MARIA'S
GEBOORTE (Karmelgemeenschap Bierbeek)
(8
september)
De
eerst-verloste
Met geestdrift viert de liturgie de geboorte van Maria ,en
zij maakt er een der meest Volkse feesten van in de Mariadevotie. ,Uw geboorte,
o Maagd en Moeder van God - wordt vandaag in 't officie gezongen - kondigt
vreugde aan voor de ganse wereld, want uit U is de Zon van gerechtigheid
opgegaan, Christus, onze God'. De geboorte van Maria is het voorspel van de
geboorte van Jezus, want juist in haar geboorte heeft het groot mysterie van de
mens geworden Zoon Gods voor de zaligmaking van de mensheid, een eerste begin
van verwezenlijking gehad. Hoe zou de geboortedag van de Moeder van de
Verlosser onopgemerkt kunnen blijven voor het hart van de verlosten? De Moeder
kondigt de komst aan van de Zoon. Zij zegt dat de Zoon op komst is, dat de
goddelijke beloften, die reeds sedert eeuwen werden afgekondigd, op het punt
zijn hun verwezenlijking te krijgen.
De geboorte van Maria is het morgengloren van de dag onzer
verlossing. Haar verschijning doet een nieuw licht stralen over de gezamenlijke
mensheid. Het is een licht van onschuld, van genade; een vooruitgezonden
straling van het groot licht dat de wereld zal overstromen bij de verschijning
van Christus ,het licht der wereld. Maria werd voor de erfzonde gevrijwaard in
het vooruitzicht van de verdiensten van Christus. Zij kondigt dus niet enkel
aan, dat de verlossing nakend is. Zij draagt reeds in zich de eerste vruchten
ervan; zij is de eerst-verloste door
haar goddelijke Zoon. En dank zij Maria, de heel zuivere, vol van genade, kan
de allerheiligste Drievuldigheid eindelijk een blik vol welbehagen werpen op
onze zondige mensheid. Want nu ten minste bestaat er een schepsel, waarin de
oneindige schoonheid van God wordt weerspiegeld.
Na de geboorte van Jezus, is geen enkele geboorte zo
belangrijk in Gods ogen en zo belangrijk voor het welzijn van de mensheid als
die van Maria. En toch blijft zij volledig in de schaduw. De H. Schrift
vermeldt ons niets erover, en zoeken wij in het evangelie de geslachtsboom van
Jezus, dan vinden wij slechts die, welke op Jozef betrekking heeft. Over de
stamboom van Maria wordt niets uitdrukkelijks gezegd, afgezien van de
toespeling op haar afstamming van David. De oorsprong van O. L. Vrouw is door
stilzwijgen omhuld, zoals ten andere haar hele leven in het stilzwijgen
verdwijnt. Maria's geboorte spreekt ons van deemoed. Hoe groter wij in Gods
ogen willen worden, hoe meer wij ons voor de ogen der mensen moeten verbergen.
Hoe meer wij voor God willen tot stand brengen, hoe meer wij ook in stilte en
verborgenheid moeten werken.
In
de schaduw blijven
In het evangelie verdwijnt de figuur van Maria bijna
volledig achter die van haar goddelijke Zoon. Over Haar vertellen ons de
evangelisten juist zoveel als strikt nodig is om ons de Moeder van 'de
Verlosser voor te stellen. Feitelijk treedt zij slechts te voorschijn wanneer
het verhaal van de menswording van het Woord aanvangt. Het leven van Maria
wordt met dat van Jezus versmolten en gaat erin verloren. Maria heeft werkelijk
,met Christus verborgen in God' geleefd. En letten wij erop dat niet enkel haar
kinderjaren in de schaduw verdwijnen. Ook de dagen van haar goddelijk
moederschap en de ogenblikken waarop haar Zoon triomfeert, beleeft zij in de
verborgenheid. Wij denken hieraan bijv. ter gelegenheid van het feit dat een
vrouw uit de volksmenigte, vol geestdrift over de wonderen, door Christus
bewerkt, haar stem verhief en uitriep ,Gelukkig de schoot die U gedragen heeft
en de borsten die U hebben gevoed' (Luc 11, 27). Maria was daar niet aanwezig.
Zo is het Mariafeest dat wij vandaag vieren, voor ons een
uitnodiging tot een verborgen leven, een oproep om ons met Maria in Christus te
verbergen en met Christus in God. Meermaals is het God zelf, die door de
omstandigheden of de schikkingen van onze oversten, maakt dat wij in de schaduw
leven. Dan moeten wij Hem daarom zeer dankbaar zijn en ons deze gelegenheid ten
nutte maken om ons immer meer op de praktijk van de nederigheid en de
verborgenheid toe te leggen. In andere omstandigheden kan God maken dat ons
ambten, apostolische werkzaamheden worden opgedragen die ons een weinig op het
voorplan stellen. Goed zo, maar ook dan moeten wij trachten zo weinig mogelijk
opgemerkt te worden.
Zulke opdracht mogen wij niet weigeren. Doch wij moeten ons
in de schaduw weten terug te trekken voor zover onze bedrijvigheid op het
voorplan tot het welslagen van het toevertrouwde werk niet meer noodzakelijk
is. Al het overige: lofprijzing, bijval, berichtgeving over ons welslagen of
mededeling van een mislukking, moet buiten het gebied van onze belangstelling
worden gehouden. Onze houding tegenover dit alles moet erin bestaan ons in
heilige gelijkmoedigheid terug te trekken. Wie zich ernstig op het innerlijk
leven toelegt moet een oprecht verlangen hebben zich zoveel mogelijk in de
schaduw van God verborgen te houden. Hij moet er immers toch van overtuigd zijn
dat het Gods werk is, wanneer hij iets goeds heeft kunnen tot stand brengen. Zo
zal hij best met een kiese, zachte ijver zich inspannen opdat alles zó verlopen
dat het slechts God tot eer strekt.
Het deemoedige, verborgen leven van Maria zij ons
voorbeeld. En zien wij ons verplicht, om haar na te volgen, immer opnieuw de
strijd aan te binden tegen de steeds heroplevende neigingen van onze hovaardij,
nemen wij dan vertrouwvol onze toevlucht tot haar moederlijke hulp. Maria zal
ons helpen zegevieren over al onze ijdelheid.
Veilig
onder Maria's blik
Voel
ik mij op de zee van deze wereld her en der geworpen door de storm en het
onweer, dan vestig ik de ogen op u, o Maria, mijn lichtende ster, om door de
vloed niet te worden bedolven.
Steken
de stormen der bekoringen op, stoot ik op de klippen van wederwaardigheden, dan
verhef ik
mijn
blik en aanroep u, o Maria.
Schudden
hoogmoed, gramschap, ijverzucht of begeerlijkheid en zinnelijke aanlokkingen
het broze scheepje van mijn ziel, dan schouw ik steeds naar u, Maria. En voel
ik mij ontsteld door mijn schuldigheid en beschaamd over het lelijk uitzicht
van mijn geweten, of bedrukt door de strengheid van de goddelijke Rechter, word
ik gewaar dat ik naar de afgrond der droefgeestigheid en der vertwijfeling
afglijd, toch zal ik steeds voort mijn blikken naar u richten en u aanroepen, o
Maria.
In
gevaren, in angsten, in radeloosheid, steeds wil ik aan u denken, steeds op u
roepen. Onttrek u niet aan mijn geroep, o Maagd, onttrek u niet aan de
genegenheid van mijn hart! En opdat ik de steun moge genieten van uw
voorspraak, maak dat ik nooit uit het oog verlies het voorbeeld van uw leven na
te volgen. Volg ik u na, o Maria, dan zal ik van de goede weg niet afwijken;
denk ik aan u, dan zal ik niet dwalen; houdt gij mij bij de hand, dan kan ik
niet vallen; beschermt gij mij, dan heb ik niets te vrezen; gaat gij met mij
mee, dan verdwijnt mijn vermoeienis; zijt gij mij goedgunstig, dan zal ik het
doel bereiken' (H.Bernardus).
Bron: Van Hart tot
Hart, 1962
Gabriel
van de H.Maria Magdalena o.c.d.
|