4 Naastenliefde
Naastenliefde is een Latijns woord dat christelijke liefde,
naastenliefde en het betonen daarvan, liefdadigheid betekent. In het
Grieks wordt dit agapè genoemd en wordt vertaald in "gevende
liefde". Agapè of naastenliefde is de laatste in de rij van de liefdebegrippen:
genegenheid, vriendschap, eros en agapè. Ze zit in de lijn van de
voorgaande, maar is er toch wezenlijk van onderscheiden. We zouden kunnen
zeggen dat ze uitgezuiverd wordt, tot haar essentie en wezen wordt
teruggebracht. Er is niets meer boven de naastenliefde of de agapè.
Het gaat over de liefde
Het uitgangspunt is het liefdesgebod van Jezus: Gij zult de Heer uw God
beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het
voornaamste en eerste gebod. Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw
naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de
Profeten (Mt. 22, 37-40). Doe dit, en ge zult ten volle leven! Naastenliefde
bij Jezus is terug te brengen in het liefdesgebod. Dus alles wat Jezus zegt en
doet met betrekking tot de naastenliefde moeten we lezen in het licht van Mt.
22, 37-40. Het wordt door Jezus zelf geconcretiseerd in de werken van
barmhartigheid (Mt. 15,30-31). Ook bij de zending van de apostelen horen
we Jezus zeggen: Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen en drijf
demonen uit. Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven
(Mt. 10, 8)
Wat wordt eigenlijk in dit liefdesgebod gezegd?
1. Dat we God boven alles moeten liefhebben, maar dat de Godsliefde toch
gelijkwaardig is aan de naastenliefde en de liefde tot zichzelf. Het
onderscheid zit niet in de wijze van liefhebben, wel in het subject dat we
moeten liefhebben. De liefde van en tot God komt op de eerste plaats omdat de
liefde van God tot de mens het eerst is. God heeft ons het eerst liefgehad (1
Joh. 4, 10).
2. De Godsliefde, de naastenliefde en de liefde tot zichzelf worden op dezelfde
lijn geschreven, waardoor een quasi-gelijkwaardigheid ontstaat. De
naastenliefde zit dus vervat tussen de Godsliefde en de liefde tot zichzelf.
3. Johannes zegt dat de liefde tot God ook liefde tot de naaste tot gevolg
heeft, zoniet is de liefde tot God geveinsd. Als iemand zegt dat hij God
liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, hij is een leugenaar. Want als
hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die
hij nooit heeft gezien. Dit gebod hebben we dan ook van Hem gekregen: wie
God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben (1 Joh. 20-21).
Is de naaste de ondergeschikte van God, toch wordt deze in dit gebod de unieke
plaatsvervanger van God. De naaste kunnen we zien en God niet, dus kan onze
liefde tot God slechts zichtbaar en tastbaar worden doorheen onze liefde tot de
naaste.
De naaste beminnen is niet hetzelfde als God beminnen, maar wie zijn naaste
bemint, gehoorzaamt reeds aan het eerste gebod. Jezus zegt in Mt. 25:40: Al
wat je aan één van deze geringsten hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan.
Wat is er zo bijzonder aan dit liefdesgebod?
1. Dat het een gebod is: Als we de menselijke liefde nemen, dan is deze niet te
vatten door een gebod. Liefde is een emotie, dat spontaan ontstaat en dat niet
kan worden opgelegd. Door de liefde hier te vatten in een gebod, wordt
uitdrukking gegeven aan het feit dat het hier fundamenteel over iets anders
gaat dan een emotie. We zitten met het Goddelijk liefdesgebod dan op een ander
niveau dan deze uit spontane emotie gegroeid graag zien.
2. Dit totaal anders zijn dan de emotionele liefde wordt nog versterkt door wat
verder vermeld wordt als Bemin uw vijanden. Emotioneel kunnen we dat
niet! Maar we horen Christus in alle duidelijkheid de vraag
stellen: Wat voor buitengewoons doe je dan als je alleen maar liefhebt die jou
liefhebben (= wederkerige, emotionele liefde). Doen de heidenen dat ook
niet? (Mt. 5, 46). Het typisch christelijke van de naastenliefde wordt juist
bepaald door haar grenzeloosheid: iedereen, overal, in alle omstandigheden
(altijd) liefhebben.
Bemin ook in omstandigheden waar geen enkele aanleiding is om te
beminnen! Hierbij kunnen we verwijzen naar de parabel van de
barmhartige Samaritaan. De naastenliefde die hier via een daad van
barmhartigheid wordt voorgesteld, gaat verder dan de vriendschap
(wederkerigheid), de verwantschap, de emotionele liefde, gaat de redelijkheid
voorbij. De christelijke naastenliefde kenmerkt zich juist door haar totale
onbaatzuchtigheid en het totaal ontbreken van wederkerigheid.
Onbaatzuchtig: gewoon omdat de andere er is, zelfs als er geen nood is en zelfs
als geen hulp meer kan baten (de zogenaamde doden begraven is daar een
voorbeeld van). Ontbreken van wederkerigheid: ik verwacht letterlijk niets
terug, zelfs geen dank.
3. Het is ook een gebod dat niets verbiedt. We kunnen alleen niet ver genoeg
gaan. We kunnen dus nooit zeggen: we hebben genoeg liefgehad. Dit geeft
natuurlijk een gevoel van onverzadigbaarheid. De maat van de liefde is
inderdaad liefde zonder maat.
Hoe kunnen we met het liefdesgebod omgaan?
a. We kennen de vraag van de apostelen: Wie kan er dan nog gered worden? Het
is steeds een liefde zonder maat en dat kunnen we niet wegwerken, maar het
hoeft daarom geen frustratie te worden. Het antwoord zit in het liefdesgebod
zelf: Bemin God bovenal, laat u beschijnen door Gods liefde en bid om Gods
liefde en Gods liefde zal u liefdebekwaam maken. Wij hebben lief, we
kunnen liefhebben omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4, 19).
b. Bemin je naaste als jezelf bevat ook geen enkele richtingwijzer naar de te
volgen weg. En het bemin je vijand geeft een mateloosheid aan. Christus zelf
heeft dit begrepen door zelf de naastenliefde te vertalen, te kaderen in de
werken van barmhartigheid. (zie Mt. 25) En ook de christelijke traditie heeft dat
begrepen en is aan die moeilijkheid tegemoetgekomen door een de werken van
barmhartigheid op te stellen. Daardoor wordt het gebod niet minder radicaal,
maar het wordt handelbaar. We moeten er onmiddellijk aan toevoegen dat het
verrichten van de werken van barmhartigheid op zich nog geen naastenliefde is.
Nemen we het voorbeeld van het voedsel geven aan de hongerigen. Je kunt dit
doen uit medelijden, emotioneel voel je je betrokken op de andere. Dat is
barmhartigheid tonen. Barmhartigheid wordt naastenliefde wanneer je die
andere voedsel blijft geven, ondanks het feit dat die andere niet positief
reageert op je barmhartigheid. De naastenliefde wordt geboren als de daad
stopt een spontane reactie van helpen te zijn.
We kennen de 7 lichamelijke en 7 geestelijke werken
van barmhartigheid:
hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen
herbergen, zieken bezoeken, gevangenen verlossen en doden begraven
De 7 geestelijke werken van barmhartigheid: onwetenden onderrichten, twijfelaars
raad geven, bedroefden troosten, zondaren vermanen, lastigen verdragen,
beledigingen vergeven en voor allen (levenden en doden) bidden
Het laatste werk geeft ons de mogelijkheid onze eigen beperking aan te vullen,
te vervolledigen met het bidden. Als alles gedaan is voor het welzijn van de
naaste, kunnen we nog altijd iets doen: voor hen bidden, zelfs voor de doden.
We kunnen ons ook nog afvragen hoe we
die naastenliefde, met dat steeds maar geven, kunnen uithouden?
Zij die nooit emotioneel liefde hebben ontvangen, zullen
het wellicht moeilijk hebben om de naaste lief te hebben met een liefde die het
emotionele overstijgt. Christus had twee soorten vrienden: enerzijds de armen,
zieken, behoeftigen en zondaars aan wie Hij bewust het beste van zijn tijd
besteedde, anderzijds hartsvrienden, de mensen bij wie Hij graag vertoefde en
bij wie Hij zich ging herbronnen. Het is onmogelijk om zich met hart en ziel te
blijven inzetten voor de hulpbehoevenden, indien men tezelfdertijd niet kan
bogen op een vriendschap die beantwoordt aan een spontaan verlangen en die geen
enkele wilskrachtige inspanning vergt. Zonder de ruggengraat van de
onverplichte vriendschap blijft de volgehouden naastenliefde onleefbaar.
Hoe als individu het ideaal van de naastenliefde beoefenen?
De naastenliefde vraagt steeds meer en steeds verder. Maar dit moeten we
koppelen aan een bescheidenheid die ons behoedt voor fanatisme. Jezus reageert
op het kwaad dat mensen overkomt of aangedaan wordt nooit met een totalitaire
strijd waarmee Hij het probleem van het kwaad definitief wil oplossen.
Zijn goed doen, waarmee Hij opkomt tegen allerlei vormen van lijden en
aangedaan kwaad, blijft heel bescheiden, beperkt en partieel, volstrekt
voorlopig. Hij gaat al weldoende rond, geneest hier en daar een
zieke. Hij heeft geen totaal-plan om het kwade te breken en het goede
definitief te vestigen. Hij had dit kunnen doen, dit lag in zijn macht, maar
Hij heeft het niet gedaan. Zijn optreden had niets weg van een
obsessionele gedrevenheid. Hij ging alleen maar in op hetgeen aan Hem
voorbij kwam, en in deze situaties gaf Hij een radicaal antwoord.
Dat was de methode van Jezus: op de plaats waar men staat en komt en bij de
mensen met wie men in contact komt het goede doen en verkondigen, radicaal voor
zichzelf, maar zonder dwang naar de andere toe. Ruimte geven aan Gods
genade betekent juist dat men de weg opent voor het goede doorheen de liefde. Het
fanatisme ontstaat wanneer we het goede dwangmatig willen opleggen aan de
andere, het goede dat wij denken goed te zijn. Onze strijd tegen het kwade en
voor het goede mag geen strijd worden tegen de mens die het kwade bedrijft. De blijvende liefde voor deze medemens zal
juist ruimte scheppen opdat Gods genade het kwade kan omvormen tot het goede.
Alleen met de liefde kan het kwade worden overwonnen.
God beminnen, onze naaste beminnen doen we niet omdat het ons tot nut kan zijn,
maar gewoon omdat God en de naaste er zijn. Dat is en dat mag onze enige
motivatie zijn. Als we tenslotte opnieuw de vraag stellen hoe we als individu
erin slagen om de naastenliefde te blijven beoefenen, dan is één zaak nog het
meest essentieel, nl. ons gericht zijn op God. We kunnen de naaste maar
echt liefhebben als we ons laten beschijnen door de liefde van God. Regelmatige
herbronning is dan ook levensnoodzakelijk. Zonder regelmatig gebed, bezinning
en geestelijke lectuur is het gevaar groot dat de invulling nog enkel gericht
is op resultaat, op wederkerigheid en op nuttigheid.
Omgaan met verschil
Bij het Laatste Avondmaal zegt Jezus tot zijn leerlingen: Een nieuw gebod geef
Ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij
elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen opmaken dat gij mijn leerlingen zijn:
als gij de liefde onder elkaar bewaart (Joh 13, 34-35).
Jezus zegt hier niet: Voel u goed bij elkaar, maar bewaar de liefde onder
elkaar. Hij nodigt ons uit om goed om te gaan met de verschillen die er zijn
tussen mensen en ons met die verschillen juist verbonden te voelen door die
diepere grond die ons draagt. Want allen hebben wij dezelfde Vader, die elk van
ons bemint. Jezus nodigt ons uit om met die waarheid, met die blik van God naar
mensen te kijken, misschien in de eerste plaats naar diegene die we spontaan
voorbij zouden lopen.
God heeft aandacht voor elke mens en nodigt ook jou en mij daartoe uit. Wie
zich door God bemind weet, weet dat God dat niet doet uit nieuwsgierigheid, uit
een drang naar kritiek of om op zoek te gaan naar zelfbevestiging. Ook wij
zouden zon aandacht voor mensen moeten proberen opbrengen: echt luisteren, met
eerbied en respect, zonder vooroordelen of kritiek, zonder verwachtingen van de
ander aan jezelf, hen als mens ernstig nemen. Wellicht weet je uit eigen
ervaring wat een mens met die houding voor een andere mens kan betekenen! Uit: www.holyhome.nl
Het is onmogelijk om de Heer onze God lief te hebben zonder
tegelijk onze naaste lief te hebben. De H. Jeroom vertelt ons dat wanneer de
leerlingen van de H. Johannes hem vragen waarom hij zo dikwijls spreekt over
broederlijke liefde, hij antwoordde: Omdat het het gebod van de Heer is, en de
vervulling van dit alleen is voldoende voor eeuwige redding. We moeten onze
naaste liefhebben, omdat hij geliefd is door God. Onze Heer beloofde: Voorwaar,
Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders
hebt gij voor Mij gedaan. (Matt 25:40). Daaruit besluit de H. Catharina
van Genua: Als je wilt weten hoeveel een persoon zijn God liefheeft, zie
hoeveel hij van zijn naaste houdt.
Christelijke naastenliefde is een van de belangrijkste
vruchten van de Verlossing. De H. Lucas zegt over de eerste Christenen: De
menigte gelovigen had 1 hart en 1 ziel. (Handelingen 4:32) Broederlijke liefde
zorgt voor wederzijdse verdraagzaamheid tussen verschillende naties en zou in
praktijk moeten omgezet worden. Dit is waarvoor onze Verlosser bad tot Zijn
hemelse Vader op de avond van Zijn Heilig Lijden: Ik blijf niet langer in de
wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom. Heilige
Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn
zoals Wij. (Johannes 17:11)
Vooroordelen
Als je naastenliefde wilt beoefenen moet je in de eerste
plaats vooroordelen en wantrouwen in je naaste verdrijven. Hij die oordeelt zal
zichzelf veroordelen. Jezus zegt: Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld
wordt. Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de
maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. Waarom kijkt gij
naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet op in uw
eigen oog? Of hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: laat mij de splinter uit
uw oog halen, en zie, in uw eigen oog zit de balk nog! Huichelaar, haal
eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de
splinter te kunnen verwijderen uit het oog van uw broeder. (Matt 7:1-2)
Bovendien moet je niet letten op wat anderen over je zeggen.
Doe het goede en laat de anderen maar praten. Hoe graag heeft God die het goede
over iedereen spreekt! Als gedurende zijn leven, een mens nooit kwaad sprak
over zijn naaste, zou ik hem aanzien aan een heilige, zeg de H. Maria
Magdalena de Pazzi. Zie erop toe er geen gewoonte van te maken onvriendelijk
over anderen te praten, en vooral over superieuren. Het is een veel voorkomende
fout dat sommige mensen over hun naaste praten en beginnen met lof en eindigen
met afkeuring. Bijvoorbeeld: Deze is zeer bekwaam, maar is het niet erg dat
hij zo hoogmoedig is?. En als je weet dat je naaste een fout begaan heeft,
zwijg er dan over.
Wanneer je te kwaad bent is het beter om niets te zeggen,
want anders zal je spijt hebben over hetgeen je hebt gezegd. En wanneer iemand
die je heeft beledigd om vergeving vraagt, wees dan vrijmoedig genoeg om hem
vergeving te geven. Als je een ander hebt beledigd, wees dan vlug om de schade
die je hebt aangericht te herstellen. En dat doe je het best door nederig te
zijn. Jezus zegt: Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet
u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het
altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave
aan te bieden. (Matt 5:23-24)
Het
geven van aalmoezen
Een zeer belangrijke taak van naastenliefde bestaat in het
geven van aalmoezen wanneer hij arm en behoeftig is en jezelf in de positie
bevindt om er te geven. Geeft wat overblijft als aalmoes; dan is voor u alles
rein. (Lucas 11:41) Als je niets anders kunt doen, beveel hem dan aan bij God,
want gebed is ook een aalmoes.
Heb je
vijanden lief
Boven alles zou ik je aanbevelen om naastenliefde te
betonen aan je vijanden. Maar
ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij
kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan
over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en
onrechtvaardigen. Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon
hebt gij dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als gij alleen uw
broeders groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen de heidenen dat ook
niet? Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. (Matt
5:44-48)
Hoe triestig is het om Christenen te zien die naar de Kerk
gaan en zelf naar de Heilige Communie en toch vijandschap in hun hart hebben!
Als je weerwraak wilt plegen moet je het volgende doen. De H. Paulinus zegt dat
je vijand liefhebben een hemelse weerwraak is. Misschien zal iemand zeggen: ik
heb zo geen sterkte en genade. Maar de H. Ambrosius antwoordt: Als er kracht
nodig is, bid tot God en Hij zal het je geven. Als we anderen vergeven, zijn
we zeker dat we onszelf vergeven: spreekt vrij en ge zult vrijgesproken
worden. (Lucas 6:37). Als je niets kunt doen, bid dan voor degenen die je
beledigt hebben of je verwondt hebben. De liefde die gericht is op het
geestelijke welzijn van je naaste is ongetwijfeld het beste. In Gods ogen is
een ziel meer waard dan de hele wereld. Zou er dan niets meer subliem kunnen
zijn dan te werken samen met Jezus Christus voor de redding van de zielen?,
zegt de H. Bernardus.
De zielen die we helpen redden zullen smeken in onze naam
voor de troon van God. En God zal hun smeking beantwoorden: Laat hen uitrusten van hun
moeiten, want hun daden vergezellen hen. (Openb 14:13) De H. Gregorius zegt
dat we vele kronen zullen verdienen als we zielen winnen voor God. Zo moet ook
uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en
uw Vader verheerlijken die in de hemel is. (Matt 5:16) Onze Heer zei op een
dag aan de H. Maria Magdalena de Pazzi: Zie hoevele Christenen er in de handen
van de duivel zitten; als Mijn uitverkorenen hen niet bevrijden door gebed,
zijn deze ongelukkigen eeuwig verloren. Als je een kans hebt om de stervenden
bij te staan, onthoud dan dat je een daad van naastenliefde stelt die zeer
aangenaam is voor God. De H. Filip Neri zag dikwijls de engelen woorden van
troost op de tongen leggen van degenen die de stervenden bijstonden. Zie dat de
priester op tijd wordt opgeroepen om de laatste Sacramenten toe te dienen
terwijl de patiënt nog bij bewustzijn is. Uit: 12 steps to holiness and
salvation Rev. Warren
Opdracht van mijn apostolaat aan Maria (overgave van de
eigen wil aan God)
Lieve Moeder Maria,
Onbevlekte Koningin van het Paradijs, in Uw ziel, geest, Hart en lichaam werd
het zuiverste Licht van God de Vader gestort.
Allerheiligste Maagd en Moeder van de Messias, door U is het Licht van Christus
in de wereld gekomen.
Onoverwinnelijke Schrik der duivelen, op Uw Voorspraak komt weldra het Licht
van de Heilige Geest onze wereld van duisternis herscheppen, opdat Gods Rijk
kome.
Bekroning van Gods Schepping, vanop het Kruis heeft Jezus mij aan U gegeven als
Uw kind. Vandaag werp ik mij voor Uw voeten neer om mijzelf uit vrije wil aan U
te geven als Uw dienares voor de verwezenlijking van Gods Plan van Heil in een
nieuwe wereld van Liefde en Vrede.
Ik erken U als mijn Hemelse Meesteres, en smeek U, mij te aanvaarden als Uw
eigendom, mij te beschermen en te leiden, opdat ik van heden af dienstbaar moge
zijn als Uw instrument in de strijd voor de spoedige vestiging van het Rijk van
Christus op aarde.
O Maria, vlekkeloze Parel van Hemel en aarde, U is de macht gegeven om de kop
van de duivelse slang te verpletteren en de Wederkomst van Christus, het Licht
der wereld, over ons af te roepen.
O heilige Dageraad van het nieuw Rijk van het Licht, opdat U onbeperkt over mij
zou kunnen beschikken, bied ik U mijn geloften van een totale gave van mijzelf
aan Uw Onbevlekt Hart, waaraan God de leiding heeft toevertrouwd van de strijd
tegen alle krachten die Zijn Schepping vernietigen, zielen in het verderf
storten, de mensheid gevangen houden in wereldse belangen en haar wegleiden van
de Weg, de Waarheid en het Eeuwig Leven.
Ik schenk U mijn gelofte van een volkomen overgave aan Gods Wil in een
betrachting van alle christelijke deugden en een leven in overeenstemming met
de Geboden en het Evangelie.
Ik schenk U mijn gelofte van een onvoorwaardelijke Liefde tot de Heilige Drievuldigheid
en Uw Smartvol en Onbevlekt Hart.
Ik schenk U mijn gelofte van zuiverheid naar geest, hart en lichaam, opdat ik
een waardige tempel van de Heilige Geest en Uzelf moge zijn.
Ik schenk U mijn gelofte van eeuwige trouw aan Uw leiding op de Weg van
Christus.
Ik schenk U mijn gelofte van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Uw
ingevingen, en volgzaamheid tegenover de paus die zich met U verenigt.
Ik schenk U mijn gelofte van gebed tot zuivering van de wereld en redding van
zielen.
Ik schenk U mijn gelofte van een leven in navolging van Uw heilige deugden en
overgave aan Gods belangen boven alle wereldse genoegens.
Ik schenk U mijn gelofte van bereidheid tot offers naar lichaam en geest voor
het afsmeken van genaden voor dwalende zielen en tot eerherstel voor
heiligschennissen en beledigingen jegens alle Hemelse machten.
Ik schenk U mijn gelofte van totaal vertrouwen in Uw leiding over mijn ziel,
geest, hart en lichaam, en van geloof in de macht die U daartoe door God is
gegeven.
O Koningin van de Apostelen, U bent aan mij gegeven, ik wil van U zijn. Geef
mij de kracht, deze heilige geloften volkomen na te leven, opdat God en Uzelf
in mij verheerlijkt worden.
|