Herwerkt tot de voornaamste punten : MYSTICI CORPORIS CHRISTI - Paus Pius XII - Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
|
·
Het bovennatuurlijke
leven en alle genaden die de mens worden gegeven zijn vruchten van de
verlossing. De verlossing zelf berust op het feit dat Christus en Zijn Kerk één
mystiek Lichaam vormen, ja zelfs één mystieke Persoon. Daarom zijn het verlossingswerk
van Christus, het Hoofd, en de oneindige verdiensten van Zijn lijden, bestemd
voor zijn leden, dat wil zeggen voor alle gelovigen die Zijn mystiek lichaam
vormen.
De Kerk is het mystieke Lichaam en de volheid van Christus. Christus is haar
hoofd, haar voornaamste, onmisbare en volmaakte deel, waaraan alle andere
ledematen van het Lichaam hun kracht en leven ontlenen. Bij het doopsel zijn
wij op deze innige wijze met Christus verbonden.
Christus kon lijden voor de mensen en boeten voor zonden die Hij niet Zelf
bedreven heeft. Hij is het Hoofd van de Kerk, het Lichaam waarvan Hij de
verlosser is. Daarom is verlossing uitsluitend te vinden in de Kerk, Zijn
Lichaam.
De activiteit van het mystieke Lichaam is de kracht van Christus Zelf. Wij zijn
als gelovigen met Hem in één lichaam verenigd. Daarom leven, lijden en sterven
wij met Hem, en zullen wij ook met Hem verrijzen. Het doopsel heiligt ons,
omdat het tussen Christus en een ziel de vitale verbinding tot stand brengt,
waardoor de heiligheid van het hoofd naar de ledematen kan stromen. De andere
sacramenten, in het bijzonder de heilige Eucharistie, hebben tot doel deze
eenheid tussen het mystieke lichaam en zijn Hoofd te versterken.
Inleiding
De
grootsheid van deze leer, haar nut vooral in deze tijd
De leer over het mystieke lichaam van Christus, dat de Kerk
is, is innig verenigd met Jezus Christus dat aan het hoofd staat van de Kerk.
De leer nodigt uit dat de mensen zich door de goddelijke Geest laten leiden.
Het verlicht hun verstandelijke en spoort hen aan heilzame werken te verrichten
volgens de leer van de Kerk.
Troost
in de ellende van deze tijd
Wij willen spreken over de rijkdommen en schatten die
opgestapeld liggen in de schoot van de Kerk, die Christus verworven heeft door
Zijn Bloed (Hand. 20, 28). De leden van dit mystiek lichaam getuigen van het
lijden dat Christus heeft geleden en delen dit lijden van Christus. Dan kunnen
de leden van deze Kerk bij de terugkomst van Christus delen in Zijn overwinning
en Zijn glorie.
De
vervolging en miskenning der Kerk
Wij die deel hebben aan het lijden van onze Verlosser,
zullen ook vervolgingen, lasteringen en folteringen moeten doorstaan net zoals
Jezus die dit heeft moeten ondergaan om het heil te bewerken van de mensheid.
De Kerk is nochtans de enige haven van heil. Maar toch wordt de Kerk veracht en
als vijandig bekeken door degenen die zich laten leiden door dwalingen, valse
leerstellingen, en de bekoring en bederf van de wereld. We moeten daarom het
heil van de Kerk verkondigen, aan wie wij na God alles hebben te danken.
De
vruchten voor de gelovige christenen van het mystieke lichaam
In deze stormachtige tijden worden ontelbare mensen
getroffen door vele beproevingen en smarten. Maar als zij dit lijden met
berustende gelatenheid uit Gods hand aanvaarden, zullen hun harten als van
nature zich afwenden van het aardse vergankelijke naar het hemelse blijvende.
Ze zullen verlangen naar het geestelijke en zich door de goddelijke Geest laten
aansporen om Gods rijk te zoeken. De mensen zijn meer geschikt om Gods Licht
waar te nemen als ze zich meer losmaken van de wereld en het tijdelijke. Men
ziet duidelijk de leegheid en onbestendigheid van het aardse, doordat rijken en
staten ineenstorten door oorlog en geweld.
Het
nut voor de andersdenkenden
Omdat wij het mystieke lichaam van Jezus Christus zullen
uiteenzetten zal dit ook nuttig zijn voor degenen die van de katholieke Kerk
gescheiden zijn. Zij zien ook hoe volk tegen volk opstaat en rijk tegen rijk,
en hoe tweedracht en afgunst aanleidingen zijn tot steeds groeiende onenigheid.
Zij zullen dan kunnen vaststellen dat de Kerk een liefdesgemeenschap is, die
voor alle mensen over de hele wereld een broederbond is met Christus. Het is de
bedoeling dat zij door Gods genade ertoe aangetrokken worden om ook deel uit te
maken van dezelfde eenheid en liefde. (De Kerk is niet alleen een gebouw of
hiërarchie, maar een gemeenschap van mensen die Christus gemeen hebben.)
De
sprekende eenheid der christenheid
Wij zagen dit jaar hoe, terwijl de broedergemeenschap van
volkeren zo rampzalig door een langdurige oorlog op leven en dood verbroken
was, overal al onze kinderen in Christus, één van wil en liefde, zich tot de
gemeenschappelijke Vader richtten. De Vader neemt al de zorgen en angsten tot
Zich en bestuurt het schip van de katholieke Kerk in deze woelige wateren. We
hebben de wonderbare eenheid van de christenen opgemerkt tot de Plaatsbekleder
van Jezus, de Paus, als geliefde Vader die onpartijdig boven de storm staat en
aandringt op waarheid, rechtvaardigheid en liefde, en ze probeert te
beschermen.
De
voornaamste beweegreden is de herderlijke bezorgdheid van de paus
Er is een hernieuwde belangstelling voor de heilige
liturgie en men ontvangt meer de communie. Bovendien is er een vuriger verering
van het allerheiligste Hart van Jezus. Daardoor bestudeert men meer het
mystieke lichaam van Christus en dringt men door in de rijkdommen van Christus
die in de Kerk worden bewaard. Toch moet
men vaststellen dat er ernstige dwalingen over deze leer verspreid worden die
de mensen van de waarheid willen afbrengen.
Men heeft nog steeds het rationalisme, dat al wat de
krachten van het menselijk verstand te boven gaat als een grote dwaasheid wordt
beschouwd. En een aanverwante dwaling dat men een plat naturalisme zou kunnen
noemen: dat in de Kerk niets anders ziet dan louter juridische en sociale
banden. Bovendien heeft met ook het mysticisme die het schepsel en de Schepper
proberen te verklaren en de H. Schrift ontkrachten.
Deze valse leerstellingen zorgen ervoor dat sommigen het mystieke
lichaam verwerpen. Maar het mystieke lichaam werd van God meegedeeld om
geestelijke vooruitgang te boeken en het mystieke lichaam te overwegen. En dit
is niet verkeerd (volgens het eerste Vaticaans Concilie: wie door het geloof
verlicht, ijverig, godvruchtig en bescheiden Want, zoals het (Eerste) Vaticaans
Concilie leert, "wanneer de door het geloof verlichte rede ijverig,
godvruchtig en bescheiden zoekt, dan komt zij met Gods hulp tot inzicht in de
geheimen; toch is zij, zoals het heilig concilie zelf in herinnering roept,
"nooit in staat om de goddelijke geheimen te doorgronden zoals de menselijke
waarheden."
Doel
en hoofdverdeling van de encycliek
Het behoort tot onze herderlijke plicht om door middel van
deze encycliek aan de gezamenlijke christelijke kudde de leer voor te stellen
over het mystieke lichaam van Jezus Christus en over de vereniging van de
gelovigen met de goddelijke Verlosser als Hoofd in dat lichaam; en om uit die
leer enige bepaalde punten naar voren te brengen, waardoor het dieper onderzoek
van dit geheim steeds overvloediger vruchten van volmaaktheid en heiligheid kan
dragen.
DEEL 1 - De Kerk, het mystieke lichaam van
Christus
Bij het overdenken van de hoofdinhoud van deze leer komen
ons de woorden van de apostel voor de geest: "Waar de zonde tot
overvloed kwam, won in overvloed de genade." (Rom. 5, 20) Het staat
immers vast, dat de stamvader van het gehele menselijk geslacht door God in
zulk een verheven staat was geplaatst, dat hij aan zijn nakomelingen tegelijk
met het aardse ook het bovennatuurlijke leven van de hemelse genade moest
doorgeven. Maar na Adams val, werd het hele mensengeslacht met de erfzonde
besmet en het verloor het deelgenootschap aan de goddelijke natuur, en werden
wij allen kinderen van toorn. (Ef. 2, 3) Maar de barmhartige God "heeft
de wereld zo liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven"
(Joh. 3, 16), en het Woord van de eeuwige Vader, Jezus, nam door diezelfde goddelijke liefde gedreven
een menselijke natuur aan, die echter onschuldig en van alle smet vrij was. Uit
Jezus, de nieuwe en hemelse Adam, zou de genade van de Heilige Geest op al de nakomelingen
van Adam neerstromen. We zouden naar het vlees broeders worden van de
eniggeboren Zoon van God en de macht ontvangen om kinderen van God te worden.
En zo heeft Christus Jezus hangend aan het kruis niet
alleen herstel gebracht aan de geschonden gerechtigheid van de eeuwige Vader,
maar ook voor ons, Zijn bloedverwanten, een onuitsprekelijke genadenovervloed
verdiend. Hij wilde dit doen door middel van een zichtbare uit mensen te vormen
Kerk, zodat door de Kerk allen Hem hun medewerking zouden kunnen verlenen in de
uitdeling van de vruchten der verlossing. Want Jezus verloste door Zijn smarten
en folteringen de mens door onze natuur aan te nemen, en nu gebruikt Hij Zijn
Kerk om het begonnen werk te bestendigen.
Om deze waarachtige Kerk van Christus - die de heilige,
katholieke, apostolische, Roomse Kerk is - nader te bepalen en te beschrijven,
wordt zij "het mystieke lichaam van Jezus Christus" genoemd.
HOOFDSTUK 1 - De Kerk een "lichaam"
a. Eén, onverdeeld, zichtbaar
Dat de Kerk een lichaam is, verkondigen de uitspraken van
de H. Schrift dikwijls. "Christus" zegt de apostel, "is het
Hoofd van het Lichaam, de Kerk." (Kol. 1, 18) Indien de Kerk een lichaam
is, dan moet zij ook iets zijn, dat één en onverdeeld is, volgens het woord van
Paulus: "Wij vormen in Christus met velen één lichaam." (Rom.
12, 5) Het moet ook iets concreets en zichtbaars zijn: "Omdat de Kerk een
lichaam is, daarom is zij met de ogen waarneembaar."
Daarom dwalen diegenen van de goddelijke waarheid af, die
zich de Kerk zo voorstellen, dat zij met de zintuigen niet waarneembaar of
zichtbaar is, waardoor de verschillende christelijke kerkgenootschappen, toch
onderling verbonden worden.
Een lichaam echter vereist ook een veelheid van ledematen,
die onderling zo verbonden zijn, dat zij elkander helpen. En zoals in ons sterfelijk
wezen alle overige ledematen, wanneer één lidmaat lijdt, delen in de pijn en de
gezonde ledematen bijstand verlenen aan de zieke: zo leven ook in de Kerk de
afzonderlijke ledematen niet uitsluitend elk voor zich, maar zij helpen ook de
andere, en allen bewijzen elkander hulpbetoon, zowel tot onderlinge
vertroosting als tot steeds verdere opbouw van het hele lichaam.
b. Organisch, hiërarchisch verbonden
Bovendien, zoals in de natuur niet uit ieder willekeurig
bijeenplaatsen van ledematen een lichaam ontstaat, maar daartoe een samenstel
vereist wordt van organen, dat wil zeggen ledematen, die niet alle hetzelfde
werk verrichten en die op geschikte wijze zijn geordend: zo ook moet men de
Kerk voornamelijk daarom een lichaam noemen, omdat haar eenheid ontstaat uit de
juiste en doelmatige verhouding en samenvoeging van de delen, en omdat
zij voorzien is van ledematen, die, hoewel verschillend, toch bij
elkander passen. Ook de apostel beschrijft de Kerk niet anders, wanneer hij
zegt: "Zoals... wij in één lichaam vele ledematen hebben, en toch al
die ledematen niet hetzelfde werk verrichten, zo zijn wij, ofschoon velen, in
Christus één lichaam, maar ieder afzonderlijk zijn wij ledematen ten opzichte
van elkander." (Rom. 12, 4)
Deze geordende of zogenaamde "organische" bouw
van het lichaam van de Kerk bestaat niet alleen uit graden van hiërarchie of
uit charismatisch begaafden. Natuurlijk
zullen degenen die in dit lichaam een gewijde macht bezitten tot de aanzienlijkste
en voornaamste ledematen behoren, omdat in hen, krachtens de opdracht zelf van
de goddelijke Verlosser, de ambten van Christus-leraar, -koning en -priester
bestendigd worden. Maar wanneer de kerkvaders breedvoerig de bedieningen,
graden, beroepen, standen, rangen en ambten van dit lichaam verheerlijken, dan
hebben zij niet alleen hen op het oog, die de heilige wijdingen ontvangen
hebben; maar ook hen, die, de evangelische raden volgen en ofwel onder de
mensen een werkzaam, ofwel in stilte een verborgen leven leiden, of die beide
volgens de eigen aard van hun instituut trachten te verwezenlijken; en ook hen,
die hoewel in de wereld levend, zich toch ijverig wijden aan de werken
van geestelijke en lichamelijke barmhartigheid; en ten slotte ook hen, die door
een rein huwelijk zijn verbonden. Ja, zelfs moet er de aandacht op gevestigd
worden, dat juist in de huidige omstandigheden de huisvaders en de huismoeders,
alsook de peters en de meters en met name diegenen onder de leken, die de
kerkelijke hiërarchie behulpzaam zijn bij de uitbreiding van het rijk van de
goddelijke Verlosser, een eervolle, zij het ook dikwijls nederige plaats
innemen in de christelijke gemeenschap; en dat ook zij, onder de stuwing van
Gods genade, kunnen opklimmen tot de hoogste heiligheid, die volgens de beloften
van Jezus Christus nooit in de Kerk zal ontbreken.
c. Toegerust met "levengevende organen" of
sacramenten
Zoals echter het menselijk lichaam met eigen werktuigen
voorzien is om te zorgen voor het leven, de gezondheid en de groei van zichzelf
en van de afzonderlijke ledematen: zo heeft ook de Zaligmaker van het menselijk
geslacht in Zijn oneindige goedheid op wonderbare wijze zorg gedragen voor Zijn
mystiek lichaam, en het met de sacramenten verrijkt, waardoor de ledematen als
langs even zovele ononderbroken treden van genade vanaf de wieg tot aan de
laatste ademtocht ondersteund zouden worden en waardoor ook rijkelijk zou
worden voorzien in de sociale behoeften van het hele lichaam.
Zij, die worden geboren, worden niet alleen door middel van
het doopsel uit de dood van de zonde herboren en tot ledematen van de Kerk
gemaakt, maar zij krijgen ook een geestelijk merkteken, waardoor zij in staat
worden gesteld en de geschiktheid krijgen om de overige sacramenten te
ontvangen. Door de zalving van het vormsel wordt de gelovige nieuwe kracht
ingestort om de Kerk en het van haar ontvangen geloof moedig te beschermen en
te verdedigen. Het sacrament van de biecht verschaft aan de ledematen van de
Kerk, die in zonde gevallen zijn, een heilzaam geneesmiddel, dat niet alleen
hun eigen zieleheil ten goede komt, maar waardoor ook van de andere ledematen
van het mystieke lichaam het gevaar voor besmetting wordt verwijderd en hun
bovendien de aansporing van het goede voorbeeld wordt gegeven. Meer nog: door
de H. Eucharistie worden de gelovigen door één en dezelfde spijs gevoed en
gesterkt en onderling en met het goddelijk Hoofd van het gehele lichaam
verbonden door een onuitsprekelijke en goddelijke band. En wanneer ten slotte
iemand dodelijk ziek is, dan staat aan het ziekbed de Moederkerk; want al
verleent zij door het heilig oliesel niet altijd de gezondheid van dit
sterfelijk lichaam, omdat God anders beschikt, zo schenkt zij toch een
bovennatuurlijk geneesmiddel aan de gewonde zielen om zo nieuwe burgers, die
haar tot nieuwe beschermers zullen zijn, ten hemel te zenden, waar zij in alle
eeuwigheid de goddelijke goedheid zullen genieten.
Verder voorzag Christus in de sociale behoeften van de Kerk
nog op bijzondere wijze door de instelling van twee sacramenten. Want het
huwelijk, waardoor de echtgenoten voor elkander bedienaren van genade zijn,
voorziet in de uitwendige en regelmatige groei van de christelijke gemeenschap;
en, wat van groter belang is, het voorziet ook in een goede en godsdienstige
opvoeding van de kinderen, zonder welke dit mystieke lichaam zeer ernstig in
gevaar zou komen. Door het heilig priesterschap vervolgens worden tot Gods
eigendom gewijd degenen, die bestemd zijn om het eucharistisch offer op te
dragen, de gelovigen te voeden met het Brood der engelen en het voedsel van de
leer, hen te leiden door goddelijke voorschriften en raadgevingen en ten slotte
hen door de overige bovennatuurlijke gaven te versterken.
Daarbij valt op te merken, dat, zoals God in het begin van
de tijd de mens toerustte met het lichaam opdat hij daarmee al het geschapene
aan zich zou onderwerpen, zich zou vermenigvuldigen en de aarde vervullen, Hij
eveneens in het begin van het christelijk tijdperk de Kerk met de nodige
hulpmiddelen heeft voorzien, opdat zij de bijna ontelbare gevaren te boven zou
komen en niet alleen de hele wereld, maar ook het hemelrijk zou bevolken.
d. Bestaande uit bepaalde leden
Het zijn echter alleen degenen die de wedergeboorte hebben
ontvangen en het ware geloof belijden die werkelijk tot de ledematen van de
Kerk behoren, en niet degenen die zich van het lichaam hebben losgescheurd of door
zware misdrijven door het wettig gezag uitgesloten zijn. De Apostel zegt:
"Allen toch, Joden of heidenen, slaven of vrijen, allen zijn wij in één
Geest tot één lichaam gedoopt." (1 Kor. 12, 13) Zoals er dus in de
ware gemeenschap der christengelovigen slechts één lichaam is, één Geest, één
Heer en één doopsel, zo kan er ook maar één geloof zijn.
Ook degene die weigert naar de Kerk te luisteren, moet
volgens het bevel van de Heer beschouwd worden als een heiden en tollenaar. En
daarom kunnen zij, die onderling verdeeld zijn, doordat zij niet hetzelfde
geloof of hetzelfde gezag erkennen, niet in dit éne mystieke lichaam noch uit
zijn éne goddelijke Geest leven.
e. De zondaren niet uitgesloten
Het lichaam van de Kerk bestaat gedurende de tijd van zijn
aardse pelgrimstocht ook niet alleen uit ledematen, die in heiligheid
uitmunten, of door een groep, die door God tot de eeuwige zaligheid is
voorbestemd. Jezus weigert in Zijn mystieke lichaam niet, degene die Hij ook
aan het gastmaal geen plaats weigerde.
Niet ieder misdrijf, ook al is het een zware zonde, is van
die aard dat het de mens van het lichaam van de Kerk uitsluit. Ook is nog niet
alle leven geweken uit degenen, die, hoewel ze door te zondigen de liefde en de
goddelijke genade verloren en dus niet meer in staat zijn tot bovennatuurlijke
verdiensten, toch het geloof en de christelijke hoop behouden en door de
Heilige Geest worden aangezet tot gebed en tot berouw over hun zonden.
Allen moeten schrik hebben voor zonde waardoor de mystieke
ledematen van de Verlosser besmet worden; wie echter jammer genoeg misdeed maar
niet hardnekkig bleef zondigen, wordt met grote liefde opgenomen, en men ziet
in hem een ziek lidmaat van Jezus Christus. Want zoals de H. Augustinus zei:
Het is beter "genezen te worden binnen het verband van de Kerk, dan van
haar lichaam afgesneden te worden als ongeneeslijke ledematen. Want men hoeft
niet te wanhopen aan de genezing van wat nog met het lichaam verbonden is; maar
wat afgesneden is, kan niet verzorgd noch geheeld worden."
HOOFDSTUK 2 - De Kerk, het "lichaam"
van Christus
De Kerk is zo ingericht, dat zij met een lichaam vergeleken
kan worden; nu moeten wij nog uiteenzetten en nauwkeurig verklaren, waarom zij
niet een willekeurig lichaam is, maar het lichaam van Jezus Christus is. Dit ligt
besloten in het feit, dat onze Heer van dit mystieke lichaam de Stichter, het
Hoofd, de Instandhouder en de Zaligmaker is.
ARTIKEL 1 - Christus de "Stichter"
van de Kerk
"De Kerk was reeds eerder aanwezig maar ontstond uit
de zijde zelf van Jezus Christus, toen deze als het ware sluimerde op het
kruis, en trad op de hoogdag van Pinksteren voor het eerst en op uitnemende
wijze in het licht van de openbaarheid."
Want Jezus begon de bouw van de Kerk, toen Hij al predikend
Zijn leer meedeelde; Hij voltooide ze, toen Hij aan het kruis hing; en
uiteindelijk maakte Hij ze bekend en kondigde ze openlijk af, toen Hij op
zichtbare wijze de Geest, de Vertrooster, over Zijn leerlingen uitzond.
a. Door de prediking van het Evangelie
Terwijl Hij het predikambt vervulde, koos Hij de apostelen
uit en zond hen, zoals Hij zelf gezonden was door de Vader (Joh. 17, 18), als
leraars, als bestuurders en als bewerkers van heiligheid in de gemeenschap der
gelovigen; Hij wees hun hoofd, tevens Zijn plaatsbekleder op aarde aan; alles
wat Hij van de Vader gehoord had, maakte Hij hun bekend (Joh. 15, 15); Hij gaf
ook het doopsel, waardoor de toekomstige gelovigen in het lichaam van de Kerk
moesten worden ingelijfd; en ten slotte stelde Hij het wonderbaar offer en het
wonderbare sacrament, de Eucharistie, in, toen Hij op de vooravond van Zijn
dood het laatste avondmaal vierde.
b. Door Zijn lijden op het kruis
Dat Hij echter Zijn werk op het kruis voltooide, verzekeren
de heilige Vaders in een ononderbroken reeks van getuigenissen; zij vestigen er
de aandacht op, dat de Kerk op het kruis uit de zijde van de Zaligmaker werd
geboren als de nieuwe Eva, de moeder van alle levenden. "En nu wordt zij
gebouwd" aldus de grote Ambrosius, handelend over Christus' doorboorde
zijde, "en nu... neemt zij gestalte aan, en nu wordt zij geschapen... Nu
rijst het geestelijk huis op tot een heilig priesterdom." Wie deze leer
nauwkeurig onderzoekt, kan zonder moeite de gronden onderscheiden, waarop zij
steunt.
Eerst werd door de dood van de Verlosser de oude wet
afgeschaft en door het Nieuwe Testament vervangen; toen is de wet van Christus
tezamen met haar geheimen, wetten, instellingen en gewijde riten voor de gehele
aarde bekrachtigd in het Bloed van Jezus Christus. Want, zolang de goddelijke
Zaligmaker in een klein land predikte - Hij was immers alleen gezonden tot de
verloren schapen van het huis van Israël - stonden wet en Evangelie naast
elkander; maar op het kruishout, waaraan Hij stierf, deed Jezus de wet met haar
bepalingen teniet; het handschrift van het Oude Testament hechtte Hij aan het
kruis, en in Zijn Bloed, dat Hij voor het gehele mensengeslacht vergoot,
stichtte Hij het Nieuwe Testament.
"Toen heeft", aldus de H. Leo de Grote sprekend
over het kruis des Heren, "zo klaarblijkelijk de overgang plaats gehad van
de wet tot het Evangelie, van de synagoge tot de Kerk, van de vele offers tot
het éne Slachtoffer, dat, toen de Heer de geest gaf, het geheimzinnig
voorhangsel, dat het binnenste van de tempel en het verborgen heiligdom
afsloot, plotseling van boven tot onder scheurde."
Op het kruis is de oude wet gestorven, en maakte plaats voor
het Nieuwe Testament, waarvoor Christus als de geëigende bedienaren de
apostelen had uitgekozen : uit kracht ook van het kruis oefent Jezus, hoewel
Hij reeds in de schoot van de H. Maagd tot Hoofd van heel de mensenfamilie was
gesteld, het ambt van Hoofd in de Kerk uit. "Want door de overwinning op
het kruis verdiende Jezus de macht en de heerschappij over de volkeren";
door die overwinning vermeerderde Hij voor ons de schat van genaden, die Hij,
glorievol heersend in de hemel, over Zijn sterfelijke ledematen onophoudelijk
uitstort; door het vergieten van Zijn Bloed op het kruis maakte Hij een einde
aan de toorn Gods, het beletsel van alle genaden, en bewerkte zo, dat alle
hemelse gaven, vooral de geestelijke goederen van het nieuwe en eeuwige
testament, uit de bronnen van de Zaligmaker tot heil van de mensen en bovenal
van de gelovigen konden uitstromen; op het kruishout tenslotte verwierf Hij
Zich Zijn Kerk, dat wil zeggen alle ledematen van Zijn mystieke lichaam. Zij
konden door het doopsel en de zaligmakende kracht van het kruis in de eenheid
van dit lichaam worden opgenomen.
Zo is Jezus door Zijn dood het Hoofd van de
Kerk geworden; door Zijn Bloed. Ook is de Kerk verrijkt met de uitstorting van
de Heilige Geest, waardoor zij, sinds de Mensenzoon op Zijn smartelijk kruis
werd verheven en daaraan werd verheerlijkt, in goddelijke luister schittert. Na
het scheuren van de tempelvoorhang kreeg de hele aarde, dat wil zeggen de
katholieke Kerk de dauw van de liefdegaven van de H. Geest, en niet alleen het
volk van Israël. Zoals op het eerste
ogenblik van de Menswording, de Zoon van de eeuwige Vader de menselijke natuur,
die Hij in zelfstandige eenheid aannam, met de volheid van de Heilige Geest
zalfde, om er een geschikt werktuig van te maken voor het bloedige
Verlossingswerk, zo wilde Hij ook, in het uur van Zijn kostbare dood, Zijn Kerk
met de meest overvloedige gaven van de H. Geest verrijkt zien, opdat zij bij de
uitdeling van de goddelijke vruchten van Verlossing, een krachtig werktuig van
Jezus zou worden. De juridische zending van de Kerk en haar macht om te
onderrichten, te besturen en de sacramenten toe te dienen, hebben juist daarom
een hemelse kracht en uitwerking bij de opbouw van het lichaam van Christus,
omdat Christus hangend aan het kruis de bron van de goddelijke goederen voor
Zijn Kerk ontsloot, waardoor zij aan de mensen een nooit falende leer zou
kunnen verkondigen en hen door van Godswege verlichte priesters op heilzame
wijze zou kunnen besturen en de overvloedigste hemelse genaden over hen zou
kunnen uitstorten.
Wanneer wij al deze kruisgeheimen aandachtig beschouwen,
dan zien wij heel helder de betekenis van die woorden van de apostel, waarmee
hij aan de Efeziërs leert, dat Christus door Zijn Bloed de Joden en de heidenen
heeft één gemaakt, "doordat Hij in Zijn Vlees... de scheidsmuur...
afbrak", die de beide volkeren van elkander scheidde; eveneens dat Hij de
oude wet heeft opgeheven, "om beiden in Zichzelf tot één nieuwe mens om te
scheppen", namelijk de Kerk; en beiden in één lichaam met God door het
kruis te verzoenen.
c. Door de afkondiging- van de Kerk op de Pinksterdag
De Kerk, die Hij door Zijn Bloed heeft gesticht, heeft Hij
op de Pinksterdag met een bijzondere, uit de hemel neergedaalde kracht
versterkt. Na Petrus, die Hij reeds eerder als Zijn plaatsbekleder had
aangewezen, in zijn verheven ambt plechtig te hebben bevestigd, steeg Hij ten
hemel op; en zittend aan de rechterhand van de Vader, wilde Hij Zijn bruid
onder het ruisen van een hevige wind en de verschijning van vurige tongen, door
de zichtbare komst van de Heilige Geest openbaren en haar waardigheid bekend
maken. Want, zoals Hij zelf bij het begin van de uitoefening van Zijn
predikambt door Zijn eeuwige Vader door middel van de Heilige Geest, die onder
de gedaante van een duif neerdaalde en over Hem bleef, werd bekend gemaakt; zo
heeft ook Christus de Heer, toen de apostelen hun verheven leraarstaak zouden
gaan beginnen, Zijn Geest uit de hemel neergezonden, die in de vurige tongen op
hun hoofd rustte en de hemelse zending van de Kerken haar hemels ambt als met
een vinger van Gods hand aanduidde.
ARTIKEL 2 - Christus "Hoofd" van het
lichaam
Dat dit mystieke lichaam, dat is de Kerk, de naam van
Christus draagt, volgt op de tweede plaats hieruit, dat Hij werkelijk door
allen als haar Hoofd moet worden beschouwd. Paulus zegt: "Hij is het
Hoofd van het lichaam, de Kerk." (Kol. 1, 18) Hij is het Hoofd,
waardoor heel het lichaam in de juiste samenstelling wordt bijeengehouden en
toeneemt en zijn groei voltrekt tot eigen opbouw.
a. Op grond van Zijn verhevenheid
Vooreerst is het duidelijk, dat de Zoon van God en van de
heilige Maagd op grond van Zijn bijzondere verhevenheid Hoofd van de Kerk moet
worden genoemd. Het hoofd bevindt zich immers op de hoogste plaats. Wie staat
er echter hoger dan Christus-God, die als het Woord van de eeuwige Vader, als
"Eerstgeborene van heel de schepping" (Kol. 1, 15) moet worden
erkend? Wie is er op een verhevener hoogte geplaatst dan Christus-mens, die,
geboren uit de onbevlekte Maagd, de ware en natuurlijke Zoon van God is, en die
vanwege de wondervolle en glorierijke opstanding, waarmede Hij uit de
overwonnen dood verrees, leeft als "de Eerstgeborene der gestorvenen?"
(Kol. 1, 18)(Hand. 1, 5) Wie is er ten slotte hoger opgevoerd dan Hij, die als
"de éne... middelaar tussen God en de mensen" (1 Tim. 2, 5) op
waarlijk wonderbare wijze de aarde met de hemel verbindt; die, omhoog geheven
aan het kruis, als op een troon van barmhartigheid, alles tot Zich heeft
getrokken; en die, de Mensenzoon uit duizenden uitverkoren, meer dan alle
mensen, alle engelen en alle schepselen door God wordt bemind?
b. Op grond van Zijn bestuur
Omdat Christus een zo verheven plaats inneemt, is Hij
alleen met volle recht de leider en bestuurder van de Kerk; en daarom moet Hij
ook met een hoofd worden vergeleken. Zoals het hoofd - om de woorden van
Ambrosius te gebruiken - de "koninklijke burcht" van het lichaam is en
door het hoofd, dat immers met verhevener gaven is bedacht, alle ledematen,
waarboven het is geplaatst om voor hun welzijn te zorgen, van nature geleid
worden, zo heeft ook de goddelijke Verlosser het roer van de gehele gemeenschap
der christenen in handen. Omdat de leiding hebben van een groep mensen niets
anders betekent dan hen met vooruitziende zorg, met de geëigende middelen en op
de juiste wijze tot het vastgestelde doel te voeren, is het gemakkelijk in te
zien, dat onze Zaligmaker, die het lichtend voorbeeld der goede herders is, dit
alles op volstrekt wonderbare wijze verwerkelijkt.
Want toen Hij nog op aarde verbleef, heeft Hij ons Zijn
wetten, raadgevingen en vermaningen meegedeeld in woorden, die nooit voorbij
zullen gaan en die voor de mensen van alle tijden geest en leven zullen zijn. En
bovendien gaf Hij aan Zijn apostelen en aan hun opvolgers een drievoudige macht,
namelijk om te onderwijzen, om te besturen en om de mensen tot de heiligheid te
voeren; en deze macht omschreef Hij met bijzondere voorschriften, rechten en
verplichtingen en maakte ze tot grondwet van de gehele Kerk.
Maar onze goddelijke Zaligmaker leidt en bestuurt ook
rechtstreeks en persoonlijk de gemeenschap, die Hij heeft gesticht. Hij heerst in
de geesten en de harten van de mensen en buigt en dwingt zelfs hun weerbarstige
wil volgens Zijn welbehagen. "Het hart van een koning is in de hand van
de Heer, Hij leidt het waarheen Hij wil." (Spr. 21, 1) En door die
inwendige leiding draagt Hij niet alleen als "herder en leidsman van onze
zielen" zorg voor de enkelingen, maar ook voor de gehele Kerk, wanneer Hij
haar bestuurders verlicht en versterkt om de hun opgedragen taak getrouw en met
vrucht te volbrengen; ofwel wanneer Hij - vooral in moeilijke tijden - uit de
schoot van de Kerk mannen en vrouwen, opwekt, die uitblinken in glans van
heiligheid, om aan de overige christengelovigen tot voorbeeld te dienen tot
grotere groei van Zijn mystiek lichaam. Hier komt nog bij, dat Christus vanuit
de hemel op Zijn ongerepte bruid, die hier op aarde in ballingschap zwoegt, steeds
met een heel bijzondere liefde neerziet. Want wanneer Hij haar in gevaar
bemerkt, redt Hij haar uit de golven van de storm, ofwel met eigen hand, ofwel
door middel van Zijn engelen, ofwel door middel van Zijn Moeder, die wij
aanroepen als de hulp der christenen, of ook door andere hemelse patronen. En
na het woelen van de zee te hebben gestild, troost Hij haar met die vrede,
"die ieder begrip te boven gaat." (Fil. 4, 7)
Jezus bestuurt ook op zichtbare wijze en
in de gewone gang van zaken Zijn mystiek lichaam door middel van de paus op aarde. Christus
heeft, na gedurende Zijn sterfelijk bestaan "de kleine kudde"
(Lc. 12, 32) persoonlijk, op zichtbare wijze te hebben geleid, kort voordat Hij
deze wereld zou verlaten en naar de Vader zou terugkeren, het zichtbare bestuur
van de' door Hem gestichte gemeenschap' aan Petrus
toevertrouwd. In Zijn hoogste wijsheid kon Hij het maatschappelijk lichaam van
de Kerk, dat Hij had ingericht, niet zonder zichtbaar hoofd achterlaten. Tegen
deze waarheid kan men niet aanvoeren, dat door de instelling van het
jurisdictie primaat in de Kerk, het mystieke lichaam een dubbel hoofd zou
hebben ontvangen. Petrus is, op grond van zijn primaat, niets anders dan
plaatsbekleder van Christus, en zo is er slechts één primair hoofd van dit
lichaam, namelijk Christus. Deze houdt niet op, de Kerk op verborgen wijze
persoonlijk te besturen, maar leidt die Kerk toch op zichtbare wijze door hem,
die op aarde Zijn plaats inneemt; zij is immers na Christus' glorievolle
hemelvaart niet meer op Hem alleen, maar ook op Petrus als zichtbaar fundament
gebouwd. Christus en Zijn plaatsbekleder vormen slechts één hoofd vormen.
Degenen die denken dat zij Christus als Hoofd van de Kerk
kunnen aanhangen, zonder Zijn plaatsbekleder op aarde trouw te volgen, verkeren
in een gevaarlijke dwaling. Want door het wegnemen van dit zichtbare hoofd en
het verbreken van de zichtbare eenheidsbanden, verduisteren en misvormen zij
het mystieke lichaam van de Verlosser zozeer, dat zij, die de haven van het
eeuwig heil zoeken, dit lichaam niet meer kunnen onderscheiden en vinden.
Wat wij echter hier over de algemene Kerk hebben gezegd,
geldt ook voor de bijzondere gemeenschappen van christenen, zowel de Oosterse
als de Latijnse, waaruit de éne katholieke Kerk bestaat en wordt opgebouwd,
daar ook zij elk afzonderlijk door Christus Jezus door middel van de stem en de
macht van haar eigen bisschop worden bestuurd. Daarom moeten de bisschoppen
niet alleen als de meest uitstekende leden van de algemene Kerk worden
beschouwd, daar zij door een volstrekt enige band met het goddelijk Hoofd van
het gehele lichaam zijn verbonden, en dus met recht worden genoemd "de
eersten der ledematen van de Heer", maar wat zijn eigen bisdom betreft,
weidt en bestuurt ieder van hen de hem bijzonder aangewezen kudde in naam van
Christus als ware herder.
Bij de uitoefening van deze taak zijn zij echter niet
volkomen onafhankelijk, maar staan zij onder het bindend gezag van de paus van
Rome, ofschoon zij in het bezit zijn van de gewone jurisdictiemacht, die hun
onmiddellijk door de paus wordt medegedeeld. Zij moeten derhalve, als de door
God gewilde opvolgers van de apostelen, door het volk worden geëerbiedigd; en
meer nog dan op de bestuurders van deze wereld, zelfs op de allerhoogsten onder
hen, slaat op de bisschoppen, gezalfd als zij zijn door de Heilige Geest, dit
woord van de H. Schrift: "Wilt niet raken aan mijn gezalfden."
(1 Kron. 16, 22)(Ps. 104, 15)
Wij worden dan ook zeer smartelijk getroffen door de berichten,
dat niet weinigen van onze broeders in het episcopaat, om het feit dat zij in
waarheid het voorbeeld van hun kudde zijn geworden en het hun toevertrouwde
heilige "pand van het geloof", zoals het behoort, krachtig en getrouw
behoeden; om het feit dat zij aandringen op de navolging van de heilige wetten,
die in de harten der mensen zijn gegrift en de hun toevertrouwde kudde naar het
voorbeeld van de opperste Herder tegen de roofzuchtige wolven verdedigen, niet
alleen te lijden hebben van vervolgingen en kwellingen tegen hun persoon, maar
- wat voor hen nog wreder is en zwaarder te dragen valt - ook tegen de schapen,
die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, de medewerkers in de apostolische arbeid,
tot zelfs de Godgewijde maagden. Een dergelijk onrecht achten wij onszelf
aangedaan en wij herhalen de verheven woorden van onze voorganger z.g.
Gregorius de Grote: "Onze eer is de eer van de gehele Kerk; onze eer is de
hechte voorspoed van onze broeders; en eerst dan worden wij naar waarheid geëerd,
wanneer aan geen van hen de toekomende eer wordt geweigerd."
c. Op grond van de behoefte aan elkaar bij hoofd en
ledematen
Christus is het Hoofd van het mystieke lichaam, maar toch
heeft Hij de hulp van het lichaam nodig. "Het hoofd kan niet tot de
voeten zeggen: ik heb u niet nodig." (1 Kor. 12, 21) Het is natuurlijk
overduidelijk, dat de christengelovigen de hulp van de goddelijke Verlosser
absoluut nodig hebben, daar Hij zelf heeft gezegd: "Zonder Mij kunt gij
niets doen" (Joh. 15, 5), en omdat iedere toename van dit mystieke
lichaam tot zijn eigen opbouw afhangt van Christus het Hoofd.
|