Op de zevende dag van deze voorbereiding op het naderbij
komend sacrament werd Maria door haar H. Engelen naar de hoogste Hemel gevoerd
terwijl eer in haar plaats een Engel van hen achterbleef om Haar lichamelijk te
vervangen. De Allerhoogste beval twee serafijnen uit degenen die het meest
nabij de troon stonden en de hoogste in waardigheid waren, deze Hemelse Maagd
te dienen. Vergezeld van anderen traden zij in zichtbare vorm voor de troon en
omringden daar de heiligste Maria, die hen allen in goddelijke liefde ver
overtrof. Er was nieuwe verbazing en jubel van alle Engelen om in deze Hemelse
plaats waar nooit iemand anders was geweest, een nederig Meisje te zien, gewijd
als hun Koningin en opgeheven tot de innigste verbondenheid met God, welke ooit
een schepsel had ondervonden, die Vrouwe te zien die de wereld stilzwijgend
voorbijging en veronachtzaamde, maar daar zo hoog gewaardeerd werd en onze
menselijke natuur te zien in haar eerste vruchten, de belofte van oppermacht
over de Hemelse koren ontvangend en reeds haar plaats innemend onder hen. De
serafijnen kleedden de heiligste Maria in een wijde staatsiemantel als een
symbool van Haar zuiverheid en genade.
Zij kreeg van de Allerhoogste een diep inzicht in de
verplichtingen, welke deze mantel met zich bracht. Zij moet haar trouwe liefde
en de verheven volmaaktheid van haar daden hieraan aanpassen. Ze kreeg ook een
gordel met edelstenen die het symbool was voor de heilige vreze. Ze kreeg ook
een gouden kam in Haar haar. Ze zou Haar hele leven door mogen brengen in
verheven en goddelijke gedachten, ontvlamd door de naastenliefde. Ze kreeg
sandalen zodat haar stappen en bewegingen steeds gericht zouden zijn op de
meerdere eer van de Allerhoogste. En die schoenen werden samengehouden door de
bijzondere genade van zorgvolle ijver om goed te doen voor God en de mensen.
Haar armen werden gesierd met armbanden, die Haar vervulden met grootmoedigheid
tot het ondernemen van grote werken samen met de goddelijke grootheid. Haar
vingers werden getooid door ringen, opdat Zij ook in kleinere zaken zou kunnen
optreden op de allerhoogste wijze. Ze kreeg ook een halsketting met juwelen die
geloof, hoop en liefde voorstelden, een afstraling van de drie goddelijke
Personen.
Aan Haar oren werden gouden ringen, ingelegd met zilver
gehangen. Zo werd Ze gereed gemaakt om de Boodschap van de aartsengel Gabriel
te kunnen ontvangen. Zo zou dan het zuivere zilver van haar onschuld kunnen
klinken in de oren van de heer en opgevangen worden in het Hart van de Godheid,
deze lieflijke en heilige woorden: “Fiat
mihi secundum verbum tuum – Mij geschiedde naar Uw woord.” Bovendien werden
inscripties aan haar gegeven die dienden als borduurwerk en randen van de
fijnste kleuren gemengd met goud. Enige droegen het opschrift: Maria, Moeder
van God, andere: Maria, Maagd en Moeder. Zij begreep de inscripties nog niet.
De kleuren waren de gewoonten van alle deugden. De H. Drie-eenheid schonk Haar
een heerlijke gelaatskleur die door het licht kwam van de nabijheid en de
deelhebbing van de volmaaktheid van God. Er was een oceaan van volmaaktheid in
de heiligste Maria.
Maria : Hoewel God geen enkel
schepsel evenveel zal geven als ik van Hem mocht ontvangen, gebeurt dit niet,
omdat Hij dat niet kan of niet zou wensen, maar slechts omdat er niemand is die
zich in dezelfde mate openstelde als ik voor zijn genade. Je kunt dit
verkrijgen door aardse dingen te ontzeggen, en alle neiging tot aardse dingen
uit te bannen. Je moet alleen vooruitgang boeken in goddelijke liefde. Was u in
het Bloed van uw Verlosser, Christus, en vernieuw uw liefdevolle smart over uw
zonden. Dan zal je genade ontvangen.
Op de achtste dag smeekte Maria steeds om de Menswording
van de Zoon. De Allerhoogste ontving Maria, zijn heilige en uitverkoren Bruid
opnieuw in de hoogste Hemel. God sprak tot Haar: “Laat mijn Hemelse geesten nu
zien, hoe juist het was, dat Ik U heb willen kiezen en nog immer kies tot mijn
Bruid en tot Koningin van al het geschapene. Laat hen nu zien, dat Ik goede
gronden heb om Mijzelf te verheugen in deze, mijn bruidskamer, waaraan Mijn
Eniggeborene, naast de glorie van Mijn eigen hart, de grootste glorie zal
ontlenen. Laat allen begrijpen, dat indien Ik in mijn rechtvaardigheid Eva, de
eerste koningin der aarde, verstootte wegens haar ongehoorzaamheid, Ik U nu in
de hoogste waardigheid plaats en bevestig en daardoor mijn grootheid en macht
duidelijk tentoon spreidt door Uw zuiverste deemoed en zelfvernedering naar
waarde te schatten. Mijn uitverkoren Bruid, nu gij genade gevonden heb in mijn
ogen, vraag Mij zonder beperking, wat gij wenst, en Ik verzeker U als de
getrouwste God en machtige Koning, dat Ik Uw smeekbeden niet zal weigeren, noch
U zal ontzeggen waar Gij om vraagt.”
De Heilige Maria vroeg daarop het hele koninkrijk voor heel
het menselijk geslacht en de zending van de Verlosser opdat Hij genoegdoening
zou geven voor de zonden van de wereld om de vrijheid te mogen bereiken en dat
door deze genoegdoening van Gods rechtvaardigheid er vrede zou heersen op aarde
en dat de poorten van de Hemel die door de zonde gesloten waren opnieuw zouden
geopend worden voor al haar bewoners. Ze vroeg ook dat alle mensen Gods heil
zouden aanschouwen. Zij vroeg ook dat deze Verlosser bovendien de Messias zou
zijn die een Leraar, een Gids en een Hoofd zou zijn die onder de mensen zou
leven en onder hen zou wonen. God gaf Haar zijn bevestiging en Maria dankte Hem
zonder ophouden zowel uit Haar eigen naam als uit naam van alle mensen.
Maria : Begrijp de grootte van Zijn
goddelijke Liefde en Zijn bereidheid om zijn vrienden en geliefden, die Hij
wenst op te heffen uit het stof en wenst te verrijken op verschillende wijze,
met weldaden te overstelpen. Zodra jullie overtuigd zijn van deze waarheid, zal
zij u verplichten Hem daarvoor te danken. In verhouding met hun vooruitgang in
de deugd, vermenigvuldigt de Heer zijn gunsten en gaven. Indien de mensen, die
het geloof ontvangen hebben, deze waarheid zouden doorgronden, dan zouden zij
niet alleen zich behoeden voor zonde, maar zouden zij zich bezig houden met
grote werken en hun liefdevolle dienstbaarheid graag aan Hem tonen. Hij is zo
vrijgevig in het belonen en zo royaal in zijn gunsten.
Op de laatste dag van de novene als voorbereiding van het
tabernakel dat Hij door Zijn komst zou heiligen, besloot de Allerhoogste zijn
wonder te vernieuwen en zijn liefdetekenen te vermenigvuldigen. Het was nodig
dat een vrouw van deze aarde moest stijgen tot een dusdanige hoogte, dat God
Zich met Haar zou kunnen verbinden en mens zou kunnen worden uit haar
substantie. Zij moest dus een oneindige afstand afleggen en zo ver mogelijk
boven ander schepselen verheven worden, dat zij Gods oneindig wezen nabij zou
kunnen komen. Op deze dag werd Zij opnieuw in de nabijheid van de koninklijke
troon van de Allerhoogste gebracht en Zijn goddelijke Majesteit richtte Haar op
en liet Haar aan Zijn zijde plaatsnemen. Hij wees haar de plaats en troon aan
welke Zij voor altijd in Zijn aanwezigheid zou behouden. Volgend op de troon
bestemd voor het mensgeworden Woord was het hoogste en de de zetel die het
dichtst bij God stond, want hij overtrof op onvergelijkelijke wijze de tronen
van de andere uitverkorenen en die van allen tezamen. Het stelsel van het heelal
dat Zij tot nu toe slechts in delen kende, verscheen Haar nu in zijn geheel met
alle schepselen, welke het bevatte.
De Almachtige zei onder andere: “Uit alle zielen, welke Ik
tot nu toe geschapen heb en ook uit degenen die reeds voorzien zijn om geschapen
te worden tot het einde der wereld, zal Ik de broederschap van de getrouwen
kiezen, die bestemd zal worden om gewassen te worden in het Bloed van het Lam,
in de Verlossing van de wereld. Zij zullen de bijzondere vrucht van Zijn
Verlossing zijn en zij zullen haar zegeningen genieten door de nieuwe wet van
genade en de sacramenten, die zullen ingesteld worden door de Verlosser en
later zullen zij die volharden, delen in mijn eeuwig glorie en vriendschap.
Voor deze uitverkorenen heb ik allereerst deze bewonderenswaardige werken
geschapen!” Daarop plaatste de Heilige Drie-eenheid een kroon op het hoofd van
de heilige Maria en wijdde Hij Haar als de Koningin van de hele schepping. Er
stond opgeschreven de titel ‘Moeder van God’, maar de bedoeling was Haar toen
nog niet bekend. Maar de Engelen wisten het wel en brachten Haar eerbewijzen
als hun wettige Koningin en Soeverein van de hele schepping. Voordat de
Allerhoogste zou neerdalen om het vlees aan te nemen in de maagdelijke schoot
van deze Vrouwe, was het passend dat al zijn hovelingen zijn Moeder als hun
Koningin en Meesteres zouden erkennen en Haar als zodanig eerbied zouden
betonen. Het was rechtvaardig dat God Haar eerst tot Koningin zou verheffen,
voordat Hij Haar tot Moeder van de Prins der eeuwigheden zou maken, want Zij
die een Prins onder haar hart zou dragen moest
eerst Koningin zijn en als Koningin erkend worden door haar vazallen.
Toch bleef dit Meisje, de allerheiligste Maria, nederig en deemoedig. Hoe hoger
Zij opsteeg door de werking van Gods rechterhand, des te lager achtte Zij
Zichzelf in haar gedachten.
De
aankondiging van de Aartsengel Gabriël
Oneindig veel eeuwen geleden was het geschikte moment in de
tijd bepaald waarop de goddelijke wijsheid tevoorschijn zou treden om op passende
wijze geopenbaard te worden in het vlees. De volheid van de tijd was
aangebroken, welke tot dan toe dor en leeg was geweest, want er ontbrak de
volheid van de heiligste Maria, door wier wil en toestemming alle eeuwen hun
vervulling zouden verkrijgen nl. het eeuwig vleesgeworden Woord in staat om te
lijden en de mensheid te verlossen. De Allerhoogste oordeelde dat alle
omstandigheden gunstig waren voor de verheffing van zijn heilige naam, en dat
de uitvoering van Zijn eeuwige wil en Zijn decreet geopenbaard kon worden aan
de Engelen en door hen daar een begin mee kon worden gemaakt. Hoewel God in de
regel de heilige Engelen inlicht van Zijn wil door te beginnen met de hogere
Engelen, die op hun beurt de anderen zuiveren en verlichten in juiste volgorde
tot aan de minste onder hen, waardoor de openbaringen van de Godheid aan allen
bekend worden, werd deze gewoonte bij deze gelegenheid niet gevolgd want de H.
Aartsengel ontving zijn boodschap direct uit Gods mond.
Op bevel van de goddelijke Wil stelde de H. Gabriël zich op
aan de voet van de troon, helemaal gericht op het onveranderlijk wezen van de
Allerhoogste. Hij kreeg de exacte woorden waarmee hij Haar moest groeten.
Tegelijk openbaarde de Heer vele verborgen geheimen die betrekking hadden op de
Menswording. De H. Drie-eenheid beval hem naar het hemelse Meisje te gaan en
Haar aan te kondigen dat de Heer Haar onder alle vrouwen had uitverkoren om de
Moeder te worden van het eeuwig Woord, dat Zij Hem zou ontvangen in haar
maagdelijke schoot door de werking van de H. Geest, zonder inbreuk op Haar
maagdelijkheid. Daarna verkondigde de Allerhoogste aan alle andere Engelen dat
de tijd voor de Verlossing gekomen was en dat Hij bevolen had deze nu zonder
uitstel naar de wereld te brengen, want in hun aanwezigheid was de heiligste
Maria reeds voorbereid en getooid om Zijn Moeder te worden en was Zij opgeheven
tot de hoogst mogelijke waardigheid. De Hemelse Engelen hoorden de stem van hun
Schepper en in onvergelijkelijke vreugde en dankbaarheid voor de vervulling van
Zijn eeuwige en volmaakte wil zetten zij nieuwe lofgezangen in: “Heilig,
heilig, heilig zijt Gij, God en Heer Sabaoth. Rechtvaardig en machtig zijt Gij,
Heer, onze God, die in den hoge woont en op de geringste der aarde neerziet.
Bewonderenswaardig zijn al Uw werken, allerhoogste en verheven Uw plannen.”
De H. Aartsengel Gabriël gehoorzaamde met uitgelezen
vreugde het goddelijk bevel en vergezeld van vele duizenden wonderschone
Engelen, in zichtbare vormen, daalde hij af uit de hoogste Hemel. Het voorkomen
van de H. Aartsengel was als van een uiterst knappe jongeling van zeldzame
schoonheid, zijn gezicht scheen schitterende lichtstralen af te geven, zijn
houding was ernstig en majestueus, zijn woorden waren gewichtig en krachtig,
zijn hele aanwezigheid straalde een vriendelijke, lieftallige ernst uit en had
meer op God gelijkende kwaliteiten dan alle andere Engelen die door de heilige
Maria tot dan toe in zichtbare vorm waren gezien. Hij droeg een diadeem van
uitgezochte pracht en zijn gewaden straalden in verschillende kleuren vol van
stralende schoonheid. Op zijn borst droeg hij een wondermooi geciseleerd kruis dat
het mysterie van de Menswording, waarvoor hij gekomen was als boodschapper
tentoon spreidde. Het hele hemelse leger samen met zijn leider, de heilige
Aartsengel richtte hun vlucht naar Nazareth, in Galilea, het woonhuis van de
heiligste Maria. Ze bevond zich in haar slaapkamer dat ontdaan was van alle
huisraad en versiering. De hemelse Meesteres was op dat moment 14 jaar. (Haar
verjaardag was op 8 september)
Maria was groter dan normaal voor meisjes van haar leeftijd
en elegant. Haar gelaat was minzaam en mooi. Ze had een iets gebruinde
huidskleur. Ze had een hoog, symmetrisch voorhoofd, gebogen wenkbrauwen, grote zwarte
ogen met een groene mengeling, een welgevormde neus, een kleine mond, rode
lippen. Men werd blij, als men Haar zag, maar ook ernstig, liefdevol en vervuld
van eerbiedige vrees. Zij bracht ieders hart in beweging. In allen die Haar
naderden veroorzaakte Zij moeilijk te verklaren goddelijke werkingen. Zij
vervulde de harten met Hemelse inwerkingen en liet ze openbloeien voor daden,
die op God gericht waren. Haar kleding was eenvoudig en armelijk, maar mooi. Er
lag een donkerzilveren schijn over. Ze was nederig en zedig. Ze was verdiept in
de hoogste contemplatie over de mysteries die de Heer door zoveel gunsten in de
voorgaande negen dagen, in Haar vernieuwd had. En omdat de Allerhoogste Haar
verzekerd had dat Zijn Eniggeborene spoedig zou neerdalen om de menselijke vorm
aan te nemen, was zij vol innige en blijde genegenheid in de verwachting van de
vervulling daarvan.
Ze was in een smeekbede tot de Allerhoogste op het moment
waarop de H. Aartsengel Gabriël zijn intrede deed. Zij was de zuiverste ziel,
het volmaaktst naar lichaam, het edelste in haar gevoelens, verheven in
heiligheid, vol van genade en zo vergoddelijkt en aangenaam in Gods ogen, dat
Zij geschikt werd bevonden om Zijn Moeder te worden en het passende instrument
om Hem van het hart van Zijn Vader naar Haar maagdelijke schoot te doen
afdalen. Zij was het machtige middel voor onze Verlossing en aan Haar danken
wij die. Het is daarom rechtvaardig, dat alle generaties Haar voor altijd zalig
zullen prijzen en Haar zullen zegenen. De Allerhoogste liet Haar handelen
zondig enige andere hulp dan de middelen van haar gewone menselijke natuur en
door de vermogens en deugden van haar normale gesteldheid. Het moest een
sacrament van geloof zijn, verenigd met hoop en liefde. Hij liet Haar over aan
Haar vertrouwen en hoop op Zijn goddelijke beloften.
Maria : Toon berouw over jullie
zonden. Blijf jullie richten op God en doe afstand van alle zichtbare aardse dingen.
Bedenk, dat ik in de verste verte niet dacht, dat de Allerhoogste mij voor de
waardigheid van Moeder van God had aangewezen. Hoewel Hij reeds beloofd had
spoedig in de wereld te komen, en Hij mij had bevolen met een dusdanige liefde
naar Hem te verlangen. Mijn nederigheid deed mij tot de vrees neigen dat mijn
aanwezigheid in de wereld wellicht zijn komst zou vertragen.
God heeft in zijn oneindige voorzienigheid en wijsheid van
alle eeuwigheid beschikt en de hele schepping geleid tot vervulling van dit
mysterie. Al zijn werken en al zijn schepselen waren slechts goed toegepaste
middelen om te komen tot dit hoogtepunt van zijn oogmerk, de neerbuigende
minzaamheid van een God, die de menselijke natuur aannam. Het eeuwige Woord had
het meest passende tijdstip en uur voor de neerdaling vanuit het hart van de
Vader afgewacht en gekozen: het middernachtelijk uur van de dodelijke
afdwaling, toen het hele nageslacht van Adam werd begraven en ondergedompeld in
de slaap van vergetelheid en onwetendheid van hun ware God en toen er geen meer
was om zijn mond te openen om Hem te belijden en te zegenen, behalve enige
uitverkoren zielen uit zijn eigen volk. De rest van de wereld was verloren in
zwijgende duisternis, na een langgerekte nacht van meer dan 5000 jaar. De
eeuwen hadden zich opgevolgd, en de ene generatie volgde op de anderen, elk in
de tijd, welke voorzien was door de eeuwige Wijsheid. De dag was dan
aangebroken waarop de Allerhoogste, de langdurige periode van deze duistere
onwetendheid te doorbreken en besloot Zich aan de mensen kenbaar te maken en de
Verlossing van het menselijk geslacht te beginnen door hun natuur, in de schoot
van de heiligste Maria, die nu helemaal voorbereid was op deze gebeurtenis, aan
te nemen.
Er is in de godheid een wezenlijk persoonlijk onderscheid
tussen de drie Personen, maar geen ongelijkheid in wijsheid, almacht of andere
vermogens en ook niet in de goddelijke natuur. Zij zijn gelijk in waardigheid
en oneindige volmaaktheid, en zo gelijk zijn zij in de werkingen die uitgaan
van God zelf in de vorming van een schepsel of tijdelijk voorwerp. Deze
werkingen worden ondeelbaar door de drie goddelijke Personen volbracht, want
het is niet één Persoon, die zoiets bewerkstelligt, maar alle Drie, één en dezelfde
God, die één en dezelfde Wijsheid bezit, één en hetzelfde begrip en één en dezelfde
Wil. Wat de Zoon kent en wenst, kennen en wensen ook de Vader en de H. Geest.
In deze ondeelbaarheid van handelen, door één en dezelfde daad,
bewerkstelligden de drie Personen het mysterie van de Menswording, hoewel
alleen de Persoon van de Zoon voor Zich de menselijke natuur aanvaardde, waar
Hij Zich hypostatisch mee verbond. Daarom zeggen wij, dat de Zoon door de
eeuwige Vader, uit wiens verstand Hij voortkomt, gezonden werd, en dat de Vader
Hem zond door tussenkomst van de H. Geest. De Persoon van de Zoon stelde
voordat Hij uit het hart van de Vader neer zou dalen, in naam van deze
menselijkheid, een voorwaardelijk verzoek dat zijn toekomstige verlossing en voldoening aan de goddelijke
rechtvaardigheid door de zonden, zou worden uitgebreid over het hele menselijk
ras.
Hij wenste het “fiat” of de bekrachtiging van de heiligste
wil van de Vader, die Hem zond, voor de aanvaarding van deze Verlossing door
middel van zijn heiligste werken en zijn Lijden, en door de geheimen die Hij
zou bewerkstelligen in de nieuwe Kerk en in de wet van genade. De eeuwige Vader
nam deze bede en de toekomstige verdiensten van het Woord aan. Hij stond alles
toe, wat voorgesteld en gevraagd werd voor de stervelingen en Hij bevestigde de
uitverkoren en voorbeschikte zieken als de erfenis en het altijddurende bezit
van Christus. Vandaar dat Christus, onze Heer zegt dat Hij degenen die de Vader
Hem heeft gegeven, noch verloren heeft, noch toegestaan heeft om verloren te
gaan. Johannes 18:9 : Vervuld moest worden, wat Hij gezegd had: “Niemand van
hen, die Gij Mij gegeven hebt, liet Ik verloren gaan.” Hij zegt ook dat niemand
zijn schapen uit zijn handen, of uit die van de Vader zal wegnemen. Johannes
17:12 Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven.
Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man
des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Het is voor allen die
geboren worden, indien zij zich de Verlossing ten nutte maken. Zijn
goddelijk mededogen wenste niemand uit te sluiten, indien zij allen zich
geschikt maken om de zegeningen daarvan door de Verlosser te ontvangen. Dit
alles gebeurde in de Hemel bij de troon van de heiligste Drie-eenheid, als
voorspel op het “fiat” van de heiligste Maria.
Op het moment, waarop de Eniggeborene van de Vader
neerdaalde naar haar maagdelijke schoot, waren alle hemelen en hun bewoners in
beroering. Wegens de onverbrekelijke eenheid van de goddelijke Personen daalden
Zij met drieën met het Woord af, hoewel het Woord alleen mens zou worden. En
met de Heer, hun God, traden de heirscharen van het Hemelse leger, vol
onoverwinnelijke kracht en in grote statie, uit de Hemelen. Hoewel het niet
noodzakelijk was de weg te banen, omdat de Godheid het hele heelal vult,
aanwezig is op alle plaatsen en door niets gehinderd kan worden, toonden toch
alle elf Hemelen hun eerbied voor hun Schepper en tezamen, met de lagere schepselen,
lieten zij de weg vrij. De mensen zagen deze beroering en vernieuwing van al
het geschapene niet, omdat dit in de nacht gebeurde, maar ook omdat de Heer dit
uitsluitend ter aanschouwing van de Engelen bestemd had. Deze loofden Hem onder
nieuwe verbazing, wetende dat deze diepe en eerbied afdwingende geheimen voor
de mensen verborgen waren. Want zij wisten dat mensen deze heerlijke weldaden,
welke zelfs voor de Engelen zo bewonderenswaardig waren, niet zouden kunnen
begrijpen. Een God die waarlijk Mens was. Opdat het mysterie van de
Allerhoogste zou vervuld worden, trad de H. Aartsengel Gabriel in gezelschap
van ontelbare Engelen in zichtbare menselijke gestalde binnen in de kamer waar
de heiligste Maria bad. Het was een donderdag, 18u, bij het naderen van de
nacht. De grote nederigheid van Maria liet Haar niet toe meer naar Hem te
kijken dan nodig was om hem te herkennen als een Engel van de heer. Toen Zij
hem herkend had, wilde Zij hem in de voor Haar normale nederigheid eerbied
betuigen, maar de Aartsengel liet dit niet toe, integendeel hij boog diep voor
Haar, zoals hem betaamde tegenover zijn Koningin en Meesteres, waarin hij de
Hemelse mysteries van zijn Schepper aanbad. Op hetzelfde moment begreep de
Engel dat vanaf die dag de oude tijd en de gewoonten van vroeger, waaruit
voortkwam, dat de mensen de Engelen moesten vereren, zoals Abraham gedaan had,
veranderd waren. Want omdat de menselijke natuur in de Persoon van het Woord
was opgeheven tot de waardigheid van God zelf, bekleedden de mensen nu de
positie van aangenomen kinderen, van metgezellen en broeders van de Engelen,
zoals de Engel tegen de H. Johannes, de Evangelist had gezegd, toen hij
weigerde om vereerd te worden. De H. Aartsengel groette onze en zijn Koningin
en sprak :
Ave
gratie plena, Dominus tecum, benedicta tu in mulieribus. Verheug
u, Begenadigde, de Heer is met u!
Toen Maria dit hoorde, verontrustte dit Haar, maar Haar geest
bleef helder. Ze was verontrust door haar nederigheid, want Zij dacht dat Zij
de minste der schepselen was en in die nederigheid kon Zij niet begrijpen, dat
Zij op deze wijze begroet werd en genoemd werd “Gezegende onder alle vrouwen”.
Bovendien toen Zij deze begroeting hoorde en overwoog, liet de Heer Haar
innerlijk begrijpen dat Hij Haar had uitverkoren tot Zijn Moeder en dit
verwarde Haar nog meer, omdat Zij immer een nederige opvatting over Zichzelf
had gehad. Haar verontrusting ziende begon de Engel Haar het decreet van de
Heer uit te leggen en zei :
Vrees niet, Maria, want Gij hebt genade gevonden in Gods
ogen: zie, Gij zult een Zoon in Uw schoot ontvangen en Hem ter wereld brengen,
en Gij zult Hem Jezus noemen. Hij zal groot zijn en Hij zal genoemd worden:
Zoon van de Allerhoogste. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David
schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en
aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.
Onze nederigste Koningin alleen, onder alle schepselen, had
voldoende intelligentie en grootmoedigheid om dit nieuwe en ongehoorde
sacrament op juiste waarde te schatten en naarmate Zij de grootte daarvan
begreep, steeg ook Haar bewondering daarvoor. Maar Zij hief Haar nederig hart
op tot de Heer, die Haar geen bede kon weigeren, en uit de diepte van Haar
gemoed vroeg Zij nieuw licht en nieuwe hulp om Zich te kunnen beheersen bij
deze zware verrichting, want de Heer had Haar, opdat Zij Zelf in dit mysterie
uitsluitend door geloof, hoop en liefde zou geleid worden, in Haar normale staat
gelaten en alle soorten gunsten en innerlijke verlichtingen, die Zij zo veel
keer en bij herhaling ondervonden had, opgeschort. In deze gesteltenis
antwoordde Zij de H. Gabriël :
Hoe kan zoiets gebeuren, dat Ik zal ontvangen en een kind
baren, omdat ik geen man beken en ook niet kan bekennen?
|