De
Heer staat Lucifer toe na zijn vasten Hem te bekoren. Christus overwint hem en
Maria wordt van alles wat er gebeurd is op de hoogte gehouden – Maria van
Agreda, Mystieke stad Gods
Lucifer is uit de hellekrochten tevoorschijn gekomen om Jezus
te gaan zoeken en Hem te bekoren. De Heer had zich in de woestijn verborgen en
na een vasten van 40 dagen stond Hij toe dat Lucifer Hem benaderde. Toen
Lucifer in de woestijn kwam en Jezus alleen aantrof, was hij daarover zeer
verheugd. Want Jezus’ Moeder werd door hem en zijn trawanten als hun Vijand
beschouwd wegens de nederlagen die zij door Haar toedoen hadden geleden. Omdat
hij nog nooit een aanvaring had gehad met de Heer, en bovendien Maria niet
aanwezig was, beschouwde de draak zich in zijn hoogmoed reeds als overwinnaar.
Maar toen Lucifer en de andere duivels hun Tegenstander nauwkeuriger
bestudeerden, werden ze bevangen door grote vrees en een zware ontmoediging.
Niet omdat ze een idee hadden van Zijn Godheid, want volgens hen was die niet
te combineren met Zijn verlatenheid en armzalige staat, ook niet omdat ze reeds
eerder ondervinding hadden opgedaan met Hem, want tot dat moment hadden ze hun
krachten alleen met de hemelse Koningin gemeten, maar omdat zij in Zijn
uiterlijk een zo grote reserve en een zo grote majesteit zagen, en omdat Zijn
daden zo volmaakt en heldhaftig waren, dat deze hen grote angst en vrees
inboezemden.
Zijn gedrag en Zijn toestand waren helemaal verschillend van
deze van andere mensen die zij bekoord hadden en waarover zij de overwinning
hadden behaald. Lucifer beraadslaagde hierover met de andere duivels en vroeg
hen: “Wat is dit voor een soort mens, dat zo afkerig is van de bekoringen
waarmee we andere mensen aanvallen? Indien Hij werkelijk zo afkerig is van de
wereld en zijn vlees zo onder bedwang en controle heeft, hoe zullen we dan een
opening vinden om Hem aan te vallen? Hoe kunnen zij op een overwinning hopen,
nu Hij ons de wapens waarmee wij gewoonlijk de mensen verslaan, heeft ontnomen?
Ik zie dit geval zeer donker in.”
Zo groot is de waarde en de kracht van de minachting van de
wereld en de onderwerping van het vlees, dat ze de duivel en de hele hel met
angst vervullen. De duivels zouden nooit zo zelfverzekerd op ons afkomen,
indien ze wisten dat wij niet onderworpen waren aan dit soort tirannen.
Christus stond Lucifer toe de verkeerde opvatting te huldigen, dat Hij een
gewone mens was, dat alleen zeer heilig en zeer rechtvaardig was. Hij wilde dat
zijn moed en zijn boosaardigheid zouden toenemen voor de aanvaring, want zo is
nu eenmaal de uitwerking van elke voordeel, dat de duivel opmerkt, voordat hij
zijn slachtoffers met zijn bekoringen overvalt. De duivel sprak zich moed in
door zijn eigen arrogantie en begon aan deze strijd met grote overmoed en
onstuimigheid dan ooit in de strijd met mensen werd aangewend. Lucifer en zijn
demonen spanden al hun krachten en boosaardigheden in en zweepten zich op tot
grote woede tegen de overmacht, die zij meteen in Christus aantroffen.
Jezus had al Zijn handelingen met goddelijke wijsheid en
goedheid getemperd, en in gerechtigheid en rechtvaardigheid de geheime bron van
Zijn oneindige macht verborgen, en daarvan maar zoveel getoond om het te doen
voorkomen, alsof Hij een mens was, die zover gevorderd was op het pad van
heiligheid dat Hij in staat was overwinningen te behalen op Zijn helse
vijanden. Om de strijd als mens te beginnen richtte Hij een gebed tot de
eeuwige Vader vanuit het binnenste van Zijn Ziel, waarin de duivel niet kon
binnendringen.
Mijn Vader en eeuwige God, Ik sta op het punt de strijd te
aanvaarden met de vijand om zijn kracht te vernietigen, zijn trots te
vernederen en zijn boosaardigheid tegen mijn geliefde zielen te bestrijden.
Voor Uw glorie en tot voordeel der zielen onderwerp Ik mij aan de gedurfde
onbeschaamdheid van Lucifer. Het is Mijn bedoeling in deze strijd zijn kop te
vertrappen, opdat wanneer de mensen zonder dat zij daar schuld aan hebben, door
zijn bekoringen worden aangevallen, zij zien dat zijn arrogantie reeds gebroken
is. Ik smeek U, mijn Vader, mijn gevecht en mijn overwinning indachtig te zijn
ten voordele van de stervelingen, die door de duivel belaagd worden. Sterk hun
zwakte door mijn overwinning, laat ze overwinnen. Laten zij bemoedigd worden
door mijn voorbeeld en laten ze van Mij leren, hoe ze hun vijanden kunnen
weerstaan en hoe zij hen kunnen overwinnen.
Gedurende deze strijd waren de engelen, die Christus dienden,
verborgen voor Lucifers ogen, opdat hij de goddelijke kracht van Jezus niet zou
herkennen. De engelen brachten lof en glorie aan de Vader en de H. Geest, die
welbehangen hadden in de werken van Jezus. De Maagd Maria was getuige van de
strijd vanuit haar bidvertrek. De bekoring begon op de 35ste dag van
Zijn vasten in de woestijn en duurde tot het einde van de vasten. Lucifer nam
de vorm aan van een mens en verscheen voor de Heer als een vreemdeling, die Hem
nog nooit had ontmoet. Hij was gekleed in een schitterend licht, gelijk dat van
de engelen, en vermoede dat de Heer na Zijn lange vasten wel grote honger zou
hebben en zei:
Indien U de Zoon van God bent, beveel dan dat deze stenen
brood worden. (Matt 4:3)
Door zijn suggestie te baseren op het Zoon-van-God zijn
probeerde de duivel op het punt wat hem de meeste zorg baarde enige informatie
te verkrijgen. Maar Jezus antwoordde slechts met weinig woorden:
De mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat
uit Gods mond tot hem komt.
Christus gebruikte de woorden uit Deuteronomium 8. Maar de
duivel drong niet door in de diepste bedoeling, welke Christus aan deze woorden
gaf en meende, dat hij bedoelde dat God het leven eens voor de mensen ook
zonder brood of welk ander voedsel zou kunnen in stand houden. Maar hoewel dit
ook in deze woorden opgesloten lag, wilde Jezus hier toch een veel diepere
betekenis aan toevoegen, waardoor hij met deze woorden aan de duivel meedeelde:
Deze Man waar je nu met spreekt, leeft in het woord Gods, dat is goddelijk
Woord, hypostatisch verenigd met Zijn menselijkheid. Hoewel dit nu juist
hetgeen was dat Lucifer zo graag wilde weten, verdiende hij niet de woorden van
de Godmens te begrijpen, omdat Hij Hem niet als ware God wilde aanbidden.
Lucifer voelde zich teruggeslagen door de kracht van dit
antwoord en door de verborgen macht welke dit vergezelde, maar hij wilde zijn
zwakte niet tonen en ook niet afzien van de tweestrijd welke hij was begonnen.
Jezus liet toe, dat de duivel doorging met zijn verleiding en Hij liet Zich
gewillig door de duivel, in het lichaam, naar Jeruzalem brengen en op de tempel
neerzetten. Van deze plek zag de Heer veel volk, maar Hij werd door niemand
gezien. Lucifer probeerde in Jezus de ijdele mens te doen ontwaken om Zich
vanaf die hoge plaats naar beneden te werpen, zodat de massa’s mensen bemerkten
dat Hij zonder letsel beneden aankwam en Hem zouden uitroepen als een grote en
wonderdadige man Gods. Lucifer gebruikte terug de woorden van de H. Schrift en
zei:
Indien U de Zoon van God bent, werp U dan naar beneden,
want er staat geschreven (Ps 90:11) dat Hij Zijn engelen bevolen heeft om over
U te waken. Zij zullen U op de handen dragen, opdat U Uw voet niet zal stoten
aan een steen. (Matt 4:6)
De engelen die Jezus begeleidden waren zeer verbaasd, dat
Hij Lucifer toestond Hem in zijn handen te dragen, uitsluitend en alleen ten
voordele van de mensen. De duivel was omgeven door ontelbare demonen, want bij
deze gelegenheid was de hel bijna helemaal leeg gemaakt om zoveel mogelijk hulp
te hebben bij deze onderneming. Jezus antwoordde:
Er staat ook geschreven, U zult de Heer Uw God niet op de
proef stellen. (Deut 6:16)
Toen deze antwoorden door Christus werden gegeven,
vertoonde Jezus een onvergelijkbare nederigheid en een majesteit die zover
boven alle krachten van satan waren verheven, dat dit alleen al voldoende was
Lucifers arrogantie te verpletteren en hem kwellingen en verwarring te doen
doorstaan, zoals hij nog nooit ervaren had. Hij voelde zich gedwarsboomd, maar
wilde nog niet inbinden en probeerde de Heer nog op een derde wijze te
verleiden. Hij probeerde Zijn begeerte op te wekken door Hem een deel van zijn
rijk aan te bieden. Tot dit doel bracht hij de Heer naar een hoge berg, vanwaar
men een goed overzicht had over vele landen en hij sprak met grote durf:
Dit alles zal ik U geven, indien U neerknielt en mij
aanbidt. (Matt 4:9)
Waanzinnige durf en trouweloze dwaasheid! Hij bood de Heer
dingen aan, die hijzelf niet bezat, noch ooit zou kunnen weggeven, omdat de
aarde, de sterren, de koninkrijken, prinselijke heerlijkheden, rijkdommen en
schatten allemaal van de Heer zijn en Hij alleen kan die uitdelen of weigeren
te geven, wanneer het Hem schikt en Zijn welbehagen heeft. Lucifer kan niets
geven, zelfs niet de dingen van deze aarde en daarom zijn al zijn beloften
waardeloos. De Heer antwoordde met soevereine majesteit:
Ga weg van mij, satan, want er staat geschreven: U zult de
Heer Uw God aanbidden en Hem alleen dienen.
Op dit bevel ‘Ga weg, satan’, nam Jezus Lucifer de
toestemming af Hem nog ooit te bekoren en slingerde Hij hem met al zijn
legioenen in de diepste hellekrochten. Daar verbleven zij totaal verpletterd en
begraven in de diepste afgronden, en zij konden zich gedurende drie dagen niet
bewegen. Toen werd hen toegestaan zich terug op te richten en zij begrepen dan
hoe groot hun nederlaag wel geweest was. Ze begonnen eraan te denken, dat Hij
die hen zo overwonnen had wel eens de mensgeworden Zoon van God zou kunnen
zijn. Maar deze twijfel werd voor hen niet opgehelderd tot het moment van de
dood van Jezus. Lucifer was helemaal terneergeslagen door zijn nederlaag en
soms werd hij bijna totaal verteerd door zijn woede.
Onze goddelijke overwinnaar, Christus, zong lofgezangen en
dankhymnen tot de eeuwige Vader, omdat Hij Hem de kracht gegeven had over de
vijand van allen, van God zowel als de mensen, te zegevieren. Te midden van een
grote schare engelen werd Hij teruggebracht naar de woestijn. Zij droegen Hem
op hun handen, hoewel Hij hun hulp niet nodig had en Zijn eigen goddelijke
kracht had kunnen gebruiken, maar deze dienst van de engelen kwam Hem toe als
beloning voor Zijn toestemming aan Lucifer de heilige menselijkheid van
Christus naar de tempel en de bergtop te dragen.
Nadat de Heer naar de woestijn was teruggebracht, dienden
de engelen Hem, want bij het einde van zijn bekoring en zijn vasten gaven zij
Hem hemels voedsel, waardoor Zijn heilig lichaam opnieuw versterkt werd. En
niet alleen de engelen waren aanwezig bij dit goddelijk feestmaal, ook de vogels
uit de woestijn kwamen en drogen bij tot de ontspanning van Jezus, hun Schepper
door hun harmonieuze liedjes en sierlijke bewegingen, en op hun manier toonden
ook de wilde beesten uit de woestijn zich verheugd, door hun eigenlijke
wildheid te onderdrukken en in vrolijke buitelingen en met allerlei geluiden de
overwinning van hun Heer te vieren.
In Nazareth was Maria vanuit haar bidvertrek getuige
geweest van de veldslagen van haar Zoon. Zij had alles gezien door het
goddelijk licht evenals door de ononderbroken mededelingen van haar engelen,
die zich heen en weer bewogen tussen Jezus en Maria. Zij herhaalde dezelfde
gebeden als de Heer en deed dit op dezelfde tijd als Hij. Ook Zijn streed met
de draak, hoewel dit onzichtbaar en slechts geestelijk gebeurde. Vanuit haar
teruggetrokkenheid vervloekte Zij Lucifer en diens demonen en verpletterde Zij
hen, steeds met alle handelingen van Christus meewerkend, in ons belang en voor
ons heil. Toen Zij gewaar werd dat de duivel de Heer van de ene plaats naar de
andere droeg, weende Zij diepbedroefd, omdat de boosaardigheid van de zonde
Jezus tot deze dingen dwong. Ter ere van alle overwinningen, welke Hij over de
duivel wegdroeg, componeerde Zij lofliederen tot de Godheid en de menselijkheid
van Christus, terwijl de engelen die op muziek zetten en tot Hem zonden om Hem
geluk te wensen met de zegeningen, welke Hij voor het menselijk ras gewonnen
had. Christus zond van Zijn kant de engelen met zoete troostwoorden naar Haar
toe en liet Haar meegenieten in Zijn triomfen over Lucifer.
En omdat Zij Zijn trouwe metgezellin en deelgenote was
geweest aan zijn zwoegen en vasten, zond de Heer zijn engelen met iets van dat
hemelse voedsel om Haar toe te dienen. Het is heerlijk te mogen optekenen, dat
de grote menigte vogels, die zich rond Jezus verzameld hadden met deze engelen
meevlogen met volle vaart en de woning van Maria binnentrokken. En terwijl
Maria iets van het voedsel dat haar Zoon had gezonden, tot Zich nam, zongen en
tjirpten zij voor Haar zoals ze voor Jezus hadden gedaan. Maria proefde van het
Hemelse voedsel en Zij werd daardoor weer gesterkt met nieuwe kracht na haar
lange en strenge vasten. Zij dankte de Almachtige en vernederde zich. Zij
verrichtte zoveel heldhaftige daden van deugd, dat onze menselijke woorden bij
de beschrijving ervan tekort schieten. We zullen ze waarderen wanneer wij bij
de Heer zullen zijn aangekomen en dan zullen wij Hem kunnen danken en Hem eer
kunnen bewijzen voor deze onuitsprekelijke zegeningen, zoals het alle mensen
betaamt.
|