Wanneer het dier sterft, is zijn levensprincipe dus als het
ware beladen met alles wat het dier in zijn betrekkingen met mensenzielen heeft
meegemaakt, dit wil zeggen: met alle lijden dat het door mensenhanden heeft
ondergaan, en met alle Liefde, tederheid en verzorging die het vanwege
mensenzielen gedurende zijn leven heeft gekregen. Dit betekent concreet dat een
dier bij zijn dood bij God als het ware zonder woorden getuigenis aflegt van de
mensenzielen met wie het tijdens zijn leven in aanraking is gekomen, positief
zowel als negatief. Vooral huisdieren worden daarbij dus als het ware tot
stille voorsprekers voor de zielen die hen liefdevol hebben behandeld, maar ook
tot getuigen tegen zielen die hen hebben mishandeld.

Wij kunnen ons dit
alles zo voorstellen, dat God bij de dood van een dier in diens levensprincipe
'leest': Hij ziet en voelt alles (elke afzonderlijke gewaarwording)
wat dit dier met mensen heeft meegemaakt, met welke mensenziel het dit
heeft beleefd, en hoe elke individuele gewaarwording moet worden geëvalueerd
(als toegevoegde Liefde, respectievelijk als berokkend leed). Dit alles
betekent dus dat de Liefde voor een dier (of dit nu een huisdier of zelfs
'slechts' een tuinvogel is, enzovoort) kan bijdragen tot de Verlossing en
heiliging van een mensenziel, maar ook dat elke mishandeling van een dier in
Gods ogen absoluut een zonde is, omdat een dergelijke handeling uitdrukking
geeft aan een gebrek aan Liefde voor een Werk van God, en dit Zijn Heilsplan op
indirecte wijze negatief beïnvloedt.
Meteen betekent dit ook dat elke schijnbaar banale
gewaarwording die een ziel jegens een dier koestert (positief zowel als
negatief) en elke schijnbaar banale handeling die een ziel jegens een dier
stelt (positief zowel als negatief), ongeacht welke diersoort het betreft, in
Gods Hart wordt opgetekend. Ik moet het nogmaals
herhalen: Niets ontgaat God, elk detail, elke seconde van onze
levensweg heeft voor Hem een betekenis. Deze vaststelling
moge gelden als een oproep aan ons allemaal, om ons leven in al zijn details zo
bewust mogelijk te beleven. Te veel in een mensenleven gaat voor Gods Heilsplan
zowel als voor de eigen heiliging verloren, en te veel duisternis wordt over de
wereld en afzonderlijke zielen afgeroepen door talloze onachtzaam gestelde
gedragingen.
Ooit werd via mij aan de Meesteres van alle zielen gevraagd
of wij onze geliefde dieren ooit, in het Eeuwig Leven, weerzien? De mens stelt
zich soms voor, dat hij zijn huisdier na dit leven op aarde, in de Hemel zal
terugzien zoals het er tijdens zijn leven heeft uitgezien. De Hemelse Koningin
licht toe:

Datgene van het dier wat werkelijk ononderbroken met God en
Zijn Werken in verbinding blijft, is het levensprincipe. Daarom is het dit
levensprincipe dat naar God terugkeert. Dit principe is niet stoffelijk, het
heeft niets met het lichaam van het dier te maken. Een overleden dier bestaat dus absoluut nog in het hiernamaals,
doch niet in de stoffelijke vorm onder dewelke de mensenziel het op aarde kent.
Het levensprincipe van het dier wordt in het hiernamaals met de ogen van
de ziel waargenomen.
Over het bestaan van een afzonderlijk paradijs voor dieren,
heeft Maria mij tot nog toe nooit iets gezegd. Aangezien dieren niet kunnen
zondigen, hebben zij, in tegenstelling tot de mens, na hun dood niets uit te
boeten. Dit uitboeten heeft slechts betrekking op de mensenzielen. Wat de dieren betreft, zei Maria mij echter: "Geen
onschuldig levend wezen gaat verloren". Een overleden dier keert in
het Hart van God terug als levensprincipe. Het levensprincipe
is 'drager' van de Goddelijke Intelligentie, die het groeiproces en de
instroming van levenskracht van God uit, in het wezen regelt, en als het ware
een 'ontwerp van het levensplan' van het betreffende levende wezen bevat. Dat
alles maakt het levensprincipe van het dier tot een echt wonder uit Gods hand.
De Schepper laat dit niet verloren gaan.
Dit geldt voor elk dier, niet slechts voor onze huisdieren.
Vergeten wij niet, dat de waarde van een dier in Gods ogen niet uitsluitend
wordt bepaald door de overweging of het dier voor de mens iets concreets
betekent. Zelfs een klein insect is een bouwwerk van God: Het is opgebouwd uit
een levensprincipe en een stoffelijk lichaam, dat op zich reeds een wonder van
stofwisselingsprocessen vormt. Het levensprincipe is een wonder doordat het
drager is van het leven, en het leven iets is, dat uitsluitend God kan
scheppen. Het stoffelijk lichaam is eveneens een element van Gods Werk: Het
bestaat uit stoffen die door God zijn gemaakt, en deze zijn samengebracht
volgens Gods Intelligentie en Wijsheid, afgestemd op het soort leven dat God
voor dit dier heeft voorzien. Wanneer wij ons dit alles voor ogen houden,
begrijpen wij beter waarom God zelfs het kleinste insect niet laat verloren
gaan.

Voor God geldt het doden van een dier principieel als een
smet voor de mens die het doet. Niettemin geldt eveneens, dat het doden van,
bijvoorbeeld, een hond, kat of paard in Gods ogen een grotere blaam kan zijn
dan het doden van, bijvoorbeeld, een vlieg, omdat een hond, kat of paard
doorgaans tot uitgebreidere en meer diepgaande contacten met mensenzielen komen
of kunnen komen. Hierdoor worden in het levensprincipe van deze dieren
gewoonlijk op een intensere wijze ervaringen met mensenzielen opgetekend dan in
het levensprincipe van een vlieg, zodat deze dieren ook gewoonlijk een
belangrijkere rol spelen voor de spirituele ontwikkeling van mensenzielen.
Elk dier speelt zijn
rol, in de wisselwerkingen binnen de natuur evenals naar mensenzielen toe.
Hierin liggen dus wel verschillen: Een huisdier heeft een concretere inbreng in
de ontwikkeling van de deugdzaamheid van de mensenzielen met wie het in contact
komt, dan een diepzeevis, doch er is geen enkel dier dat ooit helemaal zonder
reden of zonder nut heeft geleefd. Elk dier is een bouwwerk van God, en God
doet geen zinloze Werken.
Maria heeft mij niet
woordelijk gezegd, doch mij wel te verstaan gegeven, dat de mensenziel in het
Paradijs ook de levensprincipes van de overleden dieren kan waarnemen, en hen
zo kan herkennen als waren zij lichamelijk aanwezig. Men zou het zich eigenlijk
zo kunnen voorstellen, dat de mensenziel daar haar hond, haar poes, haar
konijntje, haar kanarievogel enzovoort, zonder meer zal kunnen herkennen, niet
omdat deze daar lichamelijk vóór haar zullen staan, doch omdat de ziel in de
heerlijkheid een volkomen ontsloten waarneming bezit.

De Koningin des Hemels vertrouwde mij ooit toe, dat de ziel
bij haar intrede in de Hemel, alle hemelbewoners herkent, ondanks het feit dat
zij de Heilige A of engel B, enzovoort, nooit op aarde heeft ontmoet. De ziel
neemt een andere ziel in de Hemel heel anders waar dan dit hier op aarde het
geval is. De waarneming in het hiernamaals voltrekt zich niet via zintuigen
doch vanuit de kern van de ziel. Daarom is het voor de ziel in de Hemel niet
nodig dat een wezen een stoffelijk lichaam bezit opdat zij dit wezen zou
herkennen. De ziel kijkt daar als het ware rechtstreeks in de kern van het
andere wezen.
Zo kunnen wij zien dat God niets verloren laat gaan, dat
zelfs het leven van elk dier zinvol is, en dat elk leven in Gods Schoot
terugkeert. Wat van Hem uitgaat, keert bij Hem terug, tenzij het zich uit vrije
wil van Hem losscheurt. Alleen de mensenziel kan dit doen, dieren kunnen dit
niet.
|