10 Vereniging
met God
De
ruit en de zonnestraal Johannes van het Kruis : Om
nu te begrijpen wat de vereniging met Gos is moet je het volgende weten. God
woont in iedere ziel, Hij ondersteunt haar en blijft bij haar door zijn
zelfstandigheid, zelfs al is het de ziel van de grootste zondaar ter wereld.
Deze wijze van vereniging van God met alle schepselen bestaat altijd. Daardoor
houdt God hen levend, omdat wanneer deze vereniging niet meer zou bestaan, zij
zou ophouden te bestaan. Dit is de wezenlijke of substantiële vereniging.
Als wij spreken over de vereniging van de ziel met God
bedoelen wij niet deze substantiële vereniging die er altijd is, maar de vereniging
van de ziel met God en haar omvorming in Hem. Deze bestaat niet altijd. Het is
enkel wanneer er gelijkenis door liefde komt. Dit is de vereniging door
gelijkenis. Dit is de bovennatuurlijke. Deze vindt plaats wanneer de twee
willen, de wil van de ziel en de wil van God, overeenstemmen, zodat in de ene wil
niets is wat in strijd is met de andere. Wanneer de ziel zich helemaal ontdoet
van wat niet overeenkomt met de wil van God, dan zal zij door de liefde in God
worden omgevormd.
Daarmee wordt niet alleen een daad, maar ook een houding
bedoeld. De ziel moet dus niet alleen vrij zijn van daden van onvolmaaktheid,
maar zij moet ook de houding van onvolmaaktheid tenietdoen. Geen enkel schepsel
en geen enkele activiteit van het schepsel komt overeen met wat God is. Daarom
moet de ziel zich ontdoen van ieder schepsel en van zijn activiteiten en
vaardigheden, nl. van het begrijpen, smaken en voelen. Dit moet zij doen om
alles wat ongelijk is aan God of niet in overeenstemming met Hem te verdrijven,
en zover te komen dat zij gelijkenis krijgt met God. Zij laat dan niets in zich
toe wat niet volgens de wil van God is, en zo wordt zij in God omgevormd.
God woont altijd in de ziel doordat Hij naar het
natuurlijke zijn schenkt en dit in haar in stand houdt door zijn aanwezigheid.
Maar Hij deelt haar daarom nog niet steeds het bovennatuurlijke zijn mee. Dit
wordt slechts meegedeeld door liefde en genade, waarin niet alle zielen verblijven.
En zij die in liefde en genade verblijven, doen dit niet in dezelfde mate.
Sommigen bevinden zich in een hogere graad van liefde, anderen in een lagere
graad. Daarom deelt God zich meer mee aan de ziel die meer vorderingen gemaakt
heeft in de liefde. Dit bestaat hierin dat men zijn wil meer in overeenstemming
heeft gebracht met die van God. En degene die zijn wil helemaal in
overeenstemming heeft gebracht met die van God en hem aan die wil heeft gelijk
gemaakt, die bevindt zich in een bovennatuurlijke toestand van volledige
vereniging en omvorming in God.
De ziel wordt minder geschikt voor zon vereniging als zij
meer omhangen is met de schepselen en wereldse neigingen heeft. Zon ziel geeft
God niet de ruimte om haar in het bovennatuurlijke om te vormen. De ziel hoeft
zich alleen maar ontdoen van die natuurlijke tegenstrijdigheden en
ongelijkheden, opdat God, die zich volgens zijn natuur op natuurlijke wijze aan
haar meedeelt, zich ook bovennatuurlijk aan haar meedeelt door genade.
Dit wilde de H. Johannes zeggen toen hij zei: Zij zijn niet
uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God
geboren. (Joh. 1:13) Jezus gaf de kracht kinderen van God te worden, dit
is omgevormd worden in God, slechts aan hen die niet geboren zijn uit bloed,
dit is uit natuurlijk temperament en constitutie, noch uit de wil van het vlees,
dit is uit de wil van natuurlijke geschiktheid en bekwaamheid, noch uit de wil
van een man, dit is oordelen en begrijpen met het verstand. Jezus gaf aan geen
van hen de macht kinderen van God te worden. Deze macht gaf Hij slechts aan hen
die uit God geboren zijn. Dit zijn degenen die wedergeboren zijn door de
genade. Zij stierven eerst aan alles wat de oude mens is en werden boven
zichzelf verheven tot het bovennatuurlijke, doordat zij van God die
wedergeboorte en dat kindschap ontvangen.
De H. Johannes zegt op een andere plaats: Jezus antwoordde:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U; als iemand niet geboren wordt uit water en
geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan. Wie dus niet wedergeboren wordt
in de H. Geest zal het Rijk van God, dat de toestand van volmaaktheid is, niet
kunnen zien. En wedergeboren worden in de H. Geest in dit leven betekent een
ziel bezitten die in zuiverheid in hoge mate gelijk is aan God, zonder enige
bijmenging van onvolmaaktheid. Zo kan een zuivere omvorming plaats hebben door
deelneming aan de vereniging.
Tot beter begrip zullen wij hier een vergelijking maken van
een zonnestraal die in een ruit valt. Als de ruit beslagen is of hier en daar
vlekken vertoont, dan zal de zonnestraal ze niet kunnen doen schitteren en
helemaal in zijn licht omvormen. Dit zou zij wel kunnen als de ruit zuiver was
van al die vlekken en helder. De zonnestraal zal de ruit minder doen schitteren
als deze meer vlekken en smet bevat. Dit ligt niet aan de zonnestraal, maar aan
het glas zelf. Als het glas helemaal helder en zuiver was, zou de straal het zo
omvormen en doen schitteren, dat die ruit de indruk zou maken de straal zelf te
zijn en hetzelfde licht te geven als de straal. Toch behoudt de ruit haar eigen
natuur, wel onderscheiden van de lichtstraal, al lijkt de ruit ook op die
straal. Wij kunnen echter zeggen dat die ruit een straal van licht is door
deelneming. Zo is de ziel als die ruit. Het goddelijk licht van Gods wezen
dringt door zijn natuur voortdurend in haar door, of beter gezegd, het woont in
haar.
Als de ziel aan God de gelegenheid geeft, zal God haar
onmiddellijk doen schitteren en omvormen in God. Dit doet de ziel als ze zich
ontdoet van elke vlek of smet van het schepsel, dit wil zeggen als zij haar wil
volmaakt verenigd houdt met die van God. Als ze God bemint zal ze zich van
alles ontdoen wat niet van God is. God deelt haar zijn bovennatuurlijk wezen zo
mee, dat zij zelf God schijnt en bezit wat God zelf bezit. Als God deze
bovennatuurlijke gunst aan de ziel verleent, ontstaat er zon vereniging, dat
alles van God en de ziel één is in een omvorming door deelneming. De ziel wekt
de indruk eerder God te zijn dan ziel, en zij is ook God door deelneming. Toch
blijft haar wezen volgens zijn natuur even ver van God verwijderd als vroeger,
ook al is zij nu omgevormd, zoals ook het glas onderscheiden blijft van de
straal waardoor het verlicht wordt.
De vereniging bestaat niet in het begrijpen van de ziel,
het genieten, gevoelen of voorstellen van God, maar in zuiverheid en liefde.
Er is geen volledige omvorming mogelijk als er geen volmaakte zuiverheid is. In
verhouding met de zuiverheid zal ook de verlichting, de verheerlijking en de
vereniging van de ziel met God meer of minder zijn, als de vereniging niet
volmaakt is en als de ziel niet in alles volmaakt, helder en onbevlekt is.
Dit zal verder duidelijk worden door de volgende
vergelijking. Nemen we aan dat een schilderij helemaal volmaakt is. Het heeft
vele uitstekende kwaliteiten, het is geschilderd met uitgezochte en verfijnde
kleuren. Sommige daarvan zijn zo voortreffelijk en zo verfijnd, dat men ze niet
goed kan bepalen, zo verfijnd en subtiel zijn ze. Als iemand die niet zon
heldere en verfijnde kijk heeft dit beeld beziet, dan zal hij minder goed de
kwaliteiten en de verfijndheid van dat schilderij ontdekken. Wie een meer
heldere kijk heeft, zal er meer kwaliteiten en volmaaktheid in zien. Iemand met
een nog zuiverder kijk zal er nog meer volmaaktheid in zien. En ten slotte zal
hij die een nog helderder en zuiverder vermogen bezit er nog meer kwaliteiten
en volmaaktheid in zien. In het schilderij is zoveel te zien dat hoeveel men er
ook in ziet, er toch altijd nog meer in te zien is.
In eenzelfde verhouding, staan de zielen in deze
verlichting of omvorming tegenover God. Een ziel kan volgens haar geringe of
grote ontvankelijkheid tot vereniging komen, maar dit gebeurt niet voor allen
in dezelfde mate, want dit gebeurt zoals de Heer het ieder wil geven. Het
gebeurt op dezelfde wijze als men Hem in de hemel ziet. Sommigen zien meer,
anderen zien minder, maar allen zien God en allen zijn tevreden, omdat hun
ontvankelijkheid voldaan is.
Daardoor komt het dat men ook in dit leven sommige zielen
vindt met gelijke vrede en rust in de toestand van volmaaktheid, en ieder is
voldaan. Maar met dat alles zal de ene veel trappen hoger verheven kunnen zijn
dan de andere en toch kunnen beiden even voldaan zijn, omdat hun
ontvankelijkheid voldaan is. Maar de ziel die niet tot die zuiverheid komt
welke in overeenstemming is met haar ontvankelijkheid, komt nooit tot de ware vrede
en voldoening. Zij is niet gekomen tot het bezit van die leegte in haar
vermogens, welke vereist worden voor de enkelvoudige vereniging. (De monastieke
tuin: 52 teksten voor u gelezen Laura van Abt Poimen)
Om de voortdurende vereniging van de ziel met God te
behouden, zijn drie zaken nodig: eenzaamheid, stilte en de aanwezigheid van God
ervaren. Het waren deze drie dingen die de engel van God bedoelde toen hij zich
tot de H. Arsenius wendde. Hij zei: Vlucht, wees stil en rust. Met andere
woorden: zoek de eenzaamheid op, praktiseer de stilte, en rust in God door de
gedachte van Zijn aanwezigheid vast te houden. Zielen die God liefhebben voelen
een sterke aantrekkingskracht voor eenzaamheid, want ze weten dat God zich
openbaart aan degenen die lawaai en verstrooiingen van de wereld mijden. God
spreekt niet in plaatsen waar er tijdverdrijf is in luid gelach en nutteloos
gepraat. God spreekt tot de ziel in eenzaamheid, en door Zijn woorden wordt het
hart ontstoken in goddelijke liefde.
De H. Eucherius zei eens: Eenzaamheid is de plaats waar
men God vindt. In eenzaamheid, is de deugd gemakkelijk bewaard; in gemeenschap
met de wereld is het gemakkelijk verloren. De H. Bernardus zegt ons dat hij
meer leerde over God en de goddelijke dingen in eenzaamheid onder de bomen dan
uit de boeken en scholen van de geleerden. Voor verinnerlijkte zielen is
eenzaamheid de bron van overvloedige verrukkingen want daar overwegen ze de
majesteit en de schoonheid van God.
De
gedachte aan God
Om verenigd te blijven met God moeten we een levendige
overweging over Hem houden en van de onmetelijke genaden die Hij uitstort op
hen die Hem liefhebben. Bij voortdurende interactie met de wereld, worden deze
geestelijke waarheden verduisterd door aardse gedachten en de vroomheid verdwijnt
uit het hart. De werelds gezinde mensen vermijden eenzaamheid, want ze worden
anders geplaagd door hun geweten. Ze zoeken de maatschappij en het plezier van
de wereld zodat de stem van hun geweten verzinkt in het lawaai dat daar heerst.
Degenen wiens geweten echter rust kent, houden van de eenzaamheid en voelen
zich niet in hun element wanneer ze in de lawaaierige wereld vertoeven. Maar
wat is er mooier dan de maatschappij van God? Thuis gekomen zou ik rusten bij
haar, want de omgang met haar kent geen bitterheid en het samenwonen met haar
geen verdriet, maar alleen blijdschap en vreugde. (Wijsheid 8:16) In de
eenzaamheid is men echter niet alleen. De H. Bernardus zegt: Nooit ben ik
minder alleen dan wanneer ik alleen ben, want wanneer ik alleen ben ben ik met
God, die me een grotere vreugde geeft dan dat de maatschappij van alle
schepselen mij kunnen bieden. De wereld denkt dat de Heiligen droevig zijn
omdat ze hen ziet zonder alle aardse pleziertjes, maar het tegendeel is waar,
ze zijn gelukkig. Volgens de woorden van de Apostel, genieten ze een voortdurende
en onmetelijke vrede. (2 Tess. 3:16)
Het is echter niet nodig om zich terug te trekken in een
grot of in de woestijn. Je kunt het in je huis vinden temidden van je gezin.
Houd jezelf enkel bezig met de wereld volgens de taken die je leven vereisen.
Teruggetrokkenheid
van de geest
We hebben gesproken over de eenzaamheid van het lichaam;
maar er is ook een teruggetrokkenheid van de geest. En dat is belangrijker dan
de eenzaamheid van het lichaam. De H. Petrus Chrysologus zei: Een ziel dat
vrij is van aardse gehechtheden vindt eenzaamheid zelfs op de straten en
openbare plaatsen. Wat voordeel heeft het om stil te zitten thuis of in de
kerk als je hart gericht is op de dingen van de wereld, en deze verhinderen dat
we de stem van God horen? Waarin bestaat de eenzaamheid van het hart? Het
bestaat in het verdrijven van alle verlangens en neigingen die niet van God
zijn, en in het uitvoeren van daden die Gods goedkeuring dragen.
Hoe
God te vinden
Velen klagen dat ze God niet kunnen vinden, maar de H.
Teresa reageert hierop: Keer je hart af van alle andere dingen, zoek dan God
en je zult Hem zeker vinden. Om verenigd te zijn met God in gebed, moet men in
zijn eigen hart binnen gaan, en alle aardse gehechtheden en neigingen verdrijven.
Bij vrome zielen gaat geen moment verloren, ze zijn aan het bidden of de H.
Schrift aan het lezen. En anders zijn ze aan het werk. Volgens de H. Bonaventuur
brengt nietsdoenerij duizenden bekoringen met zich mee. Werken is een goede
remedie tegen bekoringen. Bovendien kan men zelfs in het werk zijn hart richten
tot God. Door goed ons werk te doen kunnen we ons werk tot een gebed maken voor
God en het heiligen.
Stilte
Stilte is een van de hoofdmiddelen om de geest van gebed te
bereiken en ononderbroken omgang te hebben met God. Het is moeilijk om een
vrome persoon te vinden die veel praat. Zij dei ge geest van gebed hebben
houden van stilte. Het is een schild tegen verleiding en een vruchtbare bron
van gebed. Stilte wakkert goede gedachten in het hart aan en moedigt overweging
aan. Volgens de H. Bernardus dwingt stilte de ziel om over God na te denken en
over hemelse zaken. Aan de ene kant zorgt stilte ervoor dat we niet zondigen
door deel te nemen aan roddel, nieuwgierigheid of nutteloze praat, en aan de andere
kant helpt het ons vele deugden bereiken. Bijvoorbeeld: wat een excellente
gelegenheid hebben we om nederigheid te beoefenen als we zwijgen en anderen
laten spreken. Hoe goed kunnen we versterving nastreven als we iets dat we
willen vertellen verzwijgen. Wat een uitgelezen kans hebben we om
zachtmoedigheid te beoefenen als we niet antwoorden op onterechte
beschuldigingen.
De H. Dorotheus zegt: Let op voor teveel te praten, want
het doet vromen gedachten en overweging van God verdrijven. Een persoon die
veel spreekt met mensen, zal weinig spreken met God en God zal weinig spreken
tot deze persoon. De H. Jacobus zegt: De tong is een wereld van
ongerechtigheid. (Jacobus 3:6)
De kostbaarheid
van de stilte
De deugd van de stilte bestaat er niet in nooit te spreken,
maar te zwijgen wanneer er geen goede reden is om te spreken. De H. Arsenius
erkent dat hij dikwijls spijt had gesproken te hebben, maar nooit dat hij
gezwegen heeft.
De
aanwezigheid van God
Een machtige hulp in het overwegen is het besef van de
aanwezigheid van God. Het is een heel effectief middel om vooruitgang te boeken
in het geestelijk leven; het helpt ons om zonde te vermijden; het spoort ons
aan deugdzaamheid te beoefenen, en het brengt een intieme vereniging van de
ziel met God teweeg.
Het besef van de aanwezigheid van God is een excellent
middel om de hartstochten te doen zwijgen en de bekoringen tot zonde te
verdrijven. Hoe zouden we de geboden van God kunnen overtreden als we beseffen
dat Gods ogen op ons gericht zijn? De oorzaak van alle kwaad, zegt de H.
Teresa, ligt in het feit dat we er niet aan denken dat God aanwezig is, maar
dat we inbeelden dat Hij ver van ons verwijderd is.
De vereniging van de ziel met God is een gelukkig gevolg
van voortdurend in Zijn aanwezigheid te leven. Liefde wordt altijd versterkt
door de aanwezigheid van de geliefde. Om de vereniging te bereiken moeten we
voortdurend het vuur van Gods liefde brandend houden in onze ziel. Zijn
aanwezigheid moet ons voortdurend in gedachten blijven.
Hoe in
Gods aanwezigheid leven
Een goede oefening om in Gods aanwezigheid te leven is Onze
Heer in te beelden, dat hij bij ons is waar we ook zijn. We kunnen aan Hem
denken als een kleine baby in de kribbe van Bethlehem; als een arme vluchteling
op Zijn weg naar Egypte; als een timmermansleerling te Nazareth; een man van lijden
die veroordeeld was om te sterven; als gegeselde en gekruisigde.
Wat ook een goede oefening is, is de aanwezigheid van God
baseren op het geloof. En ervan overtuigd zijn dat Hij al onze daden in het oog
houdt. We zien God niet, maar zijn ervan overtuigd dat Hij overal aanwezig is.
Het volstaat nu en dan te zeggen: Mijn God, ik geloof vast dat U hier aanwezig
bent. U brengt liefde en goede intenties met U mee.
Ook een mooie oefening is God zien in Zijn schepselen of in
de natuur. De natuur weerspiegelt de schoonheid van de Schepper.
Maar de meest perfecte methode is echter de gedachte van
Gods aanwezigheid levend houden in onszelf. Het is niet nodig om op te stijgen
naar de Hemel om de Heer God te vinden; we moeten enkel in onszelf zoeken en
daar zullen we Hem vinden. Bid tot de Heer in jezelf. God is in ons op een
verschillende manier van wat Hij in andere schepselen is; in ons vertoeft Hij
als de heer in Zijn tempel en in Zijn huis. Weet gij niet, dat gij Gods tempel
zijt en dat de Geest van God in u woont? (1 Kor 3:16) En Onze Heer heeft
gezegd: Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader
zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. (Joh
14:23) Zeg meermaals dat je van God houdt. Ons geluk hier op aarde moet bestaan
in Onze Heer lief te hebben en Hem te zien. Niet van gezicht maar door het
geloof. (12 steps to holiness and salvation - Rev. Warren)
|