De derde gave is
de genieting, voortspruitend uit de liefde, want de liefde eindigt niet, maar
wordt in de Hemel tot volmaaktheid gebracht. Genieting bestaat uit het door ons
liefhebben van het hoogste Goed. Dit is de liefde van de Hemel dat juist zoals
God gekend en in ons bezit is. Wij beminnen Hem dan omdat Hij God in Zichzelf
is.
Nu beminnen wij Hem omdat wij naar Hem verlangen, maar wij
kennen Hem niet zoals Hij in Zichzelf is, maar slechts zoals Hij ons wordt
voorgesteld door met Hem strijdige beelden en uit raadsels. Daarom is onze
liefde nu niet volmaakt en vinden wij er geen rust en geen volle genieting in
hoewel er veel is at ons opwekt en aanspoort. Maar in de Hemel kunnen wij in
het klare schouwen en zullen wij Hem zien zoals Hij in Zichzelf in, en zij
zullen Hem zien door Hem, niet meer in raadsels. Dan zullen wij Hem kunnen
liefhebben, zoals Hij bemind moet worden en zo zullen wij Hem kunnen beminnen.
Onze liefde zal vervolmaakt worden en het genieten van Hem zal volledig zijn
zonder enig verlangen in ons over te laten.
Hoewel de vurigste liefde van Maria wellicht minder was dan
de liefde van de zaligen in de Hemel, ten tijde dat Zij het zalig aanschouwen
van God niet bezat, toch was die liefde groter omdat er geen een ooit grotere
goddelijke kennis bezat dan deze Vrouwe en door deze kennis begreep Maria, hoe
God moest bemind worden om Hemzelf. Deze kennis werd vervolmaakt door de
herinnering aan wat Zij had gezien en in grotere mate genoten had dan de
Engelen. En omdat haar liefde gevoed werd door deze kennis van God, steeg zij
uit boven die van de zaligen in de Hemel in alles wat niet voortkwam uit de
directe genieting en onveranderlijkheid van God. Har brandende liefde was van
een volmaakte soort en helemaal op God gericht. Zij veroorzaakte in Haar een
onuitsprekelijke vreugde en verrukking.
Wat betreft de gaven die het lichaam ten goede komen, zijn
zij het bijkomstig deel van de glorie van de zaligen in de Hemel. Hun lichamen
worden aangepast aan de ziel. De lichamen werpen daardoor de belemmeringen van
de aardgebondenheid af en kunnen de wensen van de zielen vervullen, die in deze
geluksstaat niet onvolmaakt of strijdig met Gods wil kunnen handelen. Daartoe
zijn er twee gaven nodig: een om de ontvangst van zintuiglijke beelden te
verfijnen en dat is de gave van
klaarheid, en een tweede die elke activiteit of passiviteit die schadelijk
zou kunnen zijn voor het lichaam afweert en dit is de gave van onkwetsbaarheid. Verder zijn er twee gaven nodig om de
voortbewegende kracht te vervolmaken: een overwinning op de zwaartekracht,
waartoe zij de gave van lenigheid verkrijgen. Een tweede om de
ondoordringbaarheid van de stof te overwinnen, dat door de gave van fijnheid gebeurt. Door deze gaven wordt het lichaam
stralend, klaar en bestand tegen elk bederf, lenig en fijn. De heiligste Maria
deelde in al deze voorrechten reeds gedurende haar leven hier op aarde.
De gave van klaarheid maakt het lichaam geschikt tot
het ontvangen van het licht en tegelijk tot het afgeven van licht. Zij doet de
ondoorschijnendheid en de schaduwen ophouden en maakt het lichaam doorzichtiger
dan het zuiverste kristal. Telkens wanneer de heiligste Maria het klare, zalige
schouwen genoot, deelde haar maagdelijk lichaam in dit voorrecht. Soms waren
deze zuiverheid en klaarde zichtbaar in haar allerschoonste gelaat, maar ze
werden niet door allen die met Haar praatten opgemerkt, omdat de Heer ze
versluierde. Ze had een allerfijnste en vergeestelijkte gelaatskleur als van
levend kristal, en de zachtheid van de zuiverste en fijnste zijde. Haar gelaat
zou de wereld hebben doen schitteren in het licht van meer dan duizend
verenigde zonnen, indien God niet door een bijzondere voorziening de pracht,
welke waarlijk aan het gelaat en het lichaam van zijn zuiverste Moeder toekwam,
had tegengehouden en verborgen. Geen van de stervelingen zou door natuurlijke
krachten, haar schittering verdragen hebben.
De gave van onkwetsbaarheid of onlijdelijkheid
brengt in het lichaam van de zaligen in de Hemel een toestand teweeg dat
niemand behalve God zelf, door enige activiteit of invloed deze zou kunnen
veranderen, hoe krachtig deze ook zou zijn. Ten eerste had de heiligste Maria deel
aan deze gave in haar gestel en haar constitutie. Zij had geen ziekten of
zwakheden te verduren, noch andere menselijke ongemakken die voortkomen uit de
ongelijkheid van de vier samenstellende delen van deze constitutie. In vroegere
tijden sprak men over vier lichaamsvochten.
Wikipedia : Men meende dat de mens vier lichaamsvochten (humores)
had, namelijk bloed (sanguis), slijm (phlegma), zwarte gal (melainè cholè) en gele gal (xanthè cholè). Ziekten werden
veroorzaakt als deze vochten niet in balans waren en als men van een van deze
vier vochten te veel had. Ook werden de vier temperamenten aan deze
vochten toegeschreven: sanguϊnisch (Een optimistische, vrolijke, populaire
persoonlijkheid die vol zelfvertrouwen is.
De persoon kan dromerig zijn, weinig praktisch en impulsief reageren. De
persoon beschikt vaak over veel energie, maar heeft moeite die ergens op te
richten.), flegmatisch (Hoewel flegmatici rustige, tevreden en aardige
mensen zijn kan hun verlegen persoonlijkheid hen hinderen bij het tonen van
enthousiasme en bij het zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Ze zijn
consistent, ontspannen, rationeel, nieuwsgierig en oplettend. Evenals de sanguϊnistische persoonlijkheid
heeft de flegmaticus veel vrienden. Maar de flegmaticus is daarbij
betrouwbaarder en meelevender.), melancholisch (Freud was volgens hem een
verminderde energie en zelfbewustzijn, en had het verlies van levenszin &
interesse voor de buitenwereld tot gevolg. Het kwam door zelfverwijt en leidde
mogelijk tot de verwachting van straf en zelfs tot zelfmoord.) en cholerisch
(Het zijn doeners en leiders, met veel ambitie en energie, en ze hebben de
behoefte om dat op andere mensen over te dragen. Een negatief aspect is dat ze
snel boos of "humeurig" worden.) Maria was wat dit betreft bijna
onkwetsbaar.
Ten tweede bezat Zij zeggenschap en bevelende macht over
alle schepselen. Geen van deze had de macht om tegen haar wil en toestemming te
handelen. Ten derde had de heiligste Maria de hulp van de goddelijke kracht,
die evenredig was aan haar onschuld. God droeg er zorg voor dat zij niet gewond
zou raken. Onze allernederigste Koningin maakte geen gebruik van deze
voorrechten, want Zij deed daar in navolging van haar heiligste Zoon
afstand van, en eveneens om door haar werken voor ons verdiensten te vergaren.
Zij wenste, ondanks deze voorrechten, te lijden en in werkelijkheid leed Zij
meer dan de martelaren. Het menselijk verstand kan zich geen juist beeld vormen
over de grootte van Haar werken. Maar er moet op twee dingen gewezen worden:
ten eerste, dat het lijden van de heiligste Maria geen enkel verband hield met
enige zonde, want Zij had geen enkele zonde uit te boeten, zodat Zij ook niet
leed onder de bitterheid, welke gemengd is met het doorstane lijden, in
herinnering en in de wetenschap van onze door eigen schuld begane zonden. Ten
tweede, dat Zij bij Haar lijden, in overeenstemming met haar brandende liefde,
ondersteund werd door goddelijke bijstand, want Zij zou nooit op natuurlijke
wijze al het lijden hebben kunnen verdragen, waar haar liefde om vroeg, of het
vele lijden, dat de Heer Haar, juist om die liefde, toestond te verdragen.
De gave van lenigheid heeft betrekking op het
lichaam en maakt het mogelijk zich van de ene plaats naar de andere te begeven
zonder gehinderd te worden door de zwaartekracht, op de wijze van zuivere
geesten die zich voortbewegen door eigen wilskracht. De heiligste Maria deelde
op bewonderenswaardige wijze in deze lenigheid als gevolg van de goddelijke
visioenen. Zij voelde in haar lichaam de macht der zwaartekracht niet, en
daarom kon zij lopen, zonder daarvan het ongemak daaraan verbonden te
ondervinden. Zij kon zich met grote snelheid verplaatsen, zonder enig ongemak
of vermoeidheid, zoals wij het kennen, te ondervinden. Hoewel Zij de
vermoeienissen toestond om haar deel van de last des levens te dragen.
De gave van fijnheid is het ontbreken van dichtheid
dat eigen is aan vaste stoffen en het maakt het mogelijk dat de zaligen andere
lichamen kunnen binnendringen en daarmee dezelfde plaats in te nemen. De
verfijnde lichamen van de zaligen in de Hemel hebben op deze wijze kwaliteiten,
die eigen zijn aan de geest en zij kunnen zonder enig moeite binnendringen in
de vaste stof van andere lichamen. Zonder de plaatsen te verdelen of te scheiden
kunnen ze dezelfde plaatsen innemen. Zo drong het lichaam van onze Heer, als
Hij uit het graf trad door de gesloten deuren. De heiligste Maria kon in haar
leven persoonlijk verschijnen aan personen en dan maakte Zij gebruik van Haar
gave van fijnheid.
Maria : De Allerhoogste heeft het
in Zijn rechtvaardigheid zo beschikt, dat de zaligheid van het eeuwig leven
niet in dit sterfelijk leven genoten kan worden en ook niet de voorrechten. De
onsterfelijkheid wordt bereikt door het bestaan in een sterfelijk lichaam,
waarin verdiensten worden verzameld in lijden en dit maakt deel uit van het
huidig menselijk lichaam. Hoewel de dood in alle zonen van Adam de straf van
zonde was en Ik geen zonde kende, heeft de Allerhoogste het toch zo beschikt
dat Ik, in navolging van mijn heiligste Zoon, het geluk en het eeuwig leven zou
binnengaan door de dood van het lichaam. Het verschafte mij vele voordelen,
omdat ik de koninklijke weg van alle mensen kon gaan, vele verdiensten en grote
glorie kon verzamelen door te lijden en te sterven. Nog een voordeel was voor
de mensen, dat zij zagen dat mijn heiligste Zoon en Ik, die Zijn Moeder was,
werkelijk mens waren zoals zijzelf en dit bewezen door onze sterfelijkheid. Zo
werden de mensen ertoe gebracht het leven dat wij geleefd hadden, na te volgen,
dat leven dat zoveel bijdroeg aan de grotere glorie en verheffing van mijn Zoon
en van mijzelf. Van dit alles zou niets terecht gekomen zijn, als het visioen
van God mij blijvend bij was gebleven. Nadat Ik echter het eeuwig Woord
ontvangen had in mijn schoot, werden de gunsten veelvuldiger en groter, omdat
Ik toen een zeer intieme omgang met Hem had.
Ik wil u ook uitleg geven over mijn navolging. Indien Ik
tot voorbeeld moest dienen door de wijze waarop Ik de komst van God in de ziel
en in de wereld beantwoordde, en de passende eerbied, aanbidding, nederigheid
en dankbare liefde opbracht dan zal als u mij daarin navolgt, de Allerhoogste
zal komen en in u dezelfde uitwerking zal hebben als in mij, maar in mindere
mate. Want indien de mens tot de jaren des verstands is gekomen en zich op de
Heer richt, zijn voetstappen op de weg van het leven en de verlossing zet, dan
zal de Allerhoogste hem ontmoeten, omdat Hij de mens met zijn gunsten en zijn
liefde altijd vóór is. Door geloof, hoop en liefde en het waardig ontvangen van
de Sacramenten, worden vele goddelijke inwerkingen bewerkstelligt door Zijn
liefde en worden deze meegedeeld aan de zielen. Sommige worden meegedeeld
volgens de normale loop van de genade, andere langs meer bovennatuurlijke en
bewonderenswaardige wegen en elk daarvan zal min of meer in overeenstemming
zijn met de instelling van de ziel tegenover het bovennatuurlijke en met het
doel dat beoogd wordt door de heer en dat ons op dit moment nog niet bekend is.
En als de zielen Hem geen hindernissen in de weg leggen,
zal Hij even royaal met hen zijn als met hen die zich naar Hem schikken en Hij
zal hen door een goddelijke instorting van genade herscheppen in op Hem
gelijkende zielen. Want als men Hem gevonden heeft, dan laat Hij toe dat er
bezit van Hem genomen wordt en dat men Hem kan genieten door die verborgen
omhelzing, die de Bruid voelde toen Zij zei: Ik zal Hem vasthouden en Hem
nooit meer loslaten. Van dit bezit en van zijn aanwezigheid geeft de Heer vele
tekenen en waarborgen, zodat de ziel Hem in vrede kan bezitten, zoals de
rechtvaardigen, hoewel dit steeds voor een korte tijd zal zijn. In dit zoete
geweld van liefde begint de mens af te sterven aan alle aardse dingen en trekt
zich er helemaal van terug en daarom wordt de sterkte van de liefde vergeleken
van de dood. Uit deze dood stijgt een nieuw geestelijk leven op, dat de ziel in
staat stelt opnieuw deel te hebben aan de gaven der zaligen, want zij geniet
dan veelvuldiger de overschaduwing van de Allerhoogste en de vruchten van het
Hoogste Goed, dat zij lief heeft.
Deze mysterieuze beïnvloeding veroorzaakt een soort
doorstroming in het innerlijk deel van de mens. Het zuivert de mens van de
gevolgen van de geestelijke duisternis. De mens vat nieuwe moed en wordt
onverschillig voor het lijden, de mens wordt bereid om alles te aanvaarden wat
tegengestel is aan de verlokkingen van het vlees. Het begint met een soort
subtiele dorst te verlangen naar alle moeilijkheden en pijnlijkheden, die eigen
zijn aan het veroveren van het Koninkrijk der Hemelen. De mens wordt vurig en
niet gehinderd door de gebondenheid aan het aardse, zodat zelfs het lichaam
deze zwaarteloosheid ondervindt, het zwoegen, dat als een last ondervonden
werd, gemakkelijk wordt.
Zodra de heiligste Maria uit de extase kwam, waarin Zij het
eeuwig mensgeworden Woord had ontvangen, wierp Zij Zich neer op de grond en
aanbad Hem, die in Haar schoot verbleef. Zij volhardde in deze aanbidding
gedurende haar hele leven, en begon daarmee omstreeks middernacht en herhaalde
deze kniebuigingen 300 keer, tot aan hetzelfde uur van de volgende nacht en
soms nog meer, als Zij daar gelegenheid toe had. Op dit punt was Zij zelfs
gedurende haar zwangerschap nog meer toegewijd. Zij richtte helemaal haar
aandacht op het veelvuldig en vurig gebed, om haar nieuwe plichten betreffende
het bewaken van deze Schat van de eeuwige Vader in de maagdelijke bruidskamer
stipt na te komen. Zij richtte vele en herhaalde smeekgebeden tot de Hemel,
waarin Zij voeg om deze Hemelse Schat, die Haar was toevertrouwd toch waardig
te mogen bewaren. In overeenstemming hiermee wijdde Zij haar ziel en al haar
vermogens opnieuw aan de Heer toe. Zij beoefende alle deugden op heldhaftige
wijze en in de hoogste graad, zodat de Engelen daarover verbaasd waren. Zij
droeg ook alle bewegingen van haar lichaam op, in aanbidding en dienst aan de
kleine Godmens in Haar. Of Zij nu at, sliep, zwoegde of rustte, Zij deed dit
uitsluitend voor de voeding en bewaring van haar lieflijke Zoon, en in al deze
daden werd Zij meer en meer ontvlamd door goddelijke liefde.
De dag
na de Menswording van Jezus
De dag erna kwamen alle engelen, die Maria waren
toegewezen, in lichamelijk vorm, en zij aanbaden onder diepe nederigheid hun
mensgeworden Koning in de schoot van de Moeder. Zij erkenden Haar opnieuw als
hun Koningin en Meesteres, gaven Haar de eerbied, die zij Haar verschuldigd
waren. Zij zeiden:
Nu, O Vrouwe, bent U de waarachtige Ark van het evangelie,
nu U de Wetgever Zelf omvat en het Manna van de Hemel bewaart, dat ons ware
brood uitmaakt. Ontvang, O Koningin, onze gelukwensen voor Uw waardigheid en
geluk, waarvoor wij allen de Allerhoogste danken, nu Hij U zo passend gekozen
heeft tot Moeder en Tabernakel. Wij brengen U opnieuw onze hulde, bieden U onze
diensten aan en zijn verlangend U te gehoorzamen als vazallen en dienaren van
de opperste en oppermachtige Koning, wiens Moeder U bent.
Deze huldebetuigingen en uitspraken van de Heilige Engelen
veroorzaakten in de Moeder van Wijsheid onvergelijkelijke gevoelens van
nederigheid, dankbaarheid en liefde voor God. Want in dit voorzichtigste Hart,
waarin alle dingen gewogen werden met de weegschaal van het heiligdom en hun
waarde en gewicht juist bepaald werden, werd deze eerbetuiging en erkenning
door de Engelen, die Haar tot hun Koningin uitriepen, zeer hoog aangeslagen. Hoewel
het een grote eer was Zichzelf Moeder van de Koning van de hele schepping te
weten, werden toch al haar zegeningen en weldaden duidelijker door deze
huldebetuigingen van de Heilige Engelen.
De Engelen brachten deze hulde als uitvoerders en dienaren
van de wil van de Allerhoogste. Wanneer hun Koningin alleen was, maakten zij
hun opwachting in lichamelijke vorm en hielpen zij Haar met haar uitwendige
bezigheden en als Zij met haar handen werkte, reikten Zij Haar aan wat Zij
nodig had. Wanneer het, bij afwezigheid van de H. Jozef voorkwam, dat Zij
alleen at, bedienden zij Haar aan haar armelijke tafel en hielpen bij de
bescheiden maaltijden. Zij volgden Haar overal, ze vormde Haar geleide en
hielpen Haar bij de diensten die Zij Jozef bewees. Omringd door al deze gunsten
van haar dienaars vergat Maria nooit de Meester aller meesters toestemming te
vragen voor al haar daden en ondernemingen en Zijn richtlijnen en hulp af te
smeken. Al haar werken waren zo volmaakt dat slechts de Heer Zelf in staat was
deze te begrijpen en naar waarde te schatten.
Naast de normale hulp die Zij genoot gedurende de tijd,
waarin Zij Jezus in haar schoot droeg, voelde Zij Zijn goddelijke aanwezigheid
op verschillende wijze. Soms zag Zij Hem door het abstracte visioen. Soms zag
en aanschouwde Zij Hem, zoals Hij aanwezig was in haar schoot, hypostatisch
verenigd met de menselijke natuur. En op andere tijden openbaarde Zich Jezus als
ingesloten in een kristallen monstrans, bestaande uit haar eigen moederlijke
schoot en zuiverste lichaam. Vooral dit soort visioen vertroostte en verheugde
Haar op bijzondere wijze. En op andere momenten nam Zij waar, hoe de glorie van
Zijn heiligste ziel het lichaam van het goddelijk Kind overspoelde, waardoor
enige afstralingen van zijn eigen heiligheid en glorie aan dit lichaam werden
meegedeeld en zag Zij hoe de helderheid en het licht van het natuurlijk lichaam
van Haar Zoon in Zich op bewonderenswaardige goddelijke wijze overging. Deze
gunst herschiep Haar helemaal in een ander soort wezen en ontvlamde haar Hart.
Het hele wezen van de heiligste Maria was een verstandelijke en bezielde Hemel
en in Haar was de goddelijke glorie en grootte aanwezig in een mate, welke
zelfs de uitgestrekte gebieden van de Hemelen niet zouden kunnen omvatten.
Al haar doen en laten of dit nu geestelijk werk was of
lichamelijke arbeid, diende haar God of was weldadig voor haar naasten. Ze
werden alle ondernomen en volbracht tot het verkrijgen van harmonie, waarin de
Heer Zijn welbehagen had en waarvan de Hemelse Engelen de pracht konden
aanvoelen. En als door Gods beschikking Zij terugkeerde naar een meer normale
staat, dan onderging Zij folterende pijnen, veroorzaakt door de kracht en de
hevigheid van haar liefde. Maar de steeds machtige arm van de Allerhoogste sterkte
Haar steeds op bovennatuurlijke wijze. Na de menswording werd Zij op bevel van
de Heer, bezocht door ontelbare vogels, die Haar verlichting verschaften. De
vogels groetten Haar door hun levendige bewegingen en splitsten zich in
harmonieuze koren en brachten de mooiste muziek ten gehore. Ze vertrokken pas,
nadat zij Haar zegen ontvangen hadden. Ze kwamen haar nog vele keren bezoeken
en namen de gewoonte aan Haar bloemen te brengen in hun snaveltjes en ze in
haar handen te leggen. Het kwam ook voor, dat ze Haar bescherming zochten bij
slecht weer, dan liet de Hemelse Vrouwe hen binnenkomen, voedde hen en
verheerlijkte in haar bewonderenswaardige onschuld, de Schepper van alle
dingen.
Hoe belangrijk is het niet de Allerhoogste te zoeken en te vinden,
te zegenen en te verheerlijken in al zijn schepselen, te weten hoe bewonderenswaardig,
hoe krachtig, hoe royaal en heilig Hij daarin te werk gaat? Moeten we niet
bewogen worden tot dankbaarheid, daartoe aangezet door redeloze schepselen? Zij
verkondigen zijn lof zonder ophouden voor de zeer kleine deelhebbing aan de
Godheid, welke bestaat uit het naakte bestaan, terwijl wij mensen, die gemaakt
zijn naar Gods beeld en gelijkenis, begiftigd zijn met de mogelijkheden om Hem
te kennen en Hem eeuwig te genieten, Hem zo vergeten dat wij Hem niet meer
kennen en in plaats van hem te dienen, Hem beledigen! Zo komt het, dat op geen
enkele manier aan de mensen de voorkeur moet gegeven worden boven de redeloze
dieren, omdat ze slechter zijn dan de wilde beesten.
|