Inhoud blog
  • Ik verhuis naar een andere blogsite!!!
  • De mystiek achter de tweede komst van Jezus
  • Luz de Maria 24/4
  • Zalig de armen van geest
  • Aanbidden in geest en waarheid
  • 3.33 uur 's ochtends
  • De kracht van 1 Weesgegroet
  • Ze komen eraan
  • Vreemde en grote donkere wezens zullen spoedig overal binnendringen
  • Een volgende lockdown
  • Boodschap aan Anna Shelley 24/4
  • De devotie van de 7 smarten van OLVrouw
  • Toewijdingsgebeden aan God de Vader, het H. Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria
  • Gebeden van toewijding van ziekte, lijden en levenslasten
  • De betekenis van Pinksteren - 4
  • Om een baby uit een miskraam en geaborteerde baby's te dopen
  • Exorcismegebed over je woning en grond en toewijdingsgebed
  • Gebeden van zegening en bescherming
  • Het is eindelijk aangebroken
  • Wat God me toonde over aanstootgevende kledij...
  • Wat God me toonde over feminisme
  • De betekenis van Pinksteren - 3
  • Einde van Satans invloed in zicht
  • Red de planeet, ga CO2 uitstoten
  • Over de verliezen aan Westerse kant wordt gezwegen
  • Boodschappen aan Eduardo Ferreira
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Boodschappen van OLVrouw di Zaro 8/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Boodschappen aan Valeria Copponi (tot 19/4)
  • Instorting van economie, en munteenheden
  • De uitval
  • Over Poetin
  • Zal dit het einde veroorzaken?
  • Een miraculeuze foto van de Gekruisigde Jezus
  • Boodschap aan Anna Shelley 20/4
  • Luz de Maria 20/4
  • Rusland wordt verder uitgedaagd
  • De 3 daagse duisternis
  • De 9 cirkels van de Hel
  • In de Hel wegens echtscheiding
  • Meteoor op California
  • 23 april
  • De komst van de asteroide
  • Massale afname van bevolking in Europa komt eraan
  • Repost: Genezingsgebed van God de Vader
  • Opwarming van het klimaat? Niet dus.
  • Let op voor cosmetica en dergelijke producten
  • De uitleg van het merkteken van het beest door de Heer
  • De volgende pandemie
  • Over Obama: hij kan de Antichrist worden, door bezetenheid
  • Luz de Maria 16/4
  • Boodschap aan Anna Shelley 19/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Een zombievirus
  • Nano chip
  • VK zal getroffen worden
  • Dit zal gebeuren door Hem
  • Het is reeds begonnen
  • Hoe de Antichrist zal werken door AI en Biotechnologie
  • Ze komen voor onze kinderen
  • Vernietiging van 3 landen
  • Bloedmanen als waarschuwend teken
  • 5 tekenen dat je een Uitverkorene bent
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • OLVrouw van Smarten
  • Adviezen om de duivel te bevechten
  • Het sociaal kredietsysteem
  • NEEM GEEN VACCINS!!! GEEN ENKELE!!!
  • BID TEGEN ABORTUS!!!
  • De betekenis van Pinksteren - 2
  • De betekenis van Pinksteren - 1
  • Goede raad: wees niet afhankelijk van de staat
  • De plannen van de wereldelites
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Bijhorende afbeelding bij de boodschap van Lorena
  • Nog eens nieuws van de Antichrist/Maitreya
  • Boodschap aan Pedro Regis 11/4
  • Luz de Maria 12/4
  • Boodschap aan Lorena 8/4
  • Chaga
  • Dit is de waarheid
  • Boodschap aan Anna Shelley 14/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 9
  • Janet Klasson - 9/2 Licht van de wereld in de Goddelijke Wil
  • Geheim van gedrevenheid
  • Kom, H. Geest, kom!
  • 3 middelen die Satan gebruikt om je ziek te maken
  • Gezegend zij
  • Gods Barmhartigheid is grenzeloos
  • Boodschap aan Anna Shelley 13/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 7 en 8
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • De Emmaüsgangers
  • Mummie
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 6
  • Op weg naar de microchip
  • Nog steeds kunnen we het tij keren - Niburu
  • Boodschap aan John Mariani
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 5
  • Boodschappen aan Jennifer
  • 28/3 Plaats dit in je huis en land (The Unsealed Message)
  • Maria Simma openbaart 7 geheimen
  • Het Gezicht van Jezus
  • Opruimen van de wereldbevolking was altijd het doel - Niburu
  • 11 april
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 4
  • Boodschappen aan John Leary - rest van maart
  • Boodschap aan Mary of Divine Mercy
  • Grote schudding 8/4
  • Luz de Maria: Paaszondag 9/4
  • Afbraak van immuunsysteem door vaccins
  • Luz de Maria: Stille Zaterdag 8/4
  • Luz de Maria: Goede Vrijdag 7/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 2 en 3
  • Boodschap aan Anna Shelley 6/4
  • Zalig Pasen!!!
  • Boodschap aan Anna Shelley 8/4 DRINGEND!!!
  • Gebed op vrijdag voor de Arme Zielen
  • Boodschap aan Eduardo Ferreira 24/3
  • Droom van J. Frances 3/4
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (25/3)
  • Het echte gevaar van het einde van de dollar
  • Schildklier en jodium
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (21/3)
  • Boodschappen aan Valentina Papagna
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 1
  • Boodschap aan Marco Ferrari 26/3
  • Boodschap aan Gisella Cardia 3/4
  • De Kruisweg
  • 15 doodzonden in het Katholieke Geloof
  • Luz de Maria: Witte Donderdag 6/4
  • Het bankroet van Europa
  • Boodschap aan Anna Marie - Houston 11/2
  • Plaats terug brood op je huisaltaar
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Palmzondag-rede van Vigano
  • Luz de Maria: Heilige Woensdag 5/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Het Communisme zal opgelegd worden door de elite
  • Boodschap aan Ned Dougherty 26/3
  • Boodschap aan Anna Shelley (3/4)
  • Het verraad van Judas Iscariot (2)
  • Het verraad van Judas Iscariot (1)
  • Luz de Maria: Heilige Dinsdag 4/4
  • Luz de Maria: Palmzondag 2/4
  • Luz de Maria: Heilige Maandag 3/4
  • Interview met Luz Maria de Bonilla
  • Grafeenoxide in vaccins
  • Boodschap aan Lorena 14/3
    Zoeken in blog

    ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE GOD !
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Mijn favorieten
  • Mijn bibliotheek
  • Nieuwe blogsite
  • Archief per maand
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 11--0001
    Levend geloof 9

    13-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mariale dogma's - deel 3

    De oecumenische beweging heeft op grond van een meer helder en verspreid bewustzijn van de noodzaak om tot de eenheid van alle christenen te komen van de kant van de katholieke Kerk haar hoogste uitdrukking gevonden in het werk van het Tweede Vaticaans Concilie: het is nodig dat de Christenen in zichzelf en in ieder van hun gemeenschappen de ”gehoorzaamheid van het geloof” verdiepen waarvan Maria het eerste en meest lichtende voorbeeld is. En aangezien zij ”het lichtend teken is van de vaste hoop en de vertroosting van het pelgrimerende volk van God”, ”is het voor de heilige kerkvergadering een reden tot grote vreugde en vertroosting dat er onder de gescheiden broeders niet weinigen zijn die aan de Moeder van de Heer en Verlosser de verschuldigde eer bewijzen, vooral Oosterse Christenen”. 

    De Christenen weten dat zij hun eenheid alleen werkelijk zullen terugvinden als deze gebaseerd zal zijn op de eenheid van geloof. Zij moeten niet-geringe verschillen oplossen in de leer over het mysterie en het dienstwerk van de Kerk en soms ook over de taak van Maria in het heilswerk. 

    De dialogen die de katholieke Kerk begonnen is met de kerken en kerkgemeenschappen van het Westen, komen steeds meer samen op twee onscheidbare aspecten van heilsmysterie. Als het mysterie van het mensgeworden Woord ons het mysterie van het goddelijke moederschap doet onderscheiden en als de beschouwing van de Moeder Gods ons op haar beurt voert tot een dieper begrip van het mysterie van de incarnatie, dan moet men hetzelfde zeggen van het mysterie van de Kerk en van het mysterie van de taak van Maria in het heilswerk. Door dieper door te dringen in de twee mysteries en het ene te verhelderen door het andere zullen de Christenen die verlangen te doen wat Jezus hun zal zeggen - zoals hun Moeder hun aanbeveelt – samen voort kunnen gaan op de “pelgrimstocht van het geloof”, waarvan Maria nog steeds het voorbeeld is en welke hen moet voeren tot de eenheid die gewild is door hun ene Heer en zozeer verlangd wordt door hen die oplettend luisteren naar wat ”de Geest tegen de kerken zegt” (Openb. 2, 7.11.17) in deze tijd.

    Het is een gelukkig teken dat deze kerken en kerkgemeenschappen met de katholieke Kerk overeenkomen op fundamentele punten van het geloof, ook wat de Maagd Maria betreft. Zij erkennen haar immers als Moeder van de Heer en nemen aan dat dit deel uitmaakt van ons geloof in Christus, waarlijk God en waarlijk mens. Zij zien op naar haar die aan de voet van het kruis de geliefde leerling als haar zoon ontvangt, die op zijn beurt als moeder ontvangt.

    Waarom zouden wij dus niet allen samen opzien naar haar als onze gemeenschappelijke Moeder die bidt voor de eenheid van de familie van God en die allen ”voorgaat” aan het hoofd van de lange stoet van de getuigen van het geloof in de ene Heer, de Zoon van God, die zij door de Heilige Geest in haar maagdelijke schoot ontvangen heeft?

    Anderzijds wil ik benadrukken hoe diep de katholieke Kerk, de orthodoxe Kerk en de oude Oosterse Kerken zich één voelen door de liefde en de lof voor de Theotókos. Niet alleen ”zijn de fundamentele dogma’s van het christelijk geloof over de Drie-eenheid en de menswording van het Woord van God uit de Maagd Maria vastgesteld op oecumenische Concilies die in het Oosten zijn gehouden, maar ook ”verheerlijken de oosterse Christenen . . . met plechtige hymnen ... Maria altijd Maagd ... en de heilige Moeder van God” in hun liturgie.

    De broeders van die kerken hebben ingewikkelde lotgevallen gekend, maar door hun geschiedenis heeft steeds een vurig verlangen gelopen naar christelijke inzet en apostolische uitstraling, welke vaak getekend is door vervolgingen die ook bloedig zijn geweest. Het is een geschiedenis van trouw aan de Heer, een authentieke ”pelgrimstocht van het geloof” door de plaatsen en tijden heen, waarbij de oosterse christenen steeds met onbeperkt vertrouwen opgezien hebben naar de Moeder van de Heer, haar met lofzangen geprezen en voortdurend met gebed aangeroepen hebben. In de moeilijke ogenblikken van het gekwelde christelijke bestaan hebben zij tot haar hun toevlucht genomen”, omdat zij er zich van bewust waren in haar een krachtige hulp te hebben. De kerken die de leer van Efese belijden verklaren dat de Maagd ”waarlijk Moeder van God” is, daar onze Heer Jezus Christus . . . die voor alle eeuwen naar de godheid uit de Vader geboren is, in de laatste dagen voor ons en voor ons heil naar de mensheid geboren werd uit de Maagd Maria, de Moeder van God”. De Griekse vaders en de byzantijnse traditie hebben getracht door de Maagd te beschouwen in het licht van het mensgeworden Woord door te dringen tot de diepte van de band die Maria als Moeder van God verbindt met Christus en de Kerk: de Maagd is blijvend aanwezig in heel de omvang van het heilsmysterie.

    De koptische en Ethiopische tradities zijn tot deze beschouwing van het mysterie van Maria gebracht door de heilige Cyrillus van Alexandrië en op hun beurt hebben zij haar geprezen met een overvloed van bloemrijke dichtwerken. Het poëtische genie van sint Efrem de Syriër, die “de citer van de heilige Geest” wordt genoemd, heeft onvermoeibaar de lof van Maria gezongen en in de gehele traditie van de syrische Kerk een spoor achtergelaten dat nog steeds levend is. De heilige Gregorius van Narek, één van degenen die op de meest stralende wijze de roem van Armenië uitmaken, diept in zijn lofrede op de Theotókos met sterke dichterlijke inspiratie de verschillende aspecten uit van het mysterie van de incarnatie en ieder daarvan is voor hem een gelegenheid om de buitengewone waardigheid en de schitterende schoonheid te bezingen en te prijzen van de Maagd Maria, de Moeder van het mensgeworden Woord.

    Het verbaast daarom niet dat Maria een bevoorrechte plaats inneemt in de eredienst van de oude Oosterse Kerken, met een onvergelijkelijke overvloed van feesten en hymnen.

    In de byzantijnse liturgie gaat de lof aan de Moeder in alle uren van het goddelijke officie samen met de lof aan de Zoon en met de lof die door de Zoon opstijgt tot de Vader in de heilige Geest. In de anafoor of het eucharistische gebed van de heilige Johannes Chrysostomus bezingt de verzamelde gemeente onmiddellijk na de epiclese als volgt de Moeder van God:

    “Het is waarlijk goed u zalig te prijzen. Theotókos, die allerheiligst bent, geheel zuiver en de Moeder van onze God. Wij verheerlijken u die meer eer waardig bent dan de cherubijnen en onvergelijkelijk meer glorie dan de serafijnen. U die zonder uw maagdelijkheid te verliezen het Woord van God ter wereld hebt gebracht. U die waarlijk de Moeder van God bent”.

    Deze lofprijzingen die in iedere viering van de eucharistische liturgie opstijgen naar Maria hebben vorm gegeven aan het geloof, de vroomheid en het gebed der gelovigen. Zij hebben in de loop der eeuwen heel hun geestelijke houding doordrongen en in hen een diepe devotie opgewekt voor de “geheel heilige Moeder van God”.

    Dit jaar is het twaalf eeuwen geleden dat het tweede Oecumenisch Concilie van Nicea plaats vond (in het jaar 787), waarop een einde werd gemaakt aan de bekende controverse over de verering van de gewijde afbeeldingen en bepaald werd dat, volgens de leer van de heilige vaders en de universele traditie van de Kerk, samen met het kruis de beeltenissen van de Moeder van God, van de engelen en van de heiligen voorgehouden mochten worden aan de verering van de gelovigen, zowel in de kerken als in de huizen en langs de wegen. Dit gebruik is bewaar gebleven in heel het oosten en ook in het westen: de beeltenissen van de Maagd hebben een ereplaats in de kerken en de huizen. Maria wordt er afgebeeld als de troon van God die de Heer draagt en aan de mensen geeft (Theotókos) of als de weg die naar Christus leidt en Hem toont (Odigitria) of als orante die ten beste spreekt en als teken van de goddelijke tegenwoordigheid op de weg van de gelovigen tot aan de dag van de Heer (Deisis) of als beschermster die haar mantel uitspreidt over de volkeren (Pokrov) of als barmhartige Maagd van de tederheid (Eleousa) . Gewoonlijk wordt zij afgebeeld met haar Zoon. Het kind Jezus, dat zij op haar arm draagt: het is de band met de Zoon die de Moeder verheerlijkt. Nu eens omarmt zij Hem met tederheid (Glykofilousa); dan weer lijkt zij hieratisch verzonken in de contemplatie van Hem die de Heer van de geschiedenis is. 

    Het is passend ook te herinneren aan de icoon van de heilige Maagd van Wladimir, die voortdurend de geloofstocht begeleid heeft van de volkeren van het oude Rusland op de weg van het geloof. Het eerste millennium va de bekering tot het christendom van die edele landen nadert: landen van nederigen, van denkers en van heiligen. Nog steeds worden de iconen onder verschillende titels vereerd in de Oekraïne, in Wit-Rusland en in Rusland: het zijn beeltenissen die getuigen van het geloof en van de geest van gebed van het vrome volk, dat de aanwezigheid en de bescherming van de Moeder Gods ondervindt. Op die iconen schittert de Maagd als beeld van de goddelijke schoonheid, verblijf van de eeuwige Wijsheid, figuur van de orante, oerbeeld van de contemplatie, beeld van de heerlijkheid: zij die vanaf haar aardse leven de geestelijke wetenschap bezit die ontoegankelijk is voor de menselijke rede en door het geloof de meest verheven kennis heeft bereikt. Ik herinner ook nog aan de icoon van de Maagd van het cenakel die samen met de apostelen bidt, wachtend op de heilige Geest: zou zij niet als het ware het teken van hoop kunnen worden voor allen die in de broederlijke dialoog hun geloofsgehoorzaamheid willen verdiepen?

    Deze rijkdom aan lofprijzing die opgestapeld is door de verschillende vormen van de grote traditie van de Kerk, zou ons kunnen helpen om de Kerk weer ten volle te laten ademen met haat “twee longen”, het oosten en het westen. Dit is nu meer dan ooit nodig, zoals ik meermalen heb bevestigd. Het zou een krachtig hulpmiddel zijn om de bestaande dialoog tussen de katholieke Kerk en de kerken en kerkgemeenschappen van het westen de bevorderen. Het zou ook voor de Kerk onderweg het middel zijn om op meet volmaakte wijze haar ”Magnificat” te zingen en te beleven.

    HOOFDSTUK 3 - Het Magnificat van de pelgrimerende Kerk

    In de huidige fase van haar tocht zoekt de Kerk dus de eenheid terug te vinden van hen die hun geloof in Christus belijden, om de gehoorzaamheid aan haar Heer te tonen die vóór zijn lijden gebeden heeft voor deze eenheid. Zij ”zet haar pelgrimstocht voort ... en verkondigt het kruis en de dood van de Heer, totdat Hij komt. 

    ”Dwars door de beproevingen en de wederwaardigheden heen schrijdt de Kerk voort, gesterkt door de kracht van Gods genade, die haar door de Heer werd beloofd. Zo is zij bij machte om in de zwakheid van het vlees van de oprechte trouw niet af te wijken, maar de waardige bruid van haar Heer te blijven. Dank zij de werking van de heilige Geest houdt zij niet op zichzelf te vernieuwen, tot zij door het kruis het licht bereikt dat geen ondergang meer kent”.

    De moedermaagd is steeds aanwezig op deze geloofstocht van het volk Gods naar het licht. Dit toont op speciale wijze de lofzang van het ”Magnificat”, dat opgeweld is uit de diepte van het geloof van Maria bij het bezoek en niet ophoudt te weerklinken in het hart van de Kerk door de eeuwen heen. Dit wordt bewezen doordat het dagelijks gebeden wordt in de liturgie van de vespers en op zovele andere ogenblikken van persoonlijke en gemeenschappelijke vroomheid.

    ”Mijn hart prijst hoog de Heer,
    van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder:
    daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd.
    En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig
    omdat aan mij zijn wonderwerken deed die machtig is,
    en heilig is zijn Naam.
    Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht
    voor hen die Hem vrezen.
    Hij toont de kracht van zijn arm;
    slaat trotsen van hart uiteen.
    Heersers ontneemt Hij hun troon,
    maar verheft de geringen.
    Die hongeren overlaadt Hij met gaven,
    en rijken zendt Hij heen met lege handen.
    Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig
    jegens Abraham en zijn geslacht,
    gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen” (Lc. 1, 46-55)

    Toen Elisabet haar jonge bloedverwante die uit Nazareth gekomen was, begroet had, antwoordde Maria met het Magnificat. In haar groet had Elisabet Maria eerst vanwege de ”vrucht van haar schoot” ”gezegend” genoemd en vervolgens ”zalig” vanwege haar geloof . Deze tweevoudige zegen had direct betrekking op het moment van de boodschap. Nu de groet van Elisabet bij het bezoek getuigt van dat hoogtepunt, wordt het geloof van Maria nog bewuster en drukt het zich opnieuw uit. Wat op het ogenblik van de boodschap verborgen was gebleven in de diepte van de ”gehoorzaamheid van het geloof” bevrijdt zich nu om zo te zeggen als een heldere, levenwekkende vlam van de geest. De woorden die Maria gebruikt heeft op de drempel van het huis van Elisabet vormen een geïnspireerde belijdenis van haar geloof, waarin het antwoord op het woord van de openbaring zich uitdrukt door de religieuze en dichterlijke verheffing van heel haar wezen tot God. In die verheven woorden, die tegelijk zo eenvoudig zijn en geheel ingegeven door de gewijde teksten van het volk van Israël, schijnt de persoonlijke ervaring van Maria door, de extase van haar hart. Er schittert een straal in van het mysterie van God, de heerlijkheid van zijn onuitsprekelijke heiligheid, de eeuwige liefde die in de mensgeschiedenis binnentreedt als een definitieve gave.

    Maria heeft als eerste deel aan deze nieuwe openbaring van God en hierin aan deze nieuwe ”zelfgave” van God. Daarom roept zij uit: ”Hij deed aan mij zijn wonderwerken . . . heilig is zijn Naam”. Haar woorden weerspiegelen de vreugde van de geest welke zich moeilijk laat uitdrukken: “Van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder”. Want ”de meest innerlijke waarheid, zowel over God als over het heil van de mens, . . . verschijnt ons in Christus die tegelijk de Middelaar en de volheid van de gehele openbaring is”. In haar geestdrift belijdt Maria dat zij zich in het hart zelf van deze volheid van Christus bevindt. Zij is er zich van bewust dat de belofte die aan de vaders en vooral ”aan Abraham en zijn geslacht voor eeuwig” is gedaan, in haar vervuld wordt: dat dus in haar als Moeder van Christus de gehele heilseconomie uitmondt, waarin zich ”van geslacht tot geslacht” diegene openbaart die als God van het Verbond ”zijn barmhartigheid gedachtig is”.

    De Kerk die van het begin af haar aardse tocht gelijkvormig maakt aan die van de Moeder Gods, zegt haar voortdurend de woorden van het Magnificat na. Zij put uit het diepst van het geloof van de Maagd bij de boodschap en het bezoek de waarheid over de God van het Verbond, over God die almachtig is en ”wonderwerken” doet aan de mens: ”heilig is zijn Naam”. In het Magnificat ziet zij de zonde die aan het begin staat van de aardse geschiedenis van de man en de vrouw, tot in de wortel overwonnen, de zonde van het ongeloof en van de ”kleingelovigheid” jegens God. Tegen de ”verdenking” in die de ”vader van de leugen” heeft opgewekt in het hart van Eva, de eerste vrouw, verkondigt Maria die de traditie de traditie de nieuwe Eva” pleegt te noemen en de ware ”moeder van de levenden”, met kracht de onverminderde waarheid over God: de heilige en almachtige God die vanaf het begin de bron van iedere schenking is, die ”wonderwerken heeft gedaan”. Scheppend schenkt God het bestaan aan heel de werkelijkheid. De mens scheppend geeft hij in vergelijking met alle andere aardse schepselen op speciale wijze de waardigheid van zijn beeld en gelijkenis. En ondanks de zonde van de mens laat Hij zich niet weerhouden in zijn wil om te schenken en geeft Hij zich in zijn Zoon: ”Zozeer heeft Hij de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh. 3, 16). Maria is de eerste getuige van deze bewonderenswaardige waarheid die zich ten volle zal verwerkelijken door wat haar Zoon doet en leert en definitief door middel van zijn kruis en verrijzenis.

    De Kerk die ook ”dwars door de beproevingen en wederwaardigheden heen” niet ophoudt Maria de woorden van het Magnificat na te zeggen, ”vat moed” ui de kracht van de waarheid over God die toen met zulke buitengewone eenvoud is verkondigd. Tegelijk wil zij met deze waarheid over God de moeilijke en soms onontwarbare wegen van het aardse bestaan van de mensen verlichten. De tocht van de Kerk die nu aan het einde van het tweede christelijke millennium is gekomen, houdt een nieuwe inzet in haar zending in De Kerk die Hem volgt die van zichzelf zei: ”(God) heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen”, heeft er van geslacht tot geslacht naar gestreefd en streeft er nog naar die zending te vervullen.

    Haar voorliefde voor de armen staat op wonderbare wijze in het Magnificat van Maria geschreven. De God van het Verbond die de Maagd van Nazaret bezongen heeft in de verrukking van haar geest, is tevens degene die ”de heersers hun troon ontneemt en de geringen verheft ..., de hongerigen overlaadt met gaven en de rijken met lege handen heenzendt ..., de trotsen van hart uiteenslaat ... en barmhartig is voor hen die Hen vrezen”. Maria is diep doordrongen van de geest van de ”armen van Jahwe” die in het psalmgebed hun verwachten en al hun vertrouwen op Hem stelden. 

    Zij verkondigt waarlijk de komst van het mysterie van het heil, de komst van de ”Messias van de armen”. 

    De Kerk die put uit het hart van Maria, uit het diepst van haar geloof dat uitgedrukt is in de woorden van het Magnificat, wordt zich steeds beter bewust dat de waarheid over God die redt, over God die de bron van iedere schenking is, niet gescheiden kan worden van het betonen van zijn voorliefde voor de armen en geringen, welke bezongen is in het Magnificat en vervolgens uitdrukking gevonden heeft in de woorden en daden van Jezus.

    De Kerk is zich daarom bewust – en in onze tijd wordt dit bewustzijn op geheel bijzondere wijze sterker -, niet alleen dat deze twee elementen van de boodschap welke vervat is in het Magnificat, niet gescheiden kunnen worden, maar ook dat zij de betekenis die ”de armen” en ”de voorkeur voor de armen” hebben in het woord van de levende God, zorgvuldig moet beschermen. Het gaat om thema’s en problemen die organiek samenhangen met de christelijke zin voor vrijheid en bevrijding. ”Totaal afhankelijk van God en geheel op Hem gericht door de geestdrift van haar geloof is Maria naast haar Zoon het meest volmaakte beeld van de vrijheid en bevrijding van de mensheid en van de kosmos. Naar haar moet de Kerk waarvan zij de moeder en het voorbeeld is, opzien om de betekenis van haar zending in haar volheid te begrijpen.” 

    DEEL 3 : MIDDELARES ALS MOEDER

    HOOFDSTUK 1 - Maria, dienstmaagd des Heren

    De Kerk weet en leert met sint Paulus dat wij één middelaar hebben: Want God is één, één is ook de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zich als losprijs voor allen gegeven heeft” (1 Tim. 2, 5-6). ”Welnu, de moederlijke taak van Maria tegenover de mensen verduistert of vermindert op geen enkele wijze dat enig middelaarschap van Christus maar toont aan, hoe krachtig het is”.  Het is bemiddeling in Christus.

    De Kerk weet en leert dat ”elke heilsinvloed van de heilige Maagd op de mensen ontstaat ... uit welbehagen van God, voortvloeit uit de overvloed van de verdiensten van Christus, op zijn middelaarschap is gevestigd, daarvan volkomen afhankelijk is en daaruit haar gehele kracht put; de onmiddellijke vereniging van de gelovigen met Christus geenszins belemmert maar juist bevordert”. Deze heilsinvloed wordt gesteund door de Heilige Geest die, zoals Hij de Maagd Maria overschaduwde en haar goddelijk moederschap deed aanvangen, zo ook voortdurend haar zorg voor de broeders van haar Zoon bijstaat.

    Het middelaarschap van Maria is inderdaad nauw verbonden met haar moederschap en heeft een specifiek moederlijk karakter waardoor het te onderscheiden is van het middelaarschap van de andere schepselen die op verschillende maar altijd ondergeschikte wijzen deelnemen aan het enig middelaarschap van Christus, ook al blijft het hare eveneens deelname. Want al ”kan geen enkel schepsel op één lijn worden gesteld met het mens geworden Woord en de Verlosser”, toch ”verhindert het enig middelaarschap van de Verlosser niet de menigvuldige medewerking van de schepselen, maar wekt het deze op door ze aan de enige ervan deelachtig te maken; en zo ”wordt de ene goedheid van God op verscheidene wijzen werkelijk uitgespreid in de schepselen”. 

    De leer van het Tweede Vaticaans Concilie houdt deze waarheid over het middelaarschap van Maria voor als deelname aan deze enige bron die het middelaarschap van Christus zelf is. Wij lezen namelijk: ”De Kerk belijdt zonder aarzelen deze ondergeschikte taak van Maria; voortdurend ervaart zij deze en zij drukt de gelovigen op het hart, opdat zij, daar deze moederlijke bescherming geholpen, zich inniger aan de Middelaar en Verlosser zouden hechten”. Deze taak is tegelijk speciaal en uitzonderlijk. Zij vloeit voort uit haar goddelijk moederschap en kan slechts op grond van de volledige waarheid over dit moederschap in geloof begrepen en beleefd worden. Omdat Maria door goddelijke uitverkiezing de Moeder is van de Zoon die één in wezen is met de Vader, en “edelmoedige gezellin” Deze taak vormt een reëel aspect van haar tegenwoordigheid in het heilmysterie van Christus en de Kerk.

    Het is nodig vanuit dit gezichtspunt nogmaals de fundamentele gebeurtenis in het heilsbestel te beschouwen, d.w.z. de menswording van het Woord op het ogenblik van de boodschap. Het is veelbetekenend dat Maria die in het woord van de goddelijke bode de wil van de Allerhoogste onderkent en zich aan zijn macht onderwerpt, zegt: ”Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord” (Lc. 1, 38). Het eerste moment van de onderwerping aan het enig middelaarschap ”tussen God en de mensen” - het middelaarschap van Jezus Christus – is de aanvaarding van het moederschap door de Maagd van Nazareth. Maria stemt in met de keuze van God om door de Heilige Geest de Moeder van Gods Zoon te worden. Men kan zeggen dat haar instemming met het moederschap vooral een vrucht is van haar volledige overgave aan God in de maagdelijkheid. Geleid door de bruidsliefde, welke de liefde is die een menselijke persoon geheel aan God ”wijdt”, heeft Maria de uitverkiezing tot Moeder van Gods Zoon aanvaard. Krachtens deze liefde wilde Maria altijd en in alles ”aan God toegewijd” zijn door in maagdelijkheid te leven. De woorden ”Zie de dienstmaagd des Heren” drukken het feit uit dat zij van het begin af haar eigen moederschap heeft aanvaard en begrepen als de totale gave van zichzelf, van haar persoon, ten dienste van het heilsplan van de Allerhoogste. En heel haar moederlijke deelname aan het leven van Jezus Christus, haar Zoon, heeft zij tot het einde toe vervuld op een wijze die overeenkomt met haar roeping tot de maagdelijkheid.

    Het moederschap van Maria, tot in het diepst waarvan de bruidshouding van ”dienstmaagd des Heren” is doorgedrongen, vormt de eerste en fundamentele dimensie van het middelaarschap dat de Kerk met betrekking tot haar belijdt en verkondigt en dat zij voortdurend ”aanbeveelt aan de liefde van de gelovigen”, daar zij er veel vertrouwen in stelt. Men moet immers erkennen dat God zelf, de eeuwige Vader zich als eerste heeft toevertrouwd aan de Maagd van Nazareth, toen Hij haar zijn eigen Zoon gaf in het mysterie van de menswording. Haar uitverkiezing tot de hoogste taak en waardigheid van Moeder van Gods Zoon heeft op ontologisch vlak betrekking op de werkelijkheid zelf van de vereniging van de twee naturen in de persoon van het Woord (hypostatische vereniging). Het fundamentele feit van Moeder van Gods Zoon te zijn is vanaf het begin een volledige openheid voor de persoon van Christus, voor hee; zijn werk, voor heel zijn zending. De woorden ”Zie de dienstmaagd des heren” getuigen van deze openheid van de geest van Maria, die in zichzelf op volmaakte wijze de liefde verwezenlijkt welke eigen is aan de maagdelijkheid, verenigd en als het ware versmolten met de liefde welke karakteristiek is voor het moederschap.

    Daarom is Maria niet alleen de “moeder en voedster” van de Mensenzoon geworden, maar ook ”op heel bijzondere wijze de edelmoedige gezellin” van de Messias en Verlosser. Zoals reeds gezegd, is zij voortgegaan op de pelgrimstocht van het geloof en op deze pelgrimstocht tot aan de voet van het kruis heeft zij tegelijk door wat zij gedaan en geleden heeft haar moederlijke medewerking aan heel de zending van de Heiland gerealiseerd. Langs de weg van die samenwerking met het werk van de Zoon en Verlosser heeft het moederschap van Maria een bijzonder verandering gekend en zich steeds meer gevuld met ”vurige liefde voor allen tot wie de zending van Christus zich richtte. Door die ”vurige liefde” die erop gericht is om in vereniging met Christus het herstel ”van het bovennatuurlijke leven van de zielen” te bewerken, begon zij op geheel persoonlijke wijze deel te nemen aan het enige middelaarschap “tussen God en de mensen”, dat het middelaarschap van de mens Christus Jezus is. Als eerste heeft zij de bovennatuurlijke uitwerking van dat enige middelaarschap op zichzelf ervaren – reeds bij de boodschap was zij begroet als ”vol van genade” - en daarom moet men zeggen dat zij door de volheid van genade en van bovennatuurlijk leven bijzonder voorbereid was op de medewerking met Christus, de enige Middelaar van het menselijke heil. En deze medewerking is juist het middelaarschap dat ondergeschikt is aan het middelaarschap van Christus.

    In het geval van Maria gaat het om een speciaal en uitzonderlijk middelaarschap dat berust op haar ”volheid van genade” die tot uitdrukking kwam in de volledige beschikbaarheid van de ”dienstmaagd des Heren”. In antwoord op deze innerlijke beschikbaarheid van zijn Moeder bereidde Jezus Christus haar er steeds meer op voor om voor de mensen ”moeder in de orde van de genade” te worden. Daarom wijzen minstens indirect bepaalde bijzondere aantekeningen van de synoptici en nog meer van het evangelie van Johannes die ik reeds toegelicht heb. In dit opzicht zijn de woorden die Jezus aan het kruis uitgesproken heeft met betrekking tot Maria en Johannes bijzonder welsprekend.

    Na de gebeurtenissen van de verrijzenis en de hemelvaart ging Maria samen met de apostelen in afwachting van Pinksteren het cenakel binnen, waar zij aanwezig was als Moeder van de verheerlijkte Heer. Zij was niet alleen degene die ”voortging op de pelgrimstocht van het geloof” en de vereniging met haar Zoon standvastig volhield tot onder het kruis, maar ook de “dienstmaagd des Heren” die door haar Zoon achtergelaten was als moeder midden in de beginnende Kerk: “Zie daar uw moeder”. Zo begon zich een speciale band te vormen tussen deze Moeder en de Kerk. De beginnende Kerk was immers een vrucht van het kruis en de verrijzenis van haar Zoon. Het was niet mogelijk dat Maria, die zich van het begin af zonder voorbehoud aan de persoon en het werk van de Zoon had gegeven, niet van het begin af haar moederlijke gaven over de Kerk zou uitstorten. Haar moederschap is na het heengaan van de Zoon in de Kerk blijven voortbestaan als moederlijk middelaarschap: door ten beste te spreken voor al haar kinderen werkt de Moeder mee aan het heilswerk van de Zoon, de Verlosser van de wereld. Het Concilie leert inderdaad: het “moederschap van Maria in het genadebestel gaat zonder ophouden voort ... tot aan de eeuwige voleinding van alle uitverkorenen”. Bij de verlossingsdood van haar Zoon heeft het moederlijke middelaarschap van de dienstmaagd des Heren een universele omvang gekregen omdat het verlossingswerk alle mensen omvat. Zo openbaart zich op bijzondere wijze de doeltreffendheid van het enige en universele middelaarschap van Christus ”tussen God en de mensen”. De medewerking van Maria is in haar ondergeschikt karakter deelname aan de universaliteit van het middelaarschap van de Verlosser, de enige Middelaar. Het Concilie geeft dit duidelijk aan met de bovengeciteerde woorden.

    Wij lezen verder: ”Want, ten hemel opgenomen, heeft zij deze heilbrengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort ons de gaven van het eeuwige heil te bezorgen”. Het middelaarschap van Maria zet zich voort in de geschiedenis van de Kerk en de wereld met dit karakter van ”voorspraak” dat zich voor het eerst gemanifesteerd heeft te Kana in Galilea. Wij lezen dat Maria ”met moederlijke liefde zorg draagt voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegende vaderland bereiken”. Op deze wijze gaat het moederschap van Maria steeds voort in de Kerk als middelaarschap dat voorspraak is, en de Kerk drukt haar geloof in deze waarheid uit door Maria aan te roepen ”onder de titels van voorspreekster, helpster, bijstand, middelares”. 

    Door haar middelaarschap, dat ondergeschikt is aan het middelaarschap van de Verlosser, draagt Maria op speciale wijze bij tot de vereniging van de op aarde pelgrimerende Kerk met de eschatologische en hemelse realiteit van de gemeenschap van de heiligen, omdat zij reeds ”ten hemel opgenomen” is. 

    De waarheid van de tenhemelopneming die door Pius XII is gedefinieerd, is opnieuw bevestigd door het Tweede Vaticaans Concilie dat het geloof van de Kerk als volgt uitdrukt: ”Tenslotte werd de onbevlekte Maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse loopbaan met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot koningin van allen door de Heer verheven, om aldus vollediger gelijkvormig te worden aan haar Zoon, de Heer der heren en de Overwinnaar van zonde en dood”. 

    Met deze leer sloot Pius XII zich aan bij de Traditie die op vele wijzen uitdrukking gevonden heeft in de geschiedenis van de Kerk, zowel in het oosten als in het westen.

    Met het mysterie van de tenhemelopneming is in Maria heel de uitwerking van het enige Middelaarschap van Christus, de Verlosser van de wereld en de verrezen Heer, werkelijkheid geworden: ”Allen zullen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst, zij die Christus toebehoren” (1 Kor. 15, 22-23). In het mysterie van de tenhemelopneming drukt zich het geloof van de Kerk uit volgens hetwelk Maria ”door een innige en onverbreekbare band verenigd” is met Christus, omdat zij die als Moedermaagd op speciale wijze met Hem verenigd was bij zijn eerste komst, dit door haar voortdurende samenwerking met Hem ook zal zijn in afwachting van zijn tweede komst; ”op een meer verheven wijze verlost met het oog op de verdiensten van haar Zoon” heeft zij ook de taak van middelares van goedertierenheid die eigen is aan de Moeder, bij de definitieve komst, als allen die Christus toebehoren zullen herleven en ”de laatste vijand, de dood, vernietigd zal worden” (1 Kor. 15, 26).

    Met deze verheffing van de “dochter van Sion bij uitnemendheid” door de tenhemelopneming is het mysterie van haar eeuwige heerlijkheid verbonden. Want de Moeder van Christus is verheerlijkt als ”koningin van allen”. Zij die bij de boodschap zichzelf ”dienstmaagd des Heren” heeft genoemd, is heel haar aardse leven trouw gebleven aan wat deze naam uitdrukt en daarmee heeft zij bevestigd een echte ”leerlinge” van Christus te zijn die sterk benadrukt heeft dat zijn eigen zending dienst is: ”de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mt. 20,28). Zo is Maria de eerste geworden onder hen die ”Christus ook in de anderen dienen en aldus, door nederigheid en geduld, hun broeders terugbrengen naar de koning: Hem dienen is pas waarlijk heersen”; zij heeft ten volle de ”staat van koninklijke vrijheid” verworven die eigen is aan de leerlingen van Christus: dienen betekent heersen!

    ”Christus, gehoorzaam geworden tot de dood toe en daarom door de Vader verhoogd, is in de glorie van zijn rijk binnengegaan. Alles is Hem onderwerpen, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt, opdat God alles in allen zou zijn”. Maria, de dienstmaagd des Heren, heeft deel aan dit Rijk van de Zoon. De glorie van het dienen houdt niet op haar koninklijke verheffing te zijn: ten hemel opgenomen staakt zij haar heilbrengende dienst niet, waarin het moederlijke middelaarschap zich uitdrukt ”tot aan de eeuwige voleinding van alle uitverkorenen”. Zo blijft zij die hier op aarde ”de vereniging met haar Zoon standvastig heeft volgehouden tot onder het kruis”, steeds met Hem verenigd, nu ”alles Hem onderwerpen is, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt”. Zo is Maria door haar tenhemelopneming als het ware omgeven door heel de werkelijkheid van de gemeenschap der heiligen en haar vereniging met de Zoon in de heerlijkheid staat geheel gericht op de definitieve volheid van het Rijk, als ”God alles in allen zal zijn”. Ook in deze fase blijft het moederlijke middelaarschap van Maria ondergeschikt aan Hem die de enige Middelaar is, tot aan de definitieve verwezenlijking “van de volheid der tijden”, totdat het heelal in Christus onder één hoofd wordt gebracht.

    HOOFDSTUK 2 - Maria in het leven van de Kerk en van iedere Christen

    Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in aansluiting op de Traditie nieuw licht geworpen op de taak van de Moeder van Christus in het leven van de Kerk. ”Door de gave ... van het goddelijk moederschap dat haar met haar Zoon, de Verlosser, verenigt, en door haar heel bijzondere genaden en opdrachten is de heilige Maagd ook met de Kerk innig verbonden: de Moeder van God is het model van de Kerk, ... namelijk in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus”. Wij hebben reeds eerder gezien hoe Maria vanaf het begin bij de apostelen bleef in afwachting van Pinksteren en hoe zij, ”de zalige die geloofd heeft”, van geslacht tot geslacht aanwezig is midden in de Kerk die in geloof onderweg is, ook als model van de hoop die niet teleurgesteld wordt.

    Maria heeft geloofd dat tot vervulling zou komen wat haar vanwege de Heer gezegd is. Als maagd heeft zij geloofd dat zij zwanger zou worden en een zoon ter wereld zou brengen: “de Heilige”, aan wie de naam toekomt van ”Zoon van God”, de naam van ”Jezus” (=God redt). Als dienstmaagd des Heren bleef zij volmaakt trouw aan de persoon en de zending van deze Zoon. Als bleef zij volmaakt trouw aan de persoon en de zending van deze Zoon. Als moeder heeft zij ”in geloof en gehoorzaamheid . . . de eigen Zoon van de Vader hier op aarde gebaard, en wel zonder een man te bekennen, overschaduwd door de Heilige Geest”.

    Om deze redenen wordt Maria ”terecht door de Kerk met een bijzonder verering omringd. Inderdaad, vanaf de oudste tijden wordt (zij) met de titel van ‘Godsmoeder’ vereerd en tot haar bescherming nemen de gelovigen in al hun gevaren en noden hun toevlucht”. Deze eredienst is van heel bijzonder aard: hij houdt de diepe band in die bestaat tussen de Moeder van Christus en de Kerk en drukt deze uit. Maria blijft als maagd en moeder voor de Kerk het model. Men kan dus zeggen dat Maria die aanwezig is in het mysterie van Christus vooral volgens dit aspect, dus als model of beter als ”beeld” ook steeds aanwezig blijft in het mysterie van de Kerk. Inderdaad wordt ook de Kerk ”Moeder en maagd” genoemd en deze namen zijn bijbels en theologisch zeer verantwoord.

    De Kerk ”wordt . . . moeder door het woord van God met getrouwheid op te nemen”. Zoals Maria, die als eerste geloofd heeft oen zij het woord van God aannam dat haar geopenbaard werd bij de boodschap, en daaraan trouw bleef in al haar beproevingen tot onder het kruis, zo wordt de Kerk moeder als zij het woord van God met getrouwheid aanneemt en ”door de prediking en het doopsel zonen ter wereld brengt, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven”. Dit ”moederlijke” kenmerk van de Kerk is op bijzondere levendige wijze uitgedrukt door de apostel van de heidenen toen hij schreef: ”Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen” (Gal. 4, 19). Deze woorden van sint Paulus bevatten een interessant spoor van het moederlijke bewustzijn van de oerkerk, dat verband houdt met haar apostolische dienstwerk onder de mensen. Dit bewustzijn maakte het de Kerk mogelijk en maakt het haar steeds mogelijk het mysterie van haar leven en zending te zien naar het voorbeeld van de Moeder van de Zoon die de ”eerstgeborene onder vele broeders” is (Rom. 8, 29).

    Men kan zeggen dat de Kerk ook van Maria haar eigen moederschap leert. Zij herkent het moederlijke aspect van haar roeping dat wezenlijk verbonden is met haar sacramentele natuur, terwijl zij ”de verborgen heiligheid van Maria beschouwt, haar liefde navolgt en de wil van de Vader getrouw volbrengt”. 

    Als de Kerk teken en instrument van de innige vereniging met God is, dan is zij dit vanwege haar moederschap: omdat zij door de levenwekkende Geest zonen en dochters van de mensenfamilie ”voortbrengt” voor een nieuw leven in Christus; omdat de Kerk zo ten dienste blijft staan van het mysterie van de aanneming tot de kinderen door de genade, zoals Maria ten dienste staat van het mysterie van de menswording.

    Naar het voorbeeld van Maria blijft de Kerk tevens de maagd die trouw is aan haar bruidegom: ”Ook zij is maagd: zij behoudt haar trouw aan de bruidegom gaaf en zuiver”. De Kerk is inderdaad de bruid van Christus, zoals blijkt uit de paulijnse brieven en uit de naam die Johannes haar geeft: ”de bruid van het Lam” (Openb. 21, 9). Wanneer de Kerk als bruid ”de aan Christus gegeven trouw behoudt”, dan heeft deze trouw die in de leer van de apostel beeld van het huwelijk is geworden, tegelijk de waarde van beeld van de volledige overgave aan God in het celibaat ”omwille van het Rijk der hemelen” ofwel van de aan God gewijde maagdelijkheid. 

    Juist deze maagdelijkheid naar het voorbeeld van de Maagd van Nazareth is bron van een bijzonder geestelijke vruchtbaarheid: zij is bron van het moederschap in de Heilige Geest.

    De Kerk behoudt ook het geloof dat zij van Christus ontvangen heeft: naar het voorbeeld van Maria die alles wat haar goddelijke Zoon betrof in haar hart bewaarde en bij zichzelf overwoog, legt zij zich erop toe het Woord van God te bewaren en de rijkdommen ervan oordeelkundig en omzichtig na te vorsen, om er in ieder tijdvak voor alle mensen trouw van te getuigen. 

    Aangezien Maria haar voorbeeld is gaat de Kerk naar Maria toe en tracht zij aan haar gelijk te worden: ”in navolging van de Moeder van haar Heer bewaart zij op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde”. Maria is dus aanwezig in het mysterie van de Kerk als model. Maar het mysterie van de Kerk bestaat er ook in de mensen voort te brengen voor een nieuw en onsterfelijk leven: dit is haar moederschap in de Heilige Geest. En hier is Maria niet alleen model en beeld van de Kerk maar veel meer. Want ”met moederlijke liefde draagt zij bij tot de geboorte en de opvoeding” van de zonen en de dochters van de moederkerk. Het moederschap van de Kerk verwerkelijkt zich niet alleen volgens het model en het beeld van de Moeder Gods maar ook met haar ”medewerking”. De Kerk putovervloedig uit deze medewerking, uit het moederlijke middelaarschap dus, dat karakteristiek is voor Maria, omdat zij reeds op aarde bijdroeg tot de geboorte en de opvoeding van zonen en dochters van de Kerk, als Moeder van de Zoon ”die God gesteld heeft tot Eerstgeborene onder vele broeders”.

    Zij droeg ertoe bij – zoals het Tweede Vaticaans Concilie leert – met moederlijke liefde. Hier ziet men de werkelijke waarde van de woorden die Jezus op het uur van het kruis tot zijn moeder gesproken heeft: ”Vrouw, zie daar uw zoon”, en tot de leerling: ”Zie daar uw moeder” (Joh. 19, 26-27). Het zijn woorden die de plaats van Maria in het leven van de leerlingen van Christus bepalen en, zoals reeds gezegd, het nieuwe moederschap van de Moeder van de Verlosser uitdrukken: het geestelijke moederschap dat voortgekomen is uit het diepst van het Paasmysterie van de Verlosser der wereld. Het is een moederschap in de orde van de genade, want het smeekt de gave af van de Heilige Geest die de nieuwe kinderen van God verwekt die verlost zijn door het offer van Christus: de Geest die ook Maria, samen met de Kerk, ontvangen heeft op de dag van Pinksteren.

    Het christenvolk ervaart en beleeft dit moederschap speciaal in het heilig Gastmaal, de liturgische viering van het mysterie van de verlossing waarin Christus tegenwoordig komt zijn waarachtige lichaam geboren uit de Maagd Maria.

    Terecht heeft de vroomheid van het christenvolk steeds een nauw verband gezien tussen de verering van de heilige Maagd en de eucharistische eredienst: dit is een feit dat men kan opmerken zowel in de westerse als in de oosterse liturgie, in de tradities van de kloosterfamilies, in de spiritualiteit van de hedendaagse bewegingen, ook in die van de jongeren, in de pastoraal van de Mariaheiligdommen. Maria voert de gelovigen tot de Eucharistie.

    Het is wezenlijk voor het moederschap dat het betrekking heeft op personen. Het vormt steeds een unieke en onherhaalbare relatie van twee personen: van de moeder met het kind en van het kind met de moeder. Ook als eenzelfde vrouw moeder is van vele kinderen, dan kenmerkt toch haar persoonlijke relatie met ieder van hen wezenlijk het moederschap. Want ieder kind is op unieke en onherhaalbare wijze ter wereld gebracht en dit geldt zowel voor de moeder als voor het kind. Ieder kind wordt op diezelfde wijze omringd met de moederlijke liefde waarop zijn opvoeding en rijping in menselijkheid gebaseerd zijn.

    Men kan zeggen dat het moederschap ”in de orde van de genade” de gelijkenis behoudt met wat ”in de orde van de natuur” de band van de moeder met het kind kenmerkt. In dit licht wordt het begrijpelijker dat in het testament van Christus op Golgota het nieuwe moederschap van zijn Moeder uitgedrukt is in het enkelvoud tegenover één mens: ”Zie daar uw zoon”.

    Men kan bovendien zeggen dat in die woorden ook volledig het motief aangegeven wordt voor de mariale dimensie van het leven van de leerlingen van Christus: niet allen van Johannes die op dat uur samen met de Moeder van zijn Meester onder het kruis stond, maar van iedere leerling van Christus, van iedere christen. De Verlosser vertrouwt zijn Moeder aan de leerling toe en geeft haar tegelijk als moeder aan hem. Het moederschap van Maria dat een erfenis wordt voor de mens is een gave: een geschenk dat Christus persoonlijk aan ieder mens geeft. Zoals de Verlosser Maria toevertrouwt aan Johannes, zo vertrouwt Hij tegelijk Johannes toe aan Maria. Aan de voet van het kruis begint de speciale toewijding van de mens aan de Moeder van Christus die vervolgens in de geschiedenis van de Kerk op verschillende wijzen in praktijk gebracht en uitgedrukt is. Als de apostel en evangelist na de woorden weergegeven te hebben die Jezus aan het kruis tot de moeder en tot hemzelf richtte, eraan toevoegt: ”En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich” (Joh. 19, 27), dan wil dit ongetwijfeld zeggen dat aan de leerling de taak van zoon werd gegeven en dat hij de zorg voor de moeder van zijn geliefde Meester op zich nam. Daar Maria aan hem persoonlijk als moeder gegeven werd, duidt het, zij het indirect, datgene aan wat de intieme band van een kind met zijn moeder uitdrukt. En dit alles kan begrepen worden in het woord ”overgave”. De overgave is het antwoord op de liefde van een persoon en in het bijzonder op de liefde van de moeder.

    De mariale dimensie van het leven van een leerling van Christus drukt zich op speciale wijze uit juist door zo’n kinderlijke overgave aan de Moeder van God, welke zijn oorsprong heeft in het testament van de Verlosser op Golgota. Als de christen zich kinderlijk aan Maria toevertrouwt, ”neemt” hij de Moeder van Christus ”op in het zijne”, zoals de apostel Johannes gedaan heeft, en leidt hij haar binnen in heel de ruimte van zijn eigen innerlijke leven, d.w.z. in zijn menselijke en christelijke “ik”: ”Hij nam haar bij zich”. Zo streeft hij ernaar binnen te treden in de straal van werking van de ”moederlijke liefde” waarmee de Moeder van de Verlosser ”zorg draagt voor de broeders van haar Zoon” ”tot wier geboorte en opvoeding zij bijdraagt”, overeenkomstig de maat van de gave die aan ieder eigen is door de kracht van de Geest van Christus. Zo ontplooit zich ook het moederschap naar de geest dat de taak van Maria is geworden onder het kruis en in het cenakel.

    Deze kinderlijke band, dit zich toevertrouwen van een zoon aan de Moeder heeft niet slechts zijn oorsprong in Christus, maar men kan zeggen dat het tenslotte op Hem gericht is. Men kan zeggen dat Maria tot allen dezelfde woorden blijft zeggen die zij te Kana in Galilea gezegd heeft: ”Doet maar wat Hij u zeggen zal”. Hij, Christus, is immers de enige Middelaar tussen God en de mensen; Hij is ”de weg, de waarheid en het leven” (Joh. 14, 6); Hij is degene die door de Vader aan de wereld is gegeven, opdat de mens ”niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben” (Joh. 3, 16). De Maagd van Nazareth is de eerste ”getuige” geworden van deze heilsliefde van de Vader en zij verlangt ook altijd en overal zijn nederige dienstmaagd te blijven. Maria is ten opzichte van iedere Christen, van iedere mens degene die als eerste ”geloofd heeft” en zij wil juist met dit geloof van een bruid en moeder haar invloed uitoefenen op allen die zich als kinderen aan haar toevertrouwen. En het is bekend dat, hoe meer deze kinderen in die houding volharden en daarin vooruitgaan, Maria hen des te dichter bij de ”ondoorgrondelijke rijkdom van Christus” (Lc. 3, 8) brengt. En zij herkennen eveneens steeds beter heel de waardigheid van de mens en de uiteindelijke zin van zij roeping, want ”Christus maakt . . . de mens voor zichzelf duidelijk”. 

    Deze mariale dimensie van het christelijk leven krijgt een bijzonder accent waar het om de vrouw en haar conditie gaat. De vrouwelijkheid staat immers op speciale wijze in relatie met de Moeder van de Verlosser; een thema dat elders nader uitgewerkt zal kunnen worden. Hier wil ik alleen opmerken dat de persoon van Maria van Nazareth licht werpt op de vrouw als zodanig door het feit zelf dat God zich in de sublieme gebeurtenis van de incarnatie van de Zoon heeft toevertrouwd aan de vrije en actieve dienst van een vrouw. Daarom kan men zeggen dat de vrouw die naar Maria kijkt in haar het geheim vindt om op waardige wijze haar vrouw-zijn te beleven en haar echte promotie te realiseren. In het licht van Maria ziet de Kerk op het gelaat van iedere vrouw een schoonheid die de spiegel is van de meest verheven gevoelens waartoe het menselijke hart in staat is: de totale offervaardigheid van de liefde; de kracht die weet te weerstaan aan de grootste smart; de onbeperkte trouw en de onvermoeibare zorg; het vermogen om de doordringende intuïtie te verenigen met het woord van ondersteuning en bemoediging.

    Paulus VI heeft tijdens het Concilie plechtig verklaard dat Maria Moeder van de Kerk is, ”dat wil zeggen Moeder van hel het christenvolk, zowel van de gelovigen als van de herders”. Later, in 1968, bevestigde hij deze verklaring in de geloofsbelijdenis die bekend is onder naam Credo van het Volk van God in een nog meer bindende vorm met de woorden: ”Wij geloven dat de allerheiligste Moeder van God, de nieuwe Eva, de Moeder van de Kerk, in de hemel haar moederlijke taak ten opzichte van de ledematen van Christus voortzet, door mee te werken aan de geboorte en de ontwikkeling van het goddelijke leven in de zielen van de verlosten”. 

    De leer van het Concilie heeft onderstreept dat de waarheid over de allerheiligste Maagd en Moeder van Christus een doeltreffend hulpmiddel vormt voor de verdieping van de waarheid over de Kerk. Sprekend in verband met de constitutie Lumen Gentium die juist door het Concilie goedgekeurd was, heeft Paulus VI gezegd: ”De kennis van de ware katholieke leer over de heilige Maagd Maria zal altijd een sleutel vormen voor het nauwkeurige begrip van het mysterie van Christus en van de Kerk”. 

    Maria is in de Kerk aanwezig als Moeder van Christus en tevens als de Moeder die Christus in het mysterie van de verlossing aan de mens gegeven heeft in de persoon van de apostel Johannes. Daarom omringt Maria met haar nieuwe moederschap in de Geest allen en ieder in de Kerk en door de Kerk. In deze zin is Maria, de Moeder van de Kerk, ook moeder van de Kerk. Want deze ”moet”, zoals Paulus VI wenst en vraagt, ”de Maagd en Moeder van God tot het meest authentieke voorbeeld van de volmaakte navolging van Christus nemen”. 

    Dank zij deze speciale band die de Moeder van Christus met de Kerk verbindt, wordt het mysterie duidelijker van de “vrouw” die vanaf de eerste hoofdstukken van het boek Genesis tot aan de ”Apokalyps” de openbaring van Gods heilsplan ten opzichte van de mensheid vergezelt. Maria die als Moeder van de Verlosser aanwezig is in de Kerk, neemt inderdaad op moederlijke wijze deel aan de ”lastige worsteling tegen de machten van de duisternis”, die zich ontwikkelt gedurende heel de geschiedenis van de mensheid. En daar de Kerk haar identificeert met de “vrouw, bekleed met de zon” (Openb. 12, 1), kan men zeggen dat ”de Kerk in de zalige Maagd de volmaaktheid reeds bereikt heeft, waardoor zij vlek noch rimpel vertoont”. Daarom heffen de christenen op hun aardse pelgrimstocht in geloof hun ogen op naar Maria en ”spannen zij zich nog steeds in om in heiligheid te groeien”. 

    Maria, de dochter van Sion bij uitnemendheid, helpt al haar kinderen, waar en in welke situatie zij ook leven om in Christus de weg naar het huis van de Vader te vinden.

    Daarom, onderhoudt de Kerk in heel haar leven met de Moeder van God een band die in het heilsmysterie het verleden, het heden en de toekomst omvat en vereert zij haar als geestelijke moeder van de mensheid en pleitbezorgster van genade.

    HOOFDSTUK 3 - De betekenis van het Mariale jaar

    Juist de speciale band van de mensheid met deze Moeder heeft mij er toe gebracht om in de Kerk een Mariajaar uit te roepen in de periode die voorafgaat aan het einde van het tweede millennium na de geboorte van Christus. Een soortgelijk initiatief is er reeds in het verleden geweest toen Pius XII het jaar 1954 tot Mariajaar uitriep teneinde de uitzonderlijke heiligheid van de Moeder van Christus in het licht te stellen die tot uitdrukking komt in de mysteries van haar onbevlekte ontvangenis (welke precies een eeuw eerder tot dogma was verklaard) en van haar tenhemelopneming.

    Nu wil ik in de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie de speciale tegenwoordigheid van de Moeder Gods in het mysterie van Christus en zijn Kerk doen uitkomen. Dit is namelijk een fundamentele dimensie die opkomt uit de mariologie van het Concilie dat nu reeds meer dan twintig jaar geleden is afgesloten. De buitengewone bisschoppensynode die in 1985 heeft plaatsgevonden heeft allen aangespoord de leer en de aanwijzingen van het Concilie trouw te volgen. Men kan zeggen dat het Concilie en de synode datgene bevatten wat de Heilige Geest wil ’zeggen tot de Kerk” in de huidige fase van de geschiedenis.




    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs