Leer
van de Antichrist
Hoofdstuk
7 : Bijbelse uitleg : deel 6
Psalm 69 : profetie van de kruisiging van
Jezus Christus in het Oude Testament van David
Christus temidden van kwellingen (als iemand in gevaarlijke wateren). Het
beschrijft de boosaardigheid van de vervolgers, en zijn eigen geestdrift. Hij
bad tot zijn hemelse Vader om hulp. Door de manier van vervloeking, voorzegde
men de strenge straf van zijn tegenstanders, zijn eigen glorierijke
Verrijzenis, en de bloeiende oprichting van zijn Kerk. Waartoe hij alle
schepselen uitnodigde om God te prijzen.
Van David. (behorend tot het nieuwe
testament, voor de heidenen die zich bekeerden tot het Christendom, en van
ondeugd naar deugd, voorafgebeeld in David)
Verlos mij, God, want het water is mij
tot de lippen gekomen; (de kwellingen aan Jezus hart)
in bodemloos slijk zak ik weg, ik vind
geen grond om te staan, in diepe wateren geraakt. En straks neemt de stroming
mij mee. (Ik ben als iemand die in drijfzand ben geraakt)
Moegeroepen ben ik en hees, blindgestaard
van het wachten op mijn God; (Onze Heer zweette bloed van vrees in zijn
gebed, en hij werd niet bevrijd van zijn Lijdensweg, noch zijn zijn dienaren op
dit moment bevrijd van beproevingen, maar het is voor Gods eer en hun eigen
goed)
mijn hoofdharen te boven in aantal die
redeloos een haat aan mij hebben, sterk genoeg om voorgoed mij te breken die
trouweloos mijn vijanden zijn: de dief heet ik van wat ik nooit wegnam. (Onze
Redder die geen zonde had, betaalde de losprijs voor alle zonden)
Gij, God, Gij weet van mijn dwaasheid,
mijn misslagen zijn U niet verborgen: (O God, U weet, dat wat dwaas lijkt
voor de wereldse mens, ware wijsheid is: en hoewel de mens mij beschuldigt met
beledigingen, weet U dat Ik onschuldig ben)
stel om mij niet teleur die U wachten, de
Heer der hemelse scharen, (laat de zwakkeren niet teleurgesteld zijn in mijn
hartstochten) laat om mij geen
vernedering lijden, die U zoeken, Israëls God!
Want smaad draag ik om Uwentwille, vernedering
ligt op mijn gelaat;
voor mijn broeders werd ik een vreemde,
een van elders voor mijn moeders zonen;
ijver voor uw huis heeft mij verteerd,
mij trof de smaad van uw smaders. (De ijver om Gods eer te zoeken, in het
propageren en naar voor schuiven van zijn Kerk, is de oorzaak van vervolging.
Als we zien naar degenen die minder vervolgd zijn, zijn het degenen die minder
goddelijke ijver hebben.)
Doch kastijdde ik mijzelve door vasten,
ik heb enkel aanstoot gegeven, (de goddelozen verwijten degenen die zich
versterven)
sloeg ik een zak om als rouwkleed een
spreuk wist men die op mij sloeg;
mij bepraat wat daar zit in de
stadspoort, op mij weten de drinkers een liedje. (De grote mannen en
rechters, en ook de dronkaards en het gepeupel waren spraken slecht over Mij.)
Doch zelf blijf ik, Heer, tot U bidden, -
wend, God, ten goede het uur; verhoor mij in uw grote ontferming, met uw trouw
die verlossing bewerkt: (Ik richt Mij rechtstreeks tot U, en Ik verwacht
het uur van Uw goeddunken.)
trek mij uit het slijk eer ik wegzink.
Laat mij mijn vervolgers ontgaan, aan dit bodemloos water ontkomen: (laat
Mij ontkomen aan deze beproeving)
dat zijn wassende vloed mij niet
meevoert, dat de maalstroom mij niet omlaag trekt, niet de put zijn mond boven
mij sluit! (Hoewel Christus stierf en werd begraven, en zijn ziel
neerdaalde in de hel, toch kon Hij niet in zijn graf gehouden worden, noch in
het voorgeborchte, maar verrees Hij.)
Heer, verhoor mij, Gij mild in
ontferming, zie mij aan in uw mateloos erbarmen;
Uwend uw aanschijn niet af van uw knecht
bedreigd ben ik - antwoord mij ijlings.
Wees mijn leven nabij, wees mijn losser,
maak mij vrij mijn belagers ten spijt! (Laat mijn belagers ofwel zich
bekeren ofwel in verwarring gebracht worden, zodat ze geen pijn meer kunnen
doen.)
Gij kent de smaad die ik draag, mijn
schaamte en mijn vernedering: al mijn belagers doorziet Gij;
hun honen brak mij het hart, doodziek ben
ik achtergebleven. Op meeleven hoopte ik. - Niets. Op troost - die ik niet heb
gevonden. (Er was niemand die de kwelling van onze Redder kon verzachten,
of die medelijden kon tonen met Hem.)
Zo mengden zij gif in mijn spijs, gaven
mij azijn toen ik verdorstte: (Toen Hij klaagde dat Hij dorst had, gaven
ze Hem gal en azijn om te drinken.)
zij hun eigen dis hun tot verderf, voor
hun zelfvoldaanheid een worgstrik. (Een profetie van de vernietiging van
de Joden, ten tijde van de Pesach, wanneer ze dachten hun lam met vreugde op te
eten.)
In hun ogen dove het licht, verlam hun
voor immer de lendenen; (Ze hebben ook stenen harten, zodat ze de waarheid van
Christus leer niet zien; maar zich bezighouden met aardse zaken, en werelds
gewin zelfs tot op vandaag.)
stort uw strafgericht over hen uit, laat
de vlam van uw gramschap hen grijpen! (Laat ze gestraft worden voor hun
onwil.)
Verlatenheid heerse in hun kamp, in hun
tenten zij geen bewoner:
hun vervolging geldt een die Gij sloeg,
die Gij trof zij verzwaren zijn foltering.
Voeg daarom schuld bij hun schuld, laat
hen nimmer uw vrijspraak verkrijgen, (Zij die Christus leer uit eerste
hand hoorden, hebben zich toch niet bekeerd en dat verzwaart hun zonde. Ze
bleven zich wentelen in hun hoogmoed en eigendunk.)
uit het boek des levens gedelgd, niet
vermeld bij het tal der rechtvaardigen.
Al leef ik in verdrukking en pijn, uw
heil, God, kan mij doen herrijzen: (Na de delging van de losprijs zal Christus
verrijzen. De verdrukking en pijn zijn maar tijdelijk.)
dan loof ik Gods naam door een lied, van
zijn grootheid zing ik de lofzang.
Dat verblijdt de Heer meer dan een dier,
de offerstier gehoefd en gehorend. (De kruisdood van Christus maakt dat
alle brandoffers van geen tel meer zijn. Het ultieme offer werd gebracht.)
Die verdrukt zijt, ontwaart het met
vreugd, die God zoekt, uw hart mag herleven:
de Heer zal de misdeelden verhoren, Hij
veracht niet de zijnen in kluisters. (Degenen die God aanbidden zal Hij
verhoren.)
Laat dan hemel en aarde Hem loven, met de
zeeën, vol wemelend leven:
want God zal Sion bevrijden (het volk van
Israël zal bevrijd worden), herbouwen de steden van Juda, opdat zij het
erfelijk bewonen.
Het geslacht van zijn knechten beërft
het: wie zijn naam in liefde vereren, in dit land maken zij woning. (In het Nieuwe
Testament zal Sion Gods geestelijke koninkrijk zijn, het hemelse Jeruzalem.
Petrus noemt Christus de Hoeksteen van Sion.)
* EEN LEERSTELLING:
Wanneer Onze Heer als Yeshua kwam (een naam afgeleid van
Yahweh), kwam hij in zijn Vaders naam, zo werd hij voorbestemd voor
verwerping, maar zijn tijd nu is in zijn eigen naam (RayEl is afgeleid van Raymond
Elwood), zodat ze hem zullen accepteren.
Johannes 5:43 Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en
toch aanvaardt Gij Mij niet. Komt een ander in zijn eigen naam, dan zult gij
hem wel aanvaarden.
Zoals Jezus zei zullen de mensen de
Antichrist aanvaarden omdat hij in zijn eigen naam komt, maar Jezus niet omdat
Hij in Zijn Vaders Naam kwam. Jezus voorzegde dit reeds 2000 jaar geleden.
* DE SHOFAR WEERKLINKT UIT DE LUCHT BOVEN
ISRAEL!!! (7 augustus 2015)
Men kon in heel Israel vreemde geluiden horen die leken op
trompet geluiden van de Shofar. Dit fenomeen werd in 2016 herhaalt op meerdere
plaatsen in de wereld. Zie You Tube.
* Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld (10
augustus 2015)
Johannes 18:36 Jezus
antwoordde: Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van
deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik
niet aan de Joden werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.
Lucas 17:21 Men kan niet zeggen:
Kijk, hier is het, of daar is het. Want
het Rijk Gods is midden onder u.'
Evangelie van Thomas 3 Maar,
het koninkrijk is in je hart én in je oog.
Evangelie van Thomas 50 Jezus
zei:
Als ze je vragen: Waar kom je vandaan?,
zeg dan: Wij zijn gekomen uit het licht,
van waar het licht uit zichzelf ontstond.
Het is opgestaan en openbaarde zich in hun beeld.
Als ze zeggen: Wie ben je?,
zeg dan: Wij zijn zijn kinderen
en de uitverkorenen van de levende vader.
Evangelie van Thomas 83 Jezus
zei:
De mensen kennen de beelden wel,
maar het licht dat in hen is,
blijft verborgen in het beeld van het licht van de vader.
Hij zal ontsloten worden,
maar zijn beeld zal opgaan in zijn licht.
LET OP : Het evangelie van Thomas is
gnostisch. De gnostiek als christelijke stroming dient te worden onderscheiden
van het traditionele, kerkelijke christendom zoals dat bij het concilie van
Nicea in 325 werd geïnstitutionaliseerd. Volgens de verzoeningsleer die
bij dat concilie werd uitgeroepen tot de zaligmakende waarheid van het
christendom, is Jezus de eniggeboren zoon van God, is Hij zelf ook God, die met
zijn lijden boet voor de zonden van de
mensheid. Niets daarvan treft men aan in de gnostische teksten en daarom zijn
ze ketterij. Vanaf het concilie van Nicea werd de gnostiek door de kerk
van Rome met steun van de Romeinse keizers fel bestreden.
Een You tube filmpje van 5 mysterieuze reizigers van andere
dimensies.
|