Inhoud blog
  • Ik verhuis naar een andere blogsite!!!
  • De mystiek achter de tweede komst van Jezus
  • Luz de Maria 24/4
  • Zalig de armen van geest
  • Aanbidden in geest en waarheid
  • 3.33 uur 's ochtends
  • De kracht van 1 Weesgegroet
  • Ze komen eraan
  • Vreemde en grote donkere wezens zullen spoedig overal binnendringen
  • Een volgende lockdown
  • Boodschap aan Anna Shelley 24/4
  • De devotie van de 7 smarten van OLVrouw
  • Toewijdingsgebeden aan God de Vader, het H. Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria
  • Gebeden van toewijding van ziekte, lijden en levenslasten
  • De betekenis van Pinksteren - 4
  • Om een baby uit een miskraam en geaborteerde baby's te dopen
  • Exorcismegebed over je woning en grond en toewijdingsgebed
  • Gebeden van zegening en bescherming
  • Het is eindelijk aangebroken
  • Wat God me toonde over aanstootgevende kledij...
  • Wat God me toonde over feminisme
  • De betekenis van Pinksteren - 3
  • Einde van Satans invloed in zicht
  • Red de planeet, ga CO2 uitstoten
  • Over de verliezen aan Westerse kant wordt gezwegen
  • Boodschappen aan Eduardo Ferreira
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Boodschappen van OLVrouw di Zaro 8/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Boodschappen aan Valeria Copponi (tot 19/4)
  • Instorting van economie, en munteenheden
  • De uitval
  • Over Poetin
  • Zal dit het einde veroorzaken?
  • Een miraculeuze foto van de Gekruisigde Jezus
  • Boodschap aan Anna Shelley 20/4
  • Luz de Maria 20/4
  • Rusland wordt verder uitgedaagd
  • De 3 daagse duisternis
  • De 9 cirkels van de Hel
  • In de Hel wegens echtscheiding
  • Meteoor op California
  • 23 april
  • De komst van de asteroide
  • Massale afname van bevolking in Europa komt eraan
  • Repost: Genezingsgebed van God de Vader
  • Opwarming van het klimaat? Niet dus.
  • Let op voor cosmetica en dergelijke producten
  • De uitleg van het merkteken van het beest door de Heer
  • De volgende pandemie
  • Over Obama: hij kan de Antichrist worden, door bezetenheid
  • Luz de Maria 16/4
  • Boodschap aan Anna Shelley 19/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Een zombievirus
  • Nano chip
  • VK zal getroffen worden
  • Dit zal gebeuren door Hem
  • Het is reeds begonnen
  • Hoe de Antichrist zal werken door AI en Biotechnologie
  • Ze komen voor onze kinderen
  • Vernietiging van 3 landen
  • Bloedmanen als waarschuwend teken
  • 5 tekenen dat je een Uitverkorene bent
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • OLVrouw van Smarten
  • Adviezen om de duivel te bevechten
  • Het sociaal kredietsysteem
  • NEEM GEEN VACCINS!!! GEEN ENKELE!!!
  • BID TEGEN ABORTUS!!!
  • De betekenis van Pinksteren - 2
  • De betekenis van Pinksteren - 1
  • Goede raad: wees niet afhankelijk van de staat
  • De plannen van de wereldelites
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Bijhorende afbeelding bij de boodschap van Lorena
  • Nog eens nieuws van de Antichrist/Maitreya
  • Boodschap aan Pedro Regis 11/4
  • Luz de Maria 12/4
  • Boodschap aan Lorena 8/4
  • Chaga
  • Dit is de waarheid
  • Boodschap aan Anna Shelley 14/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 9
  • Janet Klasson - 9/2 Licht van de wereld in de Goddelijke Wil
  • Geheim van gedrevenheid
  • Kom, H. Geest, kom!
  • 3 middelen die Satan gebruikt om je ziek te maken
  • Gezegend zij
  • Gods Barmhartigheid is grenzeloos
  • Boodschap aan Anna Shelley 13/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 7 en 8
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • De Emmaüsgangers
  • Mummie
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 6
  • Op weg naar de microchip
  • Nog steeds kunnen we het tij keren - Niburu
  • Boodschap aan John Mariani
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 5
  • Boodschappen aan Jennifer
  • 28/3 Plaats dit in je huis en land (The Unsealed Message)
  • Maria Simma openbaart 7 geheimen
  • Het Gezicht van Jezus
  • Opruimen van de wereldbevolking was altijd het doel - Niburu
  • 11 april
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 4
  • Boodschappen aan John Leary - rest van maart
  • Boodschap aan Mary of Divine Mercy
  • Grote schudding 8/4
  • Luz de Maria: Paaszondag 9/4
  • Afbraak van immuunsysteem door vaccins
  • Luz de Maria: Stille Zaterdag 8/4
  • Luz de Maria: Goede Vrijdag 7/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 2 en 3
  • Boodschap aan Anna Shelley 6/4
  • Zalig Pasen!!!
  • Boodschap aan Anna Shelley 8/4 DRINGEND!!!
  • Gebed op vrijdag voor de Arme Zielen
  • Boodschap aan Eduardo Ferreira 24/3
  • Droom van J. Frances 3/4
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (25/3)
  • Het echte gevaar van het einde van de dollar
  • Schildklier en jodium
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (21/3)
  • Boodschappen aan Valentina Papagna
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 1
  • Boodschap aan Marco Ferrari 26/3
  • Boodschap aan Gisella Cardia 3/4
  • De Kruisweg
  • 15 doodzonden in het Katholieke Geloof
  • Luz de Maria: Witte Donderdag 6/4
  • Het bankroet van Europa
  • Boodschap aan Anna Marie - Houston 11/2
  • Plaats terug brood op je huisaltaar
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Palmzondag-rede van Vigano
  • Luz de Maria: Heilige Woensdag 5/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Het Communisme zal opgelegd worden door de elite
  • Boodschap aan Ned Dougherty 26/3
  • Boodschap aan Anna Shelley (3/4)
  • Het verraad van Judas Iscariot (2)
  • Het verraad van Judas Iscariot (1)
  • Luz de Maria: Heilige Dinsdag 4/4
  • Luz de Maria: Palmzondag 2/4
  • Luz de Maria: Heilige Maandag 3/4
  • Interview met Luz Maria de Bonilla
  • Grafeenoxide in vaccins
  • Boodschap aan Lorena 14/3
    Zoeken in blog

    ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE GOD !
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Mijn favorieten
  • Mijn bibliotheek
  • Nieuwe blogsite
  • Archief per maand
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 11--0001
    Levend geloof 9

    07-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Repost : De Biecht - F. Luna

    De Biecht uit Hoe biechten wij goed ? van F. Luna 

    Het belang van de biecht 

    De biecht is noodzakelijk om vergiffenis te krijgen van doodzonden. Zo kan ook de communie waardig worden ontvangen. Na een zorgvuldig gewetensonderzoek dient de vergiffenis te worden toegediend via een privé-biecht. Het sacrament van de biecht is een daad van nederigheid, van oprechtheid en een uitdrukking van het geloof en hoop. Het zorgt voor de wedergeboorte van de ziel en een levenswijze die beter en beter aansluit bij het voorbeeld van Christus. Door de biecht wordt de genade Gods teruggeven. 

    De zondaar 

    Een mens kan al lachend heel gemakkelijk zeggen dat hij gebreken heeft, maar eigenlijk is hij daar niet zo echt van overtuigd. Het zit hem al dwars als anderen daarover spreken. Denken dat we onze fouten hebben, dat gaat nog, maar die fouten toegeven als iets wat ons eigen is, dat is nog heel wat anders ! Een oppervlakkige kijk brengt ons ertoe om onze fouten te vergoeilijken. Zo ontstaat er een ondoordringbare muur die ons belet om dichter bij God onze Vader te komen en vertrouwelijk met hem om te gaan. Jezus’ oproep tot bekering en boete beoogt de bekering van het hart, de innerlijke boetvaardigheid. Zonder deze innerlijke bekering blijven de uiterlijke werken van boetvaardigheid (zoals vasten en verstervingen) vruchteloos; de innerlijke bekering daarentegen zet ertoe aan deze houding uit te drukken in zichtbare tekens, gebaren en werken van boetvaardigheid. Deze innerlijke boete is de wezenlijke kern van het sacrament, zodat zonder deze inwendige werkelijkheid alles wat we uiterlijk doen, praktisch nutteloos is. Dus : een biecht die zich beperkt tot de belijdenis van onze fouten, is nutteloos zonder de inwendige boete. Daarom is het zo belangrijk de zonden nederig te bekennen, opdat ons niet overkomt wat met de farizeeër gebeurde, waarover Jezus ons spreekt in het evangelie. 

    Jezus vertelt ons de volgende parabel : Twee mannen gingen naar de tempel om te bidden. De een was een farizeeër en de ander een tollenaar. De farizeeër bad met opgeheven hoofd aldus : ‘O God, ik dank U dat ik niet ben als die anderen die roofzuchtig, onrechtvaardig en echtbrekers zijn, of ook als die tollenaar daar. Ik vast twee maal per week. Ik geef een tiende van mijn inkomsten’. De tollenaar bleef echter op een afstand staan. Hij durfde zijn ogen zelfs niet ten hemel op te slaan, maar klopte op zijn borst met de woorden : ‘O God, wees mijn zondaar genadig’. 

    Het gedrag van de farizeeër is schijnbaar goed, maar hij vergeet één ding : God beminnen, dat is niet alleen aalmoezen geven, niet alleen vasten en het bezit van de naaste respecteren, maar nederig de begane zonden erkennen en er vergiffenis om vragen. Dat is wat de tollenaar deed : zelfs al had hij vele zonden bedreven, er werd hem toch vergiffenis geschonken.

    Wat wil de Heer door deze parabel leren ? Zegt de farizeeër niet evengoed de waarheid als de tollenaar ? Wat ze zeggen is in beide gevallen wel juist, maar in het eerste geval gaat het om een halve waarheid. De farizeeër zag alleen maar het goede dat hij gedaan had. Hij vergeleek zijn daden en intenties niet met de leer van Jezus, maar beoordeelde die aan de hand van een eigengemaakte maatstaf, die hij aan zijn egoïsme had ontleend. En hij vergat dat gerechtigheid alleen verkregen wordt als men vergiffenis voor zijn zonden vraagt en zijn hart aan God schenkt. De farizeeër houdt niet van God. Hij houdt van zichzelf en gaat prat op zijn deugdzaamheid. Hij minacht anderen zonder te erkennen dat daarin zijn grootste fout bestaat. Hij is geen rechtschapen mens meer van zodra hij minachting toont voor de tollenaar. Hij lijkt niet meer op de Heer. God vergeeft de tollenaar, en de farizeeër minacht de tollenaar. 

    De farizeeër voelt zich meer dan de tollenaar. Er is iets waarvoor hij vergiffenis moet vragen : zijn gebrek aan naastenliefde. Hij is zo ingenomen met zichzelf, dat hij daardoor aan het voornaamste voorbijziet : God beminnen boven alles, en de naaste als zichzelf.

    De hoogmoed belet hem in te zien dat ook hij een zondaar is, al stelt hij goede daden. Zijn zonde is : de overtuiging dat hij zonder zonde is. Daar hij zijn fout niet erkent, vraagt hij geen vergiffenis. Daarom heeft er geen verandering in hem plaats : hij keert naar huis terug als dezelfde mens die de tempel binnenging om te bidden. 

    Daarom misschien hebben wij dikwijls zo’n gerust geweten. De trots, of de eigenliefde, of het gebrek aan oprechtheid beletten ons om in te zien dat ook wij eigenlijk besmet zijn met iets waarover wij berouw zouden moeten hebben. 

    De zonde 

    Onze zonden erkennen, toegeven dat we zondaars zijn, dat is het begin van elke bekering. De eerste stap naar de verzoening met God (nl.onze zonden erkennen) samen met alle andere stappen die ons tot de vergeving voeren door het sacrament van de biecht, zijn niet mogelijk zonder de hulp van de genade. De genade kan al onze volgende toekomstige zonden niet voorkomen , maar door onze medewerking met de genade en onze persoonlijke bijdrage moeten wij Gods hand grijpen die Hij ons toesteekt. We moeten proberen de christelijke moraal te kennen, d.w.z. iets niet voor goed houden wat echt in strijd is met Gods wet. Wij kunnen moeilijk de eerste stap naar de bekering zetten, als we het juiste inzicht missen om te weten wat al of niet zonde is. Sommigen menen ten onrechte dat men om te zondigen uitdrukkelijk kwaadwillig moet zijn , en dat men pas zondigt als men door haat tegen God gedreven wordt, maar zij vergissen zich. In werkelijkheid is de zonde een vrijwillige ongehoorzaamheid aan Gods wet. Om te zondigen is het al voldoende die wet te kennen en ze dan te overtreden. Dat betekent dat de zonde voor ons geen verrassing is. 

    Voor het ontstaan van een zonde zijn er drie voorwaarden :

    1 iets moet slecht zijn of als slecht aanzien worden : een gedachte, een woord, een verlangen, een daad of een verzuim

    2 men dient er zich bewust van te zijn dat God beledigd wordt

    3 men heeft ingestemd met dit kwaad

    Die drie voorwaarden noemt men : materie, kennis en instemming. Als die drie samengaan is er een persoonlijke zonde. Dit wil niet zeggen dat het beter is om Gods wet niet te kennen. In dit geval is ‘onwetendheid’ schuldig. Die persoon is dan niet alleen schuldig aan die onwetendheid, maar ook aan de zonden die daaruit voortvloeien.

    Jezus Christus heeft daarover de volgende uitspraak gedaan :

    Verhard is het hart van dit volk. Met hun oren luisteren ze slecht, en hun ogen doen ze dicht uit vrees dat ze zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen. 

    De ernst van de zonde 

    Wij worden geboren met een reeks natuurlijke vermogens. Vervolgens krijgen wij door ons doopsel, met de genade, het geloof, de hoop en de liefde, die ons geschikt maken voor het bovennatuurlijk leven. Maar al die vermogens, de natuurlijke zowel als de bovennatuurlijke, zijn slechts een vertrekpunt en middelen om, door onze persoonlijke inspanning en met behulp van Gods genade, het doel te bereiken dat God ons gesteld heeft. Dat wil zeggen dat, om de ernst van de zonde te begrijpen, wij in het licht dat de bovennatuurlijke deugden op ons leven werpen, de overgrote liefde moeten overwegen die God ons toedraagt. 

    Van alle eeuwigheid heeft God aan ons gedacht. Wij waren toen slechts een gedachte van God, maar die gedachte was God zo lief, Hij hield er zo innig veel van, dat Hij er het leven aan schonk. De liefde van God is zo groot, dat Hij heeft kunnen doen wat geen van ons vermag. Als wij iets verlangen, als wij iets willen wat nog niet bestaat, dan moeten wij ons tevreden stellen met de hoop dat ‘dat iets’ eens werkelijkheid wordt. Maar in God is dit anders : als God bemint, doet Hij dat met zulk een kracht dat Hij het leven eraan geeft. Dat is de verklaring van ons bestaan : de liefde die God ons toedraagt, deze unieke liefde, die in haar oneindigheid het aanschijn kan geven aan wat slechts een gedachte is. 

    En God heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis, opdat wij, door Hem te kennen en te beminnen, voor altijd aan zijn zijde een onbeschrijflijk geluk kunnen genieten. De Apostel kan het alleen stamelend verwoorden : Geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord, geen mens kan het zich voorstellen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. 

    God heeft ons geschapen als onsterfelijke wezens, overdadig begiftigd met genades en gaven. Maar door onze ongehoorzaamheid in het paradijs hebben wij de onsterfelijkheid van het lichaam en de heiligmakende genade van de ziel verloren. Toch heeft God hierdoor niet opgehouden ons lief te hebben. Hij heeft gewild dat de mens die gezondigd had, zelf de belediging zou uitboeten. Maar dat was geheel onmogelijk, omdat door de erfzonde de mens onmachtig was uit eigen kracht de oorspronkelijke orde te herstellen. En zo werd de Zoon van God mens in de schoot van de Maagd Maria, om de lasten van de arbeid en de bitterheid van de dood, die alle schepselen treft, op zich te nemen en aldus vergeving te verkrijgen voor de opgelopen schuld. Daarom stierf Hij aan een Kruis om zijn leven prijs te geven als zoenoffer aan de Vader voor de zonden van alle mensen.

    Zonde, wat is dat ? Dat is de minachting voor dit alles. De schouders ophalen voor de liefde waarmee God ons geschapen heeft, voor de liefde die ons doet leven, voor de Menswording van Gods Zoon, voor de arbeid in de jaren van zijn verborgen leven en zijn gehoorzaamheid aan Jozef en Maria, dertig jaar lang, voor zijn lijden, zijn geseling en zijn dood aan het kruis.

    Als iemand de boosaardigheid van de zonde niet inziet, dan is de reden dat hij God niet voor ogen houdt, maar achter zichzelf aanloopt. Bij zo’n mens hangt de ernst van de misslag af van de min of meer sterke indruk die deze op hemzelf maakt. In feite hangt de grootte van een belediging God aangedaan, niet af van de vraag hoe zo’n misslag onszelf misnoegd, maar hoe ver zij ons van God verwijdert. Als een persoon langer dezelfde misstap doet, zal zijn geweten meer en meer gesust worden, maar zijn zonden blijven even erg. De boosheid van de zonde hangt niet af van de kracht waarmee de zonde ons innerlijk of uiterlijk treft. Om de ernst van de misslag te beoordelen, moeten wij op de eerste plaats letten op wat God ervan zegt, en niet de zonde meten maar onze maatstaven. De zonde, doodzonde of dagelijkse zonde, beledigt altijd de Heer. Maar omdat een zonde niet altijd onze opmerkzaamheid raakt, kunnen wij gemakkelijk tot het verkeerde besluit komen dat die zonde niet zo belangrijk was. Zo misvormen wij ons geweten en verwijderen wij ons steeds verder van de Enige die ons werkelijk gelukkig kan maken. 

    Gods barmhartigheid 

    Uit het Evangelie blijkt dat Jezus bekommert is om de mensen. Getuige daarvan zijn bijvoorbeeld de broodvermenigvuldigingen. Maar Zijn bezorgdheid blijkt toch wel het duidelijkst als het om onze geestelijke gesteldheid, ons innerlijk leven gaat. Marcus vertelt ons over de vier mannen die hun vriend, een lamme, naar Jezus wilden brengen : Omdat zij wegens de menigte geen mogelijkheid zagen hem dicht bij Jezus te brengen, legden ze het dak bloot boven de plaats waar Hij zich bevond. Vervolgens maakten ze er een opening in en lieten hun vriend met bed en al tot voor de voeten van de Heer zakken. Toen Jezus het geloof van die mensen zag, wendde Hij zich tot de lamme en sprak : Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven. Er zaten enkele schriftgeleerden bij en deze zeiden bij zichzelf : ‘Wat zegt die man daar ? Hij spreekt godslasterlijk ! Wie anders kan er zonden vergeven dan God alleen ?’ 

    Uit zichzelf wist Jezus aanstonds dat zij zo redeneerden en Hij zei hun : ‘Wat redeneert gij toch bij uzelf ? Wat is gemakkelijker, tot de lamme te zeggen : Uw zonden zijn U vergeven, of : Sta op, neem uw bed en loop ? Welnu, opdat ge zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven, sprak Hij tot de lamme : Ik zeg u, sta op, neem uw bed mee en ga naar huis.’

    Hij stond op, nam zijn bed op en voor aller ogen ging hij onmiddellijk naar buiten. Iedereen stond er versteld van, en ze verheerlijkten God en zeiden : ‘Zo iets hebben wij nog nooit gezien’.

    Op het eerste gezicht is natuurlijk de genezing van de lamme het meest spectaculaire van deze gebeurtenis. Maar in feite is het wonderbaarlijke, dat de lamme vergeving van zijn zonden ontvangt en dat de poorten van de hemel wagenwijd voor hem open gaan. Dit wonder herhaalt zich ook vandaag nog, iedere keer dat wij een goede biecht spreken, het sacrament van verzoening ontvangen. 

    Wat Jezus voor Zijn dood aan Petrus en de andere apostelen had beloofd, namelijk de macht om zonden te vergeven, heeft Hij na Zijn verrijzenis bevestigd met de woorden : Ontvangt de Heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven. 

    De bekering 

    De ogen van de Heer zien de mens nooit oppervlakkig. God doorgrondt ons. Hij kent ons hart, opdat uit Hem het leven voortkomt. Om de door de zonde verloren goddelijke vriendschap terug te winnen moet men dan ook een diepe inwendige bekering doormaken. Het menselijk leven is een voortdurend terugkeren naar het huis van onze Vader. Terugkeren door berouw, de bekering van het hart, die de wens veronderstelt te veranderen, het vaste besluit ons leven te beteren, en dat zich uit door daden van offer en overgave. Terugkeren naar het huis van de Vader door het sacrament van de vergeving, waardoor wij bij het bekennen van onze zonden ons door in Christus te geloven en na te volgen zo tot Zijn broeders en zusters, leden van het gezin van God. 

    Om die terugkeer mogelijk te maken moet de mens zich bekeren. Hij moet inzien dat er een kloof ontstaat tussen hem en de Heer. Hij moet die kloof overbruggen met de hulp van Gods genade door innerlijk te veranderen. We mogen niet in de zonde blijven vastzitten. Anders zouden de woorden die Jezus richtte tot de schijnheiligen ook op ons van toepassing zijn : Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. 

    Vuistregels

    We hebben de neiging alles of bijna alles te minimaliseren tot uitvluchten die ons geweten moeten gerust stellen. Zulke uitvluchten moeten ons een alibi verschaffen om niet te moeten denken aan de gevolgen van onze daden, een verontschuldiging om te ontkomen aan onze plichten. Maar zonde is zonde, de grote als ook de kleine. 

    Wat het sacrament van de verzoening met God betreft :

    Wij moeten altijd voor ogen houden dat dit sacrament een persoonlijke ontmoeting is met Jezus Christus, het sacrament waar we vergiffenis krijgen voor onze zonden. Het gewetensonderzoek, het berouw, het voornemen zich te beteren, de belijdenis en het volbrengen van de penitentie zijn dan ook geen holle daden. Het is ons persoonlijk antwoord op Gods barmhartigheid. Hij is het tenslotte die ons vergeving schenkt. 

    Het gewetensonderzoek 

    Wij moeten eerst ons geweten onderzoeken om de fouten te ontdekken waardoor wij Hem hebben beledigd. Er is geen algemene regel om dit te doen, maar er moet de nodige tijd aan besteed worden. 

    Om dit onderzoek goed te doen, is het passend dat wij ons aanbevelen bij de H. Maagd Maria en onze engelbewaarder, opdat zij van de H. Geest voor ons het licht verkrijgen, dat we onze fouten niet over het hoofd zien of dat we ze min of meer bewust zouden verdoezelen. Als wij echt verlangen dat de biecht ons geestelijk leven bevordert en Gods Liefde in ons doet groeien, dan is het noodzakelijk dat wij ons geweten zorgvuldig onderzoeken. 

    Sommigen denken dat zij hun fouten niet kunnen ontdekken. In de meeste gevallen hebben zij gelijk, omdat zij ze niet kunnen zien, hoewel ze in het oog springen. Dat komt omdat we zo gewoon raken aan vaste gewoonten, dat onze aandacht pas getrokken wordt door het afwijkende. Wij moeten dus de tijd nemen om de misstappen te vinden die sleur zijn geworden vb de lauwheid in het geestelijk leven, lichtvaardig woordgebruik, wat we voor de naaste zouden moeten doen maar niet doen, de leugen, het zich niet houden aan het gegeven woord … Deze misstappen moeten berouwvol in het sacrament van de verzoening beleden worden. Zo kunnen wij, door Gods genade gezuiverd, elke dag een stap dichter komen op de weg van de persoonlijke heiliging, waartoe de Heer ons roept. 

    Het berouw 

    Het berouw betekent niet dat we tot tranen toe moeten bewogen worden, ook de grootste afschuw betonen voor de begane zonde is niet noodzakelijk. Er zijn immers gevallen waarin wij, na God beledigd te hebben , geen afschuw van de zonde in ons voelen opkomen, terwijl we het toch echt zouden wensen. Erger nog : na de zonde bedreven te hebben, gevoelen wij een nog sterkere neiging om te hervallen, want onze krachten om het goede te doen, verzwakken in zekere zin. 

    Het leed om de zonde blijkt niet uit het feit dat deze, welke ze ook zijn, ons niet meer aantrekken, maar uit onze vastbeslotenheid dat we deze zonde niet meer willen doen. Wie echt berouw heeft zegt : ik wou dat ik dat niet gedaan had of had ik maar nooit zo gehandeld. Het berouw moet ook betrokken zijn op de Heer. Het berouw moet ons tenslotte dichter bij God brengen; Hij schenkt ons de vergeving. Het berouw moet ons ook in de gesteldheid brengen waar we de genade ontvangen door de biecht. Valse spijt kan ons nog verder van God verwijderen. 

    Er zijn eigenlijk drie soorten van spijt over de zonden. De eerste is die uit liefde. Die komt uit het hart : Verdriet uit liefde, omdat Hij goed is, omdat Hij je vriend is, die voor jou Zijn leven gaf. Omdat al het goede dat je hebt van Hem is. Omdat je Hem zo dikwijls beledigd hebt… Omdat Hij je telkens heeft vergeven…Geef je over en val van verdriet en liefde in Zijn armen.

    De tweede soort van spijt is die van vrees. Die komt voort uit de angst voor de rechtvaardige straf die we door onze zonden in het andere leven zouden verdienen. Die spijt is niet zo volmaakt en onzelfzuchtig als de eerste, maar omdat ze toch gericht is op de Heer, is ze voldoende om de genade van de vergiffenis te krijgen. 

    De derde soort van spijt, is die die met de toenadering tot God niets te maken heeft. Het is spijt uit hoogmoed, omdat ze noch uit liefde tot God, noch uit vrees voor Hem voortkomt. Ze komt voort uit de eigenliefde die zich bij het zien van de eigen onvolmaaktheid gekwetst voelt. Als je deze teleurstelling over jezelf niet afwijst, kom je van kwaad tot erger. Trots blokkeert de terugweg naar God, want met zo’n spijt kunnen we niet echt gaan biechten; ze verraadt een houding die niet Gods vergeving zoekt, maar zichzelf; trots is een ongeordend verlangen naar volmaaktheid. 

    Het voornemen om zich te beteren 

    De spijt over onze zonden zou niet oprecht zijn zonder het voornemen ze niet opnieuw te bedrijven. Het moet een wilsbesluit zijn om niet opnieuw te zondigen. Maar om goed te biechten is het niet noodzakelijk de zekerheid te hebben dat men de Heer niet meer zal beledigen. Wél moet men bereid zijn de passende middelen te gebruiken om niet te hervallen. Het kan ons allen overkomen, zonder uitzondering, dat we opnieuw zondigen. Maar de vrees voor nieuwe fouten in de toekomst mag ons niet afhouden van het boetesacrament, evenmin als de herstellende zieke de medicijnen achterwege mag laten. Juist omdat de biechteling weet dat hij in de zonde kan terugvallen, klampt hij zich vast aan de biecht, zoals de drenkeling aan zijn reddingsplank. Als Petrus aan Jezus vraagt hoe vaak hij moet vergeven, oppert hij als toppunt van edelmoedigheid : Zeven keer ? En Jezus antwoordt hem : Neen, ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal. God zegt ons dit, omdat ook Hij bereid is ons telkens te vergeven, als wij Hem er in de vereiste houding om vragen. 

    De persoon die om vergeving vraagt is vast besloten de omstandigheden, die een gevaar vormen om de relatie met God te verstoren, in zijn leven te vermijden. We mogen onszelf niet misleiden : wie met de zonde wil breken, moet daartoe de nodige maatregelen treffen (vb. Juiste vrienden, juiste lectuur…). 

    Een zieke die gezond wil worden neemt de medicijnen in die de dokter heeft voorgeschreven. Doet hij dit niet, dan kan men zeggen dat die persoon niet gezond wil worden. ‘Maar ik wil niet zondigen, ik ben alleen maar zwak’. Akkoord. Juist omdat wij zwak zijn, zijn we speciaal verplicht om de gelegenheid tot zonden te vermijden. Een eerlijk voornemen blijkt uit de bereidheid om iets te gaan doen waardoor we onze zwakheden te boven kunnen komen.

    De middelen daartoe zijn : het gebed, de communie en de devotie tot de heilige Maagd Maria.

    We kunnen onze toevlucht nemen tot de Heer en zijn Moeder, om van hen de noodzakelijke kracht te verkrijgen. Je hoeft het enkel te vragen. 

    De belijdenis van de zonden 

    Beschouw hoe barmhartig de rechtvaardigheid Gods is. Wie schuld bekent, wordt door het aards gerecht bestraft, door het goddelijk gerecht wordt hem vergeven. Geprezen zij het sacrament van de boete. Zo zijn de bovennatuurlijke dingen. Jezus Christus handelt niet volgens de wet van de wedervergelding (oog om oog, tand om tand), maar Hij wacht geduldig af totdat de zondaar zijn hart weer voor Hem opent om hem opnieuw zijn vriendschap aan te bieden. Er zijn mensen die menen dat een inwendige bekering volstaat om de goddelijke vriendschap terug te winnen. Het is echter niet genoeg om in je binnenste tot God te zeggen dat het je spijt. Want Jezus heeft gezegd : Wier zonden GIJ vergeeft, hun zijn ze vergeven; wier zonden GIJ niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven. Dat wil zeggen : de mogelijkheid om te vergeven is in handen gelegd van de bedienaren van het boetesacrament. De biechtvader dient eerst de zonde en de innerlijke gesteltenis te kennen om te kunnen beslissen hoe hij gebruik moet maken van zijn volmacht om te vergeven. De biechteling moet zijn zonden oprecht belijden en hierdoor tegelijk ook zijn berouw verwoorden. 

    Als wij onze innerlijke gesteltenis willen tonen, als wij willen dat onze belijdenis vruchten draagt, dan is het niet voldoende om alleen maar te zeggen dat men in dit of dat gebod van God of van de Kerk te kort geschoten is, maar moet men ook zeggen hoe vaak dat gebeurde. Weet men dat niet juist meer, dan is het voldoende te zeggen : ik heb tegen dit gebod gezondigd door gedachten, woorden of daden, ongeveer zo vaak, zo lang. De belijdenis van alle zonden naar soort en getal wordt de volledige biecht genoemd. Zo ook is de biecht niet compleet als de een of andere zonde, of het aantal keren dat men ze bedreven heeft, wordt verzwegen. De biecht moet oprecht zijn. Het heeft geen zin zonden te verheimelijken of verzwijgen, omdat het gevolg daarvan is dat men nog een zonde meer heeft (leugen). 

    Bovendien wordt in dat geval geen enkele van de beleden zonden vergeven. Als dat weglaten niet aan kwade wil, maar aan onvrijwillig vergeten ligt, dan wordt de vergeten zonde ook vergeven. De Heer waardeert de goede intentie, maar in de volgende biecht moet men ze alsnog belijden. Om de zojuist genoemde fouten te vermijden is het aan te raden om bij het begin van de biecht te zeggen, wat ons de grootste moeite kost, waarover wij ons het meest schamen. Zo wordt vermeden dat we op het laatste ogenblik juist dat vergeten of het uit vrees verzwijgen. Soms is het goed te priester te zeggen dat wij ons schamen om sommige zonden te belijden. Door zijn vragen kan hij ons dan helpen om goed te biechten. Dan gaat de rest vanzelf. Bedenk dat we onze zonden gaan biechten en niet die van de naaste, behalve als het om zonden gaat die hij door onze schuld begaan heeft, of die wij met hem hebben begaan. Maar altijd voorzichtig dat de naam van de medeplichtige niet wordt genoemd. Op het einde van de biecht ontvangen we de absolutie. 

    Het volbrengen van de penitentie 

    Na de belijdenis van de zonden legt de priester ons een penitentie op. De Kerk zegt daarover : de boosaardigheid en dwaasheid van de zonde worden afgeleid uit het bestaan en de zwaarte van de straffen. Door de doodzonde verdienen wij de eeuwige straf of de hel, nooit geen kans meer om bij God te komen. Door de dagelijkse zonde brengt met zich mee dat we in het vagevuur belanden. Daar kennen ze de smart omdat ze niet onmiddellijk bij God kunnen. Die straffen zijn het gevolg van de zonden die de goddelijke heiligheid en rechtvaardigheid hebben gekwetst. De zonden zijn het gevolg van de erfzonde die zoveel kwaad op de wereld heeft gebracht en die de oorsprong is van het leed dat wij moeten verduren als wij inderdaad de hemelse vreugde willen bereiken. Door de sacramentele absolutie worden de zonden en ook de erbij horende straffen door de Heer vergeven. Maar het komt vaak voor dat onze gesteltenis wanneer we gaan biechten, niet helemaal volmaakt is. 

    In dat dikwijls voorkomend geval worden de zonden wel vergeven maar verkrijgen wij niet de totale kwijtschelding van de voor onze zonden verschuldigde straf; immers, onze liefde tot God bereikt niet de noodzakelijke graad van innigheid. De eeuwige straf van de hel wordt echter altijd kwijtgescholden als wij vergeving ontvangen van de doodzonde. Er is een geloofswaarheid die deze leer komt bevestigen. Het bestaan van het vagevuur toont aan dat de straffen die wij moeten ondergaan, of de zonderesten die na de vergeving van de zonden zijn overgebleven, alsnog vereffend kunnen worden. In het vagevuur worden de zielen van de overledenen gereinigd die echt berouwvol gestorven zijn, maar nog geen voldoening hebben gebracht voor de bedreven fouten. En die straffen, de gevolgen van eigen zonden, worden in dit leven uitgeboet door de smarten, de ellende en de droefheid van het leven, speciaal door de dood of na dit leven door de louterende kwellingen die dan nog geleden kunnen worden. De liefde tot Jezus eindigt niet met het geloof in Zijn vergeving en met de daarbij horende dankbaarheid. De echte liefde drijft ons ertoe om met Hem Zijn smarten en Zijn lijden te delen. 

    Na de uitleg van die begrippen is het gemakkelijker om de zin van de door de biechtvader opgelegde penitentie te begrijpen. Als deze ons vraagt om drie weesgegroetjes te bidden en de eucharistie bij te wonen, dan betekent die opdracht niet dat wij een raad volgen, maar dat wij door dat gebed of die daad van vroomheid een deel van de schuld betalen die wij, door Heer te beledigen, hadden opgelopen. 

    Eigenlijk zou de penitentie evenredig moeten zijn aan de zwaarte van de fouten. Omdat het niet mogelijk is duizend en één omstandigheden van ieders leven te kunnen beoordelen, legt de biechtvader gewoonlijk een kleine penitentie op. Deze moet een eerste stap zijn naar een vrijwillige boetedoening die met edelmoedigheid wordt volbracht. Wij beledigen God vaak. Om een rechtvaardige voldoening te geven is het logisch dat ieder zijn fouten probeert uit te boeten door een geef-mentaliteit ondersteunt door liefde. Als voorbeeld kunnen we opkijken naar Jezus, die de zwaarste last op zich heeft genomen door als mens Zijn lijden en dood aan het kruis te ondergaan. 

    In deze wereld 

    Gelukkig moeten de straffen die wij door onze zonden oplopen niet noodzakelijk in het vagevuur uitgeboet worden. Het is ook mogelijk ze allen uit te boeten op aarde. Daarom moet men van zijn bestaan op aarde geen doorlopend lijden te maken. Het leven kan en moet een tijd van vreugde zijn, waarin men in zekere zin een voorproefje krijgt van hemels geluk.

    In de meeste gevallen zijn de penitenties die binnen handbereik liggen, de beste. Het is niet nodig ver te zoeken om God iets te kunnen aanbieden dat ons moeite kost : nauwgezetheid bij ons werk, stiptheid, orde in onze zaken, zwijgen als het moet, onze boosheid beheersen, onze tong bedwingen, onze plichten vervullen, geduldig zijn, vriendelijk met mensen omgaan die bij ons niet in smaak vallen, soberheid bij maaltijden, opstaan en naar bed gaan op de voorgenomen tijd, een werk afmaken, netheid, niet te veeleisend zijn, jaloersheid geen kans geven,….

    Ook kleinigheden zijn waardevol. De waarde van een offer ligt in de liefde waarmee het wordt gedaan. 

    Doe alles uit liefde. Dan zijn er geen kleine dingen : alles wordt groot. De volharding in de kleine dingen uit liefde : dat is heldhaftigheid. Het bewijs van die liefde blijkt uit de blijdschap. Als die blijdschap ontbreekt, verliezen onze goede werken een groot deel van hun waarde. Jezus zegt ons hierover : Maar als gij vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht om niet de mensen te laten zien dat gij vast. Maar vast voor uw Vader, die in het verborgene is. Wij moeten het verdriet, dat het leven met zich meebrengt, niet met tegenzin over ons laten komen, maar het aanvaarden als een geschenk van de Heer, dat ons de kans geeft iets van onze zonden goed te maken. Bovendien moeten we ervan overtuigd zijn dat wij beloond worden door vermindering te ontvangen van de straffen die de nasleep vormen van onze zonden. Om zo te kunnen handelen moeten wij de dingen in het licht van het geloof zien. Alleen het geloof leert ons dat er temidden van verdriet ook vreugde kan zijn. Er zijn heiligen die in dit leven veel geleden hebben, maar men heeft ze altijd blij gezien. Het geloof doet ons begrijpen dat de dingen die ons overkomen, zin hebben in de ogen van God, en dat er absoluut niets  gebeurt zonder dat God dit toestaat of wil. Ziekte, tegenslag en dood zijn voor een christen slechts een bewijs van de liefde van God voor ons, en van Zijn verlangen ons te zuiveren van onze gebreken en zonden om ons zo spoedig mogelijk bij Zich te hebben in de hemel. 

    Onze oppervlakkigheid 

    Sommigen denken dat de vriendschap met God alleen daarin bestaat dat men Hem niet beledigt. Op deze puur negatieve uitleg van het eerste gebod bouwen zij hun leven van vroomheid op. Daarom is hun innerlijk leven nogal triest. Ze kennen de vreugde niet van het elke dag een beetje meer de Heer kunnen beminnen. Net zoals degenen die gewoon zijn in zonde te leven, kunnen ook zij de biecht niet op haar juiste waarde schatten. Ze vergeten dat dit sacrament niet alleen onze zonden vergeeft, maar ook een belangrijk middel is om geestelijke vooruitgang te maken. Het geeft ons niet alleen de heiligmakende genade maar ook de sacramentele genade. Hierdoor krijgen wij de kracht om te vechten tegen het slechte en de inspanning om onze heiliging vol te houden. Er zijn elke dag zoveel moeilijkheden dat we onszelf zouden overschatten te denken dat wij erin kunnen slagen meer op Jezus te gaan lijken zonder de hulp te aanvaarden die Hij ons in iedere biecht aanbiedt. 

    Meestal hebben we geen zin of hebben we weer geen gelegenheid om te biechten. Telkens stellen we het uit tot later. En het resultaat ervan ? We verspelen Gods genade en worden lauw. De oorzaak van dit verloop is bijna altijd een tekort aan liefde en waardering voor het boetesacrament, waardoor we nalaten dit genademiddel met de nodige regelmaat te gebruiken. Het is niet mogelijk een regelmaat van biechten op te noemen. Voor sommigen zal een tussenpoos van één maand voldoende zijn, terwijl anderen elke week zouden moeten gaan. We kunnen onze biechtvader altijd om raad vragen. Er is een kerkelijk gebod dat voorschrijft om minstens één keer per jaar te biechten, of eerder, in doodsgevaar is of te communie zou willen gaan. Maar dat gebod wordt niet altijd juist begrepen. Iedereen is verplicht om zware zonden te biechten. Dus degene die zonder doodzonde is zou niet hoeven te bidden, ook niet eenmaal per jaar en ook niet voor de communie te ontvangen of in doodsgevaar. Maar als wij werkelijk verlangen naar grotere liefde tot de Heer is er een groot verschil tussen wat men ‘moet’ doen en wat men ‘behoort’ te doen. Men is niet verplicht z’n moeder een kus te geven; men is niet verplicht zijn geliefde te telefoneren; men is niet verplicht te eten; men is niet verplicht zich netjes te kleden als men uitgaat. Maar ieder die zichzelf respecteert doet dit als vanzelfsprekend. 

    Het geestelijk leven bestaat niet in een aantal verplichtingen die men moet volbrengen, maar in de liefde waarmee men deze doet. God wordt onze ontrouw niet moe. Onze Vader in de hemel vergeeft iedere belediging, zodra de zoon of dochter (wij zijn Zijn kinderen) opnieuw naar Hem terugkeert, wanneer hij of zij spijt krijgt en om vergeving vraagt. Onze Vader is zoveel Vader dat Hij onze wens om vergeving met open armen tegemoet gaat, vol van Zijn genade. Bij Hem komen we thuis. 

    Daarom is het nodig toch éénmaal per maand te biechten.

    Er zijn er, die uit vrees voor sleur hun biecht langer willen uitstellen. Ze geven als reden dat ze willen voorkomen alleen maar uit routine en zonder devotie te gaan biechten. Zeker, het is goed dat ze het gevaar van sleur vrezen, maar het is niet goed om de biecht uit te stellen. Ze moeten inzien dat sleur niets te maken hoeft te hebben met een geregelde en godvruchtige biecht. Sleur, dat is het sacrament van de biecht, of gelijk andere sacramenten, ontvangen zonder de vereiste innerlijke staat. Daarom kunnen zelfs mensen die maar een keer per jaar gaan biechten nog in sleur vervallen. 

    Gewetensonderzoek voor de biecht 

    Eerste gebod : Heb ik ernstig getwijfeld aan de waarheden van het geloof ? Heb ik een of meer geloofswaarheden ontkend in mijn gedachten ? Heb ik deze twijfel of ontkenning uitgesproken in het bijzijn van anderen ? Durf ik voor mijn geloof uit te komen, of schaam ik ervoor ?

    Heb ik de middelen achterwege gelaten die voor mijn zaligheid absoluut noodzakelijk zijn ? Heb ik getracht de noodzakelijke vorming in de leer van de Kerk te ontvangen ?

    Heb ik het contact met God verbroken door het gebed en de sacramenten te verwaarlozen ?

    Heb ik aan mijn verlossing en zaligheid gewanhoopt, of heb ik mij schuldig gemaakt aan vermetel vertrouwen op Gods barmhartigheid en zo met een geruster gemoed gezondigd ?

    Ben ik inwendig, of in gesprekken met anderen, tegen God in opstand gekomen, wanneer ik tegenslag ondervond ?

    Heb ik oneerbiedig over heilige of gewijde personen of zaken gesproken, bijv. de Kerk, haar priesters, de sacramenten ? 

    Ben ik bijgelovig geweest of heb ik mij met waarzeggerij of spiritisme ingelaten ?

    Ben ik lid van een of andere organisatie of beweging die niet strookt met het geloof of de richtlijnen van de Kerk ?

    Heb ik een sacrament zonder voorbereiding of heiligschennend ontvangen ?

    Ben ik in het bezit van, of geabonneerd op boeken, bladen of tijdschriften die de geloofs- of zedenleer van de katholieke Kerk aantasten of onjuist weergeven ?

    Heb ik die gelezen of aan anderen te lezen gegeven ?

    Span ik mij in om mijn geloof en mijn liefde tot God te versterken ?à

    Wend ik de middelen aan om een godsdienstig cultureel niveau te bereiken dat mij in staat stelt een getuige van Christus te zijn door woord en voorbeeld ?

    Heb ik de dingen die op God betrekking hebben met tegenzin gedaan ? 

    Tweede gebod : Ben ik een eed, een belofte of gelofte door eigen schuld niet nagekomen ?

    Waaruit blijkt dat ik eerbied heb voor de heilige naam van God ? Of heb ik de naam van God en van Jezus zonder respect, spottenderwijze als een stopwoord, of op een andere manier oneerbiedig gebruikt ?

    Heb ik zonder noodzaak een eed afgelegd ? Heb ik meineed gepleegd of onvoorzichtig, lichtvaardig of voor dingen van weinig belang gezworen ? Heb ik gezworen iemand schade te berokkenen ? Heb ik de schade die eventueel daaruit voortvloeide hersteld ? 

    Derde gebod : Geloof ik alles, met name de geloofszekerheden die de katholieke Kerk leert ? Ken ik haar het recht toe geboden te geven, of heb ik deze geboden zelf betwist en niet bedacht dat het door de geboden van de Kerk Christus zelf is die mij iets oplegt ?

    Heb ik op zondagen en verplichte feestdagen, of op de vooravond hiervan, de Mis vrijwillig verzuimd ? Ben ik gedurende de Mis vrijwillig verstrooid geraakt, of ben ik zonder voldoende reden zo laat gekomen dat ik moet aannemen, dat ik mijn zondagsplicht eigenlijk niet vervuld heb ? Ben ik te communie geweest ?

    Heb ik aan de personen die aan mij ondergeschikt zijn het moeilijk of onmogelijk gemaakt hun zondagsplicht te vervullen ?

    Heb ik zonder dringende reden lichamelijke arbeid verricht op dagen waarop dit niet geoorloofd is (zon- en feestdagen); dit gedurende geruime tijd ? 

    Heb ik nagelaten op Aswoensdag en op Goede Vrijdag te vasten en mij op deze twee dagen van vleesspijzen te onthouden ?

    Heb ik op de vrijdagen door het jaar een kleine versterving gedaan of iets wat voor mij een offer betekent ?

    Heb ik tenminste eenmaal per jaar gebiecht en in elk geval ik mij van zware zonde bewust was ? Heb ik de penitentie volbracht die de priester mij bij mijn laatste biecht heeft opgelegd ? Heb ik boete gedaan voor mijn zonden ?

    Heb ik in de Paastijd de Communie ontvangen ? Was ik daarbij in staat van genade ? Als ik mij bewust was van een zware zonde, heb ik dan gebiecht alvorens te communiceren ?

    Tracht ik mijn zonden goed te praten ?

    Heb ik in de biecht uit schaamte of om een andere reden een zware zonde verzwegen ? Heb ik erop gelet volgens kerkelijk voorschrift niets te gebruiken gedurende één uur voor de heilige Communie ? 

    Vierde gebod :

    Voor kinderen : Heb ik mijn ouders of anderen die over mij zijn gesteld niet gehoorzaamd in belangrijke zaken ? Kan ik het opbrengen te luisteren naar mijn ouders, of wil ik steeds maar mijn eigen baas zijn ? Ben ik hartelijk voor mijn ouders, of heb ik hun verdriet gedaan door mijn gedrag ? Heb ik hen dwarsgezeten of gekwetst door woorden of daden ? Heb ik hun enig kwaad toegewenst ? 

    Heb ik mijn best gedaan om mijn dankbaarheid te tonen voor de moeite die zij zich getroosten voor mijn opvoeding door bijvoorbeeld ijverig te studeren ? Heb ik nagelaten hen te helpen in geestelijke of materiële behoeften ? Geef ik toe aan mijn moeilijk karakter en maak ik mij soms zonder reden  boos als ik mijn zin niet krijg ? Wil ik de dingen die ik gebruik of  bezit liefst voor mijzelf alleen houden ? Kost het me moeite iets aan mijn broertjes of zusjes te geven of te lenen ? Heb ik met mijn broertjes en zusjes ruzie gemaakt ? Heb ik niet met hen willen spreken en probeer ik niet echt mij weer met hen te verzoenen ? Ben ik afgunstig als zij in een of ander opzicht beter zijn dan ik ? Heb ik hun een slecht voorbeeld gegeven ? 

    Voor ouders : Leef ik mee met de mensen om mij heen of blijf ik onverschillig voor hun behoeften, hun problemen of het leed dat ze hebben ? Hoe behandel ik mijn huisgenoten en de mensen met wie ik werk (collega’s – bazen)? Heb ik anderen gekrenkt of bedroefd door ondoordacht optreden, grofheid, wangedrag enz. ? Heb ik aan mijn kinderen een slecht voorbeeld gegeven door mijn godsdienstige plichten, gezins- en beroepsplichten te verwaarlozen ? Heb ik hen gekwetst door mijn gedrag ?

    Heb ik hen met liefde en met standvastigheid op hun fouten gewezen, of heb ik uit gemakzucht te veel door de vingers gezien ? Ben ik bij het vermanen van mijn kinderen rechtvaardig en liefdevol, of laat ik mij leiden door egoïstische motieven en persoonlijke ijdelheid wanneer zij me lastigvallen en storen, of wanneer anderen door hen een minder goede indruk van mijzelf zouden krijgen ?

    Heb ik mijn plicht gedaan door hen te helpen hun godsdienstig leven te verzorgen en hen af te houden van slecht gezelschap ? Draag ik voortdurend zorg voor hun vorming op godsdienstig gebied ?

    Sta ik toe dat zij werken, studeren of komen op plaatsen waar hun ziel of lichaam gevaar loopt ? Houd ik mij op de hoogte van hun vrijetijdsbesteding ? Ben ik een morele en geestelijke steun geweest voor mijn huisgenoten of voor degenen die van mij afhankelijk zijn ? Beperk ik mij in mijn genoegens en amusement om mij meer aan mijn gezin te kunnen wijden ? Zijn de eisen van mijn beroep in feite voor mij belangrijker dan mijn gezin ? Zorg ik voor een goede verhouding met mijn kinderen ? Probeer ik een familiesfeer te scheppen ? Probeer ik angst en wantrouwen, die een redelijke vrijheid van de kinderen in de weg staan, te voorkomen ?

    Heb ik ruzie met mijn echtgenoot (echtgenote) ? Heb ik hem (haar) pijn gedaan of beledigd ? Een slecht voorbeeld gegeven ? Heb ik zijn (haar) fouten zonder belangrijke reden aan anderen verteld ?

    Heb ik geprobeerd mijn geloof in de Voorzienigheid levendig te houden ? Heb ik mijn best gedaan luiheid tegen te gaan ? Heb ik, terwijl ik ertoe in staat was nagelaten mensen te helpen ? 

    Vijfde gebod : Ben ik hartelijk voor anderen ? Heb ik belangstelling voor hen ? Kan ik naar een ander luisteren ? Koester ik afkeer, haat, afgunst of wraaklust ten opzichte van iemand ? Zijn er mensen met wie ik niet wil spreken ? Weiger ik de goede verstandhouding te herstellen ? 

    Heb ik iemand werkelijk kwaad toegewenst ? Mij erover verheugd wanneer hem (haar) iets onaangenaams overkwam ? Misgun ik anderen soms wat ze hebben ?

    Heb ik mij door toorn laten meeslepen ? Daardoor met anderen ruzie gekregen ? Ben ik opvliegend of driftig geweest ? Heb ik anderen geminacht ? Met hen de spot gedreven, hen bekritiseerd, lastiggevallen of belachelijk gemaakt ?

    Heb ik anderen onheus behandeld met woorden of daden ?

    Heb ik iemand lichamelijk letsel toegebracht of het leven van anderen in gevaar gebracht ? Ben ik roekeloos geweest in het verkeer ?

    Ben ik voor anderen aanleiding tot zonde geweest door mijn gesprekken, mijn manier van kleden, of doordat ik hen uitnodigde een slechte film te gaan zien of door slechte boeken of tijdschriften aan hen uit te lenen ? 

    Heb ik teveel gedronken of drugs gebruikt ? Heb ik aan gulzigheid toegegeven, meer gegeten of gedronken dan verstandig was ?

    Heb ik mijzelf de dood toegewenst in plaats van mij toe te vertrouwen aan Gods voorzienigheid ? Heb ik ook daadwerkelijk iets gedaan om mij het leven te ontnemen ?

    Heb ik zorg gedragen voor het welzijn van mijn naaste ?

    Heb ik mijn werk slecht gedaan en daardoor schade veroorzaakt ? Heb ik misbruik gemaakt van het vertrouwen van mijn meerderen ? Heb ik mijn meerderen, ondergeschikten of andere personen benadeeld of hun ernstige schade berokkend ?

    Ben ik traag geweest bij het vervullen van mijn plichten ?

    Heb ik onrecht of misbruiken toegelaten, waar het mijn plicht was dit te verhinderen ? Heb ik door luiheid bij mijn arbeid ernstige schade veroorzaakt ? Heb ik me op mijn werk te weinig ingezet en hierdoor mijn opdrachtgever benadeeld ? 

    Zesde en negende gebod : Heb ik mij beziggehouden met oneerbare gedachten of herinneringen ?

    Heb ik slechte begeerten gekoesterd tegen de deugd van de zuiverheid, ook zonder ze ten uitvoer te brengen ? Heb ik onzuivere gesprekken gevoerd ?

    Onderhoud ik nauwgezet de regels van de zedigheid, die de zuiverheid beschermen, of verwar ik dit met preutsheid ? Heb ik onzuivere handelingen gepleegd ? Alleen of met anderen ? Met iemand van hetzelfde of het andere geslacht ?

    Heb ik meegewerkt aan abortus of euthanasie ?

    Heb ik op andere wijze tegen de zuiverheid gezondigd ?

    Voor hen die verkering hebben : Is ware liefde de belangrijkste reden waarom ik verkering heb ?

    Weet ik me zo te beheersen dat mijn genegenheid voor mijn geliefde geen aanleiding tot zonde wordt ? Verlaag ik de menselijke liefde tot camouflage van mijn egoïsme en genotzucht ? 

    Voor gehuwden : Heb ik de huwelijkstrouw geschonden ? Heb ik aan mijn echtgenoot (echtgenote) geweigerd waar hij (zij) recht op had ? Heb ik voorbehoedsmiddelen gebruikt ? Heb ik voor het huwelijk met iemand geslachtelijke omgang gehad en het nog niet gebiecht ? 

    Zevende en tiende gebod : Heb ik geld of iets anders gestolen ? Of eraan meegewerkt ? Houd ik iets in bezit tegen de wil van de eigenaar ? Heb ik anderen benadeeld door bedrog of afpersing ? Chantage gepleegd ? Heb ik bedrog gepleegd door meer te eisen dan billijk was ?

    Steun ik naar vermogen de armen en de goede werken ? Heb ik mijn echtgenoot (echtgenote) iets onthouden van hetgeen hem (haar) toekomt ?

    Betaal ik naar billijkheid de arbeid van anderen ? Heb ik mij, ten aanzien van mijn ondergeschikten, mij laten verleiden tot het onbillijk bevoordelen of voortrekken van bepaalde personen ?

    Heb ik geld ontdoken ?

    Heb ik onrecht, ergernis, diefstal, wraakneming, bedrog en wat verder in strijd is met het algemeen welzijn, zelf vermeden en, voorzover mijn taak dit meebrengt, gezorgd dat dit door anderen vermeden werd ? 

    Achtste gebod : Heb ik gelogen ? Neem ik het niet zo nauw met de waarheid in zaken van minder belang ? Heb ik zonder ernstige reden fouten van anderen bekend gemaakt ? Heb ik geroddeld ?

    Heb ik lichtvaardig over anderen geoordeeld ? Heb ik dit oordeel aan anderen meegedeeld ?

    Heb ik belangrijke geheimen van anderen geschonden door die zonder voldoende reden aan derden bekend te maken ? Spreek ik lichtvaardig in ongunstige zin over anderen ? Doe ik dit uit afgunst of opvliegendheid ? Heb ik over personen of instellingen kwaadgesproken, alleen op grond van het feit ergens iets gehoord of gelezen te hebben ? Houd ik er rekening mee dat het verschil van politiek inzicht, beroepsopvattingen of wereldbeschouwelijke opvattingen geen reden is om mijn naaste te veroordelen in gedachten of gesprekken ? Heb ik van dingen die ik ambtshalve vertrouwelijk had vernomen ten onrechte tot eigen voordeel gebruik gemaakt ? 

    Besluit 

    Vaak biechten is sterk aan te raden. De biecht is onmisbaar als men vooruitgang wil maken in het geestelijk leven, in de liefde tot God. Het is voor ons ook zeer nuttig een vaste biechtvader te hebben omdat die ons begrijpt en ons duidelijk leiding geeft, die ons na verloop van tijd goed kent en raad kan geven in moeilijkheden. Als we oprecht biechten kan hij ons de weg aangeven in het geestelijk leven en ons behoeden voor alle kwaad in ons dat we voor iets goeds zouden houden. Enkele voorbeelden : onze vermeende werkzaamheden die eigenlijk luiheid is, onze beweerde liefde die eigenlijk lust is, onze beweerde naastenliefde vaak eigenliefde is, onze vermeende zin voor rechtvaardigheid verdoken jaloersheid is…Nog een goede raad : let meer op de oorzaak van je gebreken dan op het gedetailleerd opsommen van alle fouten, tot het kleinste toe. De zware zonden moeten natuurlijk beleden worden, maar velen zijn zich niet bewust dat de buitengewone nauwkeurigheid waarmee zij hun kleinere fouten opbiechten, de biecht niet beter maakt. Het is belangrijker een dieper berouw aan de dag te leggen en een vaster voornemen om zich te beteren. Een goed voorbereide biecht hoeft niet lang te duren. 

    Het is goed om in alle gevallen vanaf het begin recht op het doel af te gaan : de eerlijke en duidelijke opsomming van onze grote en kleine zonden. Daarna kunnen we als de biechtvader nog niet overgaat tot goede raad voor het geestelijke en morele leven, het zelf aan hem vragen. 

    Elk heeft tijd nodig voor de biecht, maar hou er altijd rekening mee dat je een ontmoeting hebt met Jezus Christus in het sacrament van de boete. Hij is altijd een geduldige luisteraar !

     



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs