|
De
plaats van het onsterfelijk leven en de staat van de verheerlijkte lichamen na
de verrijzenis: deel 1
De zichtbare hemel en de aarde, die
wij bewonen zijn slechts een plaats van voorbijgaande aard en zijn als een
verplaatsbare tent opgezet voor een dag, als een voorbereiding en een ruwe
schets van een betere wereld. De huidige wereld is gelijk een bouwplaats, waar
alles in gisting is en bedrijvigheid. De elementen verminken zich en gaan tot
ontbinding over, om nieuwe vormen aan te nemen. Ze lopen door elkaar heen,
zoeken elkaar op; alle schepselen zuchten en zijn overgeleverd aan
geboortepijnen: Ja, we weten dat de
gehele schepping kreunt, in doodsnood is zelfs tot op de dag van vandaag. Zij
zuchten na de dag waar, bevrijd van de slavernij en bederf zij zullen
binnengaan in de vrijheid van de kinderen Gods, waar de Schepper hen zal
vernieuwen in een volmaakte en harmonieuze staat. Daarom zal er een einde zijn
van de wereld, in de ware betekenis van het woord, en dit einde door omvorming
van hemel en aarde, zal van het universum de plaats van onsterfelijkheid maken. Een van de kopstukken van
huidige wetenschap heeft dit briljante woord gezegd: De aarde in haar
voortdurende evoluties, streeft zonder twijfel naar haar rustpunt. Leibnitz
zei al: De wereld zal worden verwoest en weer hersteld binnen de tijd, die de
regering van de geesten vraagt. Een schrijver van protestantse huize heeft
gezegd: Het is waarschijnlijk, dat deze rijke verscheidenheid zoekt haar
eenheid. Alles zal in een school van goedheid en schoonheid samenkomen. De
bloemen van de hele wereld zullen worden bijeengebracht in één en dezelfde
tuin. Maar er is een Woord van Christus, dat van deze verwachting een
zekerheid maakt.
De Heer zegt : Hemel en aarde zullen voorbijgaan; de
sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemel zullen geschokt
worden De profeet David zei eens: Heer, U schiep de aarde in het begin, en de hemelen zijn het werk van
Uw handen. Zij zullen voorbijgaan, maar U blijft. Zij zullen oud worden en Gij
zal ze doen veranderen van vorm als een mantel. Welnu, hoe zal de toestand van de schepping en
van alle wezens zijn, wanneer zij onherroepelijk hun oude ketenen zullen hebben
verbroken en wanneer zij zullen ontplooien in de rust en in het totale
voltooide leven? Zal de aarde dan nog om haar as draaien? Zullen de
hemellichamen, die met een duizelingwekkende snelheid voorthollen om hun
rondvliegend middelpunt zoals zij dat nu doen? Zullen de sterren een flauwe,
koude glans blijven afgeven te midden van de onmetelijkheid van de ruimte? Dat
zijn ernstige en mysterieuze vragen, welke de menselijke rede tevergeefs het
antwoord zou zoeken, als zij niet geholpen werd door het licht van de
Openbaring. Niemand echter zal betwisten, dat deze studie over de plaats van de onsterfelijkheid en de woonplaats van de mens in de toekomstige
eeuwen er een is, die absoluut onze serieuze aandacht verdient, meer dan die
van de wetenschap, die alles goed en wel beschouwd toch maar haar beperkingen
heeft en begrensd is. Ze kan slechts aan de kortstondige en veranderende natuur
van de wereld enkele van haar steriele geheimen ontfutselen. De mensen weten
niet, zoals de rationalisten en de pantheïsten, die onze verwachtingen niet
delen, maar die wel in de onsterfelijkheid en een toekomstig leven geloven, hoe
zij de omstandigheden en de toestand van de geesten in het hiernamaals moeten
verstaan.
Zij stellen zich voor, dat de geesten als ijdele en
verwarde figuren ronddolen, in een wazige en duistere ruimte, zonder concrete
en bepaalde verblijfplaats, als schaduwen zonder enig bewustzijn van hun
persoonlijkheid, ondergedompeld in dat hoogste wezen, dat men het grote al
noemt, zoals de rivieren, die in de diepten van grote Oceaan uitmonden. Onsterfelijkheid,
fantastisch en denkbeeldig, is voor hen niets anders dan het kille beeld van
een eeuwige nacht, de sombere droom van onheil en van het niets.
De H. Schrift weerlegt al deze fabels en ijdele
hypothesen. Zij leert ons, dat in de tijd van de tweede komst van Jezus
Christus, de aarde, die wij bewonen en de hemel, die ons verlicht het theater
zullen zijn van de twee veranderingen in omgekeerde zin.
De eerste verandering zal de complete verwoesting
zijn van de actuele fysieke orde. De Apostel Petrus zegt: Als een dief zal de dag van de Heer komen,
waar de hemelen zullen voorbijgaan met een grote onstuimigheid, waar de
elementen zullen worden ontbonden door de hitte, waar de aarde en alles wat er
op is zal worden verteerd door vuur Zo zal deze zichtbare wereld, eens
verzwolgen door de wateren van de Zondvloed, nog een keer ondergaan en in brand
worden gezet. Dezelfde oorzaak die aan de Zondvloed ten grondslag lag, zal de
uiteindelijke ramp veroorzaken; de aarde zal worden verwoest, omdat de zonden
van de mensen haar bedorven hebben. De elementen zullen totaal worden
afgebroken en uit elkaar vallen, omdat zij, buiten hun wil zijn onderworpen
zijn geweest aan de ijdelheid. De hemelen zullen worden opgevouwen met een
buitengewone snelheid, omdat ook zij, volgens het woord van Job, niet zuiver
zijn voor het aangezicht van de Heer.
Maar de tweede verandering, de totale restauratie
van de schepping, zal plaats vinden, zodra de verwoesting van het universum zal
zijn voltooid. Deze tempel, stralend en voorbestemd, die de Heer gaat bouwen,
als de meest schitterende manifestatie van Zijn Glorie, kan voor geen moment
verduisterd worden en ontwijd door aanwezigheid van de verdoemden. Dit zal
slechts zijn, wanneer dezen zullen worden opgeslokt in de diepten van de aarde
en wanneer de voorspelling: infernus
et mors missi sunt in stagnum ignis, wanneer Dood en Onderwereld in de vuurpoel
worden geworpen. (de vuurpoel is de tweede dood) zal zijn vervuld.
De materiële orde zal worden bevrijd en God zal
voortgaan met de grote vernieuwing. De Kerkleraar Augustinus zegt Wanneer het
Oordeel zal zijn voltrokken, zullen hemel en aarde ophouden te bestaan. De
Apostel Petrus zegt: Wat wij
verwachten zijn de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, waar, volgens de belofte,
de gerechtigheid van God zal heersen. Dan zal het mechanisme van het
universum aan andere wetten worden onderworpen; de zon en de hemellichamen
zullen niet meer hun omwentelingen maken en de hemel en de aarde zullen stabiel
blijven en in rust. Tevergeefs protesteert de valse wetenschap tegen de
beweringen van de Gewijde Schrijvers en de Heilige Schrift. Zij beweren dat ze
in strijd zijn met de wetten van de materiële orde en de beginselen van de
samenstelling van de elementen. Maar wie zegt ons, dat de beweging een
wezenlijke eigenschap is van de elementen en van de materie? Materie en
elementen, geschapen voor de mens, zijn slechts zijn dienaren en hulp: de
Schepper heeft ze willen aanpassen aan onze conditie en levenswijze; nu, dat
wij pelgrims zijn en tijdelijk, is de materie onderworpen aan verandering en
wijziging. Maar wanneer de mens binnen zal gaan in het rijk van het eeuwige en
het absolute, zullen de elementen in harmonie worden gebracht met het nieuwe
leven, waarmee hij wordt bekleed.
Tijd zal ophouden te bestaan quia tempus non erit amplius - ook
zal er geen wisseling van jaren en dagen meer zijn. Niet meer zal je zon ondergaan, zei Isaïas, of de maan zich terugtrekken. De Heer zal
licht zijn voor altijd en de dagen van rouw en droefheid zullen ten einde
zijn. Het uitspansel zal haar
omwentelingen staken, en alles zal stabiel worden, wanneer de Heer voor ons een
eeuwig Licht zal zijn geworden en dat hij de dagen van rouw en droefheid zal
hebben voltooid. Zo zal de schepping niet ten onder gaan. De tempel der
onsterfelijkheid zal geen etherische onlichamelijke plaats zijn, zoals sommigen
denken en beweren, maar een materieel verblijf en een stad. De H. Anselmus
beschrijft deze nieuwe aarde, wanneer hij zegt: Deze aarde, die het heilige Lichaam van onze Heer droeg en voedde, zal
een paradijs worden, Omdat het schoon gewassen is met het bloed van de
martelaren, zal het eeuwig versierd worden met geurige bloemen, viooltjes en
rozen, die nooit verwelken. Guillaume de Paris (Willem van Parijs), na
te hebben bevestigd, dat de dieren, planten, en de mineralen zelfs zullen
worden verbrand en vernietigd door het vuur, voegt er aan toe: Een groot
aantal wijzen onder de Christenen menen dat de aarde, na de verrijzenis, zal
worden versierd met nieuwe soorten altijd groen blijvende planten,
onverwelkende bloemen en dat er een altijddurende lente zal heersen en in het
paradijs, waarin onze ouders werden geplaatst. De volgende woorden van de
profeet David lijken samen te gaan met de gedachte uitgedrukt door twee
Kerkleraren : Zend Uw Geest en zij
zullen worden geschapen, en U zal het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Wat betreft de orde, de dimensies, de structuur van
de Tempel van de Onsterfelijkheid, tekent Johannes ons een beeld in zijn
Apocalyps, hoofdstuk 21. Waarlijk, om zulke transcendente werkelijkheden, die
ons bevattingsvermogen te boven gaan, te beschrijven moeten we raadselachtige
beelden benutten en van geheimzinnige en mysterieuze zaken een voorstelling te
maken. Om voor ons de volmaaktheid en de harmonie van deze heerlijke stad te
doen uitkomen, zegt hij, dat zij is gebouwd van gehouwen en gepolijste stenen.
Om ons haar rijkdom en pracht te beschrijven, zegt hij, dat de stad een grote
en hoge muur heeft met twaalf poorten en twaalf engelen één aan elke poort,
vervolgens is de stad vierkant gebouwd, en is zij even lang als breed. En de engel, die met mij sprak had een
gouden roede als maatstaf om haar muur te meten. Deze was honderd veertig el.
Deze muur was gebouwd van jaspis en de stad was een van zeer zuiver goud, aan
zeer helder glas gelijk. En de fundamenten van de muur van de stad waren
versierd met alle soorten kostbare stenen, jaspis, saffier, chalcedonen,
emerald, sardonyx, topaas, hyacint. De twaalf poorten waren twaalf parels, en
iedere poort was gemaakt van één van deze parels, en het plein van deze stad
was van een zuiver goud, als van transparant glas. Al deze
uitdrukkingen en beelden moeten figuurlijk en allegorisch worden verstaan. Maar
er zijn echter karakteristieke kenmerken te onthouden, die aanduiden, dat het
verblijf van de uitverkorenen niet te vergelijken is met plaatsen en
belevingen, die wij in deze wereld kennen. In het zelfde hoofdstuk zegt Johannes,
dat er geen tempel zal zijn, want de Almachtige Heer God en het Lam zijn zelf
de Tempel. Ook zal er geen zon en maan meer zijn, omdat de schittering van God
het licht is en het geofferde Lam zelf de lamp. Wij mogen ervan uitgaan dat er
geen gerechtshoven zullen zijn, omdat er geen misdaad zal zijn, dat er geen
soldaten zijn, omdat er geen oorlogen zullen zijn noch wanorde. Ook zullen er
geen despoten of tirannen meer zijn, omdat de Heer de kracht en pracht van de
bewoners van deze stad zal zijn en zijn verordeningen en heerschappij zullen
eeuwig zijn: Quoniam Dominus
illuminabit illos et regnabunt in saecula saeculorum. Johannes zelf autoriseert of wettigt al deze
verschillende verklaringen, wanneer hij zegt, dat niets onheiligs er zal binnen gaan, noch iemand, die een leugenaar
is of verwerpelijke dingen doet, en wanneer hij in de voorgaande verzen
zegt, dat bij dag haar poorten nooit dicht zullen zijn, want het zal er nooit
nacht zijn. En dat men er de eer en de glorie van de naties zal brengen.
Zeker is, dat alles in deze stad vredig en goddelijk
geordend zal zijn. Verdriet en afgunst zullen er voor altijd zijn
buitengesloten; want, zegt Augustinus, de droefheid en afgunst komen voort uit
slechte hartstochten, en begeerten, die ons het goed van een ander doen
begeren. Maar in de stad van God zal niets meer te wensen of te verlangen zijn,
omdat alles wat de uitverkorenen ooit hebben gewenst of verlangt zullen geheel
voldaan zijn. Het Lam zal hen doen drinken aan de bron van levend water en hun
dorst zal volledig worden gelest. Op de tweede plaats zullen er geen goederen
van anderen te begeren zijn. In de Heilige Stad zal niets anders zijn dan de
God Liefde, die Zichzelf aan ieder van de Uitverkorenen schenkt volgens de
graad en de maat van hun verdiensten. Zo zal de universaliteit van engelen en
mensen zich volledig vinden in een volmaakte eenheid, door de kracht van Hem
die de Eerstgeborene wordt genoemd van de schepping, het Hoofd van het Lichaam
van de Kerk, die het Primaatschap van alle dingen heeft ontvangen, opdat God alles in allen zal
zijn: Ut sit Deus omnia in omnibus.
Zo zijn de taal en de onderrichtingen van het Geloof en de Heilige Boeken. Maar
uit de zelfde teksten komt de Theologie tot de conclusie, dat alle aangehaalde
teksten heldere toepassingen zijn en goede argumenten bevatten. De Theologie
gaat van dit principe uit, dat na de Verrijzenis, de elementen en de materiële
natuur zullen worden aangepast aan de natuur en aan de toestand van de
verheerlijkte lichamen. We hoeven dus slechts te verwijzen naar wat al gezegd
is over de toestand van de verheerlijkte lichamen, om nieuwe horizonten aan
onze geest open te leggen en zo ons een helderder en preciezer idee te vormen
van dit paleis van de vernieuwde schepping, dat eens ons domein en woonplaats
zal zijn.
Het eerste voorrecht, dat de verrezen lichamen van
de uitverkorenen zullen genieten zal die van de subtiliteit zijn. Zoals de verrezen Heer door een graf ging dat
verzegeld was, en de volgende dag plotseling verscheen aan de apostelen, die in
de zaal bijeen waren achter gesloten deuren, zo zullen onze lichamen wanneer
zij niet meer zijn samengesteld uit een logge en ruwe substantie, maar worden
levend gemaakt en in alles door de geest doordrongen corpus spirituale zullen zij door de ruimte gaan als een
zonnestraal en door geen lichamelijk voorwerp kunnen worden tegen gehouden.
De tweede eigenschap van het verheerlijkte lichaam
zal de beweeglijkheid zijn. Ze
zullen rondvliegen als vonken door een stoppelveld. Ze zullen kunnen bewegen
met de snelheid van de gedachte zelf, en waar de geest maar wil, zal het
lichaam zichzelf onmiddellijk transporteren. Zo zullen onze lichamen niet meer
gebonden zijn aan de aarde door de zwaartekracht, maar, vrij van alle bederf en
gewicht zullen zij opspringen naar hun wens en net als de Heer werd opgenomen
naar de Hemel, zo zullen wij worden opgeheven om Hem in de lucht te ontmoeten
en ook wij zullen vliegen gezeten op wolken. Zelfs nu biedt de huidige fysieke
orde ons een beeld of een flauwe weergave van deze nieuwe werkelijkheid tot
waar onze natuur eens zal worden verheven. Zo ook dringen immers gewichtloze
elementen, zoals elektriciteit en magnetisch krachten vrij door de dichte en
concrete substanties en gaan snel en zonder moeite door graniet en metalen? Zo
zal het zijn met onze lichamen na de verrijzenis. De materie zal ze niet meer
kunnen tegenhouden of begrenzen. Het lage zal in heerlijkheid op gaan, het
tastbare en concrete in het geestelijke, het menselijke in het goddelijke.Er zal geen ziekte meer zijn, geen dood en daarom
geen voeding, geen voortplanting en geen onderscheid van geslacht. Het vlees,
nu zwak en onderworpen aan duizend en één kwalen, zal dan onlijdbaar zijn,
toegerust met kracht, degelijkheid en standvastigheid voor altijd, vrij van
alle verandering, moeheid.
Ten slotte zullen de verrezen uitverkorenen helderheid bezitten. Zij zullen met
zon schittering worden omgeven, dat zij zullen lijken als zonnen: Tunc justi fulgebunt sicut sol in regno
Patris eorum. Deze helderheid onder de uitverkorenen
echter zal worden toebedeeld naar de graad van hun verdiensten. Want de
helderheid van de zon is één ding en dat van de maan een ander en dat van de
sterren weer een ander. De sterren zelf verschillen van elkaar in helderheid.
Zo zal het zijn met de verrijzenis van de doden. De uitverkorenen, die zullen verschijnen met
meer glorie omgeven zullen de Doctors zijn: Zij, die de volken hebben
onderwezen en verlicht in de ware Leer zullen schitteren als het licht van het
firmament, en de herders die hen zullen hebben gevormd in de gerechtigheid
zullen zijn als sterren gedurende de hele duur van de eeuwigheid. De
helderheid waarmee de uitverkorenen zullen worden bekleedt, zal steeds nieuwe
weerspiegelingen werpen, zij zal op ieder ogenblijk een nieuwe groei nemen. De
glorievolle heiligen zullen de goederen, die zij bezitten eeuwig met elkaar
delen, en zij zullen de stromen schitteringen die hen verlichten op elkaar
weerspiegelen. De bron en centrum van deze goddelijke verlichting zal geen
ander zijn dan God Zelf, die in de woorden van Johannes geheel en al Licht is
en in wie niet de minste onvolmaaktheid en duisternis is. De aanschouwing van
God, die de uitverkorenen zullen zien van aangezicht tot aangezicht in zijn
wezen, zal hun zielen overstromen met de meest onuitsprekelijke stralingen en
deze op haar beurt zal het lichaam verlichten, dat zal verschijnen omgeven met
zo grote helderheid als een geschapen natuur kan bevatten.
Uit deze hele leer, kunnen we met zekerheid de
conclusie trekken, dat onze lichamen een bestaanswijze zullen binnengaan die
totaal anders is dan die op aarde, dat zij zullen worden veredeld en verfraaid
en zo van gedaante veranderd dat tussen deze nieuwe zijnswijze en de huidige er
een oneindig groter verschil zal zijn dan tussen een log blok en de meest
schitterende zonnestraal, of tussen het zuiverste goud en het vuilste donkerste
slijk. Overigens staat geschreven dat de lichamen van de heiligen gevormd zullen
zijn naar de gedaante van het verrezen Lichaam van Jezus Christus. Jezus
Christus geeft ons in de Eucharistie een beeld en gelijkenis van wat de
verheerlijkte lichamen eens zullen zijn. Zonder de Hemel te verlaten, waar Hij
is gezeten aan de rechterhand van zijn Vader, is hij substantieel tegenwoordig
iedere dag op aarde, in duizend plaatsen. Hij is, zonder aftrek of
vermindering, in ieder deeltje van de Hostie. Door deze bovennatuurlijke en
onbegrijpelijke wijze van bestaan, laat Hij ons zien dat zij, die zijn overgeplaatst
naar het nieuwe leven niet meer gebonden zijn of worden beheerst door de wetten
van de fysieke orde en dat de logge materie geen hindernis voor de goedheid en
oneindige macht van God kan zijn. Als we door de levens van de heiligen
bladeren, dan vinden we ontelbare gelijkenissen van die status terug, waartoe
wij zullen worden verheven in het toekomstige leven. Zodra een ziel is
opgestegen naar God en de geest van boven in haar is neergedaald, haar
opheffend boven de tirannie van de zinnen en de slavernij van de lagere
begeerten, dan gebeurt het, dat het vlees invloeden ondervind van het nieuwe
leven waarmee de ziel is toebedeeld, en voelt dikwijls de eerdere invloeden van
die glorieuze vrijheid, waar kinderen Gods zullen binnengaan. Heiligen als
Teresa en een menigte uitverkoren zielen innerlijk verteerd door het vuur van
de Serafim, zijn van henzelf naar omhoog opgestegen. De heilige Maurus,
leerling van de heilige Benedictus, placht droogvoets over het water te lopen.
Anderen zoals de H. Franciscus Xaverius en de H. Alphonsus
Liguori, werden van de wetten van ruimte en zwaartekracht ontheven, en het
verschijnsel bilocatie deed zich voor en men zag hen in twee plaatsen tegelijk
prediken of bidden, een zieke bezoeken of een schipbreukeling te hulp te
schieten in de verste plaatsen. Bij andere gelegenheden, straalt het licht, dat
door Gods Geest in de zielen van de heiligen wordt uitgestort, zichtbaar op hun
gelaat, hun kleren en hun hele persoon en zij werden door een stralenkrans
omgeven, waardoor zij verheerlijkt leken. Zo moet het; want zij, die in het
vlees hebben gezaaid, oogsten verderf en hen, die in de geest zaaien oogsten
eeuwig leven van de Geest. Er is nog een zekere waarheid, die grenst aan de
zekerheid van geloof, en dat is: zodra het oordeel is voltooid, Jezus Christus
onmiddellijk naar de Hemel zal opstijgen met de uitverkorenen in Zijn gevolg.
Hij zal aan ieder van hen de plaats aanwijzen, die Hij voor hen bereid heeft op
de dag van Zijn Hemelvaart: Vado
parare vobis locum. Als woonplaats zullen de uitverkorenen de hoogste
Hemel hebben, die boven al de hemelse lichamen en boven de lichamelijke
zichtbare natuur is. Zoals het geschreven staat: Dan zullen wij de levenden worden opgenomen met hen op de wolken de
Heer tegemoet en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. Zal hieruit
volgen, dat de rest van de schepping, de hemel lichamen en ondermaanse wereld
leeg zal zijn en ontvolkt? Als dit volgens 1Thess. 4,1 het geval zou zijn,
waarom zou de goddelijke wijsheid hen opnieuw reconstrueren op een nieuw plan en
hen versieren met de Wonderen van zijn pracht en schoonheden? Volgens Thomas
van Aquino is de Hemel bestemd als verblijf, als oord voor de verheerlijkte
heiligen maar zij zullen niet passief en beperkt binnen een vaste plaats zijn.
Iedere uitverkorene zal zijn eigen troon hebben en zij zullen plaatsen bezetten
naar de graad van hun verdiensten, maar, merkt Thomas op, het woord
plaats-(locus), moet eerder worden verstaan als status of rangorde en
primaatschap, dan als de toegekende voornaamheid van plaats.
Zou Christus voor een moment de hemel verlaten, dan
zou de plaats waar Hij naar toegaat om te resideren altijd de waardigste en
hoogste zijn dan alle anderen, de eervollere, daar zij dichterbij die van
Christus zouden zijn; en dalen de engelen, die van de glorie genieten, niet af
van de hemel en keren daar weer terug naar believen? Daaruit valt af te leiden
dat de Tempel van immensiteit zal open bloeien in haar totaliteit en in al haar
schittering voor de verrukte blik van de uitverkorenen, en dat, zonder Christus
te verlaten voor een enkel moment, zij de macht zullen hebben zichzelf te verplaatsen
in een oogwenk naar de uiteinden van het firmament. Zij zullen vrij de
hemellichamen ontdekken, weer verschijnen op aarde en weer naar de plaatsen
gaan waar zij woonden en hebben gebeden, plekken die het toneel waren van hun
lijden en offers. Deze opvatting strookt met de teksten van de Heilige Schrift,
waar zij ons zeggen, dat er vele woningen zijn in ons Vaders huis, en dat de
Heiligen als altijddurende sterren zullen schitteren, en dat, waar het lichaam
dat is de heilige Mensheid ook zal zijn, daar zullen ook de arenden zich
verzamelen. Hier is de wetenschap in overeenstemming met het Geloof en helpt
ons een idee te vormen van de orde en uitgestrektheid en grootheid van deze
tempel, die als een oord dient van de vernieuwde mens. In onze tijd heeft de
vruchtbare en ondernemende aard van de mens, na de aarde verkend te hebben over
haar hele oppervlakte en in haar binnenste schuilhoeken, zich gelanceerd op de
hemel lichamen, en zendt stoutmoedig zijn stem naar de hemelen: In coelo posuit os suum. Gewapend
met de machtigste instrumenten, die het menselijk vernuft ooit heeft kunnen
maken, heeft de huidige wetenschap over een breed spectrum, de sluier van de immense
uitgestrektheid verscheurd, dat ontoegankelijk leek voor het menselijk begrip
en, door geduldige studie en analyses, heeft zij de grenzen van de sterrenhemel
afgebakend en is haar diepten en geheimen op het spoor gekomen.
Welnu, het is geconstateerd, op het huidige uur, dat
deze aarde welke wij bewonen slechts een minuscuul atoom is, vergeleken bij de
miljarden werelden, die de ruimten bevolken. Ik spreek niet alleen van ons
planetair systeem. Iedereen weet, dat de zon, die daarvan het middelpunt is en
die ons met haar warmte levend maakt, en ons verlicht, tegelijkertijd met haar
stralen, van ons gescheiden is door een afstand van meer dan 40 miljoen mijlen,
en haar licht, dat doorloopt 300.000 km per seconde en meer dan 20 minuten erover
doet om ons oog te bereiken. Rond de zon draait niet alleen onze aarde, maar
een groot aantal andere grotere planeten, omvangrijker, die rond hetzelfde centrum
banen beschrijft, groter dan die welke door haar jaarlijkse overbrenging van de
aarde in haar parcours. Al deze sterren, waarvan de wetenschap de kaart heeft
getraceerd en waarvan zij met precisie de hele geografie heeft kunnen
construeren, zijn zelf maar een korreltje stof, een onbeduidend punt, vergelijkbaar
met die menigte andere werelden, gelijk in immensiteit. Deze ontelbare sterren
die onbeweeglijk schijnen en, vanwege hun onberekenbare afstand van onze aarde
schijnen als graankorrels van licht gezaaid boven onze hoofden, zijn zelf
zoveel zonnen. Deze zonnen, op hun beurt, verlichten en bewegen planeten en
satellieten, en zij dragen in hun loop waarschijnlijk briljanter en zeker
grotere werelden dan onze solaire wereld. Als wij het getal van deze werelden,
die de ruimte versieren, willen berekenen en waarvan het geheel datgene vormt
wat men noemt de wereld van de constellaties, dan moeten we ons weer herinneren
dat men met het blote oog er 6800 van ontdekt. Maar naarmate men volmaaktere
optische instrumenten bouwt, neemt het aantal in buitensporige verhoudingen
toe. Hershhel heeft berekend, dat door middel van een telescoop
men er meer dan 20 miljoen kan onderscheiden. Bij een heldere nacht, kan men
met het blote oog, een lange nevelachtige witte baan waarnemen, die zich over
de hele hemel uitstrekt.
Men heeft bij het ontleden van het licht,
vastgesteld dat zij uit een enorm aantal sterren bestaat, die, op de afstand
van de aarde zijn gesitueerd, zich schijnen te verenigen en dat zij zich tot
een enkele lichtende baan vormen. Door analyse van hun licht, heeft men de
structuur van deze hemellichamen kunnen bepalen, de materie, waaruit hun
atmosferische massa is samengesteld. Men heeft geconstateerd dat deze vaste
sterren lichtend waren, samengesteld uit dezelfde elementen en met temperaturen
even hoog als die van de zon, die ons licht geeft. Wat de planeten betreft weet
men nu dat ze, zoals de aarde, water, lucht en een dampkring hebben; ook heeft
men de conditie van hun klimaat kunnen vaststellen. Zonder twijfel worden zij
doorkruist, zoals onze planeet, door continenten en zeeën en dat er bergen en
dalen zijn met in de winter besneeuwde bergtoppen en in de lente groene weiden.
Hoeveel meer geheimen verbergt de ontzaglijke ruimte, die onze zwakke geest
nooit zal kunnen doorgronden. Zo is het, dat de voortschrijdende wetenschap
steeds meer Gods grootheid aan ons openbaart, en nodigt ons uit met de
vervoering van de Profeet te roepen: Wat
zijn Uw werken wonderbaar, o Heer! De hemelen verkondigen de glorie van God en het firmament verkondigt het
werk van Zijn handen. De dag roept het toe, tot de andere dag en de nacht deelt
kennis mee. Daar ligt het domein
van de mens, de machtige tempel, bestemd, eens, zijn paleis en woonplaats te
zijn; eens verrezen, glorieus en onbederfelijk zal hij met een enkele blik de
rijkdommen omarmen, die deze ruimten vullen, en hij zal de onmetelijke
afstanden afleggen, met grotere snelheid, dan het licht. De wetenschap, die vijandig staat tegenover het
geloof, heeft uit deze beschouwingen munt geslagen om de mens te degraderen en
zijn hoop en glorievolle bestemming te bestrijden. Hoe kunnen wij aannemen,
zeggen ze, dat deze reusachtige hemellichamen, ondergedompeld in licht, waar de
elementen al hun energie en vitaliteit bezitten, donkere wildernissen zijn
zonder bewoners? Terwijl onze planeet, vergeleken met andere werelden, slechts
een onbeduidend stofje is, en verondersteld wordt te dienen als een verblijf
voor levende schepselen, in staat om te kennen en lief te hebben, deze duizenden
miljoenen werelden, die boven onze hoofden hangen, zouden niets anders zijn dan
logge lichamen, die mechanisch de wet van hun natuur volgen of anders van
dieren, die slaven zijn van hun instincten en niet in staat de hand te kennen
van degene die hen voedt? Met behulp van de microscoop kunnen we miljoenen
kleine diertjes onderscheiden in een aan een naald hangende druppel water.
Iedere korrel zand onder onze voeten bevat even veel levende organismen als er
over de hele wereld bestaan en zouden we moeten geloven dat de Schepper, zo verkwistend
met dieren leven, even spaarzaam zou zijn met intelligent leven? Zouden deze
talloze werelden, bedoeld om zijn Glorie te verkondigen, louter lyriek zijn, in
het luchtledige opgehangen, zonder een geest, in staat ze te horen of zonder
een hart tot weerklank ervan en trillen in harmonie met hun gezangen? Indien
dan de rede en alle vergelijkingen van bestaande dingen ons uitnodigen te
concluderen, dat een levend denken al deze sferen activeert, wat is dan de mens
te midden van al deze talloze wezens, deze rassen toegerust als hij met een
ziel en lichaam, om te tellen, wat al onze berekeningen en veronderstellingen
tart?
En hoe kan men aannemen, dat hij het centrum is van alle dingen, dat het
voor hem gemaakt is en dat de laatste bestemming van deze menigte schepselen,
waarschijnlijk van nature superieur aan hemzelf, ondergeschikt zou zijn aan de
beproevingen en wederwaardigheden van de kortstondige pelgrims tocht die hij op
de aarde aflegt? Op deze moeilijkheid antwoord ik dat, de Kerk over
deze kwestie niets heeft gedefinieerd. De Heilige Boeken waren niet geschreven
om voedsel te verschaffen aan onze nieuwsgierigheid. In het verhaal, dat zij ons geven van de Schepping, spreken zij slechts
van twee soorten intelligente naturen: de engelen en de mensen. Zij waren niet
in het minst geïnteresseerd om ons te informeren over de structuur van
mineralen en de eigenschappen van planten en dieren in de sferen die anders
zijn dan de onzen. Over deze materie heeft de Kerk geen enkel systeem
veroordeeld en het blijft open voor alle meningen en opinies. Er was een tamelijk algemene opvatting onder
vroegere geleerden, dat het aan superieure geesten was toebedeeld om over de
hemel lichamen te heersen. Het is redelijk te denken, dat wezens in staat zijn
God te prijzen en te zegenen, alle ruimte vullen, daar zij alle tijd vullen. Zo
is er geen ontrouw aan de Katholieke Traditie het materiële bestaan van de
sterren te koppelen aan het bestaan van de vrije, intelligente wezens als
onszelf. De Kerk zelf geeft ons te verstaan dat zij het toneel van de eerste
act waren in het providentieel drama van die grote strijd onder de hogere
geesten, die Johannes, beschrijft in zijn Openbaring, een strijd, waarvan onze
aardse strijd een voortzetting is. Het was in het meest verlichte deel van de
hemel, boven de meest briljante sterren, zegt Isaïas, dat Lucifer probeerde een
troon te plaatsen voor zichzelf, waar van hij was neergeworpen; Het was tot de
top van deze hemel der hemelen, zegt de psalmist, dat Jezus Christus opsteeg.
|