Beelden
over de Hel
Keer op keer kregen de kinderen beelden van de Hel en de
vuurzee. Als één van hen onder de zalving van de H. Geest kwam, kreeg hij
meestal eerst een beeld van de Hel. Er waren er die door demonen met kettingen
werden gebonden en door een duister gebied werden geleid. Sommige kinderen
konden in dit gebied de demonen om hen heen horen. Toen zij verder geleid
werden, konden zij op enige afstand een flauw licht zien, dat een weerkaatsing
van de vuurzee bleek te zijn. Sommige kinderen werden gedwongen zo dicht
mogelijk erbij te komen, dat zij de vuurzee voor zich konden zien. De hele tijd
smeekten zij om het Bloed van Christus. Zij verzekerden ook dat zij nooit de
boze zouden gehoorzamen en zich nooit aan hem zouden onderwerpen. Zij waren er
volkomen van overtuigd, dat Jezus hen zou redden. Wij hebben al verteld, dat
wanneer zo’n beeld zijn climax bereikte de Heer ingreep met Zijn verlossend
Bloed voordat zij de vuurzee bereikten.
De Bijbel beschrijft de Hel als een gebied van donkerheid
en duisternis, en leert dat een deel van “Satans engelen met ketenen in de
duisternis van de Hel werden geworpen en daaraan werden overgegeven om hen tot
het oordeel te bewaren.”
De kinderen zagen niet alleen de duisternis in de Hel, maar
ook de vuurzee die men alleen maar door een duister, donker gebied kon
benaderen. In het beeld werden zij naar de rand van een groot meer geleid van
brandend vuur in een half donkere grot, waaruit rookwolken opstegen. Als de
rook laag hing, was het vuur in het meer minder zichtbaar. Wanneer de rook
hoger steeg, was het brandende meer met zijn rode en groen vlammen en met
degenen die zich daarin bevonden, duidelijk te zien.
Toen de kinderen in de helse grot naar beneden keken, zagen
wij hoe zij zich aan en meubelstuk vasthielden, of zij gingen op handen en
voeten liggen en bogen zich voorzichtig voorover om een blik te werpen in de
helse omgeving. Zij keken een moment naar beneden en trokken zich dan angstig
terug, alsof zij er in konden vallen. Ze waren ontzet over wat zij zagen.
Daarop keken zij weer heel voorzichtig naar beneden en deinsden weer terug.
Soms gingen de kinderen plat op hun buik liggen om niet uit te glijden of te
vallen, wanneer zij over de rand van de vuurzee keken.
Zij zagen, hoe zij die verloren waren in de Hel terecht
kwamen. Sommigen vielen er in en anderen gleden over de rand. En er waren er
die door de demonen met ketenen gebonden waren en door dezen in de diepte
werden geworpen. Eén jongen zag een menigte die groepsgewijs was samengebonden
en die op het punt stonden om in deze vuurhaard te worden geworpen.
Wanneer het vuur wat temperde en de rook wat afnam, kon men
het kreunen van de ongelukkigen horen. Als het vuur nu en dan oplaaide en de
rook wat opsteeg hoorde men gejammer en geweeklaag.
Eén persoon lag op de grond te kronkelen en schreeuwde het
uit, zoals een ziel die het lijden in de Hel ondergaat.
Vanuit de vuurzee werden talloze handen smekend om hulp
omhoog geheven. Degenen die in de diepte waren, smeekten hen, die naar beneden
keken, om redding. Wij konden horen hoe de kinderen met hen spraken, zoals men
iemand hoort telefoneren. Men hoort het alleen van de ene kant. Wij konden iets
van zo’n gesprek horen: “Ik kan je niet helpen.” “Nee, ik kan niets voor je
doen.” “Maar toen je nog leefde, wilde je het Evangelie niet gehoorzamen.” “Nee,
het is te laat, voordat je hier kwam, heb ik er nog met je over gesproken, maar
je lachte mij uit en je nam Jezus niet aan. Nu weet je, dat ik de waarheid
sprak.”
“Nee, ik kan helemaal niets doen; dit is het strafgericht
van God.” “Als je gehoorzaam was geweest, zou je nu met ons in de Hemel zijn.”
Na enige van die gesprekken werden de kinderen de Hemel binnen gebracht en
waren blij bij Jezus te zijn, of zij zagen de heerlijkheid van de gouden
straten in het Paradijs van God.
Lazarus kon de rijke man zien en hoe hij pijn leed in de
vlammen. En de rijke man kon met Lazarus spreken, maar hij kon niet over de
kloof komen. Wanneer Christus als Koning der koningen op aarde zal heersen,
zullen de verloste volkeren degenen die verloren gingen kunnen zien. Eén jongen
zag zijn grootmoeder, die hij geprobeerd had voor Christus te winnen, in de
Hel. Vroeger was zij een tovenares en moordenares geweest, die zich tegen het
Evangelie, dat zij in haar dorp hoorde, had verzet en er de oorzaak van was dat
velen het Licht afwezen. Ook andere kinderen hadden familieleden in de Hel
gezien. De jongen van een stam uit de bergen, die zijn grootmoeder in de Hel
zag, was dezelfde jongen die zijn zusje en zijn gelovige tante in de Hemel had
gezien.
Men zag niemand in de Hemel, of de naam van iemand op de
gebouwen in de gouden straten, of hij had in Jezus geloofd. Allen in de Hel
waren ongelovig. Op een avond, toen de Heer in wonderbare profetieën door een
kleine jongen sprak, werd onder anderen gezegd: “Er zal niemand anders in de
Hemel zijn dan zij, die het Evangelie hebben geloofd.”
Nadat de Heer de jongens en meisjes systematisch door de
meest wonderbare lessen in de H. Geest had geleid, kwamen zij tenslotte bijna
allemaal op het punt van beslissing.
Het volgende beeld werd zo vaak herhaald, dat het leek dat
ze dit nooit meer konden vergeten. De ene scheen in het beeld bij het Kruis te
staan, op de scheiding van twee wegen. De ene weg was de smalle weg van het
leven, die naar de Hemel en de heerlijkheid leidt, de andere was de brede weg
naar de Hel en de ondergang.
En grote, ontelbare menigte van drukke, haastige mensen
kwam in onafzienbare rijen voorbij. Zij handelden met elkaar over zaken, waren
beladen met zware zondenschuld, joegen maar voort, en waren druk doende met de
dingen van hun leven. Het kind stond daar als prediker op het kruispunt. Weer
hoorden wij het gesprek van één kant “Hallo, vriend! Wacht nog een moment, ik
zou u willen spreken. Luister toch, ga niet op die brede weg die naar de Hel en
naar de ondergang voert. Ik ben zelf op die weg geweest en heb zelf de Hel
gezien. Blijf hier bij het Kruis staan en laat Jezus al uw zonden afwassen.
Vanaf het Kruis van Christus kunt u de andere weg inslaan, die naar de Hemel
zal leiden en naar het eeuwige leven en naar de vreugde. O, die mens gelooft
het niet! Daar gaat hij verder op de brede weg. Wat een ellende! Ik zal die
ander daar aanspreken en zien of hij wil geloven. U daar! Een momentje maar!
Luister, ga toch niet met de grote massa mee.
U weet niet waar zij heengaan. Deze weg leidt naar het
verderf dat de weg naar de vuurzee is. Ga toch alstublieft niet verder. Ik ben
hier naartoe gekomen om zoveel mogelijk mensen aan te houden en hen openlijk te
waarschuwen. Keer hier om en laat Jezus uw zonden afwassen en ga met ons op de
weg naar de Hemel, waar God is. Ach, hij loopt ook door! Daar is een ander.
Wacht even! Kom uit de menigte! Ziet u dan niet, dat niemand op deze weg
terugkomt? Zij lopen allen op de weg naar beneden. Niemand komt terug. Dit is
de brede weg naar de Hel. Blijf hier bij het Kruis staan. Geloof in het
Evangelie van de Verlossing door het Bloed van Jezus en u zult gered worden. Er
is geen andere weg. Dit is de enige weg naar de Hemel. Keer hier om, anders
gaat u verloren! O wat verschrikkelijk, hij gelooft mij niet. Daar gaat hij
verder met de anderen.”
Soms besloot de jonge evangelist, wanneer niemand in hem
geloofd, met de koppige menigte mee te gaan, om te zien wat er zou gebeuren.
Toen hij aankwam met de menigte aan de rand van de vuurzee in de Hel, hoorden
wij hem zeggen: “Zie toch, hoe deze menigte zich in de Hel stort!” Langzaam
gaat hij naar de rand van de afgrond, buigt zich daarover en kijkt naar beneden
in de vuurzee met de lijdende menigte en zegt: “Ik kan jullie niet helpen. Ik
heb je alles over dit einde verteld op het kruispunt bij het Kruis, maar jullie
wilden mij niet geloven. Nee, jullie zullen nog niet geloven, zelfs al zou ik
je er nu uit kunnen helpen. Nee, nu kan ik niets doen. Als jullie geluisterd
hadden toen ik je waarschuwde, had de Heer je kunnen redden. Jullie komen om, omdat
je mijn raad in de wind geslagen hebt. Nee, ik kan niet. Ik ga nu weer terug
naar het kruispunt om te zien of ik iemand vind die wil luisteren, en of het
mij lukt om tot elke prijs iemand daar vast te houden.”
Af en toe was hij zo gelukkig iemand te overtuigen, zodat
die luisterde. Dan zei hij: “Kniel nu neer aan de voet van het Kruis van Jezus
en bid. O, u weet niet wat bidden is? Spreek maar na, wat ik zeg: “Jezus, ik
ben een zondaar! Ik was op weg naar de Hel. Ik heb alleen maar de Hel verdiend.
De zware last die ik draag is enkel zonde. Vergeef mij mijn zonden en leer mij
alleen maar tot Uw eer te leven. Amen.” Er was grote vreugde als de zondaar
gered werd en de smalle weg opging, terwijl de evangelist terug ging, om te
proberen een andere zwaar beladen reiziger te redden.
Deze beelden werden dikwijls met enige variaties herhaald.
Zij toonden duidelijk dat redding alleen te verkrijgen is door bekering en
geloof in het Bloed van Christus, via de prediking van het Evangeliel dat velen
geroepen zijn maar weinigen gered worden; dat de weg naar het Leven smal is en
weinigen die vinden. Het was ook duidelijk, dat de Christen op de bres moet
staan waar de wegen zich scheiden, en overtuigen en waarschuwen moet, voor
zover hij daartoe in staat is.
Wij hebben verteld hoe de jongens, zelfs de kleinsten, van
tijd tot tijd de straat opgingen om het Evangelie te brengen onder de zalving
van de H. Geest, vaak onder directe inspiratie, zoals wijzelf nog nooit
gepredikt hadden. Ik wil het hier hebben over de geschiedenis van de student,
die op het kruispunt kwam. Precies tegenover ons huis woonde een Chinese student,
die datzelfde jaar zijn laatste examen had afgelegd. Toen hij eenmaal thuis
kwam sprak ik hem aan en vroeg hem bij ons te komen om op vriendschappelijke wijze
over Bijbel en Christendom van gedachte te wisselen. Hij kwam een paar keer en
ik voelde, dat hij ervan overtuigd raakte dat ik de waarheid sprak. De vragen
die hij stelde schenen tot zijn tevredenheid beantwoord te zijn.
Door hem kreeg ik de gelegenheid om met een paar andere
studenten te spreken die met vakantie waren. Ik had hen al zowat 10 dagen
bezocht toen de machtige uitstorting van de H. Geest over Adullam plaatsvond.
De studenten waren vriendelijk en ik voelde, dat de eerstgenoemde student duidelijk
de waarheid van het Evangelie erkende. Ik bemerkte ook, dat alhoewel hij
beleefd was, hij niet geneigd was de waarheid aan te nemen. En dat de
vriendelijke houding van de andere studenten, ten opzichte van de
Bijbelbespreking hem niet beviel. Op een morgen, toen één van onze meisjes door
onze voordeur naar buiten ging, gebeurde het dat deze jonge student op
hetzelfde moment zijn huis verliet. Het meisje begon tegen hem te zeggen, dat
hij toch ook Christen moest worden en op eenvoudige wijze drong zij er bij hem
op aan in Jezus te geloven, opdat Hij hem zou redden van zijn zonden, een goed
mens van hem zou maken, en hem van de Hel zou redden en naar de Hemel zou
brengen. “Wat heb ik er aan om Christen te worden? Ik hoef niet gered te
worden.” “Je zou toch plotseling kunnen sterven in je zonden, en dan in de Hel
komen.” “Wie ben je wel?” spotte de student. “Je bent een dom meisje, een
nutteloos bedelaartje. Wat verbeeld je je dan? Jij wilt mij de les lezen en je
bent niet waard, dat ik met je praat. Ik ben een student. Ik ben knap. Ik heb
vele boeken gelezen. Ik ben in Peking geweest. Ik kan het Engels net zo goed
spreken en lezen als het Chinees.” Toen spuwde hij haar in het gezicht en zei
dat zij zich maar met haar eigen zaken moest bemoeien.”
Twee weken later zag ik een grote begrafenisstoet, die door
de hoofdstraat ging, en was verbaasd te horen, dat het deze student was die
werd begraven. Ik had hem een paar dagen tevoren nog op straat gezien. Eén van
onze jongens zei, dat toen hij een paar dagen geleden naar buiten was gegaan om
te evangeliseren, hij deze jongeman een deel uit het Evangelie had aangeboden,
maar hij had het niet willen aannemen. Ik wist niets van het gesprek met het
meisje. Ongeveer een maand later raakte dit meisje door de kracht van de H.
Geest in vervoering. Nadat zij beelden van de Hemel en de heerlijkheid van de
verlosten had gezien, stond zij stil en boog voorover, alsof zij in de Hel keek
en toen hoorde ik wat zij zei: “Dat is dus de Hel. Nee, ik kan niet. Ik kan je
niet helpen. Je bent echt in een vreselijke toestand. Je bent er nu erger aan
toe dan een bedelaar, vies, haveloos en brandend in de vuurzee. Je ziet er
slechter uit dan welke bedelaar ook, die ik ooit gezien heb. Ik dacht dat je
mij had gezegd dat je rijk was en goed opgevoed. Hoe staat het nu met je
ontwikkeling? Ik kan je nu niet helpen, ook al bekeer je je. En ook al zou dat
zo zijn, dan heb ik toch geen macht. Nee, alleen Jezus kan redden, maar toen ik
je over Hem vertelde, heb je met Hem de spot gedreven en mij vervloekt.” “Zie
nu maar, wat zij bedelaars, die in Jezus geloven, in de Hemel krijgen: deze
vreugde, dit geluk, het is een en al liefde in de Stad met de gouden straten en
in Gods wonderbare Paradijs!”
De
rechtvaardige wordt nauwelijks gered
Toen leek het alsof het meisje over een smalle brug over de
vuurzee liep. Wij zagen haar gaan, als op een koord, terwijl zij behoedzaam de
ene voet voor de andere zette, met uitgestrekte armen, totdat zij weer in
evenwicht was. Met een zucht van verlichting zei zij: “O, wat is dat
gevaarlijk! Maar de Heer zal mij helpen. Ik zal de overkant bereiken.” Dan
zette zij opnieuw een voet vooruit en verloor bijna haar evenwicht. Zij loofde
de Heer tot zij weer in evenwicht was en ging dan verder. Nadat zij op die
manier door de kamer was gelopen, scheen het dat zij veilig in de Hemel was
aangekomen. Ieder gevaar om op een bepaald moment in de vuurzee te vallen, was
voorbij.
Welke uitwerking het vertellen van deze beelden op anderen
ook mag hebben, wij in Adullam leerden het nog vaster geloven, dat de Hel en
het rijk van Satan, evenals de Hemel en het Rijk van God, werkelijk bestaan.
Nog nadrukkelijker dan ooit wijzen wij er op, dat de weg door het leven over de
vuurzee voert, met al zijn gevaren. De weg die overwinnaars moeten gaan is als
het lopen op een koord, stap voor stap, met vrezen en beven. Alleen de Heer
Jezus kan ons in evenwicht houden, zodat wij niet struikelen en naar links of
naar rechts vallen. Wij zijn zekerder dan ooit, dat God van ons verlangt dat
wij bij het Kruis zullen staan, op het kruispunt, om zondaren de smalle weg te
wijzen die door weinig mensen wordt bewandeld. De weg begint bij het Kruis en
leidt naar de Hemel, naar het leven, dat de Heer voor diegenen heeft bereid die
Hem liefhebben.
Hoe kan iemand gered worden buiten deze redding om. Hoe kan
iemand ontkomen die deze redding voorbij laat gaan? “Want indien het woord,
door bemiddeling van Engelen gesproken van kracht is gebleken, en elke
overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, hoe
zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil?” (Hebr
2:2-3)
De
Eindtijd en de Wederkomst van Christus
Door de machtige uitstorting van de H. Geest, door beelden
en profetieën werden wij voortdurend gewaarschuwd, dat het einde van dit
tijdperk en de wederkomst van de Heer nabij is. De H. Geest maakte dit
hoogtepunt voor de mensheid van onze tijd zo levend en werkelijk, dat niemand
van ons eraan twijfelde, dat de Heer nog bijzondere en laatste boodschappen
voor Zijn volk te brengen had.
De Bijbel leert ons, dat het tegenwoordige tijdperk zal eindigen
in de grootste benauwdheid welke de wereld ooit heeft gezien, en dat de Heer
direct na deze benauwdheid zal wederkomen om degenen die boos zijn te
vernietigen en de rechtvaardigen te belonen.
De Bijbel zegt ook, dat het hoogtepunt van dit “einde” de
oogst zal zijn. Wanneer het onkruid tot volle ontwikkeling is gekomen en
wanneer de blaadjes de tarwekorrel omspannen, dan is de zaadkorrel in de volle
aar rijp. Wanneer zowel de tarwe alsook het onkruid rijp is, dan zal de Heer
met Zijn Engelen komen om de oogst in te halen en om de tarwe van het onkruid
te scheiden. Met andere woorden: wanneer het rijk van Satan zich in zijn ergste
vorm manifesteert en het rijk van God op aarde zijn meest zuivere vorm heeft –
het boze en het goede zijn ten volle gerijpt – dan komt de oogst. Verder zegt
de Bijbel, dat het kwaad zijn hoogtepunt zal bereiken bij de incarnatie van
Satan als heerser over een door demonen bedrogen en geplaagde wereld, en dat
deze door Satan bezeten wereldheerser, de “supermens”, door de Heer vernietigd
zal worden bij Zijn komst.
Het kan zijn dat er iemand is die bedenkingen heeft tegen
deze opvattingen, maar ik wil, zonder nadere uiteenzettingen te geven over dit
onderwerp, zo goed als ik maar kan vertellen over de beelden en openbaringen
van de kinderen van Adullam, die weinig of niets van theologie begrijpen.
Pestilentie
en oorlogen
Van tijd tot tijd profeteerden zij. In die profetieën
zeiden zij dat er een tijd van hongersnood, pest en oorlog en ellende zou komen
en dat dit gepaard zou gaan met vervolgingen van Gods volk. God zou Zijn volk
in deze crisis echter op bijzondere wijze van het nodige voorzien en hen
beschermen.
Eén van de jongens zag hoe onze onderwijzer probeerde om
een maat rijst te kopen. De menigte voor de winkel was zo groot, dat de
onderwijzer alleen maar de kans had om iets te krijgen als hij slag leverde met
de menigte. Ieder kon slechts 1 maat meel kopen.
In een beeld werd een ongeleerde en onontwikkelde jongen
verplaatst naar onze beschaafde landen en hij zag hoe de mensen zich op de
oorlog aan het voorbereiden waren, doordat zij bommen, kanonnen en andere
vernietigingswapens maakten.
De komst van Satan en zijn incarnatie in de Antichrist werd
dikwijls geprofeteerd, en ook in beelden gezien.
Beelden
over Satan en de Antichrist
De kinderen zagen de draak, de duivel met 7 koppen. Eén
jongen zag hoe Engelen met hem en met zeven van zijn Engelen oorlog voerden. De
duivel en zijn engelen werden overwonnen en uit de Hemel op de aarde geworpen.
De jongens van Adullam zagen deze “supermens”, die door de
wereld gewenst wordt; het grote voorwerp van aanbidding, die Boeddhisten,
Theosofen, Mohammedanen en andere godsdiensten verwachten. De kinderen zagen
deze door de duivel bezetene, als een mooie sterke man, met de schoonheid en
kracht van een jongeling.
Ook zagen zij het beeld, dat deze godsloochenaar van een
Antichrist volgens de profetieën te zijner tijd zal oprichten als een voorwerp
van aanbidding, het beeld dat kan spreken en de wereld verleidt.
Ik vroeg de kinderen hoe zij wisten dat deze mooie sterke
man de Antichrist was. Zij zeiden, dat een leger van demonen hem overal volgde
en zijn bevelen gehoorzaamde, op zijn woord voor hem uitgingen of achterbleven.
Ook werd de Antichrist op een vlakte gezien, als een dier
met zeven koppen. Opnieuw vroeg ik hoe zij wisten dat het de Antichrist was. De
kinderen antwoordden, dat de Engelen het hen gezegd hadden. Ik wil hier nog
even vertellen, dat wanneer de kinderen, evenals Johannes, “in de Geest waren”
zij door middel van Engelen openbaringen ontvingen. Op dezelfde wijze als
Johannes spraken zij met de Engelen en kregen van de Hemelse boden wonderlijke
voorlichting, die zij zelf niet begrepen.
De
vervolging van de Heiligen
Gedurende de tijd dat de “supermens” zijn god verloochenend
bewind voerde, hielden de Heiligen stand en getuigden trouw, ondanks alle
vervolgingen en gevaren. De kinderen zagen de twee getuigen in Jeruzalem. Zij
zagen hoe de Heiligen, evenals de getuigen, met een grote bovennatuurlijke
kracht, de macht der duisternis besteden en weerstonden in deze vreselijke
tijd, een tijd zoals er nog nooit op aarde is geweest en waarin Satan en al
zijn engelen en demonen op de aarde losgelaten worden en hevig te keer gaan,
omdat zij weten, dat zij slechts weinig tijd hebben. In deze periode kon
niemand anders dan een oprecht, met de Geest vervulde Heilige, ook maar 1 dag
weerstand bieden aan een dergelijke satanische macht en zulke bovennatuurlijke
wonderen en geopenbaarde tekenen.
De kinderen zagen hoe de Heiligen dan ook vervuld werden
met nog grotere bovennatuurlijke kracht van God, met Zijn Geest, die groter is “dan
die in de wereld is.” In beelden zagen zij hoe onder grote vervolgingen het
Evangelie werd gepredikt, maar zij ontvingen zo’n macht dat hun vijanden door 1
woord uit hun mond gedood werden of met allerlei plagen werden geslagen. Deze
macht scheen uit hun binnenste te komen en ging van hun mond uit, daarmee
straften en sloegen zij hun vijanden. Zij hadden de macht ontvangen die de Heer
Zijn volgelingen beloofd had, namelijk om de werken te doen die Hij deed en nog
grotere.
Wanneer zij een getuigenis hadden gegeven in een stad die
hen verwierp, viel in sommige gevallen, als zij deze verlaten hadden, vuur uit
de Hemel en vernietigde deze boze stad, zoals Sodom en Gomorra weggevaagd
werden. Toen de vervolging zwaar werd, werden zij dikwijls in levende lijve
door de H. Geest weggevoerd zoals Filippus, en zoals de Profeten geloofden dat
Elia weggevoerd werd. (2 Kon 2:16) Zij werden door de Geest overgebracht naar
een veilige plaats. In tijden van hongersnood en gebrek aan voedsel werden zij
door wonderen voorzien met brood, vruchten en andere voedingsmiddelen. Engelen
dienden hen. Kracht en moed werd hen gegeven om zonder vrees te getuigen.
De Christenen bezaten de macht om in de taal van vreemde
volkeren te spreken, die het Evangelie nog niet gehoord hadden. Wanneer de
jongens of meisjes zo in de Geest predikten konden wij zelf zien dat het waar
was, want als er een in een vreemde taal tot een volk sprak dan legde een ander
het uit (1 Kor 14:28). Beiden spraken zij in andere talen. De ene sprak een zin
uit en dan vertaalde de ander deze. Zij predikten tot mensen van verscheidene
stammen en talen.
Johannes zag een Engel in de Hemel vliegen met een eeuwig
Evangelie, dat aan alle volkeren en talen gepredikt moest worden zelfs voor de
val van de grote stad Babylon. Hij zag ook een grote schare uit alle naties,
stammen en talen, die niemand kon tellen, en die hun kleren gewassen hadden in
het Bloed van het Lam, en die uit de grote verdrukking waren gekomen.
Is dit niet naar de Schrift, wat de kinderen in deze
beelden zagen: het Evangelie zal onder dienstbetoon van Engelen op
bovennatuurlijke wijze in de kracht van de H. Geest gepredikt worden, en het
zal hetgeen er in de oudste Kerk in de dagen van haar vervolging plaatsvond ver
te boven gaan.
De
laatste wereldoorlog
De kinderen van Adullam zagen hoe de meest volmaakte
bovennatuurlijke Kerk welke de wereld ooit heeft gezien, haar eindgetuigenis
gaf tijdens de grootste vervolgingen en de grootste samenbundeling van alle
satanische, demonische krachten die ooit op aarde werden ervaren. Zij zagen hoe
ter afsluiting van dit eindgetuigenis de Antichrist, de satan-mens, de
supermenselijke wereldheerser, zijn krachten verzamelde voor de laatste
wereldoorlog van dit tijdperk.
Ook zagen zij de oorlog in het geestenrijk. Hier zagen zij
een man op een wit paard gevolgd door een leger van Engelen in witte kleren.
Zij zagen ook een ruiter op een rood paard, gekleed in mooie donkerrode kleren,
en zijn demonisch in het zwart gekleed leger volgde hem.
In enkele beelden werd ook de oorlog op aarde gezien. De
kinderen zagen oorlogsschepen, die vernietigd werden door bommen welke door
vliegtuigen werden afgeworpen. Zij zagen hoe ze met allen, die aan boord waren,
in de diepte verdwenen, om nooit weer te worden gezien. Zij zagen hoe aan alle
hoeken van de aarde legers verzameld werden voor de grote afschuwelijke strijd.
De kinderen waren getuige van de verschrikkelijke slag. Gifgassen en dodelijk
oorlogstuig eisten ontelbare slachtoffers. In het begin werden de doden
begraven maar later werd dit aantal zo groot dat men zich niet meer om hen kon
bekommeren. Zij werden op hopen gelegd en dienden als mest voor het land, zoals
de profeet had voorzegd.
Temidden van dit gebeuren kwam er een onderbreking door de
plotselinge komst van Christus. De zon werd zwart en de maan werd rood als
bloed. De sterren vielen in menigte. De Hemel beefde en scheen opgerold te
worden als een kleed. Er kwam een hevige aardbeving die de aarde deed scheuren.
Er ontstonden grote kloven, die de mensen levend verzwolgen. Gebouwen werden
vernietigd en stortten ineen, zoals kinderspeelgoed, terwijl ze de bewoners
onder zich begroeven. Toen dit nu in de Hemel en op aarde gebeurde, verscheen
de Heer aan de Hemel. Oud en jong, arm en rijk werden door dodelijke vrees
overvallen. In wilde verwarring vluchtten zij alle kanten uit.
Mannen vluchtten met lege handen uit hun winkels, zonder
ook maar te denken aan hun waardevolle goederen, die enkele ogenblikken tevoren
voor hen nog zo belangrijk waren geweest. Gezinnen renden uit hun huizen,
zonder nog een keer om te zien naar hun luxe, die de hartstocht van hun leven
was geweest. Opeens kregen alle mensen maar 1 wens. Ze dachten slechts aan 1
ding. Deze ene wens was te vluchten voor de Rechter, die terug kwam. Ze zochten
slechts een schuilplaats om zich te verbergen voor de zichtbare Koning van alle
koningen. Degenen, die niet gedood werden door de instortende huizen, of niet
in de geopende aarde vielen, probeerden de bergen in te vluchten. Sommigen
sprongen in de rivieren en verdronken, anderen doodden zichzelf met hun eigen
wapens.
Overal was oproer en ontzetting. En slechts pogingen om te
ontkomen aan de toorn van het Lam, want de grote dag van Zijn toorn was
gekomen.
Daarna volgden beelden over de grote maaltijd Gods, waartoe
de wilde dieren en vogels werden uitgenodigd om de doden die niet begraven
waren en overal op de verwoeste aarde verspreid lagen, op te eten. Men zag hoe
honden en wilde dieren van de lijken van mensen aten. Vogels en “straatvegers”
van de lucht namen deel aan de maaltijd die God voor hen had aangericht.
Toen de jongens getuige werden van dit grote feest, konden
wij hun opmerkingen beluisteren en hun bewegingen zien, terwijl de scène voor
ons beschreven en uitgebeeld werd. Eén van hen zei: “Zie toch, hoe de grote
adelaar die rijke man daar opeet. Kijk eens hoe hij de prachtige kleren van het
lichaam rukt. Kijk daar toch eens! Hij heeft een stuk van zijn vlees genomen en
is ermee weggevlogen.”
Een ander zei: “O, zie daar eens, een gier en een kraai
eten beiden van een mens. De gier heeft de meeste moed. Hij pikt en pikt en
stop zich vol, neemt niet eens de tijd om te zien, maar de kraai is bang, die
neemt een beetje en kijkt dan om zich heen of er geen gevaar dreigt.” “Hé, zie
je dat daar? Kijk die vogels, die staan om de man heen, die zo goed gekleed is
en graven zich naar binnen.”
Daarna wendden de kinderen zich plotseling van de
afstotelijke scènes af, terwijl zij door hun opmerkingen en hun bewegingen
duidelijk uitdrukking gaven aan hun afschuw over dit laatste feestmaal op
aarde. Daar zullen de rijken zijn en de machtigen, de leiders der aarde, de
industrievorsten, de gefortuneerden, de legeroversten en de leiders van alle
antichristelijke instellingen en godsdiensten. Maar niet als gasten die geëerd
worden, maar als voedsel voor de gieren op aarde, waar zij in zelfzuchtige luxe
hadden geleefd.
Zo hebben de kinderen van Adullam reeds de verschrikkelijke
werkelijkheid gezien van het eindresultaat van onze hoogmoedige,
materialistische beschaving. Zij hebben de vruchten gezien van het goddeloze
zaad en Gods antwoord daarop: “Wat baat het een mens de gehele wereld te winnen
en aan zijn ziel schade te lijden?” Het Woord van God zegt, dat alle volkeren,
die God vergeten, in de Hel worden geworpen. Omdat God en de Engelen het hen
geleerd hebben, en het ook zo in de Bijbel geschreven staat, geloven deze
eenvoudige kinderen, zonder eraan te twijfelen, dat al de menselijke systemen
van opvoeding en de opgeblazen organisatie en rijkdom van deze tegenwoordige
wereld zullen uitlopen op: “de grote maaltijd des Heren”, waarbij het vlees van
de doden meer waarde heeft dan al de pracht en cultuur, die nu de trots is van
de levenden.
De
Antichrist wordt gebonden en de duivel wordt in de afgrond geworpen
De kinderen zagen hoe de Heer en Zijn Engelen de Antichrist
aan handen en voeten bonden om hem in de Hel te werpen.
Ook zagen zij in beelden hoe de duivel levend naar de rand
van de afgrond werd gebracht, hoe een deksel werd opgelicht en hij in de zwarte
diepte van de afgrond werd geworpen; hoe het deksel er weer werd opgelegd en de
Heer die afsloot met een grote sleutel.
De
Komst van de Heer en de laatste bazuin
Wij hebben de beelden beschreven die verband hielden met de
komst van Christus. Er waren echter ook duidelijke beelden met betrekking tot
het lot van de Heiligen. De kinderen van Adullam zagen de Hemel geopend en zij
zagen de Heer neerdalen in heerlijkheid, begeleid door Zijn Engelen. Aan
weerszijden van Hem en achter Hem volgden grote in het wit geklede
legerscharen. Toen de Heer met bazuingeschal kwam, bliezen zij, die in
volmaakte orde voor Hem uitgingen, op prachtige bazuinen. Ieder bleef op zijn
plaats en in zijn rij. Toen de Heer zo naar de aarde terugkeerde ontvingen de
kinderen wonderbare beelden over de opstanding en opname van de Heiligen. De
graven openden zich als door een explosie. Lichamen kwamen uit de graven
tevoorschijn en werden opeens door de Hemelse schare met het heerlijke
opstandingslichaam bekleed.
Een paar maal zagen zij hoe beenderen bij elkaar kwamen,
zoals de kinderen zich in het Chinees uitdrukten: “Eén been kwam van het oosten
en één van het westen.” Deze verspreid liggende beenderen werden met vlees
bekleed, veranderd in een opstandingslichaam en werden opgenomen, de Heer
tegemoet in de lucht. Eén jongen zag een begrafenisstoet, waarbij een gelovige
naar het graf werd gedragen. Op weg naar het graf klonk de bazuin, de Heer
daalde neer, de kist ging open, de doden stond op, veranderde en ging de Heer
tegemoet in de lucht.
Reeds eerder hadden onze kinderen in beelden enkel mensen
van Adullam gezien, die reeds gestorven waren en zich nu in de Hemel bevonden.
Deze mensen waren in het wit gekleed en verheugden zich erover in het Paradijs
de Heiligen uit vroegere tijden aan te treffen. De Schrift leert, dat de
Heiligen vanaf hun dood tot aan hun opstanding een geestelijk lichaam hebben en
dat zij voor de opstanding in het wit gekleed gaan.
Toen ik de kinderen een kruisverhoor afnam en hen vroeg hoe
zij wisten, dat de Heiligen die zij zagen wel of niet waren opgestaan,
antwoordden zij, dat ze dit niet wisten, totdat de Engelen hen vertelden, dat
zij alleen maar de zielen van de Heiligen zagen en dat hun lichamen nog niet
waren opgestaan. Steeds weer opnieuw ondervroeg ik hen over dit onderwerp en
steeds kreeg ik hetzelfde antwoord: de kinderen zagen de Heiligen altijd in het
wit gekleed. Nooit hadden de heiligen vleugels. Alle Engelen echter hadden
vleugels. Het was helemaal niet moeilijk om Heiligen en Engelen van elkaar te
onderscheiden.
Al met al zagen wij, van Adullam, de Heiligen nu in het wit
gekleed in de Hemel, terwijl zij toegang hadden tot het Paradijs en zich
verheugden in de gemeenschap met Jezus en met de Engelen. Zij zagen de komst
van de Heer met “al Zijn heiligen” – al Zijn Engelen – bij het geschal van de
laatste bazuin. Zij zagen de opstanding en de verandering van de lichamen van
de Heilige en hun opstijging in de lucht.
Het
bruiloftsmaal van het Lam
Ook zagen zij het bruiloftsmaal van het Lam. In het
Paradijs waren grote tafels neergezet, temidden van de mooie bomen en de
prachtige bloemen, die een heerlijke geur verspreidden en lofliederen zongen.
Alle verloste dieren en planten waren daar één in harmonie. Zij waren vervuld
met de Geest en zongen lofliederen! Hier, in dit niet te beschrijven Paradijs van
God stonden tafels op open ruimten, gereed voor het grote bruiloftsmaal.
Engelen en Heiligen liepen er rond,
speelden op hun harpen, bliezen op bazuinen en zongen lofliederen. Enkele
kinderen voerden dit voor onze ogen uit. Zij spoedden zich naar hun met juwelen
versierde woningen om hun harpen of bazuinen te halen. Daarna sloten zij zich
aaneen voor de muziek op het grootste van alle feesten, het hoogtepunt van de hoop
van alle tijden.
Grote menigten zongen, dansten en loofden de Koning.
Anderen liepen heen en weer en maakten de tafels gereed, zorgden voor de
zitplaatsen en droegen gouden schalen met spijzen. Er was eten in overvloed.
Bij ieder gerecht zijn bijzondere geur.
Toen alles gereed was, werden de Heiligen van alle tijden
geroepen, en zij verzamelden zich om de tafels om het bruiloftsmaal van de
grote Koningszoon te vieren. De vervulling van al hun verwachtingen, de
verwezenlijking van de grootste vreugde – ook in de Hemel zelf – kwam tot
uiting toen de spelers, de bedelaars, de zondaren, degenen die eens op aarde
verstoten waren van Oost en West kwamen en bij dit feestmaal aan tafel zaten
met Abraham, Isaak en Jakob in het Koninkrijk Gods. Toen allen opstonden en de
verwachting het hoogtepunt had bereikt, kwam de Zoon zelf en ging aan de tafels
zitten, omringd door degenen die gekocht waren door Zijn Bloed, de in het wit
geklede leden van de Bruid, de verlosten uit alle naties, stammen en talen. En
Hij dronk met hen van de vrucht van de wijnstok.
Adullam zag hoe de boeken geopend werden op de oordeelsdag.
Zij zagen de boeken, waarin de werken van de mensen stonden geschreven en zij
zagen de Rechter op de troon, door Wie alle mensen geoordeeld werden naar
hetgeen in de boeken geschreven stond. De rechtvaardigen werden in grote
groepen aan één kant geplaatst, terwijl degenen wier namen niet in het boek des
levens stonden, ook in een grote groep aan de andere kant werden geplaatst. De
ene groep werd uitgekozen om het Koninkrijk Gods en het eeuwig leven binnen te
gaan. De andere groep werd veroordeeld tot het vuur, dat voor de duivel en zijn
engelen bereid is.
Een enkele had het voorrecht beelden te ontvangen van de
nieuwe Hemel en de nieuwe Aarde. De nieuwe Hemel was van zo’n verblindende glans
dat de kinderen daar niet goed in konden kijken.
Het nieuwe Jeruzalem, de vierhoekige stad, vormde het
middelpunt van de nieuwe aarde. Zij zagen de Hemelse stad met haar Paradijs,
zoals het nu is, maar dan neergedaald op de nieuwe aarde. De hele aarde leek op
het Paradijs, zoals het nu is en eeuwig zal blijven in de stad van God, de
bruid van het Lam. Het was de aarde, zoals God die voor Zijn kinderen wilde
hebben, meer dan verbeterd door Hem, die meer dan Overwinnaar is. Het was de
nieuwe Hemel en de nieuwe Aarde, die nieuw geschapen waren en nooit zullen
vergaan, de aarde, waar God bij de mensen zal wonen, waar Hij altijd hun God
zal worden genoemd en zij voor altijd Zijn kinderen. Amen.
Een
Chinees bedelaartje als Profeet
In de Bijbel staat: “Het zal zijn in de laatste dagen… uw
zonen zullen profeteren” (Hand 2:17). Dit zagen wij in vervulling gaan bij een
tien jaar oud Chinees bedelaartje, dat door de Heer gebruikt werd om ons door
rechtstreekse ingeving een boodschap te brengen.
Enige maanden geleden, voordat dit plaatsvond, kwam deze
jongen vuil en met kapotte keren met twee andere vriendjes bij ons en vroeg om
opname. Nadat de kleine gebaad was en wij hem schone kleren hadden
aangetrokken, hadden wij veel plezier van hem, want iedere Bijbelse
geschiedenis, elke les die wij hem leerden, nam hij ter harte. Spoedig leerde
hij bidden en iedere avond kon men hem in zijn bedje ernstig horen bidden. Op
een avond ervoeren wij de tegenwoordigheid van de H. Geest op buitengewone
wijze. Het leek wel alsof de Hemel heel dichtbij was. Het was op deze avond dat
ons kleine bedelaartje deze aarde scheen te verlaten en naar de Hemel scheen te
varen. Aangekomen voor de troon van Jezus viel hij languit op de grond neer als
een teken van deemoedige overgave en aanbidding. In deze toestand bleef hij in
het midden van de kamer liggen, omringd door zijn vriendjes die om hem heen
zaten en oplettend naar de boodschap luisterden, die via hem door de Heer zelf
werd gegeven.
De woorden waren zo ontroerend en aangrijpend, zoals ik ze
nog nooit had gehoord. Terwijl de jongen in grote droefheid snikte en huilde,
werd de boodschap met een heldere en goed hoorbare stem in duidelijk afgeronde
zinnen gegeven. Het gesprokene werd ritmisch gebracht en de woordkeuze was zo
eenvoudig en duidelijk als het maar kan. De intonatie, de woordkeuze, de
intelligentie van iedere zin was zodanig, dat niemand van de aanwezigen er ook
maar enigszins aan twijfelde, dat de heer zelf via deze eenvoudige Samuel sprak
door bovennatuurlijke ingeving. Languit liggend aan de voeten van de Heer Jezus
zei de jongen in vervoering het volgende:
“Heer Jezus, ik ben het niet waard dat ik hier ben en ik
ben het zeker niet waard om gered te zijn. Ik ben maar een arme bedelaar.”
Daarna sprak de Heer met hem. Op dat moment wist de knaap
niet, dat de Heer hem als een spreekbuis gebruikte, toen Hij ons en de andere
kinderen, die om hem heen op de grond zaten, in de eerste persoon aansprak. En
nu volgt het “zo spreekt de Heer”, en wij bidden God, dat het u ook zo
aanspreekt als het ons heeft gedaan. Dit is de boodschap van de Heer:
“Ik ween vanavond. Ik ben diep bedroefd omdat er maar zo weinig
zijn die in Mij geloven. Ik heb de Hemel gemaakt en deze voor iedereen
toebereid, Ik heb plaats bereid voor alle mensen van de hele wereld. Ik heb het
nieuwe Jeruzalem in drie grote steden gebouwd, de ene boven de andere, met
voldoende ruimte voor alle mensen. Maar de mensen geloven Mij niet. Zij die
geloven zijn zo klein in aantal. Ik ben bedroefd, heel, heel erg bedroefd.” (De
jongen sprak deze woorden uit onder hartverscheurend snikken en een stroom van
tranen.)
“Er komt een tijd, dat de mensen niet in Mij willen geloven, dan
moet Ik de boze wereld vernietigen. (Openb 13:3-8) Ik ben van plan de aarde,
met drie grote rampen te bezoeken, maar ze is zo boos, dat Ik er nog een vierde
aan toegevoegd heb. Als u ergens vrienden hebt, zeg hen dan dat ze zich
dadelijk moeten bekeren. Probeer alle mensen zo spoedig mogelijk over te halen
om het Evangelie te gehoorzamen. Maar wanneer de mensen niet luisteren en uw
boodschap niet willen aannemen, dan zal de verantwoordelijkheid niet op u
rusten. Ontvang de doop met de H. Geest. Als u wilt wachten en geloven, dan zal
Ik u dopen.
De duivel verleidt u als hij u wil laten geloven, dat u de doop
toch niet ontvangt. Maar houd vol en wacht erop, dan zal Ik u dopen en u
volmacht geven duivelen uit te drijven en zieken te genezen. Zij, die het zegel
van de H. Geest ontvangen zullen prediken en getuigen, en Ik zal met u zijn, u
helpen, u ten tijde van het gevaar bewaren. Als de gedachte tot u komt “wij
zullen misschien toch niet in de Hemel komen”, weet dan, dat die gedachte van
de duivel is. Ik zal Mijn eigen kinderen niet vernietigen, maar elkeen erdoor
helpen en bewaren. Geen van Mijn kinderen zal verloren gaan, Ik zal overwinnen.
Bid voor mijnheer en mevrouw Baker, en Ik wil hen macht geven boze
geesten uit te drijven en zieken te genezen. De kinderen in huis moeten gehoorzaam
zijn. Maak geen ruzie met elkaar. Lieg niet! Leef in vrede! Als u bidt, doe het
dan met heel uw hart. Laat de liefde niet bekoelen! Zeg ook tegen de andere
gemeenten, dat ze de H. Geest moeten zoeken! Alle gemeenten moeten optrekken!
Over enkele jaren komt de duivel naar de aarde en dan zal er grote benauwdheid
zijn. Vrees niet, Ik zal u bewaren en voor u zorgen. Van alle kanten zullen de
mensen optrekken en op één plaats oorlog voeren. Daarna zal Ik komen en de
aarde straffen. Maar vrees niet, want zij die in Mij geloven zullen weggenomen
worden om op bazuinen en harpen te spelen. Van elke drie mensen zal Ik er twee
doden. Als Ik kom moet alles Mijn stem gehoorzamen.
Huizen zullen instorten. Bergen zullen verplaatst worden. Bomen
zullen vernield worden. Er zal een buitengewone vernietiging komen, waarbij er
geen enkele grasspriet zal overblijven. Zij die goden vereren zullen verloren
gaan, en alle tovenaars en spiritistische media zullen in de Hel worden
geworpen. Slechts zij, die in het Evangelie geloven zullen gered worden.”
|