24 uur van Jezus Lijden Luisa Piccarreta
7de uur : van 23 uur tot middernacht
op witte donderdag
Ik dank U, O mijn Jezus, dat U mij door gebed tot eenheid
met U hebt geroepen. En om U meer te plezieren, neem ik Uw gedachten, Uw tong, Uw
Hart, en hiermee wil ik bidden, waarbij ik mijzelf versmelt met Uw Wil en met Uw
liefde; en mijn armen uitstrekkend om U te omhelzen, leg ik mijn hoofd op Uw
Hart. Ik overweeg nu de 24 uur van lijden die U vanwege Uw liefde voor ons
wilde lijden tot Uw dood op het Kruis. Geef me alstublieft de hulp, genade,
liefde, diep medelijden en begrip van Uw lijden.

Derde uur van de doodsstrijd in de Tuin van
Gethsemane
Mijn lieve Goedheid,
mijn hart kan het niet langer verdragen. Ik kijk naar U en ik zie dat U
in diepe bedroefdheid blijft. Het bloed gutst in stromen van heel uw lichaam en
met zon overvloed dat U niet in staat bent te blijven staan. U bent in een plas gevallen. O mijn
Lieveling, mijn hart breekt door U zo zwak en uitgeput te zien. Uw aanbiddelijk
Gezicht en uw scheppende handen leunen op de grond en zijn besmeurd met bloed. Het
lijkt dat U wil antwoorden op de rivieren van ongerechtigheden van de
schepselen met rivieren van bloed, zodat deze zonden erin worden opgelost, en
daarmee kunt u aan iedereen de daad van uw vergeving schenken. Maar
alstublieft, O mijn Jezus, sta op; wat U lijdt is te veel. Laat het genoeg zijn voor uw Liefde!
En terwijl mijn beminnelijke Jezus lijkt te sterven in Zijn
eigen Bloed, geeft Liefde Hem een nieuw leven. Ik zie Hem moeizaam bewegen. Hij
staat recht, en doorweekt als Hij is met bloed en modder, lijkt Hij te willen
lopen, maar zonder kracht te hebben, kan Hij zich nauwelijks voortslepen. Mijn Zoet
Leven, laat me U in mijn armen dragen. Gaat U misschien naar uw lieve leerlingen? Maar
wat doet het U verdriet in uw aanbiddelijk Hart om ze terug in slaap te vinden!
En U roept hen met een trillende en zwakke stem: Mijn
zonen, slaap niet! Het uur is nabij. Zie je niet hoe ik Mijzelf heb vernederd? O alsjeblieft, help Mij, verlaat Mij niet in deze laatste
uren!
En bijna wankelend, staat U op het punt te vallen in hun
nabijheid, terwijl Johannes zijn armen uitsteekt om U te ondersteunen. U bent
zo onherkenbaar, dat als het niet was door de tederheid en zoetheid van uw
stem, ze U niet zouden herkend hebben. Dan raad je hen aan te waken en te
bidden, en keert U terug naar de Tuin, maar met een tweede steek in uw Hart. In
deze steek zie ik, mijn Goedheid, alle zonden van de zielen die, ondanks de
gunsten, geschenken, kussen en strelingen in de nachten van beproeving, uw
liefde en uw geschenken vergeten zijn en door hun slaperigheid de geest van
voortdurend gebed en waakzaamheid verloren zijn.
Mijn Jezus, het is toch waar dat nadat men U heeft gezien,
na uw gaven te hebben genoten, wanneer men ervan beroofd is, het grote kracht
vergt om vol te houden. Alleen
een wonder kan deze zielen toelaten om de beproeving te doorstaan.
Daarom troost ik U voor deze zielen, wiens nalatigheden,
wispelturigheid en overtredingen het bitterst zijn voor uw Hart. Ik bid dat als
zij één enkele stap nemen die U enigszins zou mishagen, U hen met zoveel Genade
zult omringen om ze te stoppen, zodat ze de geest van voortdurend gebed niet
verliezen!
Mijn lieve Jezus, als U terugkeert naar de Tuin, lijkt het
dat U niet meer kunt. U heft uw gezicht, gedrenkt in Bloed en aarde, naar de
Hemel, en U herhaalt voor de derde keer: Vader, als het mogelijk is, laat deze
kerk dan van Mij wijken. Heilige
Vader, help Mij! Ik heb troost nodig! Het is waar dat omwille van de zonden die
op Mij wegen, Ik misselijk ben, een
walging voel. Ik ben de minste
onder de mensen, voor uw oneindige Majesteit; uw Gerechtigheid is boos op Mij,
maar kijk naar Mij, O Vader, Ik ben altijd uw Zoon, die een eenheid met U
vormt. O, alstublieft, help medelijden, O Vader! Laat Mij niet zonder troost
achter!

Dan, O mijn lieve Goedheid, lijk ik te horen dat U uw lieve
Mama te hulp roept: Lieve Mama, houd Me in je armen, zoals Je deed toen I keen
kin was! Geef Mij die moedermelk, om Mij te versterken en om de bitterheid van
mijn lijden te verzachten. Geef
Me je Hart, dat al Mijn genoegen vormde. Mijn Mama, Magdalena, lieve
Apostelen, jullie allen die Mij beminnen, help Me, troost Me! Laat Mij niet
alleen in deze laatste momenten; verzamel allen rond Mij zoals een kroon; geef
Mij de troost van jullie gezelschap, van jullie liefde!
Jezus, mijn Lieveling, wie kan U weerstaan als ze U zien in
deze extreme omstandigheden? Welk hart zou ooit zo moeilijk zijn om niet te
breken in het zien dat U zo in Bloed verdronk? Wie zou geen bittere tranen in
stromen storten, wanneer hij uw treurige accenten hoort, op zoek naar hulp en
troost?
Mijn Jezus, wees
getroost, ik zie nu dat de Vader U een Engel zendt als troost en hulp, opdat U
deze staat van lijden mag verlaten en U zin de handen van de Joden kan
overleveren. En terwijl U bij de Engel bent, zal ik in de Hemel en aarde rond
gaan. U zal me toestaan om dit Bloed te nemen dat U hebt vergoten, zodat ik het
aan alle mensen kan geven, als belofte van redding voor iedereen. Het
zal U troost bieden en in ruil daarvoor, hun genegenheid, hartslagen,
gedachten, stappen en werken brengen.
Mijn Hemelse Moeder, ik kom naar U om naar alle zielen te
kunnen gaan, om hun het bloed van Jezus te geven. Lieve Moeder, Jezus wil
troost, en de grootste troost die we Hem kunnen geven, is door Hem zielen te
brengen.
Magdalena, vergezel ons! U allen, Engelen, kom en zie hoe
Jezus is vernederd! Hij wil troost van iedereen, en Hij is zodanig uitgeput dat
Hij niemand weigert.
Mijn Jezus, terwijl U de kelk vol intense bitterheid
drinkt, die de Hemelse Vader U heeft gezonden, hoor ik U zuchten, kreunen, meer
rillen en met een verstikte stem zeggen: Zielen, zielen, kom, verlicht Mij! Neem
een plaats in mijn Mensheid; Ik wil jullie, Ik verlang naar jullie! O
alsjeblieft, wees niet doof voor Mijn stem; laat mijn vurige verlangens, mijn
Bloed, mijn Liefde, mijn pijn niet tevergeefs zijn! Kom, zielen, kom!
Zinneloze Jezus, elk
van uw gekreun en zuchten is een wond in mijn hart, dat me geen vrede geeft! Daarom
maak ik uw Bloed, uw Wil, uw vurige ijver, uw liefde de mijne, en ga ik in de
Hemel en aarde. Ik wil door alle zielen gaan, om hen uw Bloed te geven als een
belofte voor hun redding, en breng ze naar U, om uw rusteloosheid, uw
zinneloosheid, en de bitterheid van uw doodsstrijd te verzachten. En terwijl ik
dit doe, Jezus, vergezel me met uw blik.
Mijn Mama, ik kom naar
U, omdat Jezus zielen wil. Hij wilt troost, Geef mij daarom uw
moederlijke hand, en laat ons samen rondtrekken over de hele wereld, zoekend
naar zielen. Laten we in Zijn Bloed de genegenheden, de verlangens, de
gedachten, de werken, de stappen van alle schepselen insluiten, en laten we de
vlammen van Zijn Hart in hun zielen werpen, zodat zij zich kunnen overgeven, en
dus, ingesloten zijn in Zijn Bloed en getransformeerd in Zijn vlammen. We
zullen ze bij Jezus brengen, om Zijn bitterste pijn te verzachten.
Mijn Engelbewaarder gaat ons voor; ga heen en zorg dat de
zielen dit Bloed ontvangen, zodat geen één druppel achterblijft zonder zijn
overvloedig effect. Mijn Mama, schiet
op, laat ons rondgaan! Ik zie de blik van Jezus die ons volgt; ik hoor Zijn
herhaalde snikken, en Hij wil onze taak versnellen.
En hier zijn we, Mama, bij de eerste stappen reeds bij de
deur van de huizen waar de zieken liggen. Hoeveel ledematen met pijn; hoeveel
die in de wreedheid van de spasmen god lasteren en proberen hun leven te
benemen. Anderen worden door allen in de steek gelaten en hebben niemand die
hen een woord van troost biedt of de nodige hulpmiddelen, en zo zweren en
wanhopen ze nog meer. Ach, Mama, ik hoor de snikken van Jezus, die toekijkt,
beledigingen ontvangt voor de liefde die Hij zendt om de zielen te laten lijden
om ze op Hem te laten lijken. O alstublieft, laat ons hen Zijn Bloed geven,
opdat het hen de noodzakelijke hulpmiddelen kan toedienen en met het licht van
Zijn Bloed ze het goede kunnen begrijpen dat in het lijden ligt en de
gelijkenis met Jezus die ze verkrijgen. En U, mijn Mama, sta hen bij en raak
hun lijdende ledematen aan met uw moederlijke handen als een toegewijde moeder
om hun pijn te verzachten. Neem hen in uw armen, en stort van uw Hart stromen
genade over al hun pijn. Houd
gezelschap bij de verlatenen; troost de getroffenen. Degenen
die de noodzakelijke middelen missen, beschikken over genereuze zielen om hen
te helpen. Doordring degenen die wrede spasmen te lijden krijgen, met rust en
respijt, zodat ze verlicht zijn en met meer geduld hetgeen verdragen wat Jezus
voor hen beschikt.
Laten we verder de ronde doen, en laten we de vertrekken
van de stervenden binnen gaan. Mijn Mama, wat een verschrikking! Hoeveel zielen
die op het punt staan in de Hel te vallen! Hoeveel zielen die na een leven van
zonde, de laatste smart aan dat Hart geven, dat herhaaldelijk doorboord, door
hun laatste zucht te koelen met een daad van wanhoop. Er bevinden zich vele
demonen rond hen, die in hun hart angst aanjagen voor het goddelijk oordeel, en
daarom een laatste strijd voeren om hen naar de Hel te leiden. Ze zouden de
helse vlammen willen ontketenen om deze zielen erin te hullen en hoop in de
kiem te smoren. Anderen zijn verstrikt in de banden van deze wereld en kunnen
niet berusten om de laatste stap te zetten. Alstublieft, O Mama, deze momenten
zijn extreem, ze hebben veel hulp nodig. Ziet U niet hoe ze beven, hoe ze
kronkelen temidden van pijnkrampen, hoe ze vragen om hulp en om medelijden? De aarde is voor hen reeds verdwenen! Heilige Moeder,
leg uw moederlijke hand op hun ijskoud voorhoofd; ontvang hun laatste zuchten. Laten
we het Bloed van Jezus aan elk van de stervenden geven, zodat het Bloed de
demonen op de vlucht jaagt, en hen allen beweegt om de laatste Sacramenten te
ontvangen en ze een goede en heilige dood tegemoet gaan. Laten we hen de
doodsstrijd van Jezus, Zijn kussen, Zijn tranen, Zijn wonden geven als troost.
Laten we de touwen verbreken die hen verstrikken; laten we iedereen het woord
van vergeving horen, en laten we zoveel vertrouwen in hun hart stellen, zodat
ze zich in de armen van Jezus laten vallen. Wanneer Jezus over hen oordeelt zal
Hij ze bedekken met Zijn Bloed, en in Zijn armen vinden, en zo zal Hij Zijn
vergeving schenken aan allen.
Laten we verder de ronde doen, O Mama. Laat uw moederlijke
blik met liefde op de aarde vallen en wees ontroerd tot medelijden met de vele
arme schepselen die dit Bloed nodig hebben. Mijn Mama, ik voel me gedwongen om
mij te haasten door de zoekende blik van Jezus, omdat Hij zielen wil. Ik hoor
Zijn gekreun in het diepst van mijn hart en het zegt me: Mijn kind, help Me,
geef Me zielen!
Maar kijk, O Mama, hoe de aarde vervuld is van zielen die
op het punt staan in zonde te vervallen, en Jezus barst in tranen uit door het
zien dat Zijn Bloed nieuwe heiligschennissen lijdt. Er zou een wonder moeten gebeuren
om hun val te voorkomen; laten we daarom hen het Bloed van Jezus geven, zodat
ze de kracht en de genade vinden in het Bloed om niet in zonde te vallen.
Nog een stap, O Mama, en hier zijn de zielen die reeds in
schuld zijn gevallen, en die een hand willen om weer op te staan. Jezus houdt
van hen, maar Hij kijkt hen met afschuw aan, omdat ze bedekt zijn met modder en
Zijn pijn wordt intenser. Laten we hen het Bloed van Jezus geven, zodat ze de
hand kunnen vinden die hen weer doet opstaan. Zie O Mama, dit zijn de zielen
die dit Bloed nodig hebben, zielen die dood zijn voor genade. O, hoe
betreurenswaardig is hun staat! De Hemel kijkt hen aan en huilt van verdriet;
de aarde kijkt naar hen met afkeer; alle elementen zijn tegen hen en zouden hen
willen vernietigen, omdat ze vijanden zijn van de Schepper. Alstublieft, O
Mama, het Bloed van Jezus bevat leven, laten wij het dus aan hen geven, zodat
deze zielen bij de aanraking van het Bloed weer kunnen opstaan en mooier
kunnen oprijzen, zodat de hele Hemel en de hele aarde glimlachen.
Laten we verder gaan, O Mama. Zie, er zijn zielen die het
teken dragen van verderf; zielen die zondigen en wegrennen van Jezus; ze
beledigen Hem en wanhopen aan Zijn vergeving. Dit zijn de nieuwe Judassen,
verspreid onder de hele aarde, die dat verbitterd Hart van Jezus doorboren.
Laten we hen het Bloed van Jezus geven, opdat het Bloed hun teken van
verdoemenis mag wissen en het teken van heil mag aanbrengen. Moge het in hun
hart zon vertrouwen en liefde na de zonde brengen, dat ze naar de voeten van
Jezus lopen en zich aan deze goddelijke voeten vasthouden, om nooit meer te
verlaten.

Kijk, O Mama, er zijn zielen die zich naar de verdoemenis begeven,
en er niemand om hen te stoppen. O alstublieft, laten we dit Bloed voor hun
voeten plaatsen zodat bij de aanraking van het Bloed, bij het licht en de smekende
stemmen die hen willen redden, ze zich kunnen terugtrekken en zich op het pad
van de zaligheid kunnen begeven!
Laten we verdergaan, O Mama. Kijk, er zijn goede zielen,
onschuldige zielen, in wie Jezus Zijn genoegen en Zijn rust vindt in de schepping.
Maar er bevinden zich schepselen rond hen met veel valstrikken en beledigingen,
om hun onschuld af te pakken, en het genoegen en rust van Jezus te veranderen
in geween en bitterheid, alsof ze geen ander doel hebben dan voortdurend leed
te veroorzaken aan het Goddelijk Hart. Laten we daarom hun onschuld verzegelen
en omringen met het Bloed van Jezus, als een verdedigingsmuur, zodat de zonde
in hen niet kan binnendringen. Het Bloed doet allen die hen wilden besmetten
vluchten, en zo worden ze vlekkeloos en zuiver bewaard, zodat Jezus door hen Zijn
rust en al Zijn genoegen in de schepping kan vinden en uit liefde voor hen kan
Hij worden ontroerd tot medelijden met vele arme schepselen. Mijn Mama, laten
we deze zielen in het Bloed van Jezus brengen; laten we hen helemaal binden met
de Heilige Wil van God. Laten we hen in Zijn armen plaatsen en hen binden aan
Zijn Hart met de zoete ketenen van Zijn liefde, om de bitterheid van Zijn
doodsstrijd te verzachten.
Maar luister, O Mama, dit Bloed schreeuwt het uit en wil
nog meer zielen. Laten we ons samen haasten en naar de gebieden van de ketters
en van de ongelovigen gaan. Hoeveel verdriet voelt Jezus in deze gebieden. Hij,
die het leven van allen is, krijgt zelfs geen klein liefdesgebaar terug; Hij is
niet gekend door Zijn eigen schepselen. Alstublieft, O Mama, laten we hen dit
Bloed geven opdat het de duisternis van onwetendheid en van ketterij mag
verjagen. Laat ze begrijpen dat ze een ziel hebben en open de Hemelen voor hen.
Laten we ze dan allemaal in het Bloed van Jezus brengen. Laten we hen naar Hem
leiden, zoals veel weeskinderen en verbannen kinderen, die hun Vader vinden, en
zo zal Jezus zich getroost voelen in Zijn bitterste doodsstrijd.
Maar Jezus lijkt nog niet tevreden te zijn, omdat Hij nog
meer zielen wil. Hij voelt dat de stervende zielen van deze gebieden uit Zijn
armen worden gerukt en dat ze in de Hel vallen. Deze zielen gaan nu hun laatste
zucht uitblazen en vallen in de afgrond. Niemand is bij hen om hen te redden.
De tijd is kort, de momenten zijn tot het uiterste gedreven. Ze zullen zeker
verloren gaan! Nee, Mama, dit Bloed zal niet nutteloos vergoten zijn voor hen; laten
we daarom vlug naar hen toegaan; laat ons het Bloed van Jezus over hun hoofd
gieten, zodat het hen kan dienen als doopsel en hen doordringen van geloof,
hoop en liefde. Ga bij hen, O Mama; geef hen wat ze missen. Meer nog, laat U
zien. Op uw gezicht schijnt de schoonheid van Jezus; uw manieren zijn allemaal
vergelijkbaar met de Zijne; en daarom zullen zij, door U te zien, zeker in
staat zijn om Jezus te leren kennen. Druk ze vervolgens aan uw moederhart,
doordring ze van Jezus leven, dat U bezit; vertel ze, als hun Moeder dat U wil
dat ze eeuwig gelukkig zijn met U in de Hemel, en als ze hun laatste zucht
uitblazen, ontvang hen in uw armen, en laat ze overgaan in die van Jezus. En
als Jezus, volgens de rechten van Gerechtigheid, laat zien dat Hij ze niet wil
ontvangen, herinner Hem dan aan de liefde waarmee Hij hen aan U heeft
toevertrouwd aan de voet van het Kruis. Neem uw rechten als Moeder op, zodat
Hij uw liefde en gebeden niet kan weerstaan, en terwijl Hij uw Hart tevreden
maakt, zal Hij ook Zijn vurige verlangens tevreden stellen.
En nu, O Mama, laten we dit Bloed nemen en het aan allen
geven: aan de ellendigen, dat ze mogen troost ontvangen; aan de armen, dat ze zich
kunnen neerleggen bij hun armoede; aan hen die bekoord worden opdat zij de
overwinning behalen; aan de ongelovigen, opdat de deugd van Geloof in hen
triomfeert; aan de godslasteraars, opdat zij de lasteringen tot zegeningen
mogen maken; voor de priesters, opdat zij hun missie mogen begrijpen en waardige
dienaren van Jezus worden. Raak met dit Bloed, hun lippen aan, opdat zij geen
woorden zeggen die niet tot eer van God strekken; raak hun voeten aan, zodat ze
kunnen vliegen om op zoek te gaan naar zielen om naar Jezus te leiden.
Laten we dit Bloed aan de leiders van de volkeren geven,
zodat ze kunnen verenigd kunnen worden onder hen, en zachtheid en liefde voelen
voor hun onderdanen.
Laten we nu in het Vagevuur vliegen, en laat ons het Bloed
ook aan de arme zielen geven, omdat ze zoveel schreeuwen om dit Bloed en het opeisen
voor hun bevrijding. Hoort U hun gekreun, hun verlangens naar liefde, de
martelingen niet, en hoe ze zich voortdurend aangetrokken voelen tot het
Hoogste Goed? Kijk hoe Jezus ze zelf sneller wil zuiveren om ze bij Zich te
hebben. Hij trekt hen aan met Zijn liefde, en zij geven Hem voortdurende opwellingen
van liefde. Maar als ze zich in Zijn aanwezigheid bevinden, zijn ze niet in
staat om de zuiverheid van Zijn goddelijk blik te verdragen, en worden ze
gedwongen om zich terug te trekken en opnieuw in de vlammen te duiken!
Mijn Mama, laten we neerdalen in deze diepe gevangenis en
het Bloed over hen uitstorten, laten we hen licht brengen; laat ons hun
verlangens naar liefde kalmeren; laat ons het vuur dempen dat hen verbrandt;
laat ons hun vlekken zuiveren; en hen zo bevrijden van elke pijn. Zo zullen ze
in de armen vliegen van het Hoogste Goed! Laten we dit Bloed geven aan de meest
verlaten zielen, opdat zij in het Bloed goedkeuring vinden dat de schepselen
hen ontzeggen. Laten we aan allen, O Mama, dit Bloed geven; laten we geen van
allen het Bloed ontzeggen, zodat ze allen verlichting en bevrijding kunnen
vinden. Wees Koningin in deze gebieden van geween en geweeklaag; strek uw
moederlijke handen uit en haal ze één voor één uit deze ondraaglijke vlammen en
laat ze allemaal naar de Hemel vliegen. En laten ook wij nu naar de Hemel
vliegen; laten we aan de poorten van de eeuwigheid staan en sta mij toe, O
Mama, om dit Bloed ook aan U te geven, voor uw meerdere glorie. Moge dit Bloed
U overstromen met nieuw licht en met nieuwe tevredenheid. En laat dit licht
neerdalen voor het heil van alle schepselen, om aan iedereen genade en redding
te geven.
Mijn Mama, geef dit
Bloed ook aan mij; U weet hoezeer ik het nodig heb. Herstel
me volledig met uw moederlijke handen door dit Bloed; en terwijl U me herstelt,
mijn vlekken zuivert, mijn wonden geneest, mijn armoede verrijkt; laat dit
Bloed in mijn aderen stromen en geef me opnieuw het hele leven van Jezus. Moge
het neerdalen in mijn hart en het veranderen in Zijn Hart. Moge het mij zo
verfraaien dat Jezus heel Zijn tevredenheid in mij vindt. Laten we eindelijk de
hemelse gebieden betreden, O Mama, en dit Bloed aan al de Heiligen en al de Engelen
geven, zodat ze meerdere glorie kunnen ontvangen, in dankbaarheid naar Jezus
kunnen gaan, en voor ons bidden, zodat we hen kunnen bereiken krachtens dit
Bloed. En nadat we dit Bloed aan iedereen hebben gegeven, laten we opnieuw naar
Jezus gaan. Engelen, Heiligen, kom
met ons mee. Ach, Hij zucht voor zielen. Hij wil ze allemaal Zijn
Mensheid laten binnengaan, om aan allen de vruchten van Zijn Bloed te geven.
Laten we hen allen rond Hem komen, en Hij zal Zich hersteld voelen, en
terugbetaald voor de bitterste pijn die Hij heeft geleden. En nu, Heilige Mama,
laten we alle elementen roepen om Hem gezelschap te houden, opdat ook zij Jezus
kunnen eren.

O licht van de zon, om de duisternis van deze nacht te
verdrijven, om Jezus te troosten. O sterren, met uw flikkerende stralen, kom
naar beneden en bied Jezus troost. Bloemen van de aarde, kom met jullie geuren;
vogels, kom met jullie gezang; kom alle elementen van de aarde om Jezus te
troosten. Kom, O zee, om Jezus te verfrissen en te wassen. Hij is onze
Schepper, ons leven, ons Al. Kom jullie allen om Hem te troosten, om Hem te
eren als onze Soevereine Heer. Maar ach, Jezus zoekt geen licht, sterren,
bloemen of vogels. Hij wil zielen, zielen!
Hier zijn ze, O mijn
lieve Goedheid, allen tezamen met mij. Uw lieve Mama is dicht bij U
alstublieft rust in Haar armen. Ook Zij zal troost ontvangen
door U aan Haar schoot te drukken, omdat Ze voor een groot deel gedeeld heeft
in uw smartelijke doodsstrijd. Magdalena is hier ook; Maria is hier, en al de
liefhebben de zielen van alle eeuwen. Alstublieft, O Jezus, accepteer ze en zeg
een woord van vergeving en liefde aan allen. Bind ze allemaal aan uw liefde,
zodat niet nog een ziel aan U zal ontsnappen!
Maar ach, het lijkt dat U zegt: O kind, hoeveel zielen
ontsnappen Mij met geweld en vallen in de eeuwige ondergang! Hoe kan mijn smart
ooit worden verzacht, als ik zoveel van één enkele ziel houdt, als van alle
zielen samen?
Gekwelde Jezus, het lijkt dat uw leven uitdooft. Ik hoor al
de doodsreutel, uw mooie ogen zijn overschaduwd door de nabijheid van de dood,
al uw ledematen zijn bewegingsloos; en het lijkt alsof U niet langer ademt. Ik
voel mijn hart barsten van de pijn. Ik omhels U en ik voel dat U ijskoud bent.
Ik schud U en U geeft geen teken van leven! Jezus, bent U dood? De verdrukte
Moeder en de Engelen van de Hemel komen wenen over Jezus en staan niet toe dat
ik zonder Hem blijf leven. Ach, dat kan ik niet! Ik druk Hem dichter tegen
mezelf aan en ik hoor Hem nog een keer ademhalen en dan, nogmaals, geeft Hij
geen teken van leven! Ik roep Hem: Jezus, Jezus, mijn Leven, ga niet dood!
Maar ik hoor reeds het rumoer van uw vijanden, die komen om
U mee te nemen. Wie zal U verdedigen in uw staat? Maar U komt bij, als U
opnieuw verrijst van de dood naar het leven en kijkend naar mij, zegt U: O
ziel, ben je hier? Ben je dan toeschouwer geweest van mijn pijn en van de
zovele keren dat Ik de dood heb geleden? Weet dat Ik in deze drie uren van de
bitterste doodsstrijd in de Tuin, Ik al de levens van de schepselen in Mij heb
gesloten, en Ik heb al hun pijnen en hun dood geleden en Mijn leven gegeven aan
elk van hen. Mijn doodsstrijd zal hen ondersteunen; mijn bitterheid en mijn
dood zullen voor hen in een bron van zoetheid en leven veranderen. Hoeveel zielen heeft het Mij gekost! Was Ik op Zijn
minst maar terugbetaald geweest! Je hebt gezien dat terwijl Ik
stervende was, Ik zou terugkeren om opnieuw te ademen: dat waren alle keren een
dood van een schepsel dat Ik in Mij voelde!
Mijn naar adem snakkende Jezus, omdat U ook mijn leven in U wilde insluiten, en daarom
ook mijn dood, bid ik U, voor uw bitterste doodsstrijd ook mij te helpen op het
moment van mijn dood. Ik heb U mijn hart gegeven als toevlucht en rust, mijn
armen om U te ondersteunen en mijn hele wezen ter uwer beschikking; en O, hoe
graag zou ik mij in de handen van uw vijanden geven, om te sterven in uw
plaats! Kom, O leven van mijn hart, geef mij op dat moment alles wat ik U heb gegeven
terug: uw gezelschap, uw Hart als bed en rust, uw armen als steun, uw vermoeide
adem om mijn arbeid te verlichten; op zon manier dat ik tijdens het ademen
adem door uw adem die zoals zuiverende lucht, mij zal zuiveren van elke smet en
mij zal helpen om de eeuwige gelukzaligheid binnen te komen.
Meer zelfs, mijn lieve Jezus, dan zal U uw Allerheiligste
Mensheid aan mijn ziel geven, zodat door naar mij te kijken U mij ziet door
Uzelf; en door naar U te kijken, U niets vindt om mij te veroordelen. Dan zult U mij in uw Bloed baden; U zal mij kleden met
het onbevlekt gewaad van uw Allerheiligste Wil. U zult mij versieren met uw
Liefde, en zult me de laatste kus geven terwijl U me van de aarde naar de Hemel
laat vertrekken. En wat ik voor mijzelf wil, doe het voor al degenen die in
doodsstrijd verkeren. Sluit ze allen in uw omhelzing van liefde en geef hen de
kus van hun vereniging van U. Red hen allen en sta niemand toe verloren te
gaan!
Mijn gekwelde Goedheid, ik bied U dit heilig Uur aan in herinnering
aan uw Lijden en Dood, om de rechtvaardige toorn van God te ontwapenen voor de
zovele zonden, voor de triomf van de Heilige Kerk, voor de bekering van alle
zondaars, voor vrede onder de mensen, in het bijzonder van ons land, voor onze
heiliging, en voor het verzachten van het lijden van de arme zielen.
Maar ik zie dat uw vijanden nabij zijn en dat U mij wilt
verlaten om naar hen toe te gaan. Jezus, sta mij toe u alle heilige kussen van
uw Allerheiligste Moeder aan te bieden; laat me die lippen kussen, die Judas op
het punt staat te kussen met zijn helse kus. Laat me uw gezicht drogen,
bevochtigen met Bloed, waarop slagen zal worden en op gespuwd zal worden. Ik
klamp me dicht aan uw Hart vast, Ik verlaat U niet. Ik zal U volgen. En U, zegen mij en help mij. Amen.
Overweging
In dit derde uur van Gethsemane, vroeg Jezus om hulp van de
Hemel. Zijn pijnen waren zo enorm dat Hij ook vroeg om troost van Zijn
leerlingen. En wij vragen altijd om hulp van de Hemel in pijnlijke
omstandigheden? En als we ons tot de schepselen richten, doen we dit tot
degenen die ons kunnen troosten op een heilige manier? Leggen wij ons er dan
bij neer als we niet de troost ontvangen waar we op hopen, en gebruiken we de
onverschilligheid van de schepselen dan om ons in de armen van Jezus te
verlaten? Jezus werd getroost
door een Engel. En wij kunnen we zeggen dat we engelen van
Jezus zijn door bij He te blijven en Hem te troosten en te delen in Zijn
bitterheid? Maar om als een ware engel voor Jezus te zijn, is het noodzakelijk
om het lijden te nemen zoals het door Hem werd gezonden, en daarom als
goddelijk lijden te beschouwen. Alleen dan durven we een God, die zo verbitterd
is te troosten. Als we ons anders onze pijn op een menselijke manier
beschouwen, kunnen we ze niet gebruiken om deze Godmens te troosten, en dan
kunnen we niet Zijn engelen zijn.

In de pijn die Jezus ons zendt,
lijkt het dat Hij ons de kelk stuurt waarin we de vruchten van die pijn moeten
plaatsen. Deze pijn, geleden in liefde en berusting, zal een zeer zoete nectar
zijn voor Jezus. In elke pijn zullen we zeggen: Jezus roept ons bij Hem om
Zijn engel te zijn. Hij wil ons comfort, dus laat Hij ons delen in Zijn pijnen.
Mijn liefste, Jezus, in mijn
pijn zoek ik naar uw Hart om te rusten, en in uw pijnen wil ik U onderdak geven
met mijn pijn, zodat we ze kunnen ruilen, en ik kan je troostende engel zijn.
Dankzegging
Mijn lieve Jezus, U hebt me in dit uur van Uw Lijden
geroepen om U gezelschap te houden. Ik heb U horen bidden, eerherstel bieden en
lijden, in angst en verdriet, smekend om het heil van de zielen in de meest
ontroerende stem. Ik heb geprobeerd U in alles te volgen. Ik bied U Mijn
dankzegging en zegening aan. Ik zeg U dank duizenden en duizenden keren, en ik
zegen U voor alles wat U gedaan en geleden hebt voor mij en voor allen. Ik dank
U en zegen U voor elke druppel Bloed die U vergoten hebt, voor elke adem, voor
elke hartslag, voor elke stap, woord, blik, bitterheid en belediging die U hebt
doorstaan. In alles, O mijn Jezus, wil ik U bezegelen met een dank U en Ik
zegen U. Laat mij alstublieft, O Jezus, mijn hele wezen U een voortdurende
stroom van dankzeggingen en zegeningen aanbieden om op mij en op allen Uw
zegeningen en dankzeggingen te doen neerkomen. Alstublieft, O Jezus, druk mij
aan Uw Hart, en bezegel met Uw allerheiligste handen elk deeltje van mijn wezen
met Uw Ik zegen je zodat ik niets anders dan een doorlopende hymne voor U uit.
Amen.
|