1 Kor 15:54-55 : En wanneer dit vergankelijke
met onvergankelijkheid is bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid, dan
zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: De dood is verslonden, de zege
is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?
De glorie van God zal gezien worden door
degenen die hun geloof in Jezus tellen in tijden van de grootste ellende en
wanhoop, ze zijn er zeker van dat Hij groter is dan enige ellende, zelfs groter
dan de dood zelf.
Na de opwekking van Lazarus waren
de vijanden van Jezus vastbesloten om Hem te doden. Er waren veel Farizeeërs en
hogepriesters die wegens Jezus en Lazarus waren bijeen gekomen. Zij vreesden
dat Jezus nog meer doden zou opwekken. Jezus ging een drietal maanden op pad
met 3 jongelingen (nakomelingen van herders, die uit de stoet van de H.
Driekoningen uit het oosten in Palestina achtergebleven waren) door Chaldea en
het land Ur, waar Abraham geboren was, en door Arabië naar Egypte. De
leerlingen moesten zich hier en daar in de grensgebieden verspreiden en het
volk onderwijzen. Lazarus was genoodzaakt zich te verbergen.
Doordat Jezus heen en weer trok
in eigen land en zijn reizen naar de vreemde deed verklaren hoe Hij, zonder
voortdurend wonderen te moeten doen, zijn gevangenneming en dood, die door de
Farizeeërs beslist was, zo lang kon verhinderen. De opschudding te Jeruzalem
wegens Lazarus was zeer groot geweest. Jezus verwijderde zich om de aandacht
van zich af te wenden en opdat ondertussen dit wonder door zijn
klaarblijkelijke echtheid velen zou overtuigen en tot bekering te brengen.
Jezus bij Lazarus, Magdalena en Marta
Toen Jezus teruggekeerd was uit Egypte kwam Hij in de
streek van de Jordaan. Maar moest na korte tijd naar Betel omdat het gedrang
daar te groot was geworden. Hij kwam met Joannes, Andreas en Jakobus de Mindere
in het gewest waar aarsvader Jakob op een heuvel dat visioen gehad heeft van de
ladder die de Hemel raakte. Bij hun aankomst was het reeds donker. Zij gingen
naar een huis van vrienden, die hen verwachtten. Het waren Lazarus met zijn zusters,
met Nikodemus, die een geheime leerling was en met Joannes Markus, die samen in
stilte hierheen gekomen waren. De huisheer was getrouwd en had 4 kinderen; het
huis had een voorhof met een bron. Toen de Heer en de apostelen aanklopten,
kwam de huisheer met 2 van zijn kinderen opendoen. Hij leidde de Heer naar de
bron en waste Hem en de apostelen de voeten. Terwijl de Heer op de rand van de
bron of waterput zat, zag ik Magdalena uit het huis komen, achter zijn rug tot
Hem naderen en dan uit een klein plat flesje op zijn hoofdhaar zeer welriekende
zalfolie uitstorten. Zij heeft dit zeer dikwijls gedaan. Katarina was
verwonderd over haar heilige durf. Na deze daad van overgrote liefde trok zij
zich terug.
Toen de Heer en de apostelen nu het huis binnentraden
kwamen Lazarus, Nikodemus en Joannes Markus Hem tegemoet. Jezus drukte Lazarus aan zijn Hart. Lazarus
was nog bleek en mager. Hier had nu een behoorlijke maaltijd plaats, bestaande
uit vruchten, broodjes, honingraten en groene kruiden, waarbij men uit kleine
bekers dronk, zoals het in Judea de gewoonte was. Jezus onderrichtte de aanwezigen en genas ook nog verscheidene zieken, die
in de zijgebouwen rondom het huis ondergebracht waren. De vrouwen aten alleen zoals
gebruikelijk en kwamen daarna in de eetzaal, waar zij op de achtergrond naar Jezus toespraak luisterden.
Daarna ging Jezus terug door met
leringen geven en zieken genezen. Hij verzamelde ondertussen terug zijn
apostelen en leerlingen. Ze gingen terug in de streek van Kafarnaum en tot in
Jeruzalem. Dit waren de laatste maanden vooraleer zijn Lijden te Jeruzalem ging
beginnen. Ondertussen kwam Hij nog te Betanië samen met Zijn apostelen waar
Marta en Magdalena aanwezig waren.
De vrouwen waren even vroeger naar Betanië teruggekeerd. Jezus
en de apostelen volgden later. Katarina
hoorde dat Hij hen onderrichtte; Hij zei dat Hij nu naar Jeruzalem ging om ook
daar Zijn leer te verkondigen en dat Hij dan welhaast tot zijn hemelse Vader
terugkeren zou. Hij sprak tot hen over de plicht en noodzakelijkheid Hem te
volgen en getrouw te blijven. Ook zei Hij dat één van hen, die nu te Betanië
zou komen, van Hem afvallig zou worden en dat Hij reeds met verraad in zijn
hart rondliep.
Jezus zending vanuit Betanië
Jezus
genas ook heden weer verscheidene melaatsen, die men op zijn weg gebracht had; zij gingen heden nog niet naar Betanië om te
overnachten, maar een uur van daar bleven zij in een herberg die aan de H.
Vrouwen toebehoorde. De herberg bevond zich een uur ten noorden van
Betanië, dat nu Boeqeia Dan noemt. Katarina zag ook
duidelijk dat de H. vrouwen verscheidene zulke huizen onderhielden; één daarvan
was te Kafarnaüm, een ander bij Jericho,
waar zij de Heer onlangs ontvangen hebben en een derde hier vóór Betanië. Zij
hadden in of bij die herbergen arme families gehuisvest, die de Heer en de
apostelen moesten ontvangen, en zo dienden deze huizen zowel tot
vergaderplaatsen als tot herbergen. Voor dit huis hier, een uur van Betanië,
werd zorg gedragen door een echtpaar met kinderen. Aan de man had de Heer op de
berg nabij het Meer van Gennezaret een wonder tot stand gebracht.
Boeqeia Dan
Er waren de Moeder van Jezus en de andere vrouwen en 5 apostelen
aanwezig: Judas, Tomas, Simon, Jakobus de Mindere en Taddeüs, en bovendien ook
Joannes Markus en enige andere mannen en priesters, maar niet Lazarus. De
apostelen en leerlingen kwamen ook hier weer de Heer tot bij een bron tegemoet,
waarbij zij Hem vreugdig verwelkomden en Hem de voeten wasten. Zij gingen
daarna tot de vrouwen in het huis. Nu had een maaltijd plaats, gedurende welke de Heer hen ook verkwikte
met de spijs van zijn woord. De vrouwen gingen hierna naar Betanië, maar
de priesters en Jezus, de apostelen en leerlingen bleven hier slapen. De 5
apostelen en de leerlingen die met Jezus meegekomen waren, splitsten zich nu in
2 groepen, die zich, onder de leiding van Taddeüs en Jakobus in het gewest
verspreidden en zieken genazen. Ook Jezus trok met drie andere leerlingen
trokken rond rond om duivels uit te drijven en genezingen te doen.
Nadat Hij een tijd was rondgetrokken keerde Hij naar
Betanië terug en liet de zieken naar Hem komen. Hij begaf zich naar de synagoge in de buurt, waar Hij vele keren de sabbat
had gevierd. Katarina hoorde dat Zijn Joodse vijanden godslasterlijk en zelfgenoegzaam
snoefden dat Hij toch niet doen kon, hetgeen God voor de kinderen van Israël
gedaan had, namelijk had Hij in de woestijn het manna laten nederdalen, en
dergelijke dingen. Zij waren zeer vijandig jegens Hem.
Ondertussen brachten leerlingen
van Jezus slecht nieuws mee; zij vertelden aan Jezus dat de hogepriesters en
Farizeeën voornemens waren in alle omliggende plaatsen van Jeruzalem
partijgenoten en aanhangers op wacht te stellen om Hem gevangen te nemen, zodra
Hij zich zou vertonen.
een Farizeeër en een schriftgeleerde
Na deze tijding nam Jezus 2
leerlingen mee, verliet Betanië noodgedwongen en ging naar het landgoed van
Lazarus, dat bij een vesting was gelegen. Daar verbleef Lazarus. Van daaruit
ging Jezus een missie doen in Jericho en tot in Samaria. Pas na 8 dagen ging
Jezus samen met Lazarus naar Betanië terug.
De dag erna ging Jezus naar de
tempel te Jeruzalem vanuit Betanië. Maria, Zijn Moeder deed Hem een eindweegs
uitgeleide en Hij bereidde haar voor
op Zijn lijden. Hij zei haar dat de tijd naderde, waarin de voorzegging van
Simeon : Een zwaard zal uw ziel doorboren in vervulling zou gaan; dat men Hem
ongenadig en zonder erbarmen zou verraden, gevangen nemen, mishandelen en als
een booswicht terechtstellen, en dat zij dit zou moeten aanzien. Hierover sprak
Jezus zeer lang met zijn Moeder, die zich zo iets volstrekt niet kon
indenken, en er niet dieper over durfde nadenken.
Jezus sliep in het huis van Maria
Markus, de moeder van Joannes Markus. Dit huis stond zowat een kwartier van de
tempel en stond vóór de stad. Toen het sabbat
was en nadat de Joden Hem hadden verlaten deed Hij een openbare lering. Alle apostelen waren in Jeruzalem en zij kwamen van verschillende
zijden in de tempel. Jezus hield zijn
leerrede in een ronde zaal, waar vele gestoelten en trapbanken voor de toehoorders
aangebracht waren; het was
dezelfde plaats, waar Hij toen Hij 12 jaar was had opgetreden en onderwezen. Vele
mensen waren daar samengekomen. Zijn lijden is eigenlijk reeds begonnen, want Zijn
ziel is van droefheid over de boosheid der mensen verscheurd. Ook de vijf
volgende dagen waren er leringen van Jezus in de tempel, telkens nadat de
Farizeeën waren geëindigd. De meeste leerlingen en apostelen waren reeds naar
Betanië gegaan waar ook Lazarus was terug gekeerd en Maria verbleef. Jezus kwam
terug naar Betanië maar ging na 2 dagen terug naar Jeruzalem om de sabbat te
vieren en terug te preken. De vijandig gezinde Joden hadden het hek rond de
leerstoel en de leerstoel zelf in de tempel gesloten, maar als Jezus Zijn hand
erop legde sprongen de sloten open. Het was nu dagelijks dat Jezus in Betanië
overnachtte en de mensen onderrichtte in de tempel. Sedert zijn opwekking
vertoonde Lazarus zich zelden in het openbaar.
Huis van Lazarus
Jezus
sprak veel over Zijn snel naderend lijden en zei dat Hij eerst nog plechtig in Jeruzalem
ingehaald zou worden. Hij sprak over Maria, zijn Moeder naar het
vlees, en over het grote lijden dat haar te wachten stond; over zijn zending en
haar nabije vervulling, over het vreselijk lijden dat men Hem zou aandoen. Maar
Hij voegde er aan toe, dat Hij moest lijden, ja, eindeloos veel lijden, om voor
de zonden te voldoen. Hij sprak daarbij over de diepe verdorvenheid en schuld
der mensen, ten gevolge waarvan niemand zonder zijn lijden gerechtvaardigd kan
worden. Toen Hij van zijn
lijden en voldoening voor de zonden sprak, begonnen de Joden te razen,
te lachen en te smaden.
Hij
sprak verder in zijn onderrichting over de vergaderzaal van het laatste
avondmaal (het Cenakel) en over de neerdaling van de H. Geest in die zaal,
zonder nochtans dit huis te noemen. Hij sprak van een laatste bijeenkomst en
van het nuttigen aldaar van een versterkende en verkwikkende spijs en Hij
beloofde dat Hij in die nuttiging en in die maaltijd eeuwig met hen (en met zijn
Kerk) zou blijven.
Tot de
apostelen alleen zegde Hij vele dingen die na zijn terugkeer tot de Vader
zouden plaats hebben. Aan Petrus verklaarde Hij dat Hij veel te lijden zou hebben,
doch dat hij niet bang moest zijn, maar getrouw en kloekmoedig zijn taak als
hoofd en bestuurder van de Gemeente (of Kerk) moest blijven vervullen; ze zou
wonderbaar aangroeien. Drie jaren moest hij met Joannes en Jakobus de Mindere
te Jeruzalem in de Kerk blijven. Hij voorspelde hun ook dat een jongeling het
eerst zijn bloed voor Hem zou vergieten, maar zonder de naam van Stefanus te
noemen. Hij maakte ook gewag van de bekering van een vervolger, zonder daarbij
de naam uit te spreken van Paulus, die meer zou doen dan vele anderen; zij konden
dit moeilijk geloven. Hij voorspelde de vervolging tegen Lazarus en de H. Vrouwen
en zei tot de apostelen waarheen zij zich na zijn dood en na het eerste half
jaar (dat er op volgde) moesten begeven:
*
Petrus, Joannes en Jakobus de Mindere moesten in Jeruzalem blijven.
*
Andreas en Zacheüs moesten naar het land Gilad.
*
Filippus en Bartolomeüs naar Gessoer en de Syrische grenzen.
* Jakobus de Meerdere en
een andere leerling moesten naar de met heidenen bevolkte bergstreek ten
noorden van Kafarnaüm. (Daarom heet in de H. Schrift dat district of land het
Galilea der heidenen).
*
Tomas en Matteüs moesten evenwel naar Efeze trekken om het gewest voor te
bereiden, waar eenmaal zijn Moeder en velen die in Hem geloofden, zouden gaan
wonen; zij waren zeer verwonderd dat Maria daar zou gaan wonen.
* Taddeüs en Simon moesten
in het begin naar Samaria gaan. Niemand ging graag daarheen; zij hadden liever
in geheel heidense steden te gaan. Hij kondigde hun ook aan hoe zij allen nog
tweemaal in Jeruzalem moesten samenkomen, eer zij het Evangelie verder in
afgelegen heidense landen zouden gaan verkondigen. Hij maakte ook bekend dat
een man tussen Samaria en Jericho, vele wonderen gelijk Hij, zou doen, maar
door de macht van de duivel. Deze man zou zich willen bekeren en zij moesten
hem aannemen, want, zei Hij, ook de duivel zelf moet tot mijn verheerlijking bijdragen.
Drie jaren na Christus dood
waren de apostelen te Jeruzalem vergaderd; daarna verlieten Petrus en Joannes
de stad en Maria trok met Joannes naar Efeze. Nu ontstond te Jeruzalem de
vervolging tegen Lazarus, Marta en Magdalena. Deze laatste leidde in deze tijd
een boetvaardig leven in dezelfde woestijnspelonk, waar Elisabet haar kind
Joannes in veiligheid bracht tegen de kindermoord van Herodes. De apostelen
hebben in de eerste tijden alles tezamen gebracht, wat tot het lichaam van de
Kerk behoorde. Halverwege de tijd, die Maria na Christus hemelvaart nog
leefde, d.i. ongeveer in het zesde jaar na de hemelvaart, waren zij in
Jeruzalem nogmaals verzameld; zij stelden de geloofsbelijdenis op, regelden
alles, vervreemdden en verdeelden hun ganse bezit en verdeelden de Kerk in
bisdommen, waarna zij zich naar verder afgelegen heidense landen verspreidden. Bij
Marias dood kwamen zij de laatste maal bijeen en verspreidden zich dan nog in
verder gewesten tot aan hun einde (of dood).
tempel
Na drie dagen zette Jezus zijn
leringen in de tempel te Jeruzalem verder. Judas had reeds met de Farizeeën in
het geheim onderhandeld. Jezus vertelde dat Hij triomfantelijk zijn intocht in
de tempel zou doen en dat Hij dan nog 15 dagen bij zijn leerlingen zouden zijn.
Ondertussen moest Jezus, Lazarus, Maria, 6 andere vrouwen en een paar apostelen zich verbergen in het
huis van Lazarus te Betanië.
De blijde intrede van Jezus in Jeruzalem
Op de dag van de blijde intrede
vertrok Jezus met de stoet van apostelen, leerlingen en de H. Vrouwen vanuit
Betanië door Betfage naar Jeruzalem. Hij zat op een ezel. Ondertussen werden
vele zieken naar Hem geleid en Jezus hield voortdurend stil, kwam van zijn
rijdier en genas hen allen zonder onderscheid. De ordehandhavers hadden echter
alle huizen en ook de stadspoort laten sluiten. Ook de H. Vrouwen en
zeer veel volk, allen die in de tempel waren, moesten de gehele dag zonder eten
blijven, want men had geheel deze stadswijk doen afsluiten. Vooral was
Magdalena zeer bedroefd, omdat Jezus van niemand de minste verversing bekwam.
De poort van Jeruzalem ging s
avonds weer open. Magdalena was zeer bedroefd, omdat de Heer en de zijnen geen
verversing in Jeruzalem bekomen hadden en zelf bereidde zij nu de spijzen voor
hen. Toen de Heer met de apostelen, wanneer het reeds donker was, in het park van
Lazarus landgoed kwam, trad Magdalena naar Hem toe met water in een bekken en
waste Jezus de voeten en droogde deze af met een doek die van haar schouders
neerhing. Hier was een voorgerecht bereid. Terwijl Jezus deze verversing nu
gebruikte, naderde Magdalena tot Hem en goot Hem een kostbare reukolie op het
hoofd. Ik zag dat Judas haar in het voorbijgaan bekeef en ik hoorde haar
antwoorden dat zij de Heer niet dankbaar genoeg kon zijn voor de weldaden die
Hij aan haar en aan haar broer bewezen had.
Na de
maaltijd begaf Jezus zich naar het huis van Simon de melaatse, waar
verscheidene leerlingen waren en hield daar nog een korte toespraak. Vervolgens
ging Hij buiten het dorp naar de herberg der leerlingen en sprak ook daar nog
enige tijd. Dan keerde Hij weer terug naar
Simon de melaatse, in wiens huis Hij met de apostelen sliep. De volgende dag
gaf Hij terug een leerrede in de tempel. Maar Hij was zeer bedroefd. Toen Hij
op een ogenblik met gevouwen handen naar omhoog blikte kwam een straal als uit
een lichtwolk op Hem neer. Katarina hoorde tegelijkertijd een donderend geluid
en zag het volk ontdaan en verschrikt omhoogkijken en stil tot elkander
fluisteren, maar Jezus ging door met
onderwijzen. Dit geschiedde
meerdere malen. Vervolgens trad Hij van de leerstoel en trok zich tussen zijn
leerlingen terug en, in de menigte verdwijnend, verliet Hij de tempel.
Jezus wordt opnieuw door Magdalena gezalfd
Jezus die lering gaf
Jezus ging bedroefd met de
apostelen naar Betanië ten sabbat. Wanneer Hij in de tempel leerde, moesten de
Joden altijd hun huizen gesloten houden en het was verboden Hem of ook maar zijn
leerlingen enige verversing toe te reiken. In Betanië gingen zij in het
herberghuis van Simon, de
genezen melaatse. Deze had alles voor een maaltijd bijeengehaald. Magdalena,
vol medelijden met de moeizame arbeid van de Heer, trad Hem bij de ingang van
het huis tegemoet; zij droeg een boetekleed, een gordel om het lichaam en een
zwarte sluier over haar losgemaakte haren. Zij wierp zich aan zijn voeten neer
en veegde met haar weelderig hoofdhaar het stof van zijn voeten af. Zij deed
dit openlijk en menig getuige van haar handeling nam er aanstoot aan. Na in het
huis hun sabbatklederen aangetrokken en de lamp ontstoken te hebben,
verrichtten zij onder de lamp hun gebeden. Daarna gingen zij aan tafel. Terwijl
zij aanlagen het liep naar het einde van de maaltijd verscheen Magdalena
opnieuw.
Haar liefde, dankbaarheid, berouw
en droefheid dreven haar tot Jezus; zij kwam achter zijn ligstoel, brak een
flesje met welriekende zalf boven zijn hoofd en goot er dan ook nog van op zijn
voeten. Na deze dan met haar haren afgedroogd te hebben, verliet zij weer de
zaal. Verscheidene aanwezigen waren over haar daad wat geërgerd, maar meer dan
alle anderen was Judas dit en hij bracht ook Matteüs, Tomas en Joannes Markus
in een wrevelige stemming. Maar Jezus
pleitte voor haar liefde en stelde haar in het gelijk. Zij heeft Hem zeer
dikwijls zo gezalfd, hoewel dit maar één keer in het Evangelie staat.
Eerste verradersstap van Judas
Na de maaltijd en enige gebeden
verspreidden zich de apostelen en leerlingen. Judas echter, geërgerd en
verbitterd, ging over tot zijn eerste verradersstap. Nog heden liep hij, reeds
vóór het aanbreken van de dag, naar Jeruzalem. Ik zag Hem in de donkere nacht
uit nijd en gierigheid over de Olijfberg lopen. Hij liep naar het huis van
Kaïfas en sprak beneden in het huis slechts enkele woorden. Nooit hield hij
zich ergens lang op. Ik zag hem hierop naar het huis van Joannes Markus snellen
en binnentreden, net als kwam hij daar gelijk een van de andere leerlingen, die
daar dikwijls overnachtten. Dit was zijn eerste definitieve verradersstap.
Jezus bleef 8 dagen leren over
het Rijk Gods in de tempel. Hij kwam echter steeds terug naar Betanië, samen
met Zijn apostelen en de H. Vrouwen. Hij bleef daar slapen. Jezus
zegde daar ondermeer dat zij niet lang meer tezamen zouden zijn, dat ze hier
bij Lazarus niet meer zouden eten, maar nog eenmaal bij Simon, maar dan
zouden zij niet meer zo gemoedelijk zijn noch zich veilig voelen. Jezus sprak over
de nabijheid van zijn tijd en voegde eraan toe dat Hij door verraad zou
overgeleverd worden door verraad van één van de apostelen en niet door één van
de 72 leerlingen. Hij sprak ook van de schoonheid van de menselijke ziel, die naar Gods
evenbeeld geschapen is, en welk een heerlijk werk het is zielen te redden, naar
de schaapsstal terug te leiden.
Hij gezegd heeft dat Hij
in het vlees gekomen was om de mens te verlossen. Hij zei ook dat Hij hun
weldra zijn Geest zou zenden, om hun geest te openen. Hij wees er hen ook nog
op, hoe zij Hem zo vaak misverstaan hadden en hoe toegevend Hij jegens hen was
geweest en hoe ook zij, na zijn heengaan, dezelfde gedragslijn tegenover de
zondaars moesten volgen en geduld hebben met de menselijke zwakheid.
De
volgende dagen voorzegde Jezus de apostelen weer vele dingen. Hij zei onder
andere dat Hij nog tweemaal met hen zou en dat Hij verlangde naar het ogenblik
waarop Hij met hen het laatste liefdemaal zou houden. Dán zou Hij hun immers
alles geven wat Hij hun menselijk nog geven. Hierna ging Jezus terug naar de
tempel. Hij sprak van zijn terugkeer tot de Vader. Hij zette uiteen dat Hij
gekomen was om aan de dwingelandij van de zonde over de mensen een einde te
maken. Hij wees erop dat zijn vijanden Hem reeds na de opwekking van Lazarus
hadden willen doden, maar dat Hij zich verwijderd had, opdat alles vervuld zou
worden.
Hij
sprak ook over Eva, en zei dat door haar de zonde op de wereld gekomen was, en
dat daarom de vrouwen ook gestraft waren en niet in het Heiligdom mochten
komen. Maar door de vrouwen was ook de verlossing (Verlosser), de bevrijding
van de zonde en zaligheid op de wereld gekomen, en daarom bevrijdde Hij ze van
de slavernij, maar niet van de onderdanigheid (aan de man).
Grote lering in de tempel
Over
de doop van Joannes sprekend zegde Hij dat alleen de zonden er door werden
afgewassen door het berouw van de dopeling, maar dat HIJ hun de H. Geest zou zenden, die
door zijn doop en in zijn doop hen allen tot kinderen van de Verlossing zou maken.
Na zijn dood (en hemelvaart) moesten zij aan de vijver Bethesda allen dopen,
die de doop kwamen ontvangen.
Toen
Jezus tegen de avond de tempel verliet, nam Hij afscheid ervan. Hij zei dat Hij
hem in dit lichaam niet meer zou betreden. Dit
was zo aangrijpend, dat alle apostelen en leerlingen zich op de grond wierpen
en luid schreiden en weenden. Ook
Jezus weende.
Laatste zalving van Magdalena
Magdalena
De
Heer is nu bij Lazarus en Hij onderricht de leerlingen. Magdalena was s morgens naar Jeruzalem gegaan om
zalf te kopen. Maria, aan wie Jezus
heden vroeg zijn nabije dood aangekondigd had, was onuitsprekelijk treurig. Haar
nicht, Maria van Kleofas, die ouder is dan zij, bleef ononderbroken bij haar om
haar te troosten en zij waren, om enige afleiding voor haar smart te vinden,
samen naar de herberg van de leerlingen en naar de nabijgelegen lusthoven gaan
wandelen. Jezus sprak tot de
leerlingen over zijn nabije dood, over de uitwerkselen (en vruchten) ervan en
over wat daarna zou volgen. Hij zei dat iemand aan wie Hij zijn vertrouwen
geschonken had, iemand die Hem
alles verschuldigd was, Hem aan de Farizeeën zou verkopen.
Gedurende deze onderrichting kwam
Magdalena met de aangekochte zalf van Jeruzalem terug. Zij was s morgens tot Veronika
gegaan en had in haar huis vertoefd, terwijl men de inkoop van de zalf voor
haar deed. Het waren 3 soorten van zalf en wel de duurste die er te krijgen
waren, waaronder Nardusolie. Zij had hetgeen zij nog bezat, daaraan besteed. Magdalena
droeg deze flacons onder haar mantel naast elkaar op de heup in een zak, die met
riemen van de ene schouder schuin over de borst en de rug neerhing. De moeder
van Joannes Markus vergezelde haar naar Simons huis en ook Veronica deed haar
een eindweegs uitgeleide. Magdalena had van Veronica vernomen dat de Farizeeën
besloten hadden Jezus gevangen te nemen en te doden, maar nu nog niet wegens de
ontelbare vreemdelingen waarvan het in Jeruzalem krioelde, en vooral wegens de
vele heidenen die te Jeruzalem waren en Jezus aanhingen. De vrouwen waren in
Simons huis en hielpen het maal bereiden. Judas had de nodige aankopen gedaan
en de beurs eens wijd geopend en had daarbij gedacht dat hij het reeds s
avonds terug zou hebben. Bij een man van Betanië, naar de kant waar zich de tuinen
uitstrekten, kocht hij allerhande groenten, 2 lammeren, vruchten, vissen,
honing en het overige.
Zodra alles gereed was, werden
door Simon en zijn dienaar Jezus, de apostelen en Lazarus afgehaald. Zij hadden
feestklederen aan. Vóór de maaltijd hadden
zij gebeden en onder de maaltijd gaf Jezus aldoor onderrichtingen. De
vrouwen die met 9 waren, zaten rondom hun tafel. Magdalena zat tegenover de H.
Maagd. Beiden hadden onder de maaltijd veel geweend. Nu was de maaltijd bijna geëindigd en Jezus sprak maar voort. Alle
apostelen luisterden met gespannen aandacht en open mond, en ook Simon die
diende, ging tegenover Jezus staan en hoorde zijn woord onbeweeglijk aan. Maar
Magdalena bij de vrouwen stond, zonder iets te zeggen, in alle stilte op; zij
had een fijne, blauwwitte, dunne mantel om, haar loshangende haarlokken waren
met een sluier bedekt. Zij droeg de zalf in een plooi van haar mantel, ging
door de gangen naar de zaal. Hier ging zij achter Jezus staan, wierp zich onder
het storten van overvloedige tranen aan zijn voeten neer en legde haar
aangezicht op zijn ene voet, die op het rustbed lag.
Zijn andere voet, die meer naar
de grond hing, stak de Heer zelf haar toe. Zij ontbond dan zijn sandalen en
zalfde zijn voeten van boven en van onder. Nu vatte zij haar lange, loshangende
en met de sluier bedekte haarlokken met beide handen en veegde er mee over de
gezalfde voeten van de Heer en bond dan aan deze de sandalen weer vast. Hierdoor
ontstond een onderbreking in de toespraak van Jezus. Hij had Magdalenas komen
wel bemerkt, maar de anderen die zo iets niet voorzien hadden, waren verrast en
verstoord. Jezus echter zei: Ergert u
niet aan deze vrouw, en hierop richtte Hij in stilte enige woorden tot haar. Na
Jezus voeten gezalfd te hebben, trad Magdalena nu achter Hem en goot het
kostelijke reukwater over zijn hoofd uit, zodat het overvloedig op zijn kleed
neerstroomde. Dan streek zij met haar hand nog zalf op zijn hoofd, vanaf de kruin
over het achterhoofd en de afhangende haarlokken en de fijne geur vervulde de
zaal. De apostelen hadden ondertussen onderling gefluisterd en gemord.
Magdalena zalft Jezus voeten
Maar Magdalena ging gesluierd al
wenend achter de tafel en toen zij voorbij de plaats van Judas kwam, hield deze
haar de hand in de weg, zodat zij moest blijven staan, en hij sprak haar nors
en verbitterd aan wegens die verkwisting van kostbaarheden, die men ten bate
der armen had kunnen besteden. Door Judas tegengehouden bleef Magdalena daar
onder haar sluier hevig staan wenen. Maar
Jezus zei hun haar door te laten en verklaarde plechtig dat zij Hem tegen zijn
dood gezalfd had wat zij daarna niet meer zou kunnen en dat overal waar het
Evangelie gepredikt zou worden, gewag gemaakt zou worden zowel van haar edelmoedige
daad als van hun kleinzielig gemor. Magdalena ging nu zielsbedroefd
heen.
|