Deze passage in Jesaja 53 gaat over Jezus en dat is
aangetoond door de Bijbelcode die ontcijfers is door Yacov Rambsel : `Wie heeft
er geloofd in wat wij hebben gehoord, en aan wie is Jahwe's arm getoond?' Als
een jonge plant schoot hij recht omhoog, en als een wortel die in dorre grond
ontkiemt; zijn uiterlijk noch schoonheid waren het bekijken waard, hij was geen
verschijning, die bewondering wekt. Geminacht en gemeden werd hij door de
mensen, man van smarten, met ziekte vertrouwd, een mens die zijn gezicht voor
ons verbergt, geminacht en als niet de moeite waard beschouwd. Waarlijk,
het waren onze ziekten die hij op zich nam, en onze smarten, die hij heeft
gedragen; wij echter beschouwden hem als een geslagene, door God gekastijd en
vernederd. Hij werd doorstoken om onze weerspannigheid, om onze zonden
gebroken; hij werd gestraft; ons bracht het vrede, en dank zij zijn striemen is
er voor ons genezing. Wij allen waren als schapen verloren gelopen, en
ieder van ons was eigen wegen gegaan; maar op hem heeft Jahwe laten neerkomen
de schuld van ons allen. Hij werd gefolterd en diep vernederd, maar heeft
zijn mond niet geopend, zoals een lam dat ter slachting geleid wordt.
En, zoals een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
heeft hij zijn mond niet geopend. Door een gewelddadig vonnis werd hij
weggenomen; wie denkt nog over zijn bestemming na? Toch is hij uit het land der
levenden weggerukt, geslagen om de weerspannigheid van mijn volk. Men gaf
hem een graf bij de boosdoeners, en bij de rijken een laatste rustplaats,
hoewel hij geen onrecht heeft begaan en er in zijn mond geen bedrog is
geweest. Maar het heeft Jahwe behaagd hem ziek te maken en te breken.
Waarlijk, als een zoenoffer gaf hij zijn leven. Nakomelingen zal hij mogen
zien, en lang blijven leven; immers, wat Jahwe behaagde heeft zijn hand
volvoerd. Omwille van het doorstane lijden zal hij het licht mogen zien en
met kennis verzadigd worden. Mijn rechtvaardige dienstknecht zal velen
rechtvaardig maken, doordat hij hun zonden draagt. Daarom geef Ik hem zijn
deel te midden van de velen, en samen met hun machthebbers verdeelt hij de
buit, omdat hij zijn leven prijsgaf totterdood, en zich bij de weerspannigen
liet tellen. Hij echter had de zonde van velen op zich genomen en kwam zo voor
de weerspannigen op.
Hier heeft een Joodse man Yacov Rambsel een bijbelcode
gevonden in de Hebreeuwse Tenach volgens de gematria die bewijst dat God het
Oude Testament heeft geïnspireerd :

Jesaja 53:9-10 : Men gaf hem een graf bij de boosdoeners,
en bij de rijken een laatste rustplaats, hoewel hij geen onrecht heeft begaan
en er in zijn mond geen bedrog is geweest. Maar het heeft Jahwe behaagd
hem ziek te maken en te breken. Waarlijk, als een zoenoffer gaf hij zijn leven.
Nakomelingen zal hij mogen zien, en lang blijven leven; immers, wat
Jahwe behaagde heeft zijn hand volvoerd.
Te beginnen met 'en lang blijven leven' moet men in de Hebreeuwse bijbel telkens de 20ste letter nemen en dan komt men bij 'Jezus in Mijn Naam'.
Deze tekst werd geschreven 800 jaar voor Christus en
bewijst dus dat het Oude Testament geïnspireerd is door God. Het is nu de tijd
dat God Zijn identiteit toont aan het Joodse volk, Zijn uitverkoren volk
Israel.
Spreuken 30:4 : Wie is ten hemel opgestegen en weer
neergedaald? Wie heeft de wind in zijn handen gevat? Wie heeft het water in een
kleed gebonden? Wie heeft de grenzen der aarde vastgesteld? Hoe luidt zijn
naam? Hoe luidt de naam van zijn zoon, als gij het weet?
'Wie heeft de grenzen der aarde vastgesteld?' moet men van de letter yod telkens een interval van 22 letters nemen en komt men tot 'Jezus de Gave'.
In het boek Leviticus staat hoe een hogepriester moet
gezalfd worden en hoe de brandoffers moeten gebracht worden in de Tempel, staat
de bijbelcode ZIE HET BLOED VAN JEZUS. Hier spreekt men van het Nieuwe Verbond
dat het Bloed van Jezus de brandoffers nutteloos maakt en dat het Bloed van
Jezus als zoenoffer is voor God om de zonden van de mensen weg te wassen.
Leviticus 21:10 : De voornaamste onder de priesters, over
wiens hoofd de zalvingsolie is uitgegoten en die gewijd is om de gewaden te
dragen, mag zijn hoofdhaar niet los laten hangen en zijn kleren niet scheuren.

|