Uw dankbaarheid ook.
Tweemaal tastbaar.
En onvergetelijk.
7 Jezus valt voor de tweede keer
Dan struikelen de helpers en vallen
die geholpen worden. (Jesaja 31, 3)
Heer, ontferm gij u, richt mij op.
(Psalmen 41, 11)
De Heer Jezus
valt andermaal.
Wat weegt Hem het zwaarst :
de vermoeidheid of het onbegrip en
de onverschilligheid ?
de pijn van het lichaam of het eelt
van de ziel ?
en toch gaat Hij voor hen de
zwaarste weg
tot het einde toe.
Met vallen en opstaan.
Klein worden, tot de
vernedering en de vernietiging toe.
Oordeel, voorbeeld.
Voor allen die op Hem neerkijken
en voor de nog onzichtbaren
in de toekomst.
Heer Jezus,
Gij kent onze zwakheid en onze
trots,
onze bezorgdheid om de schone schijn
te bewaren,
onze angst om niet goed voor de dag
te komen.
Gij laat ons kiezen.
Voor de waan van de wereld
of voor U.
Voor U.
8 Jezus ontmoet de wenende
vrouwen
Laat mij daarom weeklagen en kermen,
barrevoets lopen en naakt, laat mij huilen als de jakhals en kermen als de uil
oehoe. (Micha 1, 8)
Dochters van Jerusalem, ween niet
over Mij, maar ween over uzelf en over uw kinderen. (Lukas 23, 28)
De Heer Jezus
spreekt hen aan als
Dochters van Jerusalem,
kinderen van zijn stad.
Wie zijn zij ?
Is de vrouw van de Honderdman onder
hen ?
De echtgenote van Jaïrus ?
De zieke die de zoom van Zijn mantel
greep
en genezen werd van de kwaal waaraan
zij zo lang al leed ?
En Petrus schoonmoeder die door Hem
werd aangeraakt
en opstond uit haar koorts ?
En het meisje van twaalf jaar dat
Hij uit de dood terugriep ?
Zij tonen hun medelijden en hun
verdriet.
Zij zijn de zachte kern in een harde
verharde massa.
Heer Jezus,
Dochters van Jerusalem,
hebt Gij hen genoemd,
de schreiende vrouwen
die met hun tranen getuigen.
Gij zendt hen vriendelijk terug
naar hun huis en kinderen,
naar hun werk en toekomst,
naar de dag van morgen
die anders zal zijn na deze
bejegening.
9 Jezus valt voor de derde keer
Ik denk : als ze maar niet om mij
lachen, en triomferen als mijn voet struikelt ; haast verlies ik de grond waar ik
sta. (Psalmen 38, 17-18)
Zijn engelen zullen U op de handen nemen,
opdat ge uw voeten niet zult stoten aan een steen. (Lukas 4, 11)
De Heer Jezus,
valt voor de derde keer, en ligt.
Men raakt het gewoon,
het is gewoon niet meer de moeite
van het opdringen waard.
Soldaten, tegenstanders en
hogepriesters
achterin achteraan in de massa
gnuiven van zelfverzekerdheid :
Hij kan niets méér dan wij,
wij hoeven géén vrees te hebben voor
een plotselinge manifestatie
van macht en mirakel,
niet voor Zijn meesterschap over het
lichaam,
niet voor Zijn bevelende stem tot de
stof.
Heer Jezus,
Driemaal begeeft Gij, driemaal staat
Gij weer recht.
Gij wankelt verder tussen het volk
dat gaapt
en niet begrijpt.
Gij hebt in deze stad over gespreide
mantels gelopen,
over palmtakken en lovertwijgen,
Gij werd gedragen op verende
schouders
in een wolk van sympathie.
Nu gevoelt Gij de harde grond,
het harde kruishout
en de mensen, -een hard geslacht.
En tweeduizend jaar later, wij,-
U méér nabij ?
10 Jezus wordt ontkleed
Zij verdelen samen mijn kleren : er
wordt om mijn mantel geloot. (Psalmen 22, 19)
Is niet het lichaam méér dan de
kleding ? (Matheus 6, 25)
De Heer Jezus
wordt van zijn kleren beroofd.
Hij wordt de schamelste van allen,
ontluisterd en te kijk gesteld.
Het lichaam van de volwassen man
ontoonbaar, nog enkel raadbaar,
verdwenen onder sluiers van bloed.
Onheelbaar geschonden.
Zie de Mens,
zoals de mensen Hem gemaakt hebben.
Weerloos overgeleverd aan de wereld.
Het Lam dat voor zijn scheerder stom
blijft.
Heer Jezus
in dat bitterste uur
hebt Gij U willen vereenzelvigen
met alle hulpelozen
die overgeleverd zijn aan de grillen
en begeerten,
aan de hartstocht en de
harteloosheid
van anderen.
In alle komende eeuwen.
Tot in onze tijd.
11 Jezus wordt aan het kruis
genageld
Jezus
aan wie gij u vergrepen hebt
door Hem aan het kruis te slaan. (Handelingen 5, 30)
Met Christus ben ik gekruisigd, en
toch leef ik. (Galatenbrief 2, 20)
De Heer Jezus
wordt geheel gelijk aan het kruis
dat Hij droeg en dat Hem thans zal
dragen :
De rechte stam van het lichaam
(van gemarteld hoofd tot verscheurde
voetzool)
en het dwarshout van de
doorspijkerde armen en handen.
De Man die al goeddoende,-
prekend genezend zegenend
door zijn land liep
wordt voor altijd de Gekruisigde.
Vier nagels rechtop
In de wig van de wonden.
Heer Jezus,
vanop het kruis bemoedigt Gij en
vertroost,
verzoent Gij en verenigt.
Naast U staat de Moeder, naast U
sterft verlost
de moordenaar.
Metterdaad herhaalt Gij uw
zaligsprekingen
voor geringen en zachtmoedigen,
rechtvaardigen en zuiveren,
barmhartigen en vredesgezinden,
treurenden en vervolgden.
Aan hen belooft Gij troost,
opbeuring,
bijstand en bescherming,-
het Land en het Koninkrijk.
12 Jezus sterft aan het kruis
Daar zult gij sterven op de berg die
gij beklimt. (Deuteronomium 32, 50)
Ik zal niet sterven, ik zal leven en
verhalen hoe Jahwe handelt. (Psalmen 118, 17)
De Heer Jezus
sterft aan het kruis,
door ons, voor ons.
De aarde zo bericht ons de Schrift
werd door duisternis overvallen en
beefde,
de tempelvoorhang scheurde
doormidden
en de doden wandelden uit hun graven
te voorschijn.
Johannes schrijft in het boek van
Openbaring
dat het stil werd in de hemel, een
half uur lang.
Alles wat voorlopig was is voorbij.
De waarachtige geschiedenis van de
mensen begint.
Gelijk in de hemel
alzo ook op de aarde.
Heer Jezus,
Gij zijt voor ons gestorven.
Gij zijt voor ons gestorven :
vijf korte woorden zijn het,
die tegelijk vreselijk zijn, én vol
troost.
Wij zijn verlosten, nooit meer
alleen,
nooit meer vergeten of verweesd.
Want Gij leeft, en wij zullen leven.
De dood is niet meer, géén verdriet
duurt,
alle tranen gedroogd.
Wij verdwijnen niet, wij komen
thuis.
Bij de Zoon, bij de Vader.
13 Jezus wordt van het kruis
afgenomen
Toen ze alles hadden voltrokken wat
over Hem geschreven staat, namen ze Hem af van het kruishout. (Handelingen 13, 29)
Hij zal ons armzalig lichaam
herscheppen om het gelijkvormig te maken aan zijn verheerlijkt lichaam. (Filippenzerbrief 3, 21)
De Heer Jezus
in zijn gemarteld gebroken lichaam
wordt Hij van het kruis afgenomen ;
De menigte is weg.
Bij de dood houdt alle vertoning op.
De vrienden zijn gebleven
of schuchter beschaamd uit hun
schuilplaatsen gekomen.
Zij helpen. Hun handen zijn zachter
dan ooit eerder,
en trager.
Zij willen nog niet denken nu.
Hun herinnering zit vol
aanwijzingen en woorden en
voorspellingen
die geen rekening houden met dood en
einde en voorbij.
Geloof is vergezicht
op de nieuwe aarde, op de nieuwe
hemel.
Heer Jezus,
enige ogenblikken hebt Gij weerloos
wegend
gelegen in de macht van
vriendenhanden,
op de schoot gestrekt van de Moeder
die uw eerste liefste gelovige was.
Alles zal herbeginnen.
Niets is uit, niets is vergeefs.
Uw kruisweg werd thuisweg.
Het geledigde kruis blijft Uw troon,
het hout wordt verheerlijkt,
alle lijden heeft een bestemming.
Door U.
14 Jezus wordt begraven
De inwoners van de stad antwoordden
; Het is het graf van de man Gods die uit Judea gekomen was. (2 Koningen 23, 17)
De laatste vijand die onttroond
wordt is de dood. (Brief aan de Romeinen 15, 26)
De Heer Jezus
wordt neergelegd in een nieuw graf
dat voor een ander was
gereedgemaakt.
Voor Hem is alles nu voorlopig,
de windselen en de lijkwade,
de balsem en het aroma van kruiden,
de barmhartige bezorgdheid.
Even voorlopig en zelfs nutteloos
zijn sluitsteen en rotsmuur,
de zekerheid van de zegels
het cohort van de koele wachters.
En de anonieme nacht.
Het zaad in de aarde,
de korrel in de voor,
de zon achter de kim.
Alles is belofte.
Heer Jezus,
Gij ligt in het graf van een vriend
als een dode, gebed en gebalsemd.
Voor drie dagen maar,
hebt Gij gezegd.
Dan wandelt Gij in de tuin
in het heilig licht van de morgen,
weer zichtbaar verheerlijkt
onzichtbaar.
De laatste vijand, de dood,
voor altijd en altijd overwonnen.
Passie wordt Pasen wordt paradijs.
Wij leven U achterna.
15 Jezus is verrezen
Gods glanzend vaandel aan de top,
het Kruis van glorie, gaat voorop,
waaraan het Leven leed en stierf
maar léven door zijn dood verwierf.
De wonde die een wrede speer
liet in het lichaam van de Heer
wast alle zonde door een vloed
van water zuiver, en van bloed.
Wat David zag in het verschiet
en zong in zijn waarachtig lied
hebben de volkeren geleerd :
dat God van op het Kruis regeert.
O welgevormde Boom, gij zijt
gepurperd en vol majesteit,
uw uitverkoren rechte stam
raakte Gods heilig lichaam aan.
Gelukkig ! Aan uw takken hing
de prijs van onze zaliging,
gewicht dat evenwicht herstelt
tegen de wanmacht van de hel.
O Kruis van onze hoop, gij zijt
in deze paarse passietijd
genade voor wie verkoren is,
voor wie misdeed vergiffenis.
O Drie-eenheid, bron van wie leeft,
U prijze al wat adem heeft,
U die de Zegepraler zijt
en onze zegen voor altijd.
Overweging:
De kruisiging. Onze Vader Weesgegroet
Johannes 19:17-30 Zelf zijn kruis
dragend trok Jezus de stad uit naar wat de Schedelplaats heet, in het Hebreeuws
Golgota. Daar sloegen zij Hem aan het kruis, en met Hem nog twee anderen, aan
elke kant een en Jezus in het midden. Pilatus had ook een opschrift laten
maken en op het kruis doen aanbrengen. Het luidde: Jezus, de Nazoreeër, de
koning van de Joden. Vele Joden lazen dit opschrift, want de plaats waar
Jezus gekruisigd werd, lag dicht bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws,
het Latijn en het Grieks. De hogepriesters van de Joden nu zeiden tot
Pilatus: Ge moest er niet op zetten: de koning van de Joden, maar: Hij
heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden. Pilatus antwoordde: Wat ik
geschreven heb, heb ik geschreven. Toen de soldaten Jezus gekruisigd hadden,
namen ze zijn kleren en deelden ze in vieren, voor iedere soldaat een deel.
Ze namen ook de lijfrok, die
echter zonder naad was, aan één stuk geweven van bovenaf. Daarom zeiden ze
tot elkaar: Laten we die niet scheuren, maar er om loten wie hem krijgt.
Aldus moest de Schrift vervuld worden: Zij verdeelden mijn kleren onder elkaar
en dobbelden om mijn gewaad. Terwijl de soldaten hiermee bezig waren, stonden
bij Jezus kruis zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van
Klopas, en Maria Magdalena. Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar de leerling
die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie daar uw zoon. Vervolgens
zei Hij tot de leerling: Zie daar uw moeder. En van dat ogenblik af nam de
leerling haar bij zich in huis. Hierna, wetend dat nu alles was volbracht, zei
Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden: Ik heb dorst. Er stond daar
een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een
hysopstengel en brachten die aan zijn mond. Toen Jezus van de zure wijn
genomen had, zei Hij: Het is volbracht. Daarop boog Hij het hoofd en gaf de
geest.
Lukas 23:32-49 Er werden nog twee
anderen weggevoerd, twee misdadigers, om samen met Hem ter dood te worden
gebracht. Toen zij op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Hem
daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander
links. En Jezus zeide: 'Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze
doen.' Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door erom te dobbelen. Het volk
stond toe te kijken, maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden: 'Anderen
heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden, als Hij de Messias van God is,
de uitverkorene!' De soldaten brachten Hem zure wijn, en ook zij voegden
Hem spottend toe: 'Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf.' Boven
Hem stond als opschrift in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: 'Dit is de
koning der Joden.' Ook een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem:
'Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.' Maar de andere strafte hem af
en zei: 'Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis
ondergaat?
En wij terecht, want wij krijgen
wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.'
Daarop zei hij: 'Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen
zijt.' En Jezus sprak tot hem: 'Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij
met Mij zijn in het paradijs.' Het was nu omtrent het zesde uur; er viel
duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe, doordat de zon
geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen
riep Jezus met luider stem: 'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.' Nadat
Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Op het zien van wat er gebeurd was,
loofde de honderdman God en zei: 'Deze mens was waarlijk een
rechtvaardige.' Al het volk dat voor dat schouwspel samengestroomd was,
keerde terug toen zij aanschouwd hadden wat er gebeurd was, en sloegen zich op
de borst. Al zijn bekenden, ook de vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd
waren, stonden op een afstand toe te zien.
Marcus 15:22-41 Zo brachten ze
Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met Schedelplaats. Daar
boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan, maar Hij weigerde. Nadat ze Hem
gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren en dobbelden om wat ieder krijgen
zou. Het was het derde uur, toen ze Hem kruisigden. Het opschrift met
de reden van zijn veroordeling luidde: De koning der Joden. Samen met Hem
kruisigden ze ook twee rovers, de een rechts, de ander links van Hem. Zo
ging in vervulling dit Schriftwoord: Hij is onder de booswichten gerekend. Voorbijgangers
hoonden Hem, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: Ha, Gij daar, die de
tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, kom van dat kruis af en red
U zelf. In diezelfde geest zeiden de hogepriesters en schriftgeleerden
spottend onder elkaar: Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij niet
redden. Die Messias, die koning van Israël, laat Hem nu van het kruis
afkomen; dan zullen we zien en geloven! Zelfs die samen met Hem gekruisigd
waren, voegden Hem beschimpingen toe. Vanaf het zesde uur viel er een
duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe.
En op het negende uur riep Jezus
met luider stem: Eloi, Eloi, lama sabaktani? Dit is vertaald: Mijn God, mijn
God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Enkele omstanders, die het hoorden,
zeiden: Hoor, Hij roept om Elia. Een van hen ging een spons halen,
drenkte die in zure wijn, stak hem op een rietstok en bood Hem te drinken,
terwijl hij zei: Laat me begaan! We willen eens zien of Elia Hem eraf komt
halen. Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest. Toen scheurde het
voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën. De honderdman die
tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest
had gegeven, riep uit: Waarlijk, deze mens was een Zoon van God. Er
stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken; onder hen bevonden zich Maria
Magdalena, Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses en Salome. Zij
waren Hem in de tijd dat Hij in Galilea verbleef, gevolgd om voor Hem te
zorgen; verder nog vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem gekomen
waren.
Mattheus 27:33-60 Gekomen op een
plaats die Golgota genoemd wordt dat wil zeggen Schedelplaats gaven ze Hem met alsem gemengde wijn te drinken; Hij proefde ervan maar
wilde niet drinken. Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door
er om te dobbelen; en daar neergezeten bleven ze de wacht bij Hem
houden. Boven zijn hoofd bracht men een opschrift aan met de reden van
zijn veroordeling: Dit is Jezus, de koning der Joden. Samen met Hem werden
ook twee rovers gekruisigd, de een rechts, de ander links. Voorbijgangers
hoonden Hem, terwijl ze het hoofd
schudden en zeiden: Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie
dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat
kruis af! In dezelfde geest zeiden de hogepriesters met de
schriftgeleerden en oudsten spottend: Anderen heeft Hij gered, maar
zichzelf kan Hij niet redden. Hij is toch de koning van Israël.
Laat Hem nu van het kruis
afkomen, dan zullen we in Hem geloven. Hij stelt vertrouwen in God; laat Die Hem nu bevrijden, als Hij behagen
in Hem heeft. Hij heeft immers gezegd: Ik ben de Zoon van
God! Zelfs de rovers, die samen met Hem gekruisigd waren, voegden Hem
soortgelijke beschimpingen toe. Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over
het hele land, tot aan het negende uur toe. Omstreeks het negende uur riep
Jezus met luider stem uit: Eli, Eli,
lema sabaktani?" dat wil zeggen: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Enkelen van
de omstanders die het hoorden, zeiden: Hij roept om Elia! Onmiddellijk
daarop ging een van hen een spons halen, stak ze op een rietstok en bood Hem te drinken. Maar de anderen
zeiden: Laat dat! Wij willen eens zien of Elia Hem komt redden. Jezus
slaakte andermaal een luide kreet en gaf de geest.
En zie, het voorhangsel van de
tempel scheurde van boven tot onder in tweeën, de aarde beefde en de rotsen
spleten. De graven gingen open en de lichamen van vele heilige mensen die
ontslapen waren, stonden op. Na zijn verrijzenis kwamen zij uit de graven
en gingen naar de heilige stad waar zij aan velen verschenen. De
honderdman en die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van
de aardbeving en wat verder gebeurde door een grote vrees bevangen en zeiden:
Waarlijk, Hij was een Zoon van God. Er waren ook vele vrouwen bij, die
op een afstand toekeken; zij waren Jezus vanuit Galilea gevolgd om voor Hem te
zorgen. Onder hen bevonden zich Maria Magdalena, Maria de moeder van
Jakobus en Jozef en de moeder der zonen van Zebedeüs. Toen het avond was
geworden kwam een rijk man, een zekere Jozef van Arimatea, die zich ook als
leerling bij Jezus had aangesloten.
|