Maar zij, die hun klederen op de weg leggen zijn de goede verdelers
van wereldse goederen, die de armen en bedelaars te eten en drinken geven,
opdat ze onderweg niet bezwijken, vanwege hun dagelijks lijden. Deze goede
verdelers nemen dan van de dingen die voor hen overbodig zijn, enkele dingen
die ze nodig zijn, zowel van kleding als van geld: om de naakten en behoeftigen
barmhartig te zijn. Daardoor geven ze aardse aalmoezen aan Christus, om een eeuwige
beloning te ontvangen in het koninkrijk van God na de begrafenis van hun lichaam.
Er waren vroeger in de heilige Kerk velen die vurig brandend van goddelijke
liefde niet alleen uiterlijke en materiële dingen gaven aan de armen, of door
gelofte alles verzaakten, maar ook in tijd van vervolging hun lichaam afleverden
voor verschillende martelingen uit geloof voor Christus.
Deze wierpen hun lichamen af, alsof het kledingstukken en
zware lasten voor hun zielen waren, en wierpen ze op de grond om te worden vertrapt
door slechte mensen; zodat ze konden ontvangen worden door de heilige Engelen,
te midden van de vreugde van de Hemel en eeuwige kronen, voor alle martelingen
die hen in de tijd zijn aangedaan. Maar zij die Christus dragen, zijn de ezel
en haar veulen. Zij hebben ook de kleren van de apostelen op hun rug, maar gaan
vooruit door het woord van Christus. Hiermee worden goede en vrome religieuzen
bedoeld die de wereld verzaken, die het klooster binnengaan, tot Christus
geroepen worden door de leer van de Apostelen. Zij nemen Zijn zoete juk en
lichte last op, de kuisheid, de observantie van gehoorzaamheid en het leven
onder de leer van hun oversten.
Ze houden van de stilte en buigen voor correctie door de
roede en dragen dit alles omwille van Christus, die hen riep uit de ijdelheid
van de wereld, en hen aan Zijn dienst bond: vroom en gewillig in hun hele
leven. Maar zij die op de weg bij de Koning lopen, zijn de Apostelen en degenen
die van de kant een korte glimp van Zijn gelaat opvangen. Dit zijn
contemplatieve mannen, volkomen gescheiden van zaken van de wereld en zich voornamelijk
geven aan eenzaamheid en stilte. Ze zijn gericht op gebed, lezen, heilige
meditatie en verzuchtingen voor de Hemelse zaken. Ze hebben een uiterst
verlangen om Christus in Zijn glorie te zien en door een bijzondere innerlijke
genade en soms plotseling boven zichzelf verheven in de geest zien ze voor een
korte tijd als het ware in een zijdelingse blik het gelaat van Christus.
Zij verachten de wereld en werpen alles weg dat hen
belemmert om zich tevreden te stellen in God. Ze beschouwen alle zichtbare en
geschapen goederen als niets tegenover de grootheid van Zijn zoetheid. Uit het
voorgaande komt tot uiting dat er twee groepen zijn die de Heer prijzen: de ene
groep die voorop gaat en de andere groep die Christus volgen. Er is ook een groep
die zingt met één stem in harmonie: allen verkondigen dat Christus in het vlees
is gekomen en belijden Christus, de Koning, geboren uit het zaad van David. Met
deze zangers worden passend de dienaren van de heilige Kerk aangeduid, die aangesteld
zijn om gezangen ten gehore te geven en om het Goddelijk ambt te vieren. Ze
zingen in bepaalde seizoenen psalmen, hymnes en andere lofzangen uit de
geschiedenis van het oude en het nieuwe testament tot lof van God.
Ze zingen met een vrolijk hart en mond, en streven ernaar
zichzelf en anderen tot de Hemel verheffen en aan te komen in het Hemels
Jeruzalem, waarheen vandaag Christus, de Koning van Israël, onze Schepper, volgens
Zijn eigen wil ons door het Kruis is voorgegaan. Ieder zal naar zijn staat,
orde en functie zijn eigen beloning ontvangen in verhouding tot zijn arbeid. Elke
trouwe dienaar van God dan, of hij nu een geestelijke of monnik is, of een
geprezen priester, moet zeer ijverig zijn en klaar om te zingen in de Kerk in
de ogen van Christus en de Heiligen. Neem het voorbeeld van de Hebreeuwse
kinderen, die Christus met luide stem prezen, zelfs tot de hoogste Hemelen. Want
zo dikwijls als een geestelijke, of monnik minder levendig zingt in het koor,
of zijn stem terugtrekt, of bezig is met ijdele fantasieën, of aan externe
zaken denkt, zo dikwijls verliest hij een kostbaar juweel van de kroon van zijn
hoofd, en wordt er een mooie en zeer zoet ruikende roos gestolen en weggedragen
uit het heiligdom van God door de vijand.
Laat daarom de religieuzen, die vereerd werden met de titel
van koorzanger van Christus, en aangesteld werden om te zingen en tot God te
bidden, oppassen: dat zodra de bel gaat voor de canonieke uren, hij niet
langzaam naar het koor komt, en daar niet vermoeid en met een dwalende geest staat,
opdat de bedrieglijke vijand niet stiekem binnenkomt, en de psalm uit zijn mond
neemt, of uit zijn hart en hij de verdienste van zijn heilige arbeid niet
verliest door zijn achteloosheid en Christus en de heilige Engelen beledigt,
omdat hij zijn plicht slecht heeft uitgevoerd. Tot zover de lofprijzing en het
gezang van de goede kinderen. Zij prikkelen de devotie van alle religieuzen. Maar
laten we nu het uiterlijk van onze nederige Koning onderzoeken die gezeten was op het veulen van een ezelin.
Toen Hij te midden van de blije mensen was, toonde Hij geen
glimlach, maar huilde. Nergens op alle bladzijden van het Oude Testament vind
ik één van de koningen van Israël, of Jeruzalem, die zo nederig rijdt of zonder
oorlogszuchtige wapens en klinkende trompetten die zich naar de vijand spoeden.
Nergens in het leven van Christus vind ik zo'n actie zoals onze Verlosser
optrad op die dag in aanwezigheid van zoveel verschillende mensen die samen
zongen en daarom is er reden tot verwondering in zo'n ongebruikelijke gang van
zaken. Ten slotte lezen we dat Jezus dikwijls door de steden en gemeenten ging
en het woord van God predikte. We lezen ook dat Hij vermoeid was door Zijn
reis, maar toch lees ik niet dat Hij gebruik maakte van een lastdier om meer op
Zijn gemak te zitten of om sneller aan te komen.
Maar wie kan de geest van de Heer peilen, of wie is Zijn
raadsman geweest? Het was waarschijnlijk een goddelijke raad om het Heilig
Woord van de profeet te vervullen die lang geleden voorzegde dat Christus, de
Koning van Israël in de geest van zachtmoedigheid en nederigheid zou komen.
Velen wisten waarschijnlijk niet over wie de profeet had gesproken, maar toen
Christus zelf vervulde wat de profeet had gezegd werd het geloofd en was het
begrepen. Christus, de Koning der koningen kwam daarom niet met Zijn macht om
vrees in te boezemen zoals wereldse prinsen doen, maar om een voorbeeld te
geven van nederigheid waarbij men gemakkelijk zijn stappen kon richten naar het
Hemelse Koninkrijk, want er is een grote afstand tussen de Koning van de Hemel
en de wereld, tussen de arme Christus en de rijke Salomon.
Salomon begon te regeren en zat op de muildier van Koning
David, maar Christus in het begin van zijn conflict met de duivel zat op een
ezelsveulen. Salomon deed zijn intrede op het geluid van de trompet, Christus
bij het gezang van kinderen. Salomon was verheugd en was in koninklijke gewaden
gekleed, terwijl Christus verdrietig was omdat de stad, waar David 33 jaar had
geregeerd, in gevaar was. In deze actie toonde Christus dat Hij tot de stam van
David behoorde en de erfenis van Zijn vaderen opeiste en de Tempel van Salomon
binnenging en dat Hij eerde door er glorierijke tekenen te bewerken en Zijn
leer te verkondigen, de zieken te genezen en de mensen te onderwijzen. Vandaar dat
ook de mensen zeer verheugd waren in de komst van Christus. Hij sprak een zegen
uit dat het Koninkrijk van Onze Vader David was gekomen, maar het is vreemd dat
een ruw en onwetend volk niet beschaamd was om zo’n arme koning, noch beledigd
was door Zijn nederige uitstraling, want er was in Hem geen uiterlijk vertoon
van koninklijke luister.
Zoals voorheen was Hij blootsvoets en met een onbedekt
hoofd. Hij kwam de Koninklijke stad binnen zonder koninklijk vertoon en ze
waren niet beschaamd in Hem omdat Hij als een arme kwam, maar richtten hun
geest op de bewijzen van Zijn goddelijkheid. O Jeruzalem, zie naar de
nederigheid, zachtmoedigheid, armoede en rechtvaardigheid van Uw Koning boven
al de koningen van de aarde, want zie Hij komt zonder de wapenrusting van
sterke mannen, zonder het geluid van trompetten, zonder paarden en muildieren,
zonder zwaard en borstplaat, zonder schild en lans, zonder pijlen en boog,
zonder gouden kroon, zonder mijter, zonder gordel, zonder mantel, zonder helm, zonder
laarzen, zonder sporen, zonder standaard, zonder scepter. Zonder al het aardse
tumult en militaire pompeuze ijdelheid.
Want dit behoort niet tot Zijn gewoonte, die gekomen is om de
minachting voor de wereld te onderwijzen door woord en voorbeeld. Maar Hij nam als
Zijn paard de dienst van een arm dier, gewend aan het juk, als blijk van
armoede en onschuld, dat Hij op Zijn nederige manier van doen liefdevol en
beminnelijk is, beter dan een verschrikkelijke koning en een harde meester. Hij
nam, als Zijn gezelschap, arme en ongewapende mannen; de rijken en machtigen
stuurde Hij weg: omdat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld was, maar van de Hemel
voor de eeuwigheid. Hij was het tegengestelde van aardse koningen en prinsen, omdat Hij kwam om de nederigen en armen te
roepen, zoals Zijn discipelen, aan wie Hij beloofde het Koninkrijk van God te
geven, dat niemand met geweld van hen kon afnemen. Dat Hij door Zijn genade ons
moge naar het Koninkrijk van God brengen. Jezus Christus, de Redder van de
wereld, de Koning der glorie, die boven alles God is en gezegend in eeuwigheid.
Amen.
|