1. In een donkere nacht,
hunkerend, ontvlamd in liefde
- o fortuinlijk geluk!
ging ik ongemerkt naar buiten,
reeds lag mijn huis in rust.
2. In het donker en veilig,
langs de geheime ladder, vermomd,
- o fortuinlijk geluk!
in het donker en verholen,
reeds lag mijn huis in rust.
3. In die fortuinlijke nacht,
in het geheim, dat niemand mij zag,
noch ik had oog voor iets,
met geen ander licht, geen andere gids
dan wat er gloeide in het hart.
4. Dat gidste mij
zekerder dan het middaglicht
naar waar hij mij wachtte
die ik goed mij wist
op een plek waar niemand kwam.
5. O nacht, jij die gidste!
O nacht, lieflijker dan het gloren!
O nacht, jij hebt verbonden
Geliefde met geliefde,
geliefde in de Geliefde omgevormd!
6. Aan mijn borst in bloei,
geheel voor hem alleen bewaard,
daar bleef hij ingeslapen
en ik streelde hem
en de waaier van ceders gaf wind.
7. De wind van de tinne,
toen ik door zijn haren streek,
trof met haar hand
sereen mijn hals
en vervoerde al mijn zinnen.
8. Ik bleef zelfvergeten,
vlijend het gelaat over de Geliefde,
alles week en ik liet mij,
latend mijn schroom
tussen de leliën vergeten.