|
Deel 3
: Tussen de sterren
Na het Laatste Oordeel, wanneer Christus naar de Hemel
opsteeg, werden de overblijvende boosaardige zondaars naar de Hel gedreven door
de afschuwelijke geesten. De aarde was verwoest. We keken rond en waar eerst ze
getooid was in een mooie natuur was ze nu een complete ruïne. Geen geluid, geen
gezang van vogels, of geen lawaai van iets mechanisch weerklonk. Het lawaai van
industrie, treinen, autos en vliegtuigen was gestopt. Nergens was er enig
leven, juist een diepe stilte. We gingen een kasteel binnen dat een ruïne
geworden was. Het was een prachtig kasteel geweest en nu waren enkel gebroken
beelden en zuilen te zien, juwelen en geld waren verspreid. Mijn metgezel zei: Boven,
zijn geen van deze zaken noodzakelijk behalve de schoonheid van de ziel! Toen
zag ik miljoenen menselijke wezens, dieren en vogels, allen dood, opgestapeld
de een op de ander, allen in staat van ontbinding en er was een enorme stank.
We konden er niet langer blijven; toen stegen we op en verlieten de aarde.
Op dat moment werd ik wakker. Ik had nog altijd de
magnifieke visioenen van een tijdje geleden. Mijn metgezel was sereen en kalm. Herinner
je je waarover je juist gedroomd hebt? Ja antwoordde ik, met een diepe
innerlijke emotie. Dan zal ik je de wonderen van de ruimte tonen.
Het was een stralende dag. We stegen langzaam op tot de
aarde verdween in een donkere vlek. Plotseling nam een bovenmenselijke kracht
ons op en draaiden we zo vlug rond dat ik draaierig werd. Ik trilde en in een
kort moment bevonden we ons tussen de melkweg van sterren. O Heer, mompelde
ik, wat een snelle vlucht. En mijn metgezel antwoordde: Het zal zoals nu
zijn als we van tijd tot tijd van de ene planeet naar de andere reizen.
De schittering van de zon verflauwde en alles rond ons had
een vreemde straling die ons in staat stelde om alles te onderscheiden. Zo
observeerden we alle sterren, maar niet met mensenogen, maar eerder met een
geestelijk inzicht. Ik zag dat in plaats van willekeurig verspreid te zijn, de
sterren zich netjes in groepen bevonden in de ruimte. Ik bemerkte ook een
vurige damp rond sommige sterren die een immense hitte veroorzaakten. Sommige
van de sterren hadden welbepaalde bewegingen, terwijl anderen onbeweeglijk bleven
en klaar.
Terwijl we langs deze grote prachtige planeten vlogen, zei
mijn metgezel: Zie, het hele universum! Zonder de almachtige geest van God zou
niets van dit alles bestaan, noch wat we kunnen inbeelden. En de mens zal na
zijn sterfelijk bestaan en zijn verblijf in de Hemel in staat zijn om de
planeten te bezoeken op vreugdevolle feestdagen. In de verte was er een
zilveren bol, maar toen we de bol naderden werd de atmosfeer zeer koud. Woest
en verlaten was zijn oppervlak en er groeide niets, het leek dood sinds
mensenheugenis. De zeeën, de rivieren en meren, alles was bevroren met het
hoogste waren piramiden van ijs.
We rustten uit op een hoge bergtop en ik vroeg: Smelten de
sneeuw en het ijs hier? Nooit, antwoordde hij, het is de Wil van God dat
alles hier eeuwig ijs is. Rondom ons was alles desolaat. De schittering deed
pijn aan mijn ogen in de droevige en stille tragedie zonder naam.
Advies van de auteur: Sommige mensen zeggen: Als God
werkelijk barmhartig is zal Hij geen zielen van mensen martelen in de Hel voor
alle eeuwigheid. Dikwijls hebben jullie, lieve lezers, deze woorden gezegd of
gedacht, vergetend dat God Zelf neergedaald is vanuit de Hemel om zielen te
redden van dit onheil. Hij kwam om ons de weg te tonen naar de glorierijke
heerschappij van Zijn Koninkrijk met het Teken van het Kruis om Satan in
verwarring te brengen. We moeten ons verder afvragen: Waarom laat God het
bestaan van Satan toe en waarom heeft Hij hem geschapen?
Men mag niet vergeten dat Satan werd geschapen als een
zuivere Engel, die pas later zich afscheidde van God op zijn eigen initiatief.
Als zuivere geest is hij onsterfelijk. Zo was ook de mens, toen hij geboren was
zuiver en zonder zonde. Toen hij opgroeide verwijderde hij zich verder van Gods
geboden en weigerde om Zijn wil te doen. Uit vrije wil werd hij goddeloos en
rebels. Zon wezen moet onvermijdelijk na zijn dood gestraft worden. Het staat
geschreven in Matt. 25:41 Hij zal dan zeggen aan degenen die zich aan Zijn
linkerhand bevinden, op hun beurt, ga weg van Mij, jullie die verdoemd zijn tot
het eeuwig vuur dat geschapen was voor de duivel en zijn engelen.
Ondanks deze geïnspireerde woorden van het Evangelie,
geloven de goddelozen niet in het bestaan van de Hel, in tegenstelling tot de
leerstellingen van Jezus Christus, die aan de mens werden gegeven om de mensen
te beschermen tegen het lijden van de Hel. Volgens sommige sceptici is dit
martelaarschap niet eeuwig. Maar we herinneren ons het Evangelie volgens de
Hebr. 1:8: En wat over de Zoon? Uw troon, O Heer, is standvastig voor eeuwig
en altijd. De scepter van Uw koningschap is een staf die waarlijk regeert. En
opnieuw in het Boek Openbaring 20:10 Waar zullen het beest en de valse profeet
gekweld worden dag en nacht in de eeuwigheid.
Deel 4
: De Hel
De Hel is afschuwelijk! De scheiding van God is
angstaanjagend en deze scheiding is een bewust en fysiek lijden. De worm dat
hen daar opeet zal nooit doodgaan, het vuur wordt nooit gedoofd. (Marc. 9:48)
En in het Evangelie van de H. Matteus kan men lezen: Terwijl de eigen zonen
van dat koninkrijk in de duisternis worden geworpen, waar er geween en
tandengeknars zal zijn. Van de H. Lucas 16:26: Er is een wijde kloof tussen
ons en u, zodat er geen mogelijkheid bestaat, zelfs als men het zou willen, van
hier naar u te gaan noch van daar naar ons te komen. De H. Lucas 16:19-23: Er
was eens een rijk man die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere dag
uitbundig feestvierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, met zweren
overdekt voor de poort lag.
Hij verlangde er naar zijn honger te stillen met wat bij de
rijkaard van de tafel viel. Ja, zelfs kwamen honden zijn zweren likken. Nu
gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen in de schoot van Abraham
werd gedragen. De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis. In de
onderwereld ten prooi aan vele pijnen, sloeg hij zijn ogen op en zag van verre
Abraham, en Lazarus in diens schoot. Nergens in het Evangelie is er vermeld
dat na de verrijzenis van Christus, een bepaalde transformatie plaatsvond in de
Hel.
1 Hoe
demonen zondaars in de Hel kwellen
Toen verlieten we de koude en bevroren planeet en waren we
getransporteerd in de ruimte naar een andere schitterende planeet die een
onbekend fenomeen voortbracht. Ik begreep niet waarom, maar ik was in de war.
Als we naderbij kwamen, verblindde de schittering mijn ogen. Ik voelde het
warmer en warmer worden tot het bijna ondraaglijk heet werd. Uiteindelijk
kwamen we aan en stonden we op de top van een berg. Het had een brede en
uitgestrekte horizon. We konden vulkanen zien die vuur spuwden in grote
hoeveelheden. Zwarte rook en vuur kwamen uit de scheuren en een rode hete en witgloeiende
lava kwam eruit. Van het midden van de aarde vloeide lichtgevend vloeibaar
metaal naar beneden langs de zijden tot in de onderste valleien. We waren
omringd door duisternis. Voor enige uren was er een schotelvormig hemels
lichaam zichtbaar bedekt met een dikke sluier die een flauw licht gaf. Op een
korte periode volgde een lange nacht.
Men kon hier en daar kleine verlichte jets zien met
buitengewone snelheid, en dan plotseling zien verdwijnen. Ik voelde mij zeer
somber en teleurgesteld. Ik kon geen vegetatie zien behalve hier en daar droge
struiken zonder bladeren, (ze hadden een vreemde vorm) in de kloven en
valleien. Aan de andere kan zag ik modderige stromen die traag vloeiden. Vanuit
elke ooghoek was alles donker en desolaat, het leek op een woestijn. Dan stak
mijn metgezel zijn arm uit om naar een diepere ravijn te wijzen en hij zei: Kijk,
Ik richtte mijn blik naar waar hij wees en ik zag gestalten die vlug bewogen in
het midden van een bijna ondoordringbare duisternis. We daalden neer tot bij de
ravijn tot we een rotsachtig punt bereikten.
Al deze mensen zijn zondaars, zei mijn metgezel. Nu moet
je je tussen hen begeven, zonder mij. Als er iets zou gebeuren met je, zelfs al
ben je bang, bid niet, want dan zal je ernstig gestraft worden. Wees wijs en
aanroep Gods naam niet, omdat in deze streek je gebeden niet worden gehoord. Waarom,
waarom nooit? zei ik. Ik begrijp niet hoe gebeden een hindernis kunnen zijn.
Mijn metgezel antwoordde: De hindernis bestaat in de genade van God die niet
in zondaars binnendringt, mensen op aarde kunnen bijvoorbeeld niet praten met
anderen vanop afstand zonder de hulp van een telefoon of radio. Zo is het ook
met gebed. Zonder de genade van de Heilige Geest kan gebed God niet bereiken.
Toen verdween hij ineens.
Ik ging naar beneden om alles van dichtbij te gaan
bekijken. De zondaars waren wild aan het dansen. Ze dansten wanhopig alsof ze
niet konden stoppen. Demonen dreven de mannen, vrouwen en ouderen bijeen om nog
meer te dansen. Toen dreven ze hen naar een open plaats. Degenen die moe waren
werden geslagen en in een zeer modderige poel geworpen. Ik verliet deze scène
en ging nog meer naar beneden tot op een vlakte. Daar zag ik een uitgestrekte
en hete woestijn en ook het verschrikkelijk dansen van de arme zondaars, die
geen moment stopten, terwijl ze tranen huilden. Toen ik dichterbij was bemerkte
ik boze geesten die dansten onder hen, spottend en zonder ophouden wild
schreeuwden.
Ze dwongen de arme zielen te dansen en ze riepen Wees
blij, blijer. Hoe verschrikkelijk boosaardig en machtig waren deze boze
geesten! De arme zondaars waren hopeloos. Ze waren vastgebonden aan elkaar met
doornen en werden geslagen, gestampt, en er werden stenen naar hen gegooid en
dan werden ze in de brandende lava geduwd. Ze moesten hun mond openen tot op
het punt dat ze scheurden en er werd brandende lava ingegoten. Ze waren
verblind met grind dat in hun gezicht werd gegooid en ze werden geslagen om hen
sneller te doen gaan op stenen die scherp waren als scheermesjes, en andere
gruwelen die te verschrikkelijk zijn om te beschrijven.
Deze boosaardige geesten sprongen op hun rug en trokken aan
hun vuil samengeklit haar dat voor geen eeuwen was gewassen. Als iemand
probeerde om zich los te maken van de demon die hij droeg, was die door een andere
vervangen, die erger was dan de eerste. O, wat een ondraaglijk lijden! Soms
toonden deze afschuwelijke demonen hen hun ouders en geliefden, die ook in de
Hel waren, en ze toonden hen hun wandaden op aarde waarvoor ze leden, en op zon
manier dat ze nog meer leden.
Ik verliet deze vreselijke scène temidden van sarcastisch
gejoel van de demonen in deze hete woestijn, om verder op zoek te gaan. Ik kwam
in een vallei vol stenen, waar afwisselend een sterke tornado en wervelwind
wolken stof bliezen, zelfs de stenen optilden. De boze geesten waren op een
grote menigte van zondaars aan het jagen die nauwelijks menselijk leken. Ze
waren extreem mager en hun armen bengelden langs hun lichaam. Op hun gezichten
kon je onverklaarbaar lijden zien. Gemarteld door dorst, sleepten ze zich in
stilte voort met het stof. Overal hing een verschrikkelijke stank met zwarte
wolken van stof die alles bedekten. Sommige zondaars waren heftig aan het vechten,
hoewel ze de verschrikkelijke straf wisten die ze zouden krijgen. Ze waren
reeds onverschillig voor alles, wetend dat in de Hel er geen hoop meer is.
Ik was niet in staat om de hete verschroeiende stoffige
wind nog langer te verdragen, daarom ging ik nog dieper naar beneden en
bereikte een modderige poel waar onaards uitziende wezens pletsten, peddelden
en van de dorst het dikke stinkende water opslorpten. Het vervulde me met
afschuw om deze arme zondaars voortduren gemarteld te zien door woeste en
perverse demonen rond zich. Met veel schrik stapte ik temidden van de scherpe
stenen en ik bereikte uiteindelijk een rotsachtige plaats en ik ging
neerzitten. Ik hoopte gered te worden door mijn metgezel. Plotseling werd ik
opgeschrikt door een geheimzinnig tumult. Het klonk niet ver weg. Ik spitste
mijn oren en ik hoorde erbarmelijk gezucht en geweeklaag. Ik keerde mij om en
daar, op de bodem van een grote kloof waren uitgestrekte uitgeputte zondaars
met hun ogen gericht op de ondoordringbare duisternis. Ze klaagden: Altijd de
duistere nacht, wanneer zullen we ooit het licht zien? Is het mogelijk dat er
nooit een dageraad aanbreekt? Ze herinnerden zich de zon en de lente, en ook
de mooie tijden wanneer ze luilekker in de zon lagen zonder zorgen in de
wereld.
Dit zette anderen ertoe aan ook zo te denken, hoe kort de
tijd ook was dat ze konden weeklagen over wat er geweest was, dit verlichtte
enigszins hun eeuwig lijden. Men kon ontdekken uit hun gesprek dat het verleden
hen altijd was bijgebleven, en levend aanwezig was. Maar de boosaardige geesten
stonden hen nooit een onderbreking van hun lijden toe. Plotseling, achter de
grote rotsen brandde een grote rode vlam die ervoor zorgde dat ze geen rust
kenden. In de Hel is er geen rust. Ik ben degene die graag rust en stilte om me
heen heeft en ik zou het niet langer kunnen uithouden. Zon gruwelijke scènes.
Ik ging verder en kwam op een donkere vlakte. Ik kwam terug de boze geesten
tegen die het in de gaten hielden als iemand voorbij kwam om hen meedogenloos
te slaan. Van tijd tot tijd verlichtten tongen van vuur de dreigende
duisternis.
Toen hoorde ik treurig en melancholisch zingen, en toen ik
naderbij kwam zag ik een groep aan de andere kant van de rotsen met hun grijze
en bleke gezichten. Hun magere armen zonder enige kracht, waren een enorme rots
van verschillende ton aan het duwen. Het was een nutteloze taak, dat ze
gedwongen waren uit te voeren. Op hun hoofden was er een onophoudelijke regen
van brandende sintels die uit de donkere wolken van rook vielen. Ik had een
verschrikkelijk verlangen om deze plaats van gruwel te ontvluchten. Daarna
hoorde ik een geklaag dat van beneden de aarde kwam. Voor mij was er een grote
muur en ik stapte voorzichtig naar beneden. De doordringende stank van zwavel
en de hete wind die de brandende rode sintels naar boven joeg maakten het
ademen bijna onmogelijk.
Hier zag ik andere ongelukkige zondaars zich haasten op
zoek naar een druppel water om hun brandende mond af te koelen. De
afschuwelijke geesten dwongen hen om harder te rennen en als er iemand viel,
werd hij ongenadig geslagen tot hij recht stond en de rest volgde. Toen ik deze
meelijwekkende scène zag verscheen mijn metgezel voor mij met zijn
onweerstaanbare en prachtige stem Was je bang? vroeg hij en alles wat ik kon
zeggen was: Het is verschrikkelijk. Toen zei hij We zullen deze plaats
verlaten en de andere planeten bezoeken! We stegen vlug omhoog.
De atmosfeer werd heter toen we een fonkelende en verlichte
ster naderden. Op deze bol hing er een zeer dikke nevel en was het bijna
stikheet. Het was er niet beter. De demonen trokken de zondaars naar verfijnde
martelingen. Er heerste overal chaos en onbeschrijflijk angstaanjagend
uitziende insecten kwelden de arme zielen die probeerden zich te verberging in
de rotsachtige diepe grotten. Van zodra ze er terug uit kwamen werden ze
geslagen en nagejaagd naar de brandende vuurzee en ze schreeuwden O dood, waar
ben je? O vriendelijke dood, waar ben je? Er is geen dood, maar wezenlijkheid.
Eeuwige vreugde voor de goeden en vromen, maar een eeuwige kwelling voor de
goddelozen.
2 Een
jaarlijkse viering van demonen als herdenking van Satans opstand tegen God
Nadat we dit alles hadden gezien daalden we neer in een
enorme groot met grote rotsen aan de opening, waaruit het meest angstaanjagende
lawaai kwam en een afschuwelijke stank die van de bokken kwam. Er waren een
paar bomen zonder bladeren en erboven vlogen onbekende monsters die het aanblik
nog dreigender maakten. Satan viert zijn jaarlijks feest vanavond. Onthoud wat
je ziet, zei mijn metgezel. Ik zag hoe de grotten langzaam open gingen.
Vanbinnen rezen vuurtongen op. Demonen sleepten sommige zondaars naar buiten.
Zij waren de meest gewelddadige op aarde. Satan gaf maar aan bepaalde zondaars
het bevel om mee te doen terwijl anderen eeuwen moesten wachten om toegelaten
te worden. Dit festival wordt één keer per jaar gevierd om de tijd te herdenken
toen Satan, die voorheen een goede Aartsengel was, de onbezonnenheid had om God
tegen te spreken en te revolteren tegen Hem.
Het is een manier om hem te verstrooien van de martelingen
van zijn somber hels koninkrijk. Maar niets tempert zijn hoogmoed als hij zich het
verlies van de eeuwige gelukzaligheid van de Hemel herinnert. Een mooie vrouw
werd door een ongekende kracht uit één van de grotten geworpen met haar armen
uitgestrekt en haar haar in vlammen. Haar donkerblauwe ogen, zoals saffieren
schenen met monsterlijke boosaardigheid. Haar brandend rood haar was opgestoken
op haar hoofd in de vorm van een ei. Ze gleed voort zoals een slang en met haar
hoofd aan de ene kant, verborg ze zichzelf achter een rots. Uit de vlammen kwam
een andere vrouw. Ze stapte naar voor, haar haar was gitzwart, haar ogen waren
als brandende kolen. Majestatisch en langzaam kwam ze naar de eerste vrouw, en
legde haar hand op haar hoofd. De eerste vrouw was gehurkt bij de rots en
trilde door het snikken. Ze bleef daar.
Uit een andere brandende grot kwam een oude man met een
bochel en met wit haar, baard en harige wenkbrauwen. Hij wandelde langzaam naar
de twee vrouwen en ik was verbaasd at de boze geesten wegbleven van hem. Hij
hief zijn hoofd en keek rond met een sterke wil en zijn ogen drukten een
intelligentie uit die ver boven het normale was. Hij boog zijn hoofd in stilte
met zijn witte baard die zijn hele borst bedekte. Later, kwam een cirkel van
demonen, allen woest met gebalde vuisten naar voor, en sloegen een oudere man.
Hij was kort, dik, kaal en nogal robuust. De boze geesten sloegen en stampten
razend op hem en riepen naar hem: Jij die in niets geloofde, jij die dacht dat
het leven op aarde alles was, jij die je land ruïneerde en iedereen martelde en
doodde die je wou. Je dacht dat je je niet moest verantwoorden.
Nu zie je dat het zo niet was. Satan zelf zal voor jou het
meest wrede lijden bedenken. Nu zullen we je naar hem brengen. Toen werd hij
in een grote grot geduwd waaruit luid geschreeuw weerklonk en veel lawaai. Ik
richtte mijn blik op de ingang net als de zondaars. Een andere zondaar kwam naast
de kale man staan. Hij was groter dan normaal, met een lang dun gezicht en een
zeer fijne neus, zijn kaken hingen neer. Uit de grot kwam er een menigte van
onaardse en afschuwelijk uitziende schepsels. Ze kronkelden en bewogen zich
verwrongen voort, voortgedreven door slagen. De oude man hief zijn hoofd en
huiverde, terwijl de andere twee zondaars minachtend hun rug keerden.
Op dat moment hoorde ik een flauw geluid, dat steeds luider
weerklonk. Het was het flapperen van vleugels. Een grote zwerm gevleugelde
demonen vloog naar de zondaars. Ze werden allen in de lucht meegenomen voor een
tijdje, en werden dan in de gapende grot gegooid. Rond ons werd het een
woestijn. We liepen een tijdje en plotseling stonden we voor een hoge vuurzuil.
Ik dacht dat deze lichtbron ons wat vrede zou brengen, en ons zou laten
vergeten dat er geen rust en stilte is in de Hel. We zagen een afgrond waaruit
zwavelwolken kwamen van rode en zwarte rook met nauwelijks te onderscheiden
schaduwen die hier en daar sprongen als de demonen hen uitdaagden. Nu zal je
opnieuw op je eentje moeten gaan, zei mijn metgezel. Wees moedig, maar als er
iets onverwachts zou gebeuren, ben ik in de buurt. Met deze woorden verdween hij.
3
Satan kondigde bijzondere kwellingen aan voor sommige grote zondaars
Ik keek naar de zondaars die voortdurend in de vlammen
brandden maar niet verteerd werden door de vlammen. Het vuur in de Hel brandt
en martelt zonder het wezen te doden. Vanuit de verte hoorde ik een koor van
bergbewoners die aan het zingen waren en vanuit de diepte verscheen er een gat
met een rotsachtige trap die zeer diep en duister was. Beneden zag ik zwakke
schijnsels van licht. Toen ik naar beneden ging werd het gezang luider. Het
leken vele stemmen te zijn maar ze zongen vals. Het vuur werd helder en meer
intens. Na een eindeloos lange afdaling kwam ik op een verlaten vlakte met
fantastische rotsformaties. Er waren veel silhouetten te zien. Menselijk, maar
ik kan het niet onder woorden brengen. Aan de voet van deze bergen waren
doornige braamstruiken zoals tentakels.
Aan de linkerkant was een bosje zwart mos dat leek te
bewegen alsof het aan het ademen was. Dan was er een scheur te zien in de
nabijheid waar wat licht door scheen. Ik ging op onderzoek en vond een andere
mysterieuze afdaling, waar bijna geen einde aan kwam. Toen ik bleef de trap naar
beneden gaan kwam ik bij een brede straat uit met op het einde een deur. Hier werd
het gezang luider als ik dichterbij kwam, onderbroken door nu en dan verdovend
geschreeuw. Ik liep vlug naar het licht. Ik kwam in een immense hal met
honderden deuren. In het midden was er een grote arena, zoals een circus. In
het midden stond een prachtige troon, maar zeer donker en somber, met een
zwarte koepel en wat leek op metalen platen aan het plafond. Rond de troon, bevonden
zich luidruchtige onbeschrijflijk lelijke onmenselijke duivelse schepsels.
Errond bevond zich een groot amfitheater voor de immense bijeenkomst van
zondaars die keken naar de troon in de arena. Er waren ook grote zuilen van
licht die de duistere omgeving verlichtten.
Aan de linkerkant van de zwarte troon, half leunend aan de
voet van de troon, zat een zeer mooie vrouw met glanzend koperrood haar. Ze was
tenger en haar schoonheid leek op een standbeeld dat gecreëerd was door een
kunstenaar. Aan de rechterkant van de troon was een ander vrouw met zwart haar
en een trots voorkomen, haar donker haar leek op de zwarte troon, terwijl haar
ogen leken vlammen van haat en boosaardigheid te zijn en ze keek minachtend
naar de duizenden ogen die op haar gericht waren. Ze leek niet op een
standbeeld maar was de beeltenis van een vrouw van koninklijke bloede gecreëerd
door een onsterfelijke kunstenaar. Ik herkende de vrouw die uit de groten werd
getrokken van de grotten voor het festival van Satan. De voorzijde van het
amfitheater was gevuld met zondaars, geen normale zondaars, maar degenen die
hun bestaan hadden bezoedeld met de meest verfoeilijke zonden, er was geen
onderscheid van rang omdat hun zonden hen gelijkwaardig maakten.
Ik zal ook de weerzinwekkende kale man en zijn discipel,
die een typische Pool was en een echt menselijk beest. Dan was er de oude
witharige man met de baard die uiterst bedroefd keek. Het leek alsof hij zich de
woorden van het Evangelie herinnerde Let op voor degenen die de kleinen
aanstoot geven, het ware beter dat ze een molensteen rond hun nek hingen en in
de zee geworpen werden. En het leek dat enkel nu in de Hel deze woorden tot
hun recht kwamen. Plotseling was er een grote aardbeving, gevolgd door bliksem
en donder die de zuilen van licht meer glans gaven. Temidden van geweeklaag,
gegrom en geklap van de demonen, en hun bloeddorstig geschreeuw, verscheen
plotseling Satan, die het geschreeuw met een boosaardige glimlach aanzag.
Voor de troon en temidden de vele rijen van zondaars, waren
er degenen die zware zonden hadden gepleegd, beroemd waren en grote geleerden.
Maar er was geen onderscheid in de Hel en ze trilden net als de anderen als
alle ogen gericht waren op Satan. Satan stopte met glimlachen en ik vroeg mij
af of hij menselijk leek. Hij was menselijk, en tegelijkertijd compleet anders
en mysterieus. Zijn hele gezicht toonde zijn onafhankelijkheid en kracht, maar
zijn gezicht was op geen enkel manier te vergelijken met iets. Hij was als een
gigantisch standbeeld, gebruind en hij had een kromme neus tussen twee grote
zwarte ogen die helder waren en vurig waren onder zijn dunne schuingebogen
wenkbrauwen.
Streng en gemeen ging hij in stilte op zijn troon zitten
met op de top een rode vijfpuntige ster. Hij zal bewegingsloos zoals een
bronzen standbeeld met zijn hoge vleugels die uitgespreid leken op zwart
fluweel. Ze waren achteraan op zijn rug. Zijn neergeslagen mooie oogleden
verborgen zijn ogen, maar zijn klassiek profiel verraadde zijn gekwelde
gedachten. Op deze verjaardag die duizenden jaren was geleden, toen God Satan
strafte door Hem uit de Hemel te verdrijven, was zijn uitdrukking vol kwelling.
Hij herinnerde zichzelf als een goede Aartsengel en een diepe frons kruiste zijn voorhoofd,
terwijl zijn vleugels langzaam dichtvouwden achter hem, zoals een vlag na een
storm. Dan hief Satan zijn oogleden op en ik zag zijn dreigende blik, van
oceanen van boosaardigheid en haat als hij zijn ogen richtte op de menigte van
toeschouwers. Wat een blik! Wat een perverse haat! Hij stond dan met zijn
gigantische grootte recht, vol haat en trouweloosheid in zijn mysterieus wezen
van zonde en goddeloosheid. Van alle hoeken heerste er stilte. Satan begon zijn
speech die alle hoeken van de grote zaal bereikte.
Ik ben gekomen om jullie grotere kwellingen aan te
kondigen zei hij, met haat in zijn bulderende stem die elk oor verdoofde. Ik
zal jullie zo laten lijden dat wat voorbij is als niets leek en elk jaar zal
het strenger zijn en eeuwig. Opnieuw, waren zijn grote vleugels uitgespreid.
Hoe immens schrikaanjagend was de grote Satan!
Al de demonen die hem hoorden lachten en jouwden als ze
meer pijn en martelingen werden beloofd. Maar de arme zondaars, die deze
aankondiging hoorden zaten ineengedoken van angst en geweeklaag. De vlammen
kwamen zoals een stortvloed van bloedrode kleur en zelfs de vijfpuntige ster
was rood met al de rest. Satan ging opnieuw zitten en ik zag een menigte van
boze geesten zich naar de mooie vrouw met het zwarte haar richten, en deden
haar opstaan, wat ze deed met de woestheid van een gewond dier. Haar ogen waren
vol haat maar ze veranderde plotseling haar uitdrukking als ze voor Satans
troon liep, haar heupen wiegend en haar borsten vooruit met een gratieuze
beweging en persoonlijke charme.
Satan lachte spottend en minachtend en zei tot haar: Op
aarde verleidde en onderwierp je mannen met je stem, je uiterlijk en je
betovering en je gaf hen al het genot dat ze in je zochten, en boden je gouden
juwelen en zelfs macht aan. Je zong voor hen zoals geen andere vrouw kon zingen
voor hen en je gaf hen zoveel plezier. Je verkwanselde goud en rijkdom zonder
een gedachte en je ging prat op je kortstondige schoonheid en glorie terwijl
levend in prachtige paleizen. Je veroverde degenen waarop je je gedachten had
gezet, en doodde degenen die je beu was zonder medelijden.
Met een gebaar van zijn grote handen, riep Satan de meest
walgelijke van zijn demonen en zei : Neem haar, streel haar zoveel je wilt.
En tot de vrouw zei hij: Ga met hem, ik heb je niet nodig, maar ik zou het
gevoel van je liefdevolle kus nog een keer willen hebben. Want dit hier zijn
mijn voeten. En Satan lachte met bittere haat, Nooit Zelfs met haar boze
gedrag was ze mooi. Nooit? antwoordde Satan, die razend kwaad was. Weet je
niet dat mijn wil de grootste trots overwint? Nadat hij deze woorden had
gezegd droegen de boze geesten haar weg en wierpen haar aan de voeten van Satan
en dwongen haar om ze te kussen, en dan namen ze haar mee naar het vuur en
duwden haar ertegen. Ze was zwart gebrand van de ondraaglijke hitte en haar
rebels ogen waren met haat gericht op Satan. Intussen knepen de andere demonen
die rond de toon zaten de twee zondaars met een slechte reputatie, de kale en
de Pool. Ze dwongen hen op hun knieën voor de voeten van Satan. Hij keek naar
hen met schrikwekkende wreedheid.
Satan zei: Zie je de grote bijeenkomst van zondaars rond
mijn troon? Voor ons zal jullie criminele leven herop gevoerd worden en het
geeft me plezier op mijn feestdag. Satan gaf een teken en alles werd duister.
Toen verscheen een scherm en allen zagen een grote oorlog. Men hoorde de
explosie van bommen, het fluitend geluid van projectielen en het gekletter van
machinegeweren. Generaals en officieren leidden hun troepen in de oorlog met
moed. En daar was de kale zondaar. Satan bulderde: Nu kunnen jullie allen zien
de ontelbare misdaden die hij heeft gepleegd. De scène veranderde plotseling
maar het lawaai van de oorlog kon nog altijd gehoord worden. Op het scherm werd
een open ruimte getoond voor een paleis dat gebouwd was met rode bakstenen en
in het midden stond een zuil met bovenaan een standbeeld van een engel. Het
hele plein stond vol mensen die het paleis bestormden.
Dan werd de binnenkant van het paleis getoond. Het was
prachtig en sereen. De relschoppers drongen het paleis binnen. Eén van de
deuren werd bewaakt door jonge vrouwen die in wapenuitrusting gekleed waren en
pistolen droegen. Ze vochten met enorme moed en verdedigden hun heersers
binnenin. Meedogenloze mannen in uniform, zowel van de marine als het leger,
droegen rode banden en gordels om hun rang te tonen. Ze drongen het paleis
binnen en met verschrikkelijke godslasteringen namen ze de geweren uit de
handen van de dappere jonge bewaaksters, en vergrepen zich aan hen al
schreeuwend in een orgie: Lang leve de vrijheid, lang leve onze chef.
Bij het zien van al deze gruwel en het horen van het
bloedstollend geschreeuw, weende de kale zondaar aan de voeten van Satan. Dan
kwam de duisternis op het scherm en de scène veranderde. Nu werd er een groep
gevangenen getoond waaronder zich een dame van adel bevond, gevolgd door jonge
meisjes die zich voor een man bevonden die op een stoel zat met een jonge kerel
van ongeveer 14 jaar op zijn schoot. Hij droeg een legerkledij en hoge lederen
botten. Zijn zachte, vriendelijke dromerige blik herinnerde mij eraan dat ik
hem eerder had gezien. Ik herkende hem als mijn Keizer. Dan verdween deze scène
uit het zicht. Dan werd op het scherm een zeer arme vrouw getoond, die zo dun
was als een skelet. Ze stond in een arbeiderswoning met samengeklit haar en
krankzinnigheid in haar ogen.
Ze was iets aan het zoeken met bevende handen, toen er
plotseling een baby begon te huilen in een wieg en de vrouw tilde de baby op en
was wreedaardig aan het lachen. Ze wurgde de baby en gooide de dode baby in een
kokende pot op het vuur. Ik was beangstigd door deze gruwelijke scène, maar ik
realiseerde mij dat ze een kannibaal geworden was toen de hongersnood Rusland
in zijn greep had.
Deze gruwelijke scène werd gevolgd door een andere, die me
eraan deed herinneren aan wat ik voordien gezien had in de Hel. Jonge en oude
mijnwerkers, met droevige ogen werden tot onmenselijk zwaar werk gedwongen door
wrede robuuste beestachtige bewakers die hen sloegen. Opnieuw realiseerde ik
mij dat deze de beste officieren en kapiteins waren uit het Russische leger die
streng werden gestraft voor hun grote patriottische liefde voor hun land. Dan
verdween ook deze scène.
Satan zat intussen op zijn troon, terwijl de kale zondaar, beefde
van schrik en onverstaanbare nonsens aan het mompelen was. Heb je gezien wat
je deed gedurende je leven op aarde? zei Satan, en de zondaar antwoordde met
een lage stem Ik heb het gezien.. Satan schreeuwde woedend Sla hem en houd
hem dicht bij mij zodat we zijn handlangers kunnen zoeken. Daarop tilden de
demonen hem op en wierpen hem aan Satans voeten, die onmiddellijk hem stampen
gaf. Dan keerde hij zich naar de Poolse man, die zijn ogen had gesloten. Satan
riep hem Kijk. Ik zal je een scène tonen om je te herinneren aan je daden.
Toen projecteerde hij een lange brede weg die geen einde leek te hebben op het
scherm.
Langs deze weg kwamen duizenden mannen, vrouwen en kinderen
van alle lagen uit de maatschappij, waaronder bisschoppen, priesters, nonnen,
generaals, professors en jonge officieren. Ze liepen zeer langzaam samen met
arbeiders, soldaten en boeren. Sommigen hadden touwen rond hun nek en al deze
martelaren liepen in stilte naar een onbekende bestemming. Plotseling gebeurde
er iets buitengewoons. Al deze droevig kijkende mensen veranderden en gingen
over in lichte geesten die elk een brandende kaars vasthielden. Een blauw licht
omhulde hen en hun gezichten straalden geluk uit en hun lichamen werden
lichtgevend. De hele weg werd bedekt met mooie buitengewone bloemen en deze
tien duizenden zielen, strekten hun armen uit en werden naar de hemelse lichten
boven hen geleid. De scène verdween en Satan schreeuwde: Dit alles geschiedde door
jouw handen. De martelingen en het lijden die je toebracht waren het middel
waardoor ze naar de Hemel gingen. Terwijl je ze niet had gedood, zouden er
velen in mijn koninkrijk gekomen zijn. Daarvoor zal ik mijn wraak op je
uitwerken.
Voor de troon verscheen een weerzinwekkend monster met
talrijke tentakels, die in alle richtingen grepen. Ze grepen de kale zondaar en
zijn Poolse handlanger vast zoals een grote meedogenloze spin die een kleine
aanvalt. Ze verdwenen allen uit het zicht. De andere zondaars waren angstig aan
het wachten op hun vonnis. Spontaan kwam de mooie vrouw met het glanzende
koperkleurige haar voor de troon van Satan staan. Ze gooide haar hoofd naar
achter. Ze keek naar hem met ogen die een vurige smeking uitstraalden. Satan,
die vol boosaardige ironie naar haar keek, zei: Ik ken je verleden, je was een
beroemde hoer, wiens schoonheid en intelligentie jong en oud aantrok, zonder
onderscheid.
Je was rijk in je paleis waar de meest befaamde
aristocratie van je tijd vertoefde. Je leefde enkel voor materiële welstand en
comfort. Je enige bezigheid was mannen verleiden met je boosaardigheid, hun
levens verwoesten en hen onderwerpen als je slaven. Dit was je enige zorg. Je
was sluw als een vos. Je uitspattingen, grilligheid en vernietiging van vele
levens waren je grootste plezier. Maar helaas, nu zal je voor je zonden kruipen
op je buik als een slang. Demonen zullen je eeuwig kwellen, nooit zal je in
staat zijn te revolteren of te klagen. Wees mij genadig schreeuwde ze met
uitgestrekte armen als ze voor de voeten van Satan neerlag. Hij lachte spottend
en beval een menigte van demonen om haar weg te voeren. Hij schiep er genoegen
in haar te zien lijden.
|