De
glorierijke en gelukkige overgang van de H. Maagd Maria
Drie dagen voor de gelukkigste overgang van Maria waren de
Apostelen en leerlingen in het cenakel te Jeruzalem bijeen. Petrus kwam als
eerste aan. Hij werd door een engel, uit Rome, overgebracht. De engel verscheen
hem in die stad en deelde hem mee, dat het afscheid van de heiligste Maria
nabij was en dat de Heer hem beval naar Jeruzalem te gaan om aanwezig te zijn
bij die gebeurtenis. Daarop tilde de engel hem omhoog en bracht hem van Italië
naar het cenakel. Daar had de Koningin van de wereld zich teruggetrokken, een
beetje verzwakt door de kracht van Haar goddelijke liefde, want nu Zij zo dicht
bij Haar einde was, ondervond Zij de uitwerkingen van die liefde des te meer.
Zij kwam naar de ingang van Haar bidvertrek om Petrus te ontvangen. Zij knielde
aan zijn voeten en vroeg zijn zegen. Daarna kwam de H. Paulus, die Zij dezelfde
eerbewijzen schonk en die Zij blijken gaf van Haar vreugde hem te zien. De
Apostelen groetten Haar als de Moeder van God, als hun Koningin en als
Meesteres van heel de schepping, maar hun smart was even groot als hun eerbied,
want zij wisten dat zij gekomen waren om getuigen te zijn bij Haar afscheid. Na
deze Apostelen kwamen de anderen en de nog levende discipelen. Drie dagen later
waren zij bijeen in het cenakel. De Hemelse Moeder ontving hen allen met grote
nederigheid, eerbied en liefde. Zij vroeg ieder van hen Haar te willen zegenen.
Zij stemden allen daarin toe en groetten Haar onder de diepste eerbetuigingen.
De H. Johannes en Jacobus de Mindere ontving hen allen gastvrij en verzorgd.
Niet iedereen was op de hoogte van het toekomstig verlies,
omdat de engelen niet aan iedereen de reden hadden aangekondigd en de Apostel
Petrus riep hen als Hoofd van de Kerk tezamen om de reden van hun komst mee te
delen en sprak: Mijn beminde kinderen en broeders, de Heer heeft ons naar
Jeruzalem geroepen vanuit verre regionen, omdat er een gewichtige reden voor
is, zeer dringend en smartelijk voor ons. De Almachtige wenst nu Zijn heiligste
Moeder, onze Meesteres, onze troost en beschermvrouw naar de troon van de
eeuwige glorie te brengen. Zijn goddelijk bevel houdt in dat wij allen aanwezig
zijn bij Haar allergelukkigste en glorierijke overgang. Toen onze Meester en
Verlosser opsteeg naar de rechterhand van Zijn Vader, waren zij verweesd en
misten Zijn tegenwoordigheid, maar we behielden Zijn heiligste Moeder. Wat
zullen we doen, nu ons licht ons gaat verlaten? Welke hulp en hoop rest ons om
ons te bemoedigen op onze pelgrimstocht? Ik vind er geen, behalve de
verwachting dat wij Haar als onze tijd gekomen is, zullen volgen.
De H. Petrus kon niet verder spreken door zijn tranen en
zuchten. Ook de Apostelen waren niet in staat hem te antwoorden door tranen.
Daarna herstelde Petrus zich en sprak verder: Mijn kinderen, laat ons naar onze
Moeder en Vrouwe gaan. Laten wij de tijd die Haar nog rest hier op aarde in
Haar gezelschap doorbrengen en Haar vragen ons te zegenen. Zij begaven zich
naar het bidvertrek van de grote Koningin, waar zij Haar knielend op het
rustbed aantroffen om een korte rust te genieten. Zij zagen Haar vol schoonheid
en hemels licht, omgeven door duizend engelen van Haar garde. Haar uiterlijk en
de toestand van Haar heilig en maagdelijk lichaam waren dezelfde als op Haar 33
jaar, want vanaf dat jaar veranderde er niets aan Haar uiterlijk. Het was niet
door de jaren getekend, het vertoonde geen ouderdomsverschijnselen, geen
rimpels, geen verzwakking zoals bij andere mensen het geval is. Deze
onveranderlijkheid was een privilege dat alleen aan de heiligste Maria
geschonken was, omdat dit overeenkwam met de stabiliteit van Haar zuiverste
ziel en omdat dit het gevolg was van Haar immuniteit van erfzonde, die noch
Haar heiligste lichaam noch Haar zuiverste ziel beroerden. De Apostelen en
discipelen en enige andere gelovigen vulden Haar kamer. Zij allen bewaarden de
grootste stilte in Haar aanwezigheid. De H. Petrus en H. Johannes gingen aan
het hoofdeinde van de bank zitten. De heiligste Maria keek hen allen aan met
Haar gebruikelijke bescheidenheid en eerbied en vroeg hen om hun zegen en
smeekte Haar deze troost te willen geven. Ze knielde voor de H. Petrus en
sprak: Mijn meester, Ik smeek u, Mij als universele leider en hoofd van de H.
Kerk, uw zegen in uw eigen naam en namens de Kerk te willen geven. Vergeef Mij,
uw dienares, voor de geringheid van de diensten die Ik in Mijn leven kon geven.
Sta toe dat de H. Johannes Mijn kledij verdeelt. De twee tunicas zijn bestemd
voor de twee arme meisjes, die Mij altijd zo liefdevol geholpen hebben. Zij
wierp Zich daarna op de grond, kuste de voeten van de H. Petrus, als
plaatsvervanger van Christus, en wekte de bewondering en de tranen op van de
Apostelen en alle omstaanders door Haar overvloedige tranen. Van de H. Petrus
ging Zij naar de H. Johannes en knielde op dezelfde wijze aan zijn voeten. De
liefdevolle Moeder ging verder met het afscheid nemen. Zij sprak tot ieder van
de Apostelen in het bijzonder en tot enige van de discipelen. Daarna tot allen
tezamen die in grote getale daar aanwezig waren. Zij sprak tot hen: Liefste
kinderen en Mijn meesters, Ik heb u steeds in Mijn ziel gesloten en in Mijn
hart geschreven. Ik heb u allen met dezelfde tedere liefde bemind die Mij
betoond werd door Mijn goddelijke Zoon, die Ik in u, Mijn uitverkoren vrienden
teruggevonden heb. Gehoorzaam aan Zijn heilige en eeuwige wil, ga Ik nu naar de
eeuwige woonplaatsen, waar Ik, Ik beloof u dat als een Moeder voor u zal zorgen
in het helderste licht van de Godheid, waarvan Ik het visioen in alle
eeuwigheid hoop te genieten. Ik beveel u Mijn Moeder de Kerk, aan, de
verheffing van de naam van de Allerhoogste, de verspreiding van het Evangelie,
de eer en eerbiediging voor de woorden van Mijn goddelijke Zoon, de herinnering
aan Zijn Lijden en Dood, de praktijk van Zijn leerstellingen. Mijn kinderen,
houd van de Kerk en van elkaar met een band van naastenliefde, die Uw Meester u
steeds voorgehouden heeft. Aan U, Petrus, Heilige Vader, beveel Ik Mijn zoon
Johannes en heel de rest aan. Als pijlen van goddelijk vuur doorboorden de
woorden van de heiligste Maria de harten van alle Apostelen en omstaanders en
na Haar woorden waren allen in tranen en gegrepen door niet te stelpen smart.
Zij wierpen zich hartverscheurend op de grond. Na enige tijd vroeg Zij hen,
samen met Haar in stilte te bidden. Gedurende deze stilte daalde Haar Zoon
Jezus uit de Hemel neer op een troon van onuitsprekelijke glorie, vergezeld
door alle Heiligen en ontelbare Engelen, waardoor het cenakel met glorie
vervuld werd. De heiligste Maria aanbad de Heer en kuste Zijn voeten. Zij lag
voor Hem neer en volbracht de laatste en diepste akte van geloof in Haar
sterfelijk leven. Ze verdeemoedigde Zich dieper dan alle mensen tezamen ooit
gedaan hebben of zullen doen in berouw over hun zonden. Haar goddelijke Zoon
gaf Haar Zijn zegen en sprak in tegenwoordigheid van de Hemelse hovelingen:
Mijn liefste Moeder, die Ik verkozen heb tot woonplaats,
het uur is gekomen waarin Gij vanuit dit leven-van-de-dood en van de wereld in
de glorie van Mijn Vader en Mij zult overgaan. Daar zult Gij de troon die Ik
voor u aan Mijn rechterhand in gereedheid heb gebracht, bezitten en in alle
eeuwigheid zult Gij hem genieten. En omdat Ik U door Mijn kracht als Mijn
Moeder deze wereld heb doen betreden vrij van zonde zal de dood zijn rechten
niet over u kunnen doen gelden en U niet mogen aanraken bij Uw vertrek uit deze
wereld. Indien Gij niet door de dood wenst te gaan, kom dan nu met Mij mee om
Uw glorie, die Gij verdiend hebt, te krijgen.
Maar de heiligste Moeder wierp zich aan de voeten van Haar
Zoon en antwoordde Hem met vreugdevol gelaat: Mijn Zoon en Mijn Heer, Ik
bezweer U, laat Uw Moeder en dienares het eeuwig leven binnengaan door de
gewone poort van de natuurlijke dood, waardoor alle kinderen van Adam moeten
gaan. Gij, die Mijn ware God zijt, hebt de dood ondergaan zonder dat Gij
daartoe verplicht was. Het is passend dat Ik U, na U bij Uw leven gevolgd te
hebben, ook in de dood navolg.
Christus keurde het offer van Zijn heiligste Moeder goed en
stemde toe in de voltrekking ervan. Daarna begonnen de Engelen enige verzen uit
het Hooglied van Salomo in harmonie te zingen. Hoewel alleen de H. Johannes en
enige Apostelen met de aanwezigheid van Christus op de hoogte waren, voelden de
anderen toch innerlijk Zijn goddelijke kracht en Zijn uitwerking, maar de
muziek werd zowel door de Apostelen en discipelen als door velen van de
gelovigen die daar aanwezig waren, gehoord. Een Hemelse geur verspreidde zich,
die zelfs tot op de straat merkbaar was. Het huis van het cenakel werd vervuld
met glans, door allen opgemerkt en de Heer schikte het zo dat diverse groepen
uit het volk van Jeruzalem in de straten liepen en getuigen waren van dit
wonder.
Toen de Engelen met hun muziek begonnen, leunde de
heiligste Maria achterover op de rustbank. Haar tunica was rond Haar heilig
lichaam gevouwen. Haar handen waren ineengestrengeld, Haar ogen gericht op Haar
goddelijke Zoon en Zij was helemaal vervuld met het vuur van goddelijke liefde.
En toen zetten de Engelen de verzen van het Hooglied (hoofdst 2) in: Sta op,
mijn liefste, kom toch, mijn schoonste. Kijk maar, de winter is heen, de
regentijd voorgoed voorbij. Op het veld staan weer bloemen; de tijd om te
zingen breekt aan; de roep van de tortel klinkt over het land. De
vijgeboom draagt zijn eerste vruchten al, en wat ruikt de bloeiende wijnstok
heerlijk! Sta op, mijn liefste, kom toch, mijn schoonste! Mijn duif, verscholen
in de spleten van de rots, in de holten van de bergwand, laat mij je gezicht
zien, laat mij je stem horen, want je stem is zo mooi, je gezicht zo
lieftallig! Ondertussen sprak Zij die woorden van Haar Zoon op het Kruis:
In Uw handen, O Heer, beveel Ik Mijn geest.
Daarna sloot Zij Haar ogen en blies de laatste adem uit. De
ziekte die Haar het leven kostte was liefde, zonder enige andere zwakte of
bijkomstige kwaal. Zij stierf in het ogenblik waarin de goddelijke macht Zijn
bijstand opschortte, die tot dan het tastbare vuur van Haar brandende liefde
voor God had weerhouden. Zodra Zijn wonderbaarlijke bijstand teruggetrokken
werd, verteerde het vuur van Haar liefde de levenssappen van Haar hart wat het
ophouden van Haar aards bestaan veroorzaakte. Toen verliet deze zuiverste ziel
Haar maagdelijk lichaam om in grenzeloze glorie te zitten op de troon aan de
rechterhand van Haar goddelijke Zoon. De muziek van de Engelen scheen zich
onmiddellijk terug te trekken naar de bovenste luchtlagen, want de hele
processie van Engelen en Heiligen vergezelde de Koning en Koningin naar de
hoogste hemelen. Het heilig lichaam van de heiligste Maria, dat tot tempel en
tabernakel gediend had van God gedurende het leven, bleef een schitterend licht
uitstralen en ademde een wonderbare en onbekende geur uit die alle aanwezigen
met innerlijke en uiterlijke lieflijkheid vervulde. De duizend Engelen van Haar
garde bleven het onschatbare lichaam bewaken. De Apostelen en discipelen waren
onder tranen en verwondering van wat ze hadden meegemaakt, enige tijd in
bewondering verzonken en zongen daarna vele psalmen en hymnen ter ere van de
overleden heiligste Maria. De glorierijke overgang vond plaats om 15u, op
vrijdag de 13de augustus. Zij was toen 69 jaar. Zij heeft na Jezus
dood toen Hij 33 jaar was, nog 21 jaar geleefd. (Bij Jezus geboorte was Maria
15 jaar)
Er gebeurden grote wonderen ten tijde van de kostbare dood
van Maria, want de zon werd gedurende enige tijd verduisterd en haar licht werd
gedurende enige tijd verborgen. Vele vogels van verschillende soorten
verzamelden zich rond het cenakel en bewogen de omstaanders tot tranen toe door
hun droevige geluiden. Heel Jeruzalem was in beweging, vele inwoners kwamen in
groepen bijeen en vroegen zich verwonderd af wat er gebeurd was. Zij prezen
luid de macht van God en de grootte van Zijn werken. Anderen waren helemaal
teneer geslagen en buiten zichzelf. De Apostelen en discipelen en ook enige
trouwe gelovigen stortten tranen van verdriet. Vele zieke personen werden
genezen. Zielen in het vagevuur werden verlost. Maar het grootste wonder was
dat drie personen, een man in Jeruzalem en twee vrouwen die dicht bij het
cenakel woonden in zonde en onboetvaardigheid, stierven in Haar stervensuur.
Zij hadden de eeuwige verwerping verdiend. Maar hun zaak werd voor het
tribunaal van Christus gebracht, en Zijn Moeder Maria kwam voor hen op en zij
werden tot leven gebracht. Zij verbeterden hun gedrag zodanig dat zij later in
genade stierven en gered werden.
Maria : Door de keuze om te sterven
zoals een mens en zoals Mijn Zoon te sterven verkreeg Ik de gunst voor allen
die Mij toegewijd zijn en Mij aanroepen in het uur van de dood, en Mij aanstellen
als hun Voorspreekster ter gedachtenis van Mijn gelukkige Overgang en van Mijn
verlangen om Hem in de dood gelijk te worden:
-
Dat zij onder Mijn bijzondere bescherming
zullen zijn in dat uur
-
Dat zij Mij zullen hebben als afweer tegen de
duivels
-
Dat zij Mij als hulp en beschermster zullen
hebben
-
En dat zij door Mij zullen geleid worden voor
het tribunaal van barmhartigheid en daar Mijn tussenkomst zullen ondervinden
Het gevolg hiervan was, dat de Heer Mij nieuwe macht gaf en
een nieuwe opdracht. Hij beloofde Mij grote genadebijstand te geven voor een
zalige dood en een zuiver leven aan allen die in eerbied voor dit mysterie van
Mijn kostbare dood, Mijn hulp willen inroepen.
Doordat de dood op het leven volgt en daarmee overeenkomt,
is de beste borg voor een goede dood nog steeds een goed leven, een leven
waarin het hart onthecht is en bevrijd van aardse liefde. Want dat is wat in
het laatste uur de ziel kwelt en bedrukt en als een zware ketting haar vrijheid
om op te stijgen boven de dingen, welke zij liefhad in deze wereld, belet. O
hoe weinig begrijpen de mensen deze waarheid en hoe ver dwalen zij daarvan af
door hun daden! De erfzonde was Mij vreemd en geen van zijn uitwerkingen had
enige macht over Mijn vermogens, maar toch leefde Ik in vreze, in armoede en
onthecht van aardse dingen, zo volmaakt mogelijk en heilig, en deze heilige
vrijheid ondervond Ik in het uur van Mijn dood. Keer u steeds meer af van
zichtbare dingen. Dan zult gij de benodigde vrijheid niet tevergeefs zoeken,
wanneer de Bruidegom u ter bruiloft uitnodigt.
De
begrafenis
De heilige Apostelen regelden de begrafenis van het
allerheiligste lichaam van hun Koningin en Vrouwe. Zij zochten daarvoor een
nieuw graf uit, dat op mysterieuze wijze door voorzieningen van Haar goddelijke
Zoon was gereed gemaakt. Zij riepen twee dienaressen van Maria die aangewezen
waren als erfgenamen van Haar tunicas en drogen hen op het lichaam van de
Moeder van God te zalven met kostbare oliën en reukwaren en in een lijkwade te
wikkelen voordat het in de kist zou worden gelegd. Met grote eerbied en in
grote vreze betraden de twee meisjes de kamer, waar het lichaam van de heilige
Vrouwe op Haar bank lag, maar de glans die daarvan uitging maakte hen het
naderen onmogelijk en verblindde hen zodanig dat zij het lichaam niet konden
zien of aanraken. Ze konden zelfs niet vaststellen op welke plaats het rustte.
Zij verlieten terug de kamer en zeiden aan de Apostelen wat er gebeurd was. Ze
kwamen tot de conclusie - onder goddelijke influistering dat deze heilige Ark
van het Verbond niet mocht aangeraakt worden of behandeld mocht worden zoals
dit gebruikelijk was. Toen betraden de H. Petrus en de H. Johannes het
bidvertrek en namen de schittering waar, terwijl zij hemelse muziek van de
Engelen hoorden die zonden: Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met
U. Anderen antwoordden: Maagd voor de geboorte, in de geboorte en na de
geboorte. Ze vielen op hun knieën en vroegen de Heer om hen te laten weten wat
we moesten doen. Toen hoorden zij een stem die zei: Laat het lichaam niet
ontkleed noch aangeraakt worden. Nadat de glans wat verminderd was, naderden
zij de bank en namen de tunica, met eigen handen, aan twee einden vast. Zo werd
de heilige en maagdelijke schat op een baar geplaatst in dezelfde positie die
het op de bank had ingenomen. Dit viel hen zeer gemakkelijk omdat zij slechts
het gewicht van de tunica voelden. De glans verminderde nog meer en allen
konden de schoonheid van het maagdelijk gelaat en van Haar handen aanschouwen.
Wat de rest betreft beschermde de almacht van God deze, Zijn hemelse
woonplaats, zodat niemand meer kon zien dan wat gebruikelijk is in de normale
omgang, namelijk Haar gezicht en Haar handen.
Daarna overlegden de Apostelen verder over Haar begrafenis.
Toen hun beslissing bekend werd onder de menigte van getrouwen in Jeruzalem,
brachten zij vele kaarsen om rond de baar aangestoken te worden. En hoewel alle
kaarsen gedurende die dag en de twee volgende dagen brandden, raakte geen van
de kaarsen opgebrand en veranderden ze niet van vorm. De Heer had alle inwoners
van Jeruzalem ingefluisterd aanwezig te zijn bij de begrafenis van Zijn
heiligste Moeder, zodat er bijna niemand in Jeruzalem was, zelfs onder de Joden
en heidenen, die niet door dit nieuwe schouwspel geïmponeerd werd. De Apostelen
namen het lichaam en tabernakel van God op hun schouders en droegen als
priesters van de Evangelische wet in processie van het cenakel in de stad naar
de vallei van Josaphat. Dit was zichtbaar voor de bewoners van Jeruzalem. Maar
bovendien was er de onzichtbare menigte van hovelingen uit de Hemel. Zij
bestond uit de duizend engelen van de Koningin, die hun Hemelse liederen, die
gehoord werden door de Apostelen, discipelen en vele anderen, gedurende de drie
dagen niet onderbraken. Er daalden nog vele engelen uit de Hemel neer en ook de
oude Aartsvaders en Profeten, waaronder de H. Joachim en de H. Anna, Jozef,
Elisabeth en Johannes de Doper en vele andere heiligen die door Jezus gezonden
waren om de begrafenis van Zijn heiligste Moeder bij te wonen. Onderweg vonden
er vele wonderen plaats. Alle zieken, en er waren er zeer veel, werden genezen
van verschillende ziekten. Vele bezetenen werden van duivels bevrijd. Groter
waren de wonderen van bekering, die onder de Joden en heidenen plaatsvonden,
want bij deze gelegenheid werden de schatkamers van de goddelijke
barmhartigheid wijd opengezet, zodat vele zielen Christus leerden kennen en Hem
openlijk beleden als de ware God en Verlosser en om het Doopsel vroegen. Het
vele volk was verwonderd over de geur die verspreid werd, de lieflijke muziek
die zij hoorden en andere wonderen. Zij riepen God uit tot machtig en groot in
dit schepsel, en tot getuigenis van hun erkenning sloegen zij hun op de borst
in smart en berouw.
Toen de processie het heilig graf in de vallei van Josaphat
bereikt had, plaatsten de twee Apostelen het lichaam in het graf en bedekten
het met een linnen doek, waarbij de engelen hun taak overnamen. Zij sloten het
graf met een grote steen, zoals dit gebruikelijk was bij andere begrafenissen.
De Hemelse hovelingen keerden naar de Hemel terug, terwijl de duizend engelen
van Haar lijfwacht hun wake voortzetten, en het heilig lichaam bewaakten en de
muziek van de begrafenis lieten weerklinken. De menigte ging heen en de
Apostelen en discipelen keerden onder tedere tranen naar het cenakel terug.
Gedurende een heel jaar bleef de uitgelezen geur door heel het cenakel en in
het bidvertrek hing deze geur meerdere jaren. Dit heiligdom bleef een plaats
van toevlucht voor al diegenen die belast en beladen waren en zij vonden daar
wonderbaarlijke bijstand zowel bij ziekten als in moeilijkheden en noden. Enige
Apostelen keerden naar het graf terug om te waken en de H. Petrus en Johannes
kwamen voor lange perioden het graf bezoeken, waar de schat van hun hart was
neergelegd.
Onze Verlosser Jezus trad de zevende Hemel binnen en leidde
de zuivere ziel van Zijn Moeder aan Zijn rechterhand. Zij verdiende uit alle
stervelingen de ontheffing van het bijzonder oordeel omdat Zij ontheven was van
de erfschuld en uitverkoren was tot Koningin, en stond boven de wetten van de
kinderen van Adam. Om deelde reden zal Zijn aan de rechterhand van de Rechter
gezeten zijn om met Hem alle schepselen te oordelen. Zijn was van het eerste
ogenblik van Haar Ontvangenis het lichtend Morgenrood schitterend met de
stralen van de zon van de Godheid, mooier dan de meest verheven serafijn, en
verkreeg later nog grotere glans door Haar contact met het hypostatische Woord,
die Zijn menselijkheid aan Haar wezen dankte. Zij was Zijn Metgezellin door alle
eeuwen heen en dusdanig met Hem gelijk, dat geen ander schepsel deze gelijkheid
met de Godheid kon evenaren. In dit licht leidde de Verlosser Haar voor de
troon van de Godheid en sprak tot de eeuwige Vader in tegenwoordigheid van alle
zaligen:
Eeuwige Vader, Mijn allerliefste Moeder, Uw geliefde
Dochter en uitverkoren Bruid van de H. Geest, komt nu om bezit te nemen van de
kroon en de glorie die Wij voor Haar verdiensten in gereedheid gebracht hebben.
Zij is degene die geboren is als de Roos zonder doornen, onberoerd, zuiver en
schoon, waardig om door Ons te worden omhelsd en geplaatst te worden op een
troon die door geen van ons schepselen ooit bereikt kan worden en voor hen, die
in zonden ontvangen zijn, onbereikbaar is. Dit is Onze Uitverkorene en Onze Enige,
onderscheiden boven alle anderen, aan Wie Wij Onze genade en volmaaktheden in
ruimere mate dan aan andere schepselen geschonken hebben; waarin Wij de
schatten van Onze onbegrijpbare Godheid en Haar gaven gelegd hebben. Zij heeft
trouw de talenten die Wij Haar gaven beheerd en vruchtbaar gemaakt. Zij is
nooit van Onze wil afgeweken en heeft genade en welbehagen in Onze ogen
gevonden. Mijn Vader, het tribunaal van Onze gerechtigheid en barmhartigheid is
onpartijdig en door hem worden de diensten van Onze vrienden meer dan
overvloedig betaald. Het is juist, dat aan Mijn Moeder de beloning van een
Moeder gegeven wordt en omdat Zij gedurende heel Haar leven en in al Haar
werken zo gelijk mogelijk is geweest aan Mij als voor een schepsel maar
mogelijk is, laat Haar dan nu ook gelijk zijn in glorie op de troon van Onze
Majesteit, zodat daar waar heiligheid in wezen aanwezig is, Zij ook gevonden
zal worden in Haar hoogste deelhebbing.
De Vader en de H. Geest keurden het besluit van het
Mensgeworden Woord goed. De heiligste ziel van Maria werd onmiddellijk
opgeheven naar de rechterhand van Haar Zoon en ware God en op de koninklijke
troon van de H. Drie-eenheid geplaatst, die geen mens of engel en zelfs geen
serafijn ooit betreden had, en niet in de eeuwigheid zal betreden. Dit is het
meest verheven en grootste privilege van onze Koningin en Vrouwe dat Zij op de
troon zit met de drie goddelijke Personen en Haar plaats als Koningin bezet,
terwijl de rest dienaren en priesters zijn van de hoogste Koning. Haar gaven van
glorie, verstand, inzicht en rijpheid geven Haar recht op de majesteit van Haar
positie, onbereikbaar voor alle stervelingen, omdat Zij boven allen en meer dan
allen doordringt en dieper het eeuwige Wezen en Zijn oneindige mogelijkheden
begrijpt. Zij geniet met liefde van Zijn Mysteries en allergeheimste
strevingen, meer dan al de rest van de zaligen. Hoewel er tussen de glorie van
de goddelijke Personen en die van de heiligste Maria een oneindige afstand is,
want het licht van de Godheid is ongenaakbaar en daarin alleen onsterfelijkheid
en glorie, en ook de heiligste ziel van Christus aan gaven die van Zijn Moeder
mateloos overtreft, is de glorie onbereikbaar voor alle heiligen. Zij bezit een
gelijkenis met die van Christus die in dit leven niet kan begrepen worden.
Hoewel de Heer geen vermeerdering aan nieuwe glorie kon
ervaren, omdat Hij alle denkbare glorie onveranderlijk bezit en in eeuwigheid
bezitten zal, waren de uitwendige blijken van dit welbehagen en Zijn voldoening
over de vervulling van Zijn eeuwige raadsbesluiten op dit dag groter dan ooit
en vanaf de troon klonk de stem van de eeuwige Vader:
In de glorie van Onze geliefde en Ons liefhebbende Dochter
is heel het welbehagen van Onze heilige wil tot Onze volledige voldoening
vervuld. Aan alle schepselen hebben Wij leven gegeven, ze werden uit niets
geschapen, opdat ze zouden deelhebben aan onze oneindige goederen en schatten
overeenkomstig het welbehagen van Onze onmetelijke barmhartigheid. Juist
degenen die geschikt werden gemaakt voor Onze genade en glorie, hebben deze
weldaad verguisd. Alleen Onze geliefde Dochter had geen deel aan de
ongehoorzaamheid en afdwalingen van de rest en Zij heeft dan ook verdiend wat
de onwaardige kinderen van verderf verworpen hebben. Ons hart is nooit, geen
ogenblik, in Haar teleurgesteld. Aan Haar komen de beloningen toe, welke Wij in
Ons voorwaardelijk besluit in gereedheid gebracht hadden voor de ongehoorzame
engelen en hun volgelingen onder de mensen als ze trouw geweest waren aan hun
genade en roeping. Zij heeft Ons genoegdoening gegeven voor hun afval door Haar
onderworpenheid en gehoorzaamheid. Zij heeft Ons welbehagen opgewekt door al
Haar daden en heeft een plaats op de troon van Onze Majesteit verdiend.
Op de derde dag nadat de zuiverste ziel van Maria bezit
genomen had van deze glorie, die Zij nooit meer zou verlaten, openbaarde de
Heer Zijn goddelijke wil aan de heiligen, en ei dat Zij naar de wereld terug
moest keren, Haar heilig lichaam tot nieuw leven zou roepen en Haar daarmee zou
verenigen, opdat Ze met ziel en lichaam terug zou opgeheven worden naar de
rechterhand van Haar goddelijke Zoon zonder wachten op de algemene opstanding
van de doden. Toen de tijd voor dit wonder was aangebroken, daalde Christus uit
de Hemel neer, aan Zijn rechterhand de ziel van Zijn Moeder, vergezeld van vele
legioenen engelen, Aartsvaders en Profeten. Zij kwamen naar het graf in de
vallei van Josaphat en aangekomen bij het maagdelijk lichaam sprak de Heer de
volgende woorden tot de heiligen:
Mijn Moeder werd zonder zonden ontvangen, opdat Ik Mij uit
Haar maagdelijk wezen zou kunnen kleden in de menselijkheid waarin Ik naar de
wereld kwam en Haar van zonde verloste. Mijn vlees in Haar vlees. Zij werkte
met Mij samen in de werken van Verlossing, daarom moet Ik Haar doen opstaan,
juist zoals Ik uit de doden opstond en wel tegelijkertijd en in hetzelfde uur.
Want Ik wil Haar aan Mij gelijk maken in alle dingen.
Al de oude heiligen van het menselijk geslacht dankten voor
deze nieuwe gunst in lofprijzingen en gloriezangen tot de Heer. Zij die zich
bijzonder onderscheidden in hun dank waren onze eerste ouders Adam en Eva, de
H. Anna, de H. Joachim en H. Jozef. Zij waren nauw betrokken bij dit wonder van
Zijn Almacht. Daarna, op bevel van de Heer, verenigde de zuivere ziel van de
Koningin zich met het maagdelijk lichaam, herlevendigde dit en deed het
opstaan, gaf het nieuw eeuwig leven en glorie en deelde de vier gaven:
doorzichtigheid, onvatbaarheid voor lijden, beweeglijkheid en subtiliteit,
overeenkomend met die van de ziel door ze in het lichaam te laten overvloeien.
Verrijkt met deze gaven trad de heiligste Maria uit het graf met lichaam en
ziel, onder de afsluitsteen op te tillen en zonder de positie van de tunica,
die Haar heilig lichaam omgaf, te verstoren. Haar schoonheid en uitstralende
glorie zijn onbeschrijflijk. De Heer schonk in deze Verrijzenis en
wedergeboorte Haar een glorie en schoonheid, gelijk aan Zijn eigen
verschijning. Daarna vertrok van het graf een zeer plechtige processie die zich
onder hemelse muziek door de luchtlagen naar de zevende Hemel bewoog. Dit
gebeurde in het uur, onmiddellijk na middernacht, waarin de Heer was opgestaan
uit het graf. Daarom waren niet alle Apostelen hiervan getuige, alleen zij die
bij het graf waakten.
De heiligen en engelen kwamen in de Hemel in de volgorde
waarin ze die verlaten hadden. Op de laatste plaats kwam Christus met aan Zijn
rechterhand de Koningin, gekleed in goudbrokaat. Ze was zo mooi dat Zij de
bewondering opwekte van het Hemels hof. Allen keerden zich tot Haar om naar
Haar te kijken en te zegenen met nieuwe jubel en lofzangen. Middenin deze
glorie kwam de heiligste Maria met lichaam en ziel bij de troon van de H.
Drie-eenheid. En de drie goddelijke Personen ontvingen Haar met een in alle
eeuwigheid onuitwisbare omhelzing. De eeuwige Vader zei tot Haar : Stijg hoger
op, Mijn Dochter, Mijn Duive. Het mensgeworden Woord sprak: Mijn Moeder, van
Wie Ik het menselijk wezen ontvangen heb en volledige voldoening van Mijn werk
door Uw volmaakte navolging, ontvang nu uit Mijn hand de beloning die Gij
verdiend hebt. De H. Geest sprak: Mijn allerliefste Bruid, treed binnen in de
eeuwige vreugde die overeenkomt met de meest getrouwe liefde, want de winter
van het lijden is nu voorbij, Gij zijt aangekomen in Onze eeuwige omhelzingen.
Daar werd de heiligste Maria ondergedompeld in de beschouwing van de drie
goddelijke Personen en als het ware overspoeld door de grenzeloze oceaan van de
Godheid, terwijl de heiligen met bewondering en vreugde vervuld waren.
|