
Strijd tussen de
vrouwelijke voorouder en Adam
Woedend omdat ze haar kind liet ontvoeren, legt het
vrouwtje haar linkerhand op de grond en met behulp van de lange arm als een
paal, neemt ze soepel de ene sprong na de andere. Ze zet zo de achtervolging in
en bestormt de jonge man in een gevaarlijk tempo. Hij houdt het kind omhoog met
de rechterhand naar de schouder toe en probeert met de linkerhand zich te
verdedigen. Maar zij heeft lange sterke, gebogen klauwen en maakt diepe wonden
die bloeden van de schouder naar de linkerheup, en van de keel naar de maag.
De jonge man reageert en met de linkerhand probeert hij ze
weg te jagen. Maar ze grijpt hem beet
en bijt diep. De hoektanden doordringen de palm en rug van zijn hand. Op
dat moment laat de jonge vader het vrouwtje struikelen en ze valt om op de
helling en Adam loopt weg. Adam zet, bloedend en huilend de tocht verder met de
baby in zijn hand.
De Heer zegt: Die vrouw zal de demon voor de mens zijn. Met
haar wilde bloed-boom (genealogische) zal zij het perfecte bloed van de Zonen
van God aantasten, wanneer de Mens, die haar in het goed kende, haar in het kwaad
wil leren kennen (Adam wil buiten Gods plan kinderen hebben). Het is zij de
slang die de mensheid ertoe zal brengen de fysieke en mentale integriteit van
perfecte soort te verliezen om de voorouders de menselijke toestand te laten
worden als gevolg van de hybridisatie van de menselijke soort en het numerieke overwicht
van degenen die met voorouderlijke karakters zijn geboren
Deze uitspraken zijn de voorspelling van de toekomstige
erfzonde en de gevolgen ervan. Sterker nog, de jonge vader laat uiteindelijk,
dit vrouwtje dat hem met zorg en aandacht heeft opgevoed als een moeder, terug
toe bij zich in huis omdat ze de baby zou kunnen borstvoeding geven met dezelfde
zorg.
Het
leefgebied van de eerste Mens
Het uiterste rotspunt van een landtong die zich uitstrekt
van noord naar zuid snijdt dwars door brede en diepe lagen zandsteen. Daar had
de jongeman zijn huis gebouwd met behulp van de speciale bodem. In een reeds
van overlappende richels had hij, ongeveer zestig meter hoog boven de
omringende vlakte, een richel uitgekozen die zich het meest leende om zijn huis
te vestigen. Met veel praktische zin had hij de richel gebruikt als fundering
en vloer. De bovenste richel werd gebruikt als een natuurlijk dak. Daarna had
hij de leefruimte gesloten met een stenen muur. Kijkend naar het huis vanaf de
voorkant, was de ingang aan de linkerkant gelegen en de leefruimte aan de
andere kant. De kamer had twee kleine ramen met dwarsbalken. Voor het huis had
hij een steunmuur gebouwd, die op de onderste richel rustte en zich op het
lagere niveau van het huis bevond. Daarna had hij de spleet tussen de steunmuur
en de rand van de richel waar het huis op rustte, gevuld met het materiaal dat
hij had uitgegraven om de grot te vergroten. Dit zorgde ervoor dat de
leefruimte diep was, ten minste vijf meter diep en ten minste drie meter hoog en
de muur die een richel ondersteunde vormde een groot terras.
Aan de basis van de steunmuur die de leefruimte omvatte was
er een binnenplaats, die zich loodrecht op een tweede gebouw van kleinere
afmeting bevond. Op de begane grond kon men voedsel koken en boven bevond zich
de oogst van tarwe die spontaan groeide in de vallei. Er bevond zich een
halfronde muur rond de binnenplaats, en van daaruit kon men de vruchtbare vlaktes
beneden bewonderen. Op de binnenplaats speelde zich het huishoudelijk leven af.
De bedrijvige jongeman had ook een kleine bergbeek omgeleid
en had het water via een kanalensysteem in een lange rij bamboestokken gevoerd.
Zo kon hij van een douche genieten om zich te verkoelen voor de hitte van de
zon.
De verschillende niveaus waren met elkaar verbonden met
ladders en als je deze ladders optilde kon je de plaats ontoegankelijk maken
voor dieren, in het bijzonder voor voorouders die, met hun korte benen geen
kans hadden om erop te klimmen. Een echt meesterwerk van vindingrijkheid.
De meest voor de hand liggende vraag die iedereen zich
stelt is: Hoe kon een jongen van ongeveer vijftien of zestien jaar dit zelf
bouwen? Of liever, welk genie ontwerpt structuren die zowel goed gebouwd zijn als
functioneel? We zijn gewoon om te denken
dat de eerste mensen primitieve mensen waren die in grotten woonden en beschut
waren zo goed ze konden in de ruimte die ze konden vinden. Maar hier zien we
planning en perfect vakmanschap. De muren zijn perfect loodrecht gebouwd zonder
enige scheur.
De waarheid is dat God de eerste man en de eerste vrouw
heeft geschapen om perfect te zijn in hun fysieke structuur en in hun
intellectuele capaciteit. Er is geen vergelijk tussen hun intelligentie en de
onze die, hoewel ze ver superieur is aan deze van de mensen van het
Paleolithicum, ver van deze mensen staat. Bovendien zorgde God ervoor om vader
en moeder te zijn door locuties en ingevingen. Zonder de constante ervaring van
God die tot hen sprak, zoals Hij nog steeds doet bij veel zieners, zouden de
Man en de Vrouw niet kunnen leren spreken: ze zouden enkel dierlijke geluiden
kunnen imiteren. Op dezelfde manier leerde God de Man om vuur aan te steken, om
oogsten te verzamelen en op te slaan voor het seizoen dat de aarde rust,
enzovoort.
Men zou zich kunnen afvragen: hoe kon Adam zo verkeerd
handelen, als hij perfect was? Bedenk dat God de Mens een vrije wil gegeven
heeft, omdat de Mens op God geleek. Het is deze vrijheid die ons in staat stelt
te kiezen tussen goed en kwaad. Het is de mogelijkheid van keuze die ons vrij
maakt, die ons onderscheidt van dieren, naast het woord. Toen werk in Gods plan
ook de mogelijkheid voorzien dat de mens verkeerd kon zijn. God heeft niemand
ooit Zijn wil opgelegd. Hij informeerde alleen over de gevolgen die zouden
volgen als de mens zijn eigen gedacht zou volgen: zijn nakomelingen zouden de
dood ervaren, dat wil zeggen, zijn uitsterven als soort en de terugtrekking van
de Geest uit degenen die zonder de perfecte genetische vereisten waren geboren.
En omdat de verantwoordelijkheid evenredig moet zijn met het begripsvermogen,
is de schuld van Adam zeer groot voor God, en ook voor ons, omdat hij ons zoveel
lijden heeft nagelaten.
Het
interieur van de eerste verblijfplaats
De ingangsdeur, die was gemaakt van geweven riet en
ondersteund door twee lederen scharnieren, werd door een soort houten grendel
gesloten. In het huis waren twee ruimten, een kleinere ruimte dat voor de
ingang lag, met een raam in de wand en een langere ruimte die in het binnenste
van de grot was gelegen, met een tweede raam. Beide ramen waren uitgerust met
dwarsbalken, misschien om te voorkomen dat de dieren zouden binnenkomen.
In de hoeken van de grote ruimte stonden er
landbouwwerktuigen waarvan het handvat van de schors was ontdaan. Aan de muren
hingen er harige en volle zakken.
Op de grond bevond zich een schedel van een herkauwer met oogkassen
met pek afgesloten. Men zou kunnen zeggen dat het een soort gereedschap was dat
waarschijnlijk een pollepel of bekerfunctie had.
In het midden van het rechterstuk was een kruk waarop een
soort ijsbijl stond, bestaande uit een grote amygdala die aan een handvat was
vastgemaakt met stroken leer. Er stonden nog andere krukken waar andere amandelvormige
voorwerpen lagen die allemaal goed geordend waren om te snijden en anderen met
de functie van schrapers, bijvoorbeeld om het vlees te scheiden van de huid.
Twee witte leken op vuurstenen.
Aan de andere kant van de muur stond een werktafel die uit
grote rechte bladen bestond die gemaakt waren met wiggen die langs de ader van
het hout was gespleten. Op de tafel, naast een dierenhuid, lag er een grote
verscheidenheid aan edelstenen: wit, rood, groen en geel, zo groot als eieren.
Andere soortgelijke stenen werden langs de randen van een raam geplaatst en
reflecteerden in de zon hun kleuren op de muren van de kamer.
De Heer zegt hierover: Kostbare, maar gevaarlijke
voorwerpen, omdat de mens alle dingen voor het kwaad heeft gemaakt, een slaaf
van de demon van hebzucht en sensualiteit. We kunnen veronderstellen dat de
Heer ziet zozeer verwees naar de eerste Mens, voor wie enkel het dier een
esthetische waarde had, in vergelijking met de mensen die de edelstenen als
voorwerp van afgoderij en oorzaak van oorlog zagen.
De
erfzonde
Na het gevecht wordt de vrouwelijke voorouder, zonder de
vacht, door de jonge man opnieuw opgenomen in het huis om borstvoeding te geven
aan de pasgeborene.
Maanden gaan voorbij en ondertussen groeit de baby en
begint ze haar eerste stappen te zetten. Ze had een sociaal karakter en speelde
graag met de kinderen van de andere donker behaarde, voorouderlijke vrouwtjes,
op de binnenplaats onder het toeziend oog van de gelige voorouderlijke vrouw.
Adam komt aan op de kleine binnenplaats en zit op de bank
met zijn rug tegen de muur terwijl hij naar het toneel kijkt. Het geelachtige
en haarloze vrouwtje dat korte benen heeft, een gedrongen hoofd en lange
bungelende oren, haast zich om hem in te halen. Hij moet niet veel hebben van
haar aandacht, maar wanneer ze met ongewone stappen naar hem toekomt, begrijpt
hij dat haar vruchtbaarheidsperiode is gekomen. Van haar gedragingen als een
vrouwtje dat bronstig is, wat als een dier het natuurlijk ritme volgt, begrijpt
de Man dat de langverwachte tijd is aangebroken om nog een kind te verwekken.
Maar hij heeft zich misrekend: hij weet niet dat het vrouwtje, zonder de
tussenkomst van God, enkel hybriden kinderen kan voortbrengen volgens de weten
van de genetica die door Mendel werden ontdekt. Het was daarom geen seksueel
verlangen, dat het motief was voor de zonde van Adam, omdat hij immuun was voor
ongeordende impulsen. Het was een koele en heldere berekening om het eigen
nageslacht voort te brengen, zonder God.
Hij trekt zich terug in het vertrek waar zijn bed staat en
roept haar. Het voorouderlijk vrouwtje met het kleine meisje gaat naar hem,
maar aarzelt om binnen te gaan. Misschien was de regel dat ze die deur niet
mocht binnengaan. Maar hij staat erop dat ze binnenkomt, hij gaat liggen en
nodigt haar opnieuw uit. Het kleine meisje gaat ondertussen naar het binnenste
deel van de grot en Don Guido ziet haar niet meer. Waarschijnlijk staat haar
bedje daar. Eindelijk komt het vrouwtje binnen en gaat op de man liggen. Een
schok van walging gaat op dat moment door Don Guido en de scène eindigt.
Don Guido begrijpt dat deze daad de erfzonde is, met
desastreuze gevolgen voor de mensheid, want dat wordt gevolgd door de geboorte
van Kain, een hybride. Hij begrijpt ook dat als de Bijbel zegt dat de
oorspronkelijke zonde door Adam en Eva werd begaan, en de voorouderlijke vrouw
Adams partner in die zonde was, dat degene wie wij Eva noemen de
voorouderlijke vrouw was in plaats van de Vrouw! Hij merkt ook op dat de eerste
echte Vrouw, die op dat moment nog een kind was, helemaal geen relatie heeft
met die zonde, en zij dus onschuldig is.
In het visioen van Don Guido is de figuur van de Verleider
niet te zien. Maar om het te begrijpen vertelde Don Guido alleen de concrete,
materiële dingen die voor hem zichtbaar waren. Hij kon een spiritueel onderwerp
als Satan niet zien. Het is aan ons om door de context te begrijpen wat zelfs
de doctrine ons leert: de verleiding is in de Man geslopen en heeft zijn
gedachte beϊnvloed en zijn wil verleid. We moeten onthouden dat de slang niet
synoniem is met Satan en zelfs geen slangachtige is. De slang is een metafoor
dat het voorouderlijke vrouwtje betekent, met een subtiele ironie verwijzend
naar haar kenmerken, die door Mozes een slang genoemd werd.
Eva is een dier en als zodanig kon ze niet spreken. Maar
omdat ze een dier was die bronstig was op dat moment, handelde ze volgens haar
natuurlijk instinct. Als ze ook onbewust Adam heeft misleid met haar houding om
hem te lokken, is zij als dier vrijgesteld van elke verantwoordelijkheid. En
zelfs de rol van de eerste Vrouw, die op dat moment amper kon lopen, kan zelfs
in twijfel worden getrokken.
Alleen de Man had de volledige verantwoordelijkheid voor
zijn daden omdat hij de wil van God kende en perfecte controle had over zijn eigen
wil. Hoewel hij in onze ogen de verzachtende omstandigheid van zijn jonge
leeftijd had, was hij, als de perfecte mens, absoluut in staat elke verleiding
te weerstaan die van buitenaf kwam, of van zijn eigen ambitie en eigen wil. Hij
had de perfecte controle gekregen over zijn eigen wil. Samen met de vrijheid
dat God de Man had gegeven, had God hem ook onderscheidingsvermogen gegeven,
met andere woorden de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen het goede en
het kwade. Het is over het gebruik van deze vrijheid dat ook wij zullen
geoordeeld worden, zelfs al is onze vrije wil gedeeltelijk verduisterd door de
gevolgen van de erfzonde.
Bij de geboorte van Kain begreep Adam zijn fout, maar zijn
trots liet hem niet toe om God om vergeving te vragen. Daarom liet de Heer de
uitwerking van de zware gevolgen van die
daad toe!
Als God deze ongehoorzaamheid heeft toegelaten om zo
pijnlijk op de zovele onschuldigen te wegen, is het omdat Hij toen en nog
altijd het herstel is van Adam. Het is alleen door zijn fouten te erkennen en
bij berouw dat iemand kan terugkeren naar de waarheid. Adam moest ervaren dat
er buiten de wil van God alleen maar pijn is. In feite gingen zijn ogen open
bij de geboorte van Kain. Hij besefte zijn fout en bekeerde zich, maar hij was
zodanig trots dat hij God niet om vergeving vroeg. En de ogen van de Vrouw
gingen ook open, toen ze ouder werd en
ze besefte ook wat er was gebeurd. Maar in haar nederigheid en goedheid
aanvaardde zij deze broeder, die ook de onwettelijke zoon van haar man was.
Dus was noch het voorouderlijke vrouwtje met de bijnaam slang,
noch Eva die de echte Vrouw was, waren verantwoordelijk voor de val van Adam.
Op hem alleen komt de schuld volledig neer, zoals de H. Paulus herhaaldelijk
schrijft in zijn Brieven.
Met de erfzonde verliezen de nakomelingen van Adam en Eva de
oorspronkelijke perfectie en de gave van de Geest
De gevolgen van de erfzonde kwamen op de afstammelingen van
Adam en Eva neer, niet op de genetische perfectie van Adam en de Vrouw, de
bruid die altijd trouw is gebleven aan God.
Kain was vanuit intellectueel oogpunt gehandicapt. Hij was
een mens, omdat hij het gebruik maakte van het woord, maar dit was echter zeer
verward en hij gebruikte het maar laat. Zijn uiterlijk was dat van een
voorouder. Het woord was het enige teken dat hem onderscheidde van de
voorouders: het was het teken van Kain dat in de Bijbel wordt genoemd.
Zijn overeenstemmende natuur werd niet alleen weerspiegeld
in zijn uiterlijk voorkomen, maar ook op zijn innerlijke kwaliteiten: zijn
intellectuele vermogens waren aangetast en ook van het correct onderscheiden
van goed en kwaad. Alles in hem was veranderd, zowel op affectief vlak als wat
zijn wil betrof. Hij was slecht, wraakzuchtig en ondeugend. Kortom, alles met
betrekking tot zijn ziel was corrupt.
We zeiden reeds dat de ziel als een vat is waarin de Geest
stroomt die afgestemd is op de inhoud. Maar als een vat de Geest verliest omdat
het gescheurd is, dan stroomt de Geest eruit. Dit gebeurt ook op het geestelijk
vlak. Zijn dierlijkheid maakte hem niet geschikt om de Geest te bewaren. Als de
ziel aangetast is omdat het niet aangepast is, kan de Geest er niet verblijven
en groeien. Daarom is het meest tragische gevolg van de natuur van Kain door de
erfzonde, het verlies van de Geest.
En omdat de kwaliteit van de ziel genetisch wordt overgedragen
als de uitwendige kenmerken worden overgedragen, erfden de nakomelingen van
Kain de fysieke en morele mate van zijn genetisch corrupte natuur.
Bij het begin van het zesde hoofdstuk van het Mozaïsche
Genesis lezen we: Toen de mensen (nageslacht van Kain) talrijk begonnen te
worden op de aardbodem en dochters kregen, zagen de zonen van God hoe mooi
de dochters van de mensen waren (in staat om relaties te hebben om zich voort
te planten), en zij kozen zich uit die dochters ieder een vrouw. Dus zelfs het
volmaakte nageslacht van de Zonen van God werd bedorven door de voortplanting
van de genetisch corrupte mensen. De Bijbel zegt dat van die ongeordende
relaties de reuzen werden geboren, die machtig en gewelddadige mensen waren:
In die dagen - en ook nog daarna - leefden er reuzen op de
aarde, doordat de zonen van God gemeenschap hadden gehad met de dochters van de
mensen die hun zonen hadden gebaard. Zij waren de befaamde geweldenaars van de
oude tijd.
Maar God trok Zijn Geest weg uit deze geweldenaars hoewel
ze de zonen waren van de Zonen van God: `Mijn levensgeest zal niet altijd bij
de mens blijven, want hij is maar een nietig wezen (Genesis 6:3).
Op deze manier verloren de nakomelingen van de Zonen van
God geleidelijk hun integriteit tot op het punt van zichzelf volledig uit te
roeien als een perfect nakomelingschap. Noah was de laatste Zoon van God op
aarde en omdat hij de laatste was moest hij noodzakelijkerwijze huwen met een
hybride vrouw. Nadat God met de Zondvloed in een klap al deze lichamelijke en
geestelijke onherstelbare takken van de stamboom geëlimineerd had en de hybride
menselijke soort minder vervuild was dan vroeger, begon Hij weer opnieuw vanaf
nul. Maar deze nieuwe mensheid was niet zo perfect als oorspronkelijk het geval
was.
Deze stap is belangrijk omdat wij allen op aarde
nakomelingen zijn van de zonen van Noah. We zijn daarom allemaal hybriden,
genetisch aangetast en we hebben allen de oorspronkelijke fysieke en psychische
perfectie verloren. Als gevolg daarvan zijn we de Geest van God verloren, is
ook onze ziel aangetast en zijn we niet langer spiritueel levende wezens. We
hebben daarom allemaal verlossing nodig.
Maar God, die oneindig goed is, liet de zaken niet
eeuwenlang in duisternis op zijn beloop. Hij wachtte niet om Zijn Zoon te
zenden als Redder. Hij handelde constant, zelfs nog voor Hij tot de profeten
sprak door nieuwe perfecte gameten te scheppen die Hij in onvruchtbare vrouwen
inbracht, zoals in de Bijbel sommige voorbeelden zijn vermeld. Zij hebben elke
keer de mate van genetische onzuiverheid van de pasgeborenen gehalveerd en zij
hebben op deze manier bijgedragen tot het langzame en gedeeltelijke herstel van
de mensheid.
Tegelijk kwam God tussen door de behoefte aan Zichzelf in
elke ziel te plaatsen. Niet de Geest, maar iets dat dieren niet hebben nl. de
nostalgie aan God. Dit is de verborgen behoefte dat reeds in prehistorische
tijden bestond toen de mensen de zon en andere natuurkrachten aanbaden, omdat
ze in hen een superieure macht zagen. Het was een surrogaatmiddel, maar dit
verklaart waarom elke mens in zich een vage behoefte aan God heeft. Het is een
soort van waarmerk dat alleen Jezus tot vervulling zal brengen voor de mens die
Hem verwelkomt, de Geest van God.
De Joden uit het Oude Testament waren zich bewust van het
onderscheid tussen ziel en Geest. En ook de H. Johannes de Evangelist en de H.
Paulus, om een paar mensen te noemen uit het Nieuwe Testament. Het gebeurde
echter toen de ontluikende Kerk van Jeruzalem naar Rome verhuisde, dat de Kerk
de visie van de heidense volgelingen, die van de Grieks-Romeinse cultuur waren,
aanhing. Deze hadden een dualistische visie op de mens (dat wil zeggen dat de
mens alleen gevormd was uit ziel en lichaam) en de Kerk bleef onder deze
invloed. Dat leidde ertoe dat de ziel de karakteristieken kreeg toebedeeld die
van de Geest waren en de term ziel nam zijn plaats in.
|