neer.
Ze grijnzen: Richt je nu maar op de HEER.
Als Hij je mag, helpt Hij je vast een keer
uit de ellende.
Vanaf mijn jeugd kon ik mij tot U wenden.
Sinds het begin voorzag U in mijn noden,
heeft U mij steun en zorgzaamheid geboden.
Grijp nu ook in.
4. Benauwdheid groeit en ik ben
zielsalleen.
Er lopen wilde stieren om mij heen.
Een leeuwentroep, roofzuchtig en gemeen,
wil mij verscheuren.
Mijn hart is zwak, door niets meer op te beuren.
Droog als een scherf voel ik mezelf bezwijken.
Mijn botten kraken en mijn krachten wijken.
O God, ik sterf.
5. Als wrede honden drijven ze
mij voort.
Mijn handen en mijn voeten zijn doorboord.
Ze spelen om mijn kleren, ongestoord.
Ik hang te schande.
Kom snel, HEER, red mij uit hun leeuwentanden.
Verhoor mij toch, ik smeek U haast te maken.
HEER, laat hun stierenhorens mij niet raken.
Antwoord alsnog.
6. U antwoordt toch! Ik zal U
prijzen, HEER.
Te midden van uw volk geef ik U eer,
want U bent goed: U komt in het geweer
tegen de slechten.
Breng lof aan de verheven HEER, oprechten!
Want Hij bereidt een feest voor arme slaven.
Wie naar Hem zoekt, mag leven van zijn gaven
in eeuwigheid.
7. Men zal de HEER gedenken,
overal.
De dag komt dat de wereld buigen zal
voor Hem die koning is van het heelal,
van alle leven.
Zelfs doden zullen Hem dan hulde geven.
Een nieuw geslacht zal al zijn daden prijzen
en aan zijn recht en goedheid eer bewijzen:
het is volbracht.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet
Psalm 23
1. Mijn herder is de HEER,
zijn hand behoedt mij.
Ik heb genoeg, want zijn genade voedt mij.
Beschermd door Hem en onder zijn geleide
geniet ik van een frisse bron en weide.
Hij geeft mij nieuwe kracht en blijft mij leren
om in zijn spoor te gaan en Hem te eren.
2. Zelfs als ik door een donker
dal moet lopen,
blijf ik beslist op uw bescherming hopen.
Met U erbij heb ik geen kwaad te vrezen,
maar alle reden om getroost te wezen:
wanneer de wilde dieren mij belagen,
zult U ze met uw stok en staf verjagen.
3. Door U genodigd eet ik met U
samen.
Mijn vijand ziet het en hij moet zich schamen.
U zalft mijn hoofd en vult royaal mijn beker.
Ik krijg meer dan ik aankan. Dit is zeker:
U wilt mij levenslang uw liefde tonen.
Voorgoed zal ik in uw nabijheid wonen.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet
Psalm 24
1. De hele wereld om ons heen
is van de HEER, van Hem alleen,
met alle wezens die er leven.
Het vasteland blijft stevig staan,
verrezen uit de oceaan.
De HEER heeft het zijn plaats gegeven.
2. Wie mag de tempel
binnengaan?
Wie kan er op Gods hoogte staan?
Wie zal Hem op zijn berg vereren?
De mens die schone handen houdt,
niet op bedrog of list vertrouwt
en nooit een valse eed zal zweren.
3. Aan hen die eerlijk zijn en
echt
doet God, hun redder, altijd recht;
zijn zegen zullen ze ontvangen.
Zij zijn het volk dat Hem verwacht,
zij vormen Jakobs nageslacht,
de mensen die naar Hem verlangen.
4. Kom, poorten, hef je oude
boog!
Maak jullie doorgang wijd en hoog:
de grote koning komt naar binnen.
Wie is die vorst vol majesteit?
De HEER, de held die in de strijd
met overmacht zal overwinnen.
5. Kom, poorten, hef je
oude boog!
Maak jullie doorgang wijd en hoog,
geef ruimte aan de grote koning.
Wie is die vorst vol majesteit?
De HEER die hemellegers leidt.
Hij komt vol glorie naar zijn woning.
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet
Psalm 25
1. HEER, bij U zoek ik
ontferming.
Ik vertrouw op U, mijn God.
Red mijn eer, geef mij bescherming
nu mijn vijand mij bespot.
Wie gelovig op U wacht,
eindigt niet met lege handen.
Maar wie dwaas uw wil veracht
voelt straks diepe schaamte branden.
2. HEER, leer mij uw
waarheid kennen
en uw onderwijs verstaan.
Laat mij aan uw wegen wennen.
Wijs de juiste richting aan.
Want U bent het die mij redt.
Hele dagen, hele nachten
ben ik hoopvol in gebed:
altijd blijf ik U verwachten.
3. Denk toch niet aan mijn
verleden;
denk aan uw barmhartigheid.
Spreek mij vrij en schenk mij vrede.
Scheld mij al mijn schulden kwijt.
Meer dan eens ben ik ontspoord
in mijn onbezonnen jaren.
HEER, bewijs dat U mij hoort.
Laat mij uw geduld ervaren.
4. God is goed, Hij is
rechtvaardig.
Wie gefaald heeft, neemt Hij aan.
Wie zich klein maakt keurt Hij waardig
om het rechte spoor te gaan.
Wie op zijn verbond vertrouwt
zal Hij liefdevol belonen.
Aan wie zijn geboden houdt
zal Hij zich betrouwbaar tonen.
5. Gun mij vrijspraak, gun mij
leven,
omdat U genadig bent.
Laat uw naam de doorslag geven;
die staat immers goed bekend.
Wie gehoorzaamt, wie U acht
hoeft niet stuurloos rond te zwerven.
U beloont hem; zijn geslacht
zal het hele land beërven.
6. Wie Hem vol ontzag verwachten
geeft de HEER zo goed is Hij
inzicht in zijn hartsgedachten.
Hij komt als een vriend dichtbij.
Ik blijf steeds vol goede moed
op zijn ondersteuning hopen.
Hij geleidt mij, Hij verhoedt
dat ik in de val zal lopen.
7. HEER, ik voel me zo
verlaten:
zoveel zonden in mijn hart,
zoveel mensen die mij haten,
zoveel angst die mij verwart.
Laat toch zien dat U mij ziet,
dat U meevoelt met mijn lijden.
Grijp toch in, beschaam mij niet.
U alleen kunt mij bevrijden.
8. Laat oprechtheid mij bewaren;
geef mij vroomheid die niet zwicht.
Ondanks dreigende gevaren
is mijn oog op U gericht.
HEER, op wie mijn hart vertrouwt
en in wie ik ben geborgen,
maak het volk waarvan U houdt
vrij van zonden en van zorgen.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet
Psalm 26
1. Doe recht, HEER, spreek
mij vrij.
U vindt geen kwaad in mij;
altijd heb ik op U vertrouwd.
Doorzoek mijn hart zorgvuldig,
toets mij - ik ben onschuldig.
Ik zie hoeveel U van mij houdt.
2. Ik mijd de leugenaars,
ontwijk de huichelaars
en laat geen schurken in mijn huis.
Ik wil integer leven,
U, HEER, mijn liefde geven.
Waar U verblijft, voel ik mij thuis.
3. Verwerp mij, HEER, toch
niet
met hem die bloed vergiet;
U weet dat ik geen mens dupeer.
Ik volg de goede paden.
Red mij, gun mij genade.
Met heel zijn volk prijs ik de HEER.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet
Psalm 27
1. God is mijn licht, mijn heil,
wat kan mij deren?
Hij is de HEER, ik ben voor niemand bang.
Ieder gevaar kan ik met Hem trotseren.
Op Hem, mijn rots, bouw ik mijn leven lang.
De aanval van belagers hield geen stand:
ze struikelden en beten in het zand.
Al smeedt een machtig leger een complot,
in oorlog zelfs vertrouw ik op mijn God.
2. Eén ding vraag ik de HEER:
of ik mag wonen
bij Hem in huis, zodat Hij daar altijd
zijn liefdevolle goedheid mij kan tonen.
Daar dien ik Hem in zijn aanwezigheid.
Ik weet dat in zijn tent bij tegenslag
beschutting is en ik er schuilen mag.
Ik zing een vrolijk lied en musiceer;
met opgeheven hoofd prijs ik de HEER.
3. Hoor als ik roep, HEER,
antwoord op mijn smeken.
Mijn hart zoekt U, verberg U niet voor mij.
Wijs mij niet af in toorn, wil tot mij spreken;
laat uw gezicht zien, ga mij niet voorbij.
U redde mij toch eerder ook, o God?
Laat mij dan nu niet over aan mijn lot.
Al zijn mijn ouders bij mij weggegaan,
U neemt mij als uw kind in liefde aan.
4. Wijs mij uw weg, leid mij
langs vlakke paden,
zodat mijn vijand mij niet grijpen kan.
Ze zijn gemeen en kennen geen genade.
Verijdel, HEER, hun sluwe aanvalsplan.
Als ik niet vast geloofd had dat de HEER
vol liefde is, dan leefde ik niet meer.
Hoop op de HEER, vertrouw en wanhoop niet.
Wacht vastberaden, wacht tot u Hem ziet.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet
Psalm 28
1. HEER, sterke rots, wil
mij verhoren:
ik schreeuw om hulp, ik ga verloren.
Als U blijft zwijgen wordt mijn leven
aan graf en stilte prijsgegeven.
Uw tempel is mijn toevluchtsoord;
laat merken, HEER, dat U mij hoort.
2. Werp mij niet weg met slechte
mensen
die mij schijnheilig vrede wensen.
Het ga je goed! dat zijn hun woorden,
terwijl ze liever mij vermoorden.
In kwaad en onrecht zijn ze sterk.
HEER, laat hen boeten voor hun werk.
3. Blind zijn ze, tot hun eigen
schade,
voor God en voor Gods grote daden.
Hij straft hun onrecht en hun zonden,
richt hun bestaan voorgoed te gronde.
God heeft geluisterd naar mijn stem.
Juichend zing ik een lied voor Hem.
4. Mijn kracht, mijn schild,
mijn hartsvertrouwen,
mijn lied, mijn rots om op te bouwen!
U leidt uw volk daadkrachtig verder,
hun burcht bent U, hun goede herder.
HEER, draag de schapen die U weidt,
uw kudde, tot in eeuwigheid.
Tekst: Bob Vuijk
Wees gegroet
Psalm 29
1. Engelen, geef aan de HEER,
geef Hem heerlijkheid en eer.
Kniel en zing over Gods faam:
Heilig, heilig is zijn naam!
Hoor, zijn stem spreekt in orkanen,
echoot over oceanen;
heel de aarde ziet het wonder
van zijn bliksems en zijn donder.
2. Onze HEER heeft
alle macht.
Hoor, Hij spreekt met grote kracht.
Bomen buigen neer voor Hem,
ceders schudden door zijn stem.
Ja, de dikke takken breken
als de HEER begint te spreken.
Hoge heuvels, bergen, bossen
springen op als jonge ossen.
3. Onze HEER spreekt
in het vuur,
op de steppen, kaal en guur.
Door woestijnen galmt zijn woord,
het wordt overal gehoord.
Bij de dieren die Hem horen
worden veulentjes geboren;
want zijn stem laat alles beven.
Hij is HEER van dood en leven.
4. In de tempel van de HEER
klinkt een lofzang op zijn eer,
Hij regeert met vaste hand
over zee en vasteland.
Deze koning is almachtig,
Hij beschermt zijn mensen krachtig.
Door zijn woord komt Hij ons tegen
met zijn vrede en zijn zegen.
Tekst: Arjen Vreugdenhil
Wees gegroet
Psalm 30
1. U prijs ik, HEER, want U
genas
mijn ziekte die zo dreigend was.
De vijand zwijgt, want tot zijn spijt
hebt U mij van de dood bevrijd.
U trok mij uit het graf naar boven.
Omdat ik leef, wil ik U loven!
2. Kom, trouwe dienaars van
de HEER,
zing met mij mee en geef Hem eer!
Zijn woede duurt maar één moment,
terwijl zijn gunst geen einde kent.
Al is de avond vol van zorgen,
vol vreugde is de nieuwe morgen.
3. Ik was in zorgeloze rust
mij van mijn zwakheid niet bewust,
want U, HEER, was mij steeds nabij;
het ging bijzonder goed met mij.
Toen hebt U zich teruggetrokken
en ik ben vreselijk geschrokken.
4. Ik riep: Wat hebt U er toch
aan
als U mij nu laat ondergaan?
Wanneer ik weer tot stof verteer,
klinkt uit mijn mond geen loflied meer.
Genade, HEER; kom mij bevrijden;
U heb ik nodig in mijn lijden.
5. U gaf mijn leven nieuwe
glans.
Mijn klacht ging over in een dans.
Eerst liep ik in een rouwgewaad,
nu ga ik zingend over straat.
Mijn vreugde wil ik niet bedwingen:
voor eeuwig zal ik voor U zingen!
Tekst: Adriaan Molenaar
Heilige Aartsengel Michael,
machtige hemelse strijder,
help ons met uw zegen,
bevrijd ons door uw macht,
verdedig ons met uw hemelse legermacht.
aan u vertrouwen wij ons toe,
bescherm ons en neem ons mee naar het Hoogste Goed.
H. Michael, onze hemelse bewaker,
kom ons te hulp en vertroost ons,
o bewaker van degenen die geloof hebben,
vervul ons met de liefde van de Vader,
de vrede van de Zoon,
de genade van de Heilige Geest. Amen.
Akte van totale toewijding aan Maria
Lieve Moeder Maria,
In de beschouwing van Uw volmaaktheid kniel ik voor U neer om mij totaal,
onvoorwaardelijk en voor eeuwig aan U te geven met alles wat ik ben en heb.
Ik wijd mij toe aan Uw handen, die zo vaak Jezus hebben aangeraakt en die mij
voeden uit de Graanschuur van Gods Genaden. Mogen mijn handen de Uwe zijn, en
slechts naar God uitgestrekt worden in verlangen, en naar mijn broeders en
zusters tot zegening.
Ik wijd mij toe aan Uw voeten, die op Jezus zijn toegesneld op de Weg van het
Kruis, en voorbestemd zijn om het kwaad te vertrappen. Mogen mijn voeten de Uwe
zijn, en mij steeds naar Jezus en mijn medemens voeren tot hulp en troost, en
tot beschaming van alles wat ondeugd is.
Ik wijd mij toe aan Uw ogen, die Gods volle Heerlijkheid op aarde hebben
aanschouwd, en zoveel gezegende Tranen hebben gestort voor mijn Zielenheil.
Mogen mijn ogen de Uwe zijn, slechts het goede om mij heen zien, en vanuit Uw
Hart liefdestranen over de wereld laten vloeien.
Ik wijd mij toe aan Uw oren, die Jezus' woorden hebben gehoord, maar ook de
spot, de beledigingen en de slagen van de onwetenden. Mogen mijn oren de Uwe
zijn, en slechts geopend blijven voor Gods stem en de nood van mijn medemens.
Ik wijd mij toe aan Uw armen,
die het Goddelijk Kind hebben gedragen. Mogen mijn armen de Uwe zijn, en steeds
klaar zijn om God aan mijn hart te drukken.
Ik wijd mij toe aan Uw Schoot, die Jezus heeft gevormd voor deze wereld. Moge
mijn schoot de Uwe zijn, opdat hij klaar zou zijn om onophoudelijk te voeden en
te baren wat goed is voor deze wereld.
Ik wijd mij toe aan Uw mond, die 'ja' heeft gezegd aan Gods Heilsplan. Moge
mijn mond de Uwe zijn, en zonder aarzeling 'ja' zeggen wanneer God en mijn
naasten mij nodig willen hebben.
Ik wijd mij toe aan Uw geest, die zo vervuld was van godsbeschouwing en
zegenende gedachten. Moge mijn geest de Uwe zijn, slechts verwijlen bij God, en
gedreven worden door de behoefte om te dienen.
Ik wijd mij toe aan Uw Hart, kolkende Bron van Liefdesvuur dat Hemel en aarde
verbindt. Moge mijn hart het Uwe zijn, opdat het zou branden voor alles wat
leeft, en als een oven alle kwaad zou omsmelten tot een liefdegave.
Ik wijd mij toe aan Uw ziel,
draagster van het allerzuiverste Licht, diamant van onbevlekte heiligheid. Moge
mijn ziel de Uwe zijn, opdat zij gevrijwaard moge blijven voor de zonde en God
moge verheerlijken.
O volmaakte Liefdekoningin, Kroon van Gods Schepping, ik wil van U zijn in al
mijn nietigheid, opdat U in alles over mij zou heersen, opdat U in en door mij
zou leven, en mijn omgeving in mijn nabijheid niet langer mij doch U moge
aanschouwen.
Wil mij maken tot een spiegel van Uzelf, opdat mijn zelfgave aan het eind van
de weg God moge behagen en U moge eren. Amen.
Om 12 uur : Vierde
geheim : de opdracht van Jezus in de
Tempel door de H. Maagd Maria en de H. Jozef
De boodschap
is GEHOORZAAMHEID EN OPOFFERING.
Na de
bevalling was Maria volgens de wet van Mozes veertig dagen onrein. Toen die
tijd voorbij was, brachten Maria en Jozef Jezus naar Jeruzalem om het kind aan
God op te dragen. Lukas 2, 22
Heer Jezus, door ons doopsel zijn
wij helemaal van U. Laat ons elke dag groeien in verbondenheid met U en met de
mensen die in U geloven. Dank U dat wij mogen geloven in uw liefde.
Maria, laat ons trouw blijven aan ons doopsel en aan onze levensopdracht.
Vierde
statie
: Jezus ontmoet Zijn Moeder.
O Jezus, Hemelse Geneesheer, aan
het kruis geslagen om onze wonden door de uwe te genezen, wees indachtig de
ontelbare kneuzingen die Gij in al uw uiteengerokken ledematen hebt doorstaan,
zodat er geen smart kan vergeleken worden bij de uwe. Van het hoofd tot de
voeten was er geen enkel lichaamsdeel onaangetast en toch hebt Gij in deze
oceaan van wee voortdurend tot de Vader gebeden voor uw vijanden: Vader
vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Door deze oneindige
barmhartigheid moge de gedachte aan uw grenzeloos lijden bij ons een volmaakt
berouw en de vergiffenis van al onze zonden verwerven. Amen. (H. Brigitta van
Zweden)
Wees gegroet
Psalm 31
1. Ik schuil bij U met al mijn
zorgen.
Beschaam mij niet, o HEER.
Spreek recht, help ook dit keer.
In U, mijn rots, ben ik geborgen.
U zult mij zorgzaam leiden,
mij uit het net bevrijden.
2. Mijn leven leg ik in uw
handen.
U, trouwe God, maakt vrij.
Ik haat afgoderij,
maar voel voor U mijn liefde branden,
voor U die mijn ellende
en zielsbenauwdheid kende.
3. Schep ruimte, HEER, heb
mededogen.
Ik zit in diepe nood.
De afbraak is zo groot!
Zwak is mijn lijf, dof zijn mijn ogen.
Mijn zonden - zij verzwaren
mijn moeitevolle jaren.
4. Ik word bespot door mijn
belagers,
door buren nog het meest.
Wie vrienden zijn geweest
zijn nu veranderd in beklagers.
Om wat ik heb te lijden
gaan mensen mij vermijden.
5. Voor velen ben ik
afgeschreven,
een stukgebroken pot,
voor dood verklaard, bespot.
HEER, ik moet vrezen voor mijn leven,
omdat mijn haters samen
een moord op mij beramen.
6. Op U, mijn HEER, blijf
ik vertrouwen.
Ik zeg: U bent mijn God,
in uw hand ligt mijn lot.
Laat niet de vijand mij benauwen.
Doe liefdevolle daden;
betoon me uw genade.
7. Maak toch uw dienaar niet te
schande,
want, HEER, U roep ik aan,
maar laat te schande staan
en zwijgend in het graf belanden
wie zelfgenoegzaam liegen,
wie heiligen bedriegen.
8. Hoe groot is, HEER, wat
U zult geven
aan wie bij U als kind
zijn troost en toevlucht vindt.
Bij U geborgen is zijn leven.
Hij vindt bij U ontferming.
Uw tent geeft hem bescherming.
9. God zij gedankt, want door
een wonder
heeft Hij zijn kind ontzet,
uit doodsgevaar gered.
Ik dacht: Mijn leven gaat ten onder.
Te snel sprak ik die woorden:
U was het die mij hoorde.
10. Bewijs God eerbied, jullie
allen
die trouw zijn aan de HEER.
Hij zorgt voor je verweer,
maar goddelozen laat Hij vallen.
Wees sterk en vastberaden
en hoop op zijn genade.
Tekst: Bob Vuijk
Wees gegroet
Psalm 32
1. Gelukkig wie Gods vrijspraak
heeft gekregen,
zodat zijn zware zonden niet meer wegen.
Gelukkig wie ervaart dat God vergeeft,
wie in het licht van zijn genade leeft.
Wat ik verkeerd deed, bleef om aandacht vragen.
Voortdurend voelde ik het aan mij knagen.
Terwijl ik zweeg zat God mij op de huid.
Ik kwijnde weg, mijn botten droogden uit.
2. Toen ik het niet meer
volhield in mijn zonden
beleed ik alles. Ik zei onomwonden:
Mijn overtreding, HEER, beschuldigt mij -
en toen vergaf U graag, U sprak mij vrij!
Daarom zal wie oprecht is U aanbidden.
U laat zich vinden, HEER dus zelfs te midden
van storm en tegenstroom ben ik niet bang:
U bent rondom mij met een jubelzang.
3. Ik help je elke dwaalweg te
vermijden.
Mijn oog rust op je; laat je door Mij leiden.
Verzet je niet zoals een ezel doet,
dan raakt het kwaad je niet, dan komt het goed.
Wie slecht is ondervindt veel tegenslagen;
wie op de HEER steunt, wordt door Hem gedragen,
Rechtvaardigen, wees vrolijk in de HEER,
Oprechten, juich; bewijs Hem zingend eer.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet
Psalm 33
1. Juich, wie de HEER van
harte eren;
laat horen dat je vrolijk bent.
Bewijs Hem eer, ga musiceren,
bespeel bezield je instrument.
Zing bij de akkoorden
vreugdevolle woorden
met je hart en stem.
Maak unieke klanken
om de HEER te danken;
speel vol vuur voor Hem.
2. De HEER zal nooit
zijn woorden breken;
het is betrouwbaar wat Hij zegt.
Zijn werken op de aarde spreken
van goedheid, liefde, trouw en recht.
Zijn bevel bepaalde
dat het zonlicht straalde.
Land en oceaan
heeft de HEER gescheiden.
Zeeën en getijden
zijn door Hem ontstaan.
3. Laat wie op aarde wonen beven
vol eerbied en ontzag voor God:
één woord sprak Hij en er was leven;
uit niets kwam iets op zijn gebod.
Wat de volken samen
zonder God beramen
wordt door Hem gestuit.
Niets kan Hem beletten
plannen voort te zetten
volgens zijn besluit.
4. Het volk dat met de HEER wil
leven
is rijk: het mag zijn natie zijn.
Hij kijkt, hoog op zijn troon verheven,
naar alle mensen, groot en klein.
Wat zij overleggen,
nog gaan doen of zeggen,
weet de HEER meteen.
Hij die hen creëerde
en uit niets boetseerde
kijkt door alles heen.
5. Een koning kan geen oorlog
winnen
dankzij een grote legermacht;
met paarden kan hij niets beginnen,
al hebben ze nog zoveel kracht -
maar God zal bevrijden
wie zijn naam belijden.
Wie in hongersnood
hulp van Hem verwachten
krijgen nieuwe krachten.
Hij redt van de dood.
6. Verlangend staan wij uit te
kijken
naar Hem, de redder, onze HEER.
Als schild zal Hij niet van ons wijken;
vol liefde ziet Hij op ons neer.
Al zijn zegeningen
zullen wij bezingen;
ja, Hij maakt ons blij.
HEER, wil aan ons denken,
ons uw zegen schenken.
U verwachten wij.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet
Psalm 34
De Heer wil ik prijzen, elk uur
van de dag, mijn mond is altijd vol van zijn lof. Laat mijn leven een loflied
zijn voor de Heer, de nederigen zullen het met vreugde horen.
Roem met mij de grootheid van de
Heer, sluit u aan om zijn naam te verheffen. Ik zocht de Heer en hij gaf
antwoord, hij heeft mij van alle angst bevrijd.
Wie naar hem opzien, stralen van
vreugde, schaamte zal hun gezicht niet kleuren. In mijn verdrukking riep ik tot
de Heer, hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered.
De engel van de Heer waakt over
wie hem vrezen, en bevrijdt hen. Proef, en geniet de goedheid van de Heer,
gelukkig de mens die bij hem schuilt.
Vromen, heb ontzag voor de Heer:
wie hem vreest lijdt geen gebrek. Jonge leeuwen lopen hongerig rond, wie de
Heer zoekt, ontbreekt het aan niets.
Kom, kinderen, luister naar mij,
ik leer je ontzag voor de Heer. Hebben jullie het leven lief, wil je goede
jaren genieten?
Behoud dan je tong voor het
kwaad, je lippen voor woorden van bedrog. Mijd het kwade, doe wat goed is,
streef naar vrede, jaag die na.
Het oog van de Heer rust op de
rechtvaardigen, zijn oor luistert naar hun hulpgeroep. Toornig ziet de Heer wie
kwaad doen aan, hij wist hun namen op aarde uit.
De Heer hoort de kreten van de
rechtvaardigen, hij bevrijdt hen uit de nood, gebroken mensen is de Heer nabij,
hij redt wie zwaar wordt getroffen.
Al blijft de rechtvaardige niets
bespaard, de Heer zal hem steeds weer bevrijden. Hij waakt zelfs over zijn
beenderen, niet een ervan wordt verbrijzeld.
Een slecht mens komt om door
eigen kwaad, wie een rechtvaardige haat zal boeten, de Heer redt het leven van
zijn dienaren, nooit zal boeten wie schuilt bij hem.
Wees gegroet
Psalm 35
1. Bestrijd wie mij
bestrijden, HEER.
Kom, help mij, grijp uw schild, uw speer.
Sta op, verjaag wie mij belagen.
Zeg tegen mij: 'Ik zal je dragen'.
Laat hen die uit zijn op mijn dood
te kijk staan, maak hun schande groot.
HEER, stuur uw engel op hen af.
Laat hen verwaaien zoals kaf.
2. Ze hebben sluw hun val gezet
om mij te vangen in hun net.
Laat hen zelf in de valkuil stappen
waar ik onschuldig in moest trappen.
Dan vult mijn hart zich met muziek;
dan zing ik: 'Heer, U bent uniek!
U gaat naast zwakke mensen staan
en pakt de onderdrukkers aan.'
3. Zij liegen dat ik schuldig
ben.
Toch was ik altijd goed voor hen.
Ik leefde mee wanneer zij leden.
Ik noemde hen in mijn gebeden.
Ik zat om hen in zak en as
alsof het om mijn moeder was.
Maar nu ik struikel, lachen zij
en komen dreigend dichterbij.
4. Hoelang nog, Heer, kijkt U
ernaar?
Moordlustig staan die leeuwen klaar.
Verlos mij of ik ga verloren;
geef dat het volk mijn lied mag horen.
Laat toch niet lachen wie mij haat,
wie ruzie zoekt en zint op kwaad.
Gun hun die leven van bedrog
geen leedvermaak: 'Kijk hem nou toch!'
5. U ziet toch ook dit
alles, HEER?
Blijf dan niet ver en zwijg niet meer.
Word wakker, God, kom voor mij strijden.
Verdedig mij, sta mij terzijde!
U bent rechtvaardig, HEER, mijn God,
laat hen niet lachen om mijn lot.
Laat ze niet zeggen vol venijn:
'We kregen hem ten slotte klein!'
6. Laat wie om mijn ellende
lacht,
vernederd worden en veracht.
Geef blijdschap aan oprechte mensen
die wel het goede voor mij wensen.
Maak dit hun lied: De HEER is groot,
Hij hielp zijn dienaar uit de nood.
Dan zal ik zingen voor altijd;
dan prijs ik uw gerechtigheid.
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet
Psalm 36
1. De goddeloze hoort een stem:
vanbinnen spreekt het kwaad tot hem.
Gods wet is hij vergeten.
Zijn hart is met verderf gevuld.
Hij heeft geen notie van zijn schuld;
het kwaad sust zijn geweten.
Wat hij ook zegt, het is bedrog.
Hij gaat maar door: s nachts ligt hij nog
zijn plannen uit te broeden.
Hij wijst verblind en arrogant
een eerlijk leven van de hand.
Hij laat bewust het goede.
2. Uw liefde raakt het
hemelblauw.
Tot in de wolken reikt uw trouw.
Geen mens kan U doorgronden.
Uw oordeel is onpeilbaar diep.
U zorgt voor alles wat U schiep;
uw trouw wijkt geen seconde.
Uw liefde, God, maakt rijk en blij!
Hier in uw huis genieten wij
van wat U ons wilt geven.
U, bron, schenkt aan wie dorstig is
het levend water, helder, fris.
Uw licht verlicht ons leven.
3. Toon iedereen die U erkent
dat U een God van liefde bent;
doe recht aan de oprechten.
Toon dat U van het kwaad bevrijdt
door goedheid en rechtvaardigheid,
dat U voor mij wilt vechten.
Verwaande mensen zoeken mij.
Ik hoor hen al, ze zijn dichtbij;
ze willen mij verjagen.
Maar U komt mij te hulp gesneld!
Daar ligt de vijand, uitgeteld.
Hij wordt compleet verslagen.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet
Psalm 37
Erger je niet aan slechte
mensen, wees niet jaloers op wie kwaad doen, zij verdorren snel als gras, zij
verwelken als het jonge groen.
Vertrouw op de Heer en doe het
goede, bewoon het land en leef er veilig. Zoek je geluk bij de Heer, hij zal
geven wat je hart verlangt.
Leg je leven in de handen van de
Heer, vertrouw op hem, hij zal dit voor je doen: het recht zal dagen als het
morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon.
Blijf kalm en wacht op de Heer,
erger je niet aan wie slaagt in het leven, aan wie met listen te werk gaat.
Wind je niet op, laat je woede
varen, erger je niet, dat brengt maar onheil. Slechte mensen worden verdelgd,
wie hopen op de Heer, zullen het land bezitten.
Nog even, en verdwenen is de
zondaar, je kijkt waar hij is, maar vindt hem niet. Wie nederig zijn, zullen
het land bezitten en gelukkig leven in overvloed en vrede.
De zondaar belaagt de
rechtvaardige met een grijns op zijn gezicht. Maar de Heer lacht hem uit en
ziet de dag al van zijn ondergang.
Zondaars trekken hun zwaard en
spannen hun boog, om zwakken en armen te doden, om af te slachten wie eerlijk
hun weg gaan. Maar het zwaard dringt in hun eigen hart en hun bogen worden
gebroken.
Beter het weinige dat een
rechtvaardige heeft dan de rijkdom van talloze zondaars. De macht van de
zondaars wordt gebroken, maar de Heer zal de rechtvaardigen steunen.
De Heer trekt zich het lot van
onschuldigen aan, hun bezit blijft voor eeuwig behouden. Zij worden niet
teleurgesteld in kwade dagen, in tijden van hongersnood hebben zij te eten.
De zondaars zullen ten onder
gaan, de vijanden van de Heer verdwijnen als bloemen in het veld, verdwijnen
als rook.
De zondaar vraagt te leen en
brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. Gods gezegenden
zullen het land bezitten, de vervloekten worden verdelgd.
Wie de Heer welgevallig is, mag
zijn weg gaan met vaste tred. Al komt hij ten val, hij blijft niet liggen, want
de Heer richt hem op.
Ooit was ik jong, nu ben ik oud,
en nooit zag ik dat een rechtvaardige werd verlaten, nooit zag ik zijn kinderen
zoeken naar brood; hij is vol mededogen en leent uit, elke dag, voor zijn
kinderen is hij een zegen.
Mijd het kwade en doe het goede,
en je zult voor eeuwig wonen in het land, want de Heer heeft gerechtigheid
lief, wie hem trouw zijn, verlaat hij niet.
Zij blijven voor eeuwig
behouden, maar het nageslacht van zondaars wordt verdelgd. De rechtvaardigen
zullen het land bezitten en het bewonen, hun leven lang.
De mond van de rechtvaardige
spreekt wijsheid, zijn tong spreekt gerechtigheid, hij draagt de wet van God in
zijn hart en zijn voeten struikelen niet.
De zondaar loert op de
rechtvaardige en zoekt een kans om hem te doden, maar de Heer laat zijn dienaar
niet los: wordt hij aangeklaagd, vrijspraak zal volgen.
Vestig je hoop op de Heer en
blijf op de weg die hij wijst, hij zal je aanzien geven en grondbezit, je zult
beleven dat zondaars worden verdelgd.
Ik heb een zondaar gezien, een
uitbuiter, hij groeide uit als een woekerende laurier; op een dag was hij
verdwenen, ik zocht hem en ik vond hem niet.
Zie de onschuldigen, kijk naar
de oprechten: wie vredelievend zijn hebben de toekomst. Maar zondaars worden
verdelgd, er is geen toekomst voor een slecht mens.
De rechtvaardigen vinden redding
bij de Heer, hij is hun toevlucht in tijden van nood. De Heer heeft hen altijd
geholpen en bevrijd, hij bevrijdt hen ook nu van de zondaars, hij redt hen,
want zij schuilen bij hem.
Wees gegroet
Psalm 38
Wees niet vertoornd, Heer, straf
mij niet, bedwing uw woede, sla mij niet. Diep zijn uw pijlen in mij gedrongen,
zwaar is uw hand op mij neergedaald.
Door uw toorn is niets aan mijn
lichaam nog gaaf, door mijn zonden is niets van mijn gebeente nog heel. Mijn
schuld steekt hoog boven mij uit, als een zware last, te zwaar om te dragen.
Mijn wonden zweren en stinken
vanwege mijn lichtzinnig leven. Ik loop gebogen, diep gebukt, ik ga in het
zwart gehuld, dag in dag uit.
In mijn lendenen woedt de
koorts, niets aan mijn lichaam is nog gaaf, ik ben uitgeput, gebroken, met
bonzend hart schreeuw ik het uit.
Heer, al mijn verlangens zijn u
bekend, mijn zuchten is u niet verborgen, mijn hart gaat tekeer, mijn kracht
ebt weg, mijn ogen verliezen hun glans.
Mijn liefste vrienden ontlopen
mijn leed, wie mij na staan, houden zich ver van mij. Mijn belagers lokken mij
in de val, wie mijn ongeluk willen, spreken dreigende taal, dag in dag uit
verspreiden ze leugens.
Maar ik houd mij doof en wil
niet horen, ik doe als een stomme mijn mond niet open, ik ben als iemand die
niet kan horen, geen verweer komt uit mijn mond.
Want op u, Heer, hoop ik, van u
komt antwoord, mijn Heer en mijn God. Ik denk: Laten ze niet om mij lachen,
niet triomferen nu mijn voet wankelt.
Want ik ben de ondergang nabij
en altijd vergezelt mij de pijn. Ik wil u mijn schuld belijden, door mijn
zonden word ik gekweld.
Maar mijn vijanden leven, zij
zijn sterk, zij zijn met velen en blind is hun haat. Ze vergelden goed met
kwaad en vallen mij aan, al zoek ik het goede.
Verlaat mij niet, Heer, mijn
God, blijf niet ver van mij. Haast u mij te helpen, Heer, u bent mijn redding.
Wees gegroet
Psalm 39
1. Ik dacht: Pas op! Er mag in
wat ik zeg
niets zondigs zijn, zelfs niet één woord.
Ik zorg dat ik mijn tong aan banden leg,
omdat wie God niet kent mij hoort.
Er kwam geen enkel woord meer uit mijn mond,
maar zonder dat ik vrede vond.
2. Ik zuchtte, want er broeide
iets in mij;
mijn leed werd tot een laaiend vuur.
Toen hield ik het niet langer uit en zei:
HEER, wanneer slaat mijn laatste uur?
Toon mij de dag waarop ik heen zal gaan.
Laat mij mijn kwetsbaarheid verstaan.
3. Een handvol tijd, dat is wat
U mij geeft.
Elk mensenkind is maar een zucht,
een schaduw die geen duur of vastheid heeft.
Wat hij vergaart is enkel lucht.
Al heeft een mens ook schatten, als hij sterft
is er een vreemde die ze erft.
4. Wat is het dan, mijn Heer,
dat ik verwacht?
Bij U alleen is hoop voor mij.
Zorg dat de dwaas niet spottend om mij lacht.
Maak mij van al mijn zonden vrij.
Ik ben verstomd, ik zwijg omdat ik weet:
U zelf, Heer, stuurde mij dit leed.
5. HEER, ik bezwijk, uw
straf is mij te zwaar.
Kwel mij niet langer, stop met slaan!
Als iemand zondigt, staat U woedend klaar.
U laat zijn schoonheid snel vergaan
wanneer hij wordt getroffen door uw tucht.
Elk mensenkind is maar een zucht.
6. Hoor mijn gebed, HEER,
luister naar mijn klacht
en heb toch oog voor mijn verdriet.
Ik leef bij U, net als mijn voorgeslacht
als vreemde zonder grondgebied.
Laat mij met rust, dat ik wat vreugde ken
zolang ik nog in leven ben!
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet
Psalm 40
1. Ik zocht God toen ik in de
modder zonk.
Verwachtingsvol keek ik omhoog.
Ik zag hoe Hij vooroverboog;
Hij greep mij vast, zodat ik niet verdronk.
De HEER redt drenkelingen;
daar wil ik over zingen.
|