En de twaalf poorten waren twaalf parels: elke poort bestond uit
een enkele parel.

Het grote getal poorten van deze mystieke Stad geeft aan,
dat door de heiligste Maria en door haar waardigheid en verdiensten, het
binnengaan in het eeuwig leven even gemakkelijk als vrij was. Het kwam Haar
geheel toe da in Haar en door Haar de oneindige barmhartigheid van de
Allerhoogste zichzelf zou verheerlijken door al deze vele wegen tot deelhebbing
aan de Godheid te openen, en dat alle mensen als zij gebruik wensten te maken
van Haar verdiensten en krachtige voorspraak, dan ook deel konden hebben aan de
Godheid. De pracht van deze 12 poorten die uit parels waren vervaardigd,
suggereren de grootheid van de waardigheid en gratie van deze Koningin van de
Hemel, en de lieflijkheid van haar naam, die de mensen naar God trekt.
De heiligste Maria wist dat God Haar het voorrecht had
verleend, de bijzondere Middelares van het menselijk ras en de Uitdeelster van
de schatten van de Godheid te zijn, voor haar Zoon, en daarom spaarde de
Meesteres zich niet maar maakte de verdiensten en de waardigheid van Haar
werken zo edel, dat zij de verwondering van de zaligen in de Hemel opriep. De
poorten van de stad waren kostbare parels in het oog van God en de mensen.
En de straten van de stad waren van zuiver goud, doorzichtig als
glas.

Het plein van de stad Gods of de heiligste Maria is het
binnenste van Haar ziel. Hier komen zoals op het plein of de markt van een
stad, al het leven, de handel en wandel bijeen, want dit is het middelpunt van
de activiteiten van de zinnen en andere vermogens van de mens. Dit plein in de
heiligste Maria bestond uit de wijsheid en liefde van God zelf. Alle gedachten
waren verheven en alle neigingen gloeiden met onmetelijke liefde. Op dit plein
werden de hoogst verheven geheimen van de Godheid overwogen, van dit plein
klonken de woorden: Ecce ancilla Domini; fiat
mihi secundum verbum tuum. (Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord.) Deze
waren het begin van het meest verheven werk, dat God verrichtte of nog ooit zal
verrichten. Daar werden de ontelbare smekingen ten gunste van het menselijk ras
opgemaakt en opgezonden naar het tribunaal van God, daar werden die rijkdommen
vergaard, welke alle armoede van de wereld zou verjagen, als de mensen zich
ertoe richten. Daar bevindt zich ook het wapenarsenaal tegen de duivels en alle
kwaad. Want in de heiligste Maria zijn de genaden en de deugden, die Haar
afschrikwekkend maken voor de hel, en ons moed opleveren om het duivelse leger
te overwinnen.
Maar een tempel zag ik er niet, want God, de Heer, de Albeheerser,
is haar tempel, evenals het Lam.
In deze Stad van de heilige Maria is ook een zeer heilige
tempel, waar de almachtige God en Zijn Eniggeboren Zoon, het Lam,
zowel de menselijkheid als de Goddelijkheid van Jezus, eerbied worden bewezen
en waar Zij aanbeden worden in de geest, zoals in geen enkele tempel ter wereld
waardiger zou kunnen geschieden, want Hij leefde in Haar als in Zijn eigen
woonplaats. Ook was Jezus zelf de tempel van Maria, omdat Zij omsloten en
omringd werd door de Godheid en de menselijkheid die Haar beiden dienden als
verblijf en tabernakel.
Want Zij aanbad en vereerde God en smeekte onophoudelijk tot dezelfde God,
dit mensgeworden Woord in haar schoot, zodat Zij altijd in de geest in God en
het Lam was, als in een tempel, waarin haar heiligheid helemaal paste. Maria
moeten we altijd zien als ingesloten in de Godheid en in Haar heiligste Zoon,
als in een tempel. Dan kunnen we iets begrijpen van de liefdedaden en
liefde-uitingen, aanbiddingen en eerbetuigingen, die Zij heeft gebracht. Dan
kunnen we Haar vreugde in de Heer begrijpen, welke smekingen er in Haar
opstegen voor het menselijk ras , en hoe ze diepbedroefd was en smeekte voor de
redding van de mensen, waarvoor Zij de grote noodzaak zag, en hoe dit alles
opsteeg uit Haar liefdevol Hart.
En de stad heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de
luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.
De zon en de maan zijn niet meer nodig als er een grote
licht dan zij kunnen geven, aanwezig is. Dan wordt het ontbreken van onze zon
niet als een gebrek gezien in de empirische Hemel, waar de oneindige Zonnen hun
licht laten schijnen. In de heiligste Maria was geen zon of maan nodig om Haar
te verlichten en te geleiden want Zijn was onvergelijkelijk in het welbehagen,
dat Zij God bereidde. Welke Leraar zou beter tot het onderricht van Maria, in
al Haar wijsheden, heiligheden en volmaaktheden gevonden kunnen worden, dan de
Zon der Gerechtigheid zelf, Haar heiligste Zoon. In deze school van de Heer
leerde Zij om de nederigste en gehoorzaamste te zijn onder de nederigen en
gehoorzamen. Zij verkreeg van Haar grote Leermeester de goddelijke wijsheid van
nederigheid.
En de volken wandelen bij haar licht,
Want als Christus de Kerkleraars en Heiligen brandende
lichten noemt, geplaatst op kandelaars om de kerk te verlichten; degenen die
door de eeuwen heen in de Patriarchen en Profeten, Apostelen, Martelaren en
Kerkleraren die de Katholieke Kerk met zon pracht vervulden een Hemel noemt met
vele zonnen en manen; wat moeten wij dan zeggen van de heiligste Maria, wier
licht en pracht onvergelijkelijk dat van alle leraren en bedienaars van de Kerk
overtreft, en zelfs dat van de Engelen in de Hemel?
en de koningen der aarde brengen haar hun rijkdom.
Zeer gezegend zijn die koningen en prinsen die hun macht
gebruiken om deze profetie in vervulling te doen gaan. Degenen die het gelukkigst
zijn, zijn degenen die zich met oprechte genegenheid tot de heiligste Maria
wenden, die hun leven, hun eer, hun rijkdommen en hun hoge positie inzetten
voor de verdediging van deze Stad van God, opdat Haar glorie wordt verspreid en
Haar naam wordt verheerlijkt over heel de wereld. Deze Hemelse Koningin zegt
zelf dat door Haar de koningen heersen, prinsen bevelen, en de machtigen recht
spreken. Zij houdt van allen, die Haar liefhebben en allen die Haar
verheerlijken, zullen het eeuwig leven verwerven omdat allen, die met Haar
werken, niet zondigen. Alle verzoekingen van de Katholieke Kerk en alle lijden
van alle volkeren, worden steeds gematigd op voorspraak van de heiligste Maria.
In de bewogenheid van deze tijd waarin de ketterse trots zo hoog oplaait tegen
God en Zijn zo rampzalig aangevallen Kerk, is er maar 1 geneesmiddel: dat de
wereldleiders en regeringen zich tot de Moeder van Genade en Barmhartigheid
wenden.
Laat hen Haar gunst zoeken, door Haar eer te bewijzen zodat
de devotie tot Maria groeit en over de hele wereld verspreid wordt, dan zal Zij
tot ons getrokken worden door Haar barmhartigheid. Dan kan Zij voor ons de
genade van Haar Zoon verkrijgen en zullen alle ongeregelde hartstochten die de
volkeren nu aantasten door de boosaardigheid van de vijand, overwonnen worden.
Door Haar voorspraak zal ook de toorn van de Heer, die ons zo rechtvaardig
straft afgewend worden. De heiligste Maria is ook het zwaard dat alle valse
sekten die de Kerk vervolgen zal neerslaan en uitroeien over de hele wereld. In
de strijd tegen de ongelovigen, zou er ook meer vooruitgang geboekt worden als
zij Maria zouden volgen en Haar in het begin of aan het eind van hun werken en
ondernemingen plaatsen. Zij bewandelt de paden der gerechtigheid, en onderricht
deze en allen die Haar liefhebben, zal Zij verheffen en verrijken. (
)
Haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten, en er zal geen
nacht meer zijn,
De poorten van barmhartigheid van de heiligste Maria waren
nooit gesloten en zullen nooit gesloten worden noch was er in Haar vanaf het
eerste moment van Haar Ontvangenis enige duisternis of schuld, welke de poorten
van deze Stad zouden hebben gesloten zoals bij alle andere Heiligen. De mensen
kunnen vrijuit naar de Godheid gaan door de poorten van barmhartigheid van de
zuiverste Maria.
en zij zullen daar de pracht en de schatten der volken brengen.
In die Stad staat het magazijn met schatten van de Hemel
voor allen open, zonder begrenzing van tijd, plaats, leeftijd of geslacht.
Allen konden sinds haar Ontvangenis vrij naar binnen gaan, want juist daarom
heeft de Allerhoogste zoveel poorten in deze Stad gemaakt en hen geen sloten
gegeven: vrij en open stonden zij voor het licht zodat van het eerste moment
van Marias zuiverste Ontvangenis, barmhartigheid en weldaden begonnen neer te
dalen over het hele menselijk geslacht.
Niets onreins zal er binnenkomen, en niemand die plichtig is aan de
onnoembare leugen, maar alleen zij wier namen geschreven staan in het boek des
levens van het Lam.
Maar laten de zondige en schuldige mensen niet aarzelen tot
de poorten van deze heilige Stad van God te naderen, want als zij naderen met
berouw en nederigheid om daar de wassing van genade te ondergaan, dan zullen
zij deze in de poorten van deze grote Koningin vinden en nergens anders. Zij is
schoon, rein, overvloedig in genade en bovenal is Zij de Moeder van
barmhartigheid. Zij is lieftallig, liefdevol en heeft de macht om onze armoede
te verrijken en ons te zuiveren van de smet van al onze zonden.
Maria : Wees niet bezorgd door het
feit, dat u in zonden ontvangen bent en als een schepsel van deze aarde de
wereldlijke neigingen in u voelt, maar span u in om uw hartstochten te
onderdrukken. Als u dit doet, strijdt u tegelijkertijd tegen uw vijanden. Met
de hulp van de genade van de Allerhoogste kunt u boven uzelf uitstijgen en
uzelf tot een kind van de Hemel maken, waarvandaan toch alle genade moet komen.
Indien u dat wenst te bereiken, houd dan uw geest in de
kennis van God en in de volmaaktheid van God en laat uw aandacht niet afdwalen
door iets of iemand anders. Doordat u zich openstelt voor God zult u zich
openstellen voor de instorting van de H. Geest en Zijn gaven, in de vriendschap
en vereniging met de Heer. U moet alle hindernissen verwijderen voor de werking
van Zijn Heilige Wil. Dit moet u doen door de kwade neigingen en hartstochten
te tuchtigen. Sterf aan al het aardse. Laat je niet leiden door eigen wil.
Zuiver uw ziel door het sacrament van de biecht, omdat u
Hem beledigd hebt. Verheerlijk en prijs Hem met brandende liefde. Zoek de Heer
Jezus Christus en rust niet totdat u Hem gevonden hebt, klamp u aan Hem vast en
laat Hem nooit gaan. Wandel in het licht van het geloof. Houd nooit op Hem lief
te hebben, Hem te aanbidden en Hem te vereren. Onderwerp uzelf en uw wil aan
Zijn Wil.
Negen
maanden in de schoot van Haar moeder
De heiligste Maria werd in de geest helemaal in beslag
genomen door haar eerste visioen van de Godheid. In het eerste ogenblik, daar in
de enge woning van de moederschoot, begon de liefde voor God in haar gezegende
ziel. Deze liefde zou nooit onderbroken worden maar blijvend zijn door alle
eeuwigheid van hoge glorie, welke Zij nu geniet aan de rechterhand van Haar
goddelijke Zoon. Opdat Zij zou blijven groeien in meditatie over God en liefde
tot God, niet allen door de ingestorte kennis van de geschapen dingen maar ook
door het directe visioen van de Drie-eenheid zelf, en om voor Haar de
mogelijkheid te scheppen tot oefening in daden van deugd, herhaalde de heer het
wonderbaarlijke visioen en de openbaring van Zijn Godheid bij twee volgende
gelegenheden zodat de H. Drie-eenheid voor Haar in een abstract visioen drie
maal voor Haar geboorte openbaarde. De eerste keer op het moment van Haar Ontvangenis,
daarna in de vierde of vijfde maan en de derde keer op de dag voor Haar
geboorte. Deze waren niet blijvend. Maar Zij had ook nog andere soorten
visioenen, die wel blijvend aanwezig waren en die ver verheven waren boven alle
visioenen van de Heiligen, op hun aardse pelgrimstocht.
Dit abstracte visioen van de Godheid was toch zo hoog en
onmiddellijk dat het onmogelijk kon voortduren in haar menselijke staat, waarin
Zij de glorie van het intuïtieve schouwen kon bereiken. Het liet in Haar ziel
een afdruk van Gods beeltenis na, en ontvlamde en verteerde Haar hele wezen met
een brandende liefde tot God. Deze liefde-uitingen werden gedurende deze
visioenen voortdurend vernieuwd in de heiligste ziel van Maria, toen Zij in de
schoot van de H. Anna verbleef. Op deze manier voelde Zij de beslotenheid van
Haar natuurlijke gevangenis niet, noch de beperking aan Haar zinnen opgelegd,
noch de andere beperkingen, die aan deze staat zijn verbonden, omdat Zij in het
volle bezit was van Haar verstandelijke vermogens, en Zich zonder ophouden
bezig hield met het vragen van voorspraak voor het menselijk ras en in
vereniging met de Engelen heldhaftige daden van aanbidding stelde in
onderworpenheid aan, en liefde tot God. Zij leefde meer in haar Geliefde dan in
de schoot van Haar moeder of in Zichzelf, en telde Haar beperkingen niet.
Het laatste van de drie visioenen werd vergezeld van nieuwe
en heerlijke gunsten van de Heer. Dit diende om Haar gereed te maken voor de
binnenkomst in de wereld en voor de omgang met de mensen. (
)
Maria : In het visioen van de
Godheid zal ik direct mijn onschuld en de smetteloosheid van mijn Ontvangenis.
Deze gunsten en weldaden van de Almachtige zijn zodanig, dat hoe beter zij
begrepen en veilig gesteld worden, zo veel te meer zorg en liefdevolle
behandeling zij uitlokken om ze te behouden en te vermijden dat men de Schepper
beledigt. Zij worden uit zuivere goedheid aan zijn schepselen gegeven en zijn
vergezeld van een zodanig duidelijk inzicht betreffende hun afhankelijkheid van
de verdiensten van mijn heiligste Zoon, dat de ziel onmiddellijk heel haar
aandacht geeft aan eigen onwaardigheid, en is ervan overtuigd dat zij deze
gunsten niet verdiend kan hebben en ze nooit tot een bestanddeel van haar zelf
zal kunnen maken omdat ze helemaal vreemd zijn aan haar natuur. Ze worden
gezien als toebehorende aan zon hoge Meester, tot Wie ze terug zouden kunnen keren
om naar Zijn welbehagen te worden uitgedeeld.
Dit vervult de ziel met een diepe zorg en angst te
verliezen, wat zo vrijwillig is gegeven. Daarom begint de ziel met grote
voortvarendheid te werken om ze te behouden en het talent te doen vermeerderen.
De ziel begrijpt dat dit de enige manier is om hetgeen wat gegeven is te
behouden en het doel, waartoe het gegeven is, te vervullen nl. het vruchten te
laten dragen en zo bij te dragen aan de glorie van de Schepper. Deze zorg is
inderdaad de noodzakelijke voorwaarde voor het behoud van de verkregen weldaden
en genaden. Bovendien wordt de ziel heel duidelijk gemaakt, wat de menselijke
zwakheid is en de vrijheid van de wil om goed of kwaad te doen. De Almachtige
onthield mij deze kennis niet, evenmin als Hij deze aan de andere mensen
onthoudt, zolang zij hier op aarde leven.
Hij geeft deze kennis aan allen voorzover zij deze kunnen
bevatten, omdat zij daardoor geleid en vervuld zullen worden van een heilige
angst om zonden te begaan, zelfs de kleinste. Dit licht was zeer groot in mij
en ik zag daarom zeer duidelijk dat een kleine fout de weg opent voor een
tweede, en dat de tweede slechts een straf is voor de eerste. Het is waar, dat
zonde in mij onmogelijk was wegens de zegeningen en genaden, welke ik van de
Heer had ontvangen. Maar Zijn
Voorzienigheid onthield mij een deel van deze kennis, nl. de totale zekerheid
tegenover de zonde bleef voor mij verborgen. Ik zag slechts dat in zover als
dit van mij alleen afhing, ik zou kunnen vallen, en dat het de goddelijke wil
was, die mij bewaarde.
Zo
hield Hij de wetenschap van mijn zekerheid aan Zichzelf en liet mij in zorg en
heilige angst om te zondigen, gedurende mijn pelgrimstocht. Vanaf het moment
van mijn Ontvangenis tot aan mijn dood heb ik deze vrees nooit verloren,
integendeel hij werd groter en groter, naarmate mijn leven vorderde. De
Allerhoogste gaf mij ook nederigheid en voorzichtigheid, waardoor ik er toe
kwam dit geheim niet te willen doorgronden maar slechts mijn aandacht te willen
richten op de vergroting van mijn vertrouwen op Zijn goedheid teneinde op die
wijze Zijn hulp tegen de zonde te verkrijgen. Daaruit groeiden de twee
noodzakelijke instellingen voor een Christelijk leven: 1 een vaste zekerheid
van zielenrust, 2 een heilige vreze en waakzaamheid opdat de schat niet
verloren zou gaan.
Omdat deze laatste een kinderlijke vrees was, verminderde
zij de liefde niet, maar zette deze juist in vlam en vermeerderde haar meer en
meer. Deze twee instellingen van liefde en vrees verschaften mijn ziel een
volmaakte harmonie met de goddelijke Wil, die al mijn handelingen stuurde, en
mij ver hield van het kwaad om mij te kunnen verenigen met het hoogste Goed.
|