Mijn korte ervaring in de eeuwigheid en wat ik
zag - Fanny Moisseieva
Voorwoord
Vijf maanden
zijn verstreken na mijn ervaring en ik had nog niet beslist hoe mijn visioenen
te beschrijven. Ik had niet de kracht om het lijden dat ik doorstond in mijn
tocht door de Hel van mij af te zetten. Ik heb al de verloren zielen voor mij
gezien en dan de schoonheid van het Paradijs wat onvergelijkbaar is met iets op
aarde. Tegelijkertijd zag ik al deze visioenen voor mij en kon ik ze niet
vergeten. Integendeel, ze werden duidelijker naarmate de tijd verstreek. Op een
nacht, voelde ik een aanwezigheid bij mijn kussen, ik probeerde om mijn zuster
te roepen, die dicht bij mij aan het slapen was, maar mijn armen konden niet
bewegen. Ik probeerde te roepen, maar het was tevergeefs, zo fluisterde ik een
gebed. Dan hoorde ik dezelfde zachte stem van mijn hemelse metgezel die zei: Waarom
getuig je niet aan de mensen van wat je gezien hebt? Vrees God en lok Zijn
toorn niet uit. Vanaf vandaag, moet je alles beginnen op te schrijven zodat het
eeuwige bestaan kenbaar wordt gemaakt.
Deel 1
: Leven van de ziel na de dood van het lichaam
Op bevel van dokter Tastari was ik verplicht in het
ziekenhuis te blijven gedurende maart 1928 in een Katholiek Ziekenhuis in een
stadje, Hankow, om te rusten. Op de vijfde dag van het verblijf kreeg ik een
zeer pijnlijke hartaanval en verloor het bewustzijn. Toen ik terug op mijn
positieven kwam smeekte ik de dokter om hulp. Hij kalmeerde mij met medicatie.
Maar die avond kwam de verpleegster mij mijn avondmaal brengen en ik voelde dat
ik mij niet meer kon bewegen. Het was net alsof ik dood was. Ze riep om de
dokter van de nachtshift en hij onderzocht mij en verklaarde mij dood. Ik werd
naar het mortuarium gebracht. Na gewassen te zijn werd ik op een tafel gelegd
en bedekt met een laken. De Chinese bewaker had wat bloemen en legde ze bij
mij. De volgende dag werd Dr Tastari op de hoogte gesteld van mijn dood en hij
ging naar het mortuarium. Hij deed mijn oogleden omhoog en stelde vast dat ik
niet dood was en hij beval dat ik in een warme ruimte zou geplaatst worden.
Drie dagen gingen voorbij zonder dat mijn lichaam enig teken van verandering
aangaf en dat betekende dat ik in een coma was.
Deze toestand bleef 9 dagen duren. Ik kreeg geen voedsel en
geen medicatie. Ik had geen hartslag en ik ademde traag.
Om ongeveer 7 uur s avonds van de 10de dag werd
ik wakker en strekte mijn armen en benen. Ik zag dat ik in een kleine kamer lag
en nauwgezet in het oog werd gehouden door de medische staf. Ik voelde geen pijn
en het was alsof ik wakker werd uit een normale slaap. Ik voelde mij echter
zwak. Toen de bewakers mij zagen rechtzitten, haastten ze zich buiten mijn
kamer. Ik wist niet wat er gebeurde en ik dacht dat er ergens een brand was.
Daarom probeerde ik achter hen te lopen in de gang en omdat ik zo zwak was
moest ik op een vensterbank leunen. Ik deed teken dat ik dorst had omdat ik
mijn stem was verloren, maar niemand kwam me helpen. Ze keken eventjes naar mij
vanachter de deur. Ik was zwak en voelde mij beven. Ik kon maar niet begrijpen
waarom ze mij hadden verplaatst van de grote zaal naar een klein kamertje. Ik
moet in een zeer diepe slaap geweest zijn. Het nieuws had de nachtzuster
bereikt die mij zittend op de vensterbank vond. Dan werd de dokter op de hoogte
gesteld en hij stopte mij in een warm bed om mijn conditie in het oog te
houden. Door de genade van de Allerhoogste God werd ik niet levend begraven.
De tijd verstreek en de dokter die bij mij was gebleven
gedurende mijn hartaanval, vertrok. Ik was buiten gevaar en rustte. Dan
overviel mij een vreemde slaperigheid en ik viel in slaap, maar je kon het niet
echt een slaap noemen. Ik voelde niets meer. Het was alsof ik nog een ander
lichaam had en ik werd bang.
Ik had nooit zon vreemd gevoel gehad, mijn gedachten waren
zoals de golven in een storm. Ik had geen controle meer over mijn lichaam en
mijn armen waren verlamd. Ondanks dit alles probeerde ik te vechten voor mijn
leven. Ik kon mij niet bewegen of zelfs maar ademen. Dit is het einde dacht ik,
toen er plotseling een rilling over mijn rug kwam en ik voelde mij afgescheiden
van mijn lichaam en het was alsof ik niet meer bestond.
Ik weet niet meer hoelang dit duurde, terwijl ik mij in het
midden van de zaal bevond. Omgevormd door een onbekende kracht in een licht en
etherisch lichaam voelde ik mij bevrijd van al de kledij die ik droeg. Ik keek
naar beneden en zag mezelf naakt staan. Dan keek ik rond en zag dat al de
andere patiënten sliepen. Ik was beschaamd en keerde terug naar mijn bed. Maar
tot mijn uiterste verbazing zag ik mijzelf onbeweeglijk liggen en als dood. Het
verbaasde mij om mezelf te zien staan en tegelijkertijd onbeweeglijk in het bed
te zien liggen.
Ik besefte onmiddellijk dat ik een ander bestaan was
begonnen en het woord dood leek zo stom en onwerkelijk. Ik voelde duidelijk
dat de dood niet bestaat en dat het leven blijft duren en niet stopt. Mijn
lichaam leek dood, maar ik was er helemaal niet rouwig om, ik had enkel de
vrees en het medelijden met mijzelf van wat ik was geweest. Waar moet ik heen?
Hoe zal ik mijn eeuwigheid doorbrengen? Ik voelde dat ik beter hoorde, en
gevoelig was voor het minste geluid. Mijn zicht was doordringend. Ik zag alles
in een nieuw licht, duidelijk zichtbaar.
Ik zag door het raam stralende jonge mensen vliegen,
gekleed in het wit en hun hoofden omringd door een gouden licht. Ze omringden
mij wachtend op iets. Op hetzelfde moment verscheen er een menigte van
boosaardige geesten, afstotelijk en lelijk in de zaal. Op hun verwrongen
lelijke gezichten was perversiteit af te lezen en ze vulden de zaal met hun
rauwe gedrag. Met afschuw zal ik hun doordringende ogen die mij aanstaarden als
ze op mij toekwamen. Ik schreeuwde van angst. Opeens werd de zaal gevuld met
licht en iemand bedekte mij met een gewaad dat licht was en een zoete geur had.
Ze namen mij bij de hand en hij zei: Vrees niet, terwijl je bij mij bent,
zullen ze je niets doen. Ze waren reeds verdwenen van zodra het licht
binnenkwam. De stem ging verder: Je bent van onze familie. Ik ben gekomen om je
de waarheid te tonen van wat er bestaat en wat er zal gebeuren.
1
Satan rebelleerde tegen God
Dan daalden we neer als in glas. In een ogenblik verdween
de stad en mijn metgezel zei: Nu heb je gezien hoe het leven overgaat van de
wereld tot het leven van de eeuwigheid, de zielen van de rechtvaardigen en deze
van zondaars. Ik zag hoe de duivels geesten streden voor de zielen van de
arme, miserabele zondaars die beefden van schrik, terwijl de goede Engelen op
een afstand bleven, staken de arme zielen hun armen uit naar hen, maar het was
tevergeefs. Ik zag dat de Engelen temidden van lofliederen de zielen van de
rechtvaardigen naar de Hemel brachten.
Waarom zijn er goede en goddeloze geesten in de wereld?
vroeg ik aan mijn metgezel. En hij zei mij dat in het begin God de
Geestenwereld schiep met onsterfelijke Engelen en ze een vrije wil gaf om
gelukkig met Hem samen te leven of Hem in de steek lieten als ze wilden.
Sommigen revolteerden tegen God met ondankbaarheid voor alles wat Hij gedaan
had, dit wekte Gods toorn op en zo werden ze uitgedreven van Zijn aanwezigheid
omdat ze het niet waard waren om de hemelse zaligheid met Hem te genieten. Hij
vervloekte de Aartsengel die de revolte tegen Hem was gestart en noemde hem
Duivel Satan.
Eens uit het Paradijs verdreven, verloren de gevallen
Engelen hun heiligheid en namen een lelijke en afschuwelijke natuur aan en
schuilden op verschillende planeten beroofd van Gods genade. Sommigen van de
eeuwige vijanden van God vielen op aarde en ze begonnen ongehoorzaamheid en
verderfelijkheid te onderwijzen aan al Gods schepselen. Ik vertel je de
Goddelijke universele waarheid, God zag de moeilijkheden van de mensen op
aarde, die volledig onder Satanische invloed stonden zonder hoop om ooit de
Hemel binnen te komen. Daarom zond God Zijn Eniggeboren Zoon naar de aarde om
het menselijk ras te redden. Hij was het Woord van de Onzichtbare God en de
Heilige Geest, zoals de zon het licht en de warmte onzichtbaar maakt.
2
Zondaars vrezen altijd de dood
We kwamen in de nabijheid van een grote stad en een beetje
later bevonden we ons in het huis van een stervende zondaar. Hij werd reeds
drie dagen gekweld in zijn doodsstrijd en zijn ziel wilde zich niet afscheiden
van zijn lichaam. Zonder enig medelijden voor de stervende man werd in de
naaste kamer een feestje gegeven met godslasteringen en heiligschennissen. Ik
zag een groep van verdrietige Engelen staan die hoopten dat de stervende man de
genade van God zou aanroepen. Maar helaas, de hoop van de Engelen was
tevergeefs. Ze verdwenen, en toen namen de boze geesten het helemaal over en
mijn metgezel zei : Het uur van de dood van deze zondaar is aangebroken.
Geworteld in zonde, zoals hij, begrijpt hij de verschrikkelijke toestand niet
waarin hij zich bevindt en denkt hij er niet aan waar zijn ziel heen zal gaan.
Hij denkt enkel aan zichzelf. Altijd gehaast, altijd zoekend naar iets,
nutteloze dromen najagend en alle soorten zonden plegend. Maar als hij over
zijn zondig leven zou nagedacht hebben, zou hij weten dat het hem zou
afscheiden van God. Nu sterft hij in zonde en neemt hij zijn ongehoorzaamheid
en voortdurende opstandigheid tegen God mee.
De zondaar stierf en fluisterde wat onverstaanbare woorden.
Zijn ogen staarden ergens ver weg, niet wetend waarvoor hij in de wereld heeft
geleefd. Plotseling zag ik een gruwelijke boze geest naderen en zei tot de
zondaar met een boosaardige stem: Jij bent van mij. De stervende man huiverde
en slaakte zijn laatste adem en alle leven was uit hem geweken. Hij was dood en
de duivel vertrok met zijn ziel. Ik dacht aan dat moment toen ik op die ziel
leek die juist afgescheiden was van zijn lichaam. Ik keek naar mijn handen en
voeten en ze hadden enkel de lijfelijke vorm, maar van een substantie die
onmerkbaar was voor een mens.
Dan was er een complete stilte, de dronkaards binnen het
huis stopten met praten, en naderden de dode man, ze riepen hem, maar hij was
dood. Hun gezichten waren vervuld met een angstgevoel, ze verlieten het huis,
en lieten de dode alleen. Ik vroeg aan mijn metgezel : Waarom zijn de mensen
bang van de dood, zelfs van een ouder of geliefde? Hij antwoordde : Omdat de
dood voor alle mensen een verschrikkelijk en ondoordringbaar mysterie is. Als
ze aan het moment van de dood denken, dan maakt de dood geen deel meer uit van
deze wereld, en ze voelen instinctief aan dat zijn geest nog altijd aanwezig is
bij zijn dood lichaam en ze vrezen dat de verschijning van zijn ziel hen zou
beschuldigen. En zo vrezen ze de dood. Weinig mensen begrijpen het. En als de
ziel van iemand onsterfelijk is vrezen ze dat ze geconfronteerd zullen worden
met hun eigen zonden en hun eigen sterfelijkheid. Hetgeen onvermijdelijk is en
zo denken ze aan hun verdiende straf. En
de vrees voor de dood is de vrees voor God.
De goeden zijn in tegenstelling niet bang voor de dood
omdat ze God liefhebben in hun hart. Nu zie je dat de ziel onsterfelijk is en
blijft bestaan. Wat zijn degenen die de onsterfelijkheid van de ziel in twijfel
trekken verkeerd. Aan de andere kant zijn verschijningen van de zielen van
doden niet zeldzaam. Er zijn reeds vele verschijningen geweest van Heiligen en
wonderen bewerkt door hen, om deze reden zouden ze in de onsterfelijkheid van
de ziel moeten geloven. Kom, laten we het huis verlaten.
Waarom is niet iedereen gelukkig in de wereld? vroeg ik
hem. En waarom zijn er zeer rijke mensen en anderen die in schrijnende armoede
verkeren? en hij antwoordde : Het leven op aarde is enkel een tijdelijke
plaats en de hulpmiddelen die gegeven worden aan de mens moeten hem helpen in
de wereld. In Zijn oneindige wijsheid heeft God de mens intelligentie en de wil
om het goede of het slechte te kiezen gegeven. Daarvoor zal hij
verantwoordelijk geacht worden. De rijken moeten niet bezorgd zijn om het
Evangelie waarin wordt gezegd dat het moeilijker is voor een rijke man om in
het paradijs te komen dan voor een kameel door het oog van de naald te komen.
Ongetwijfeld zijn de rijken meer verleid door zonde door
pleziertjes en rijkdom die hen omringen. Zo worden de Geboden van de Schepper
steeds meer genegeerd, in tegenstelling met de armen die niet aan die bekoring
worden blootgesteld. Of de rijken nu goed en vroom zijn, en hun geloof
praktiseren, is het zeker dat degenen die dankbaar zijn voor Gods mildheid goed
ontvangen zullen worden in de Hemel. Zo was het ook met Abraham die overvloedig
gezegend was met dienaren en schapen en al de goederen van zijn tijd. Hij
genoot ervan en was ook de geboden getrouw. God was tevreden over hem en
zegende hem, en begunstigde hem boven alle andere mensen, door hem de verschijning
van de Heilige Drie-eenheid in de vorm van drie pelgrims te sturen.
OLHeer Jezus Christus, zei in een van zijn parabels hoe de
Engelen de arme en vrome Lazarus naar de boezen van Abraham brachten. God was
zeer tevreden met Abraham want hij was een goed en deugdzaam man en hij werd
ontvangen in het Koninkrijk van de Hemel. Maar door arm te zijn heb je ook niet
automatisch toegang tot het Paradijs, tenzij de ene naastenliefde betoont tot
zijn naasten. Dan kunnen ze de vreugde van de Hemel overwegen.
3 Een
ware wetenschapper is nooit een atheïst
Terwijl we over een grote stad vlogen, merkte ik mensen op
van verschillende nationaliteiten en verschillende kleuren en rassen. Wat was
de oorsprong van deze verscheidenheid van mensen? en hij antwoordde: Nadat
God de drie koninkrijken van dieren, vogels en vissen had geschapen, schiep Hij
naar Zijn eigen beeld en gelijkenis Adam en Eva. Van hun nageslacht werden
verschillende delen van de wereld bevolkt. Sinds de schepping van de wereld hebben
er veel veranderingen plaatsgevonden door Gods wil. Vele continenten gingen
onder water en bepaalde gedeelten die in de zee lagen zijn gestegen naar de
oppervlakte. Al deze veranderingen hadden een invloed op de mensen die in
verschillende delen van de aarde leefden. Geleidelijk aan dachten sommigen dat
ze de enige menselijke wezens waren op aarde. Gescheiden door zeeën en oceanen
waren ze vergeten dat de anderen bestonden. Ook het klimaat veranderde en God
maakte dat degenen die leefden in de tropen een donker kleur hadden. Of ze
kregen een rood of geel kleur naargelang het klimaat waarin ze leefden. Er
waren ook verschillen in hun ideeën en talen.
God wenste dat ze allen Hem zouden kennen en Hem gehoorzamen.
Toen we over een grote kathedraal vlogen bemerkte ik een lichtbunder
van gouden licht die door de koepel kwam. Wat is dit? vroeg ik. Hij zei: Het
zijn gebeden die geofferd worden gedurende de verheffing van de geconsacreerde
Hostie en de Heilige Wijn. Op het meest plechtige moment van de Mis stijgen de
gebeden direct op naar de Heer en brengen veel goeds voor de zielen, waar God
zo van houdt, naar beneden. Geen daden of woorden kunnen vergeleken worden met
dat plechtige moment wanneer glorie en lofprijzing opstijgen naar de Heilige
Drie-eenheid en gelijktijdig de levenden en de doden ten gunste komen.
Als er een vrouw een man liefheeft dan wil ze natuurlijk
alle goeds voor haar vriend. Maar we zijn onvolmaakt, en ongeacht hoeveel goeds
we wensen voor onze vriend, vooral als hij of zij ver weg is, aanroepen we Gods
genade, en God die vol goedheid is en liefde, zal het aan onze vriend toestaan.
Het hangt af van de manier waarop we smeken om die genaden. God verleent hen
door gebed, vooral geofferd bij de verheffing van de heilige Hostie en de
heilige Wijn. Gebed leidt ons op het goede pad. Het bemoedigt ons en red ons.
In feite is gebed onontbeerlijk voor de ziel. Het versterkt ons geloof en helpt
ons in onze strijd tegen de tegenstander. Gebed roept op tot hoop en vertrouwen
in God en de ogen van degenen die bidden, zien Gods goedheid in alles, overal.
Degenen die niet bidden en streven naar gebed of hemelse
zegeningen zijn beroofd van de Heilige Geest. Dan neemt de geest van het kwaad
bezit van hem, en verblindt hem zodat de goedheid van genade niet binnendringt
in hem. Hij verliest zijn eigen waardigheid, en brengt hem tot haat en angst
voor een boze God. Hij vergeet of denkt nooit aan zijn dood noch aan het
goddelijk oordeel. De boze geest verleidt mensen tot zijn wegen en het
vermelden van God is hem onaangenaam. In dit geval denkt hij dat er geen God is
en de wereld op zich volstaat. Geloof de atheïsten niet, laat hen in hun
mening, maar weet dat ze de boze in de kaart spelen.
Hele steden werden opgegraven, nadat ze werden begraven
voor duizenden jaren. Dit bewijst dat God hen heeft gestraft voor hun
ondankbaarheid, en hen tegelijkertijd Zijn almacht heeft laten zien. Wetenschappers die de natuurwetten
bestuderen, zijn verwonderd bij het zien van de grootsheid van de schepping. Ze
zijn vervuld met ontzag na hun openbaring door de grootsheid van Gods almacht.
Daarom is een ware wetenschapper nooit een atheïst. Hij onderzoekt met zijn
begaafdheid alle bevindingen en erkent de grote Schepper met heel zijn hart en
ziel. Wanneer God de ontwikkeling en intelligentie van degenen ziet die zoeken
naar een betere kennis van dingen en een verbetering van hun kortstondig
bestaan, zal Hij hun helpen in hun inspanningen met Zijn genade. Maar God wil
ook de perfectie van hun zielen en hen naar een grotere waardering van Hem
brengen Daarom zijn er mensen die tot een hoge graad van cultuur zijn gekomen,
maar die zichzelf alle krediet geven. Ondankbare mensen die de Goddelijke hulp
niet erkennen verdienen Gods toorn en straf. En God zal al hun ondernemingen
vernietigen en een andere generatie toelaten om het te perfectioneren. Op die
manier moet de mens zich realiseren dat er niets kan bereikt worden zonder
God.
4
Lijden komt van God
Na een korte pauze vervolgde hij: Er zijn nu bijvoorbeeld
bepaalde mensen die ziekte en lijden ondergaan, die God in zijn goedheid
toestaat voor de zuivering van hun zielen, vooral wanneer hun tocht in deze
wereld bijna ten einde is. Velen zijn onwetend van het feit dat hun lijden van
God komt. In Zijn voorzienigheid, echter, zou hij medelijden met hen hebben als
ze Zijn medelijden en Zijn Heilige Naam zouden aanroepen. Hij verlangt de
redding van allen. Elk teken en vermelding van de Naam van de Heer is een gebed
en brengt de ziel nader tot God.
We moeten genereus zijn, naastenliefde betonen en aan de
armen en behoeftigen geven, en ook bidden, omdat zonder gebed en goede werken
geen redding is voor de ziel. Om deze reden zullen al degenen die de ongelukkigen
kwellen gestraft worden. Als je iets wil doen, doe het, zonder anderen te
verleiden. En geef God nooit de schuld voor tegenspoed die Hij in Zijn liefde
voor je redding toestaat. Ik vroeg: Maar hoe kan een atheïst of agnosticus
verlicht worden om Gods genade te ontvangen? Hij zei: Door verenigd te zijn
met de Kerk die de trap is naar de Hemel. In haar zullen ze de genade vinden,
omdat zij glorie geeft aan de Heer in al wat ze doet. Wanneer een atheïst een
kerk binnengaat en zijn gedachten tot God richt en zegt : Heer, toon me Uw
wil, geef me geloof en ik zal gehoorzamen. Want OLHeer heeft gezegd: Ik zal
degenen die tot Mij komen niet wegzenden. En geloof zal zijn hart vervullen en
hij zal revolteren tegen zijn zonden. Hoe sterker hij revolteert hoe groter
zijn geloof en begrip zullen zijn. Elke ziel op aarde is begiftigd met de kiem
van geloof en de atheïst zal zo het geestelijke ontmoeten. Hij zal troost
vinden in Jezus Christus en hij zal hoe langer hoe meer verheugd zijn naarmate
hij dieper zoekt. Bewaar je geloof, plaats God in je hart. Ongeloof zal je
schade berokkenen, het is een morele ziekte, ontvlucht het zoals de pest. Wat
is een bestaan zonder Gods genade?
Want zonder God is er geen troost, en klaag nooit over Gods
gerechtigheid in Zijn schepping. Wie zijn wij om de Almachtige God te oordelen.
We zouden elk moment onze hoofden moeten buigen in dankbaarheid. De boze
geesten kennen Gods bestaan maar ze wensen te ongehoorzamen en kwaadwillig te
blijven. Zeg nooit : Het heeft zo moeten zijn. Het lot bestaat niet, want als
je leven was voorbeschikt, hoe kan God dan het goede beoordelen en je beloning
geven of je straffen voor je overtredingen. Want de daden van de mens zijn het
product van zijn eigen wil. Het leven is een strijd en we moeten Gods hulp op
ieder moment inroepen. Hoeveel moeilijke problemen zijn er niet opgelost door
Gods tussenkomst. Velen hebben dergelijke ervaringen en zouden dankbaar moeten
zijn. Terwijl in andere gevallen als de mens zich in ongenade bevindt, moet hij
een betere inspanning doen om Gods hulp in te roepen om het te overwinnen. Hij
mag nooit wanhopen. De hulp komt eraan. Alles is geregeld door Gods universele
wijsheid. Alle schepping komt voort uit de onovertroffen intelligentie van God
en om deze reden werd de mens intelligentie gegeven om het grote werk van de
schepping in te zien. De mens werd niet beroofd van dit inzicht.
Er zijn gebeurtenissen in het leven van bepaalde mensen
die een buitengewone betekenis hebben, wanneer ze de hand van God erin zien en
voelen. Laat ons de profetie van de Gezalfde herinneren Uit de wortel van
David zal de Redder van de wereld geboren worden. Laat ons de profetie van het
aardse leven van Jezus Christus herinneren. In de vervulling van deze profetieën
ziet men het grote plan van God, en daarom zou het verkeerd zijn dit te
vergelijken met het menselijk concept van de lotsbestemming. Het lot bestaat
niet, dit woord en dit concept is een uitvinding van de mens. Het leven van elk
van ons is gepland volgens zijn wil en zijn goede of slechte daden. De mens is
de heer en meester van zijn eigen leven, en precies om die reden werd hij
begiftigd met intelligentie. Daarom moet hij zich verantwoorden tot God voor
alles dat hij gedaan heeft gedurende zijn leven op aarde.
Wanneer hij lijdt voor zijn zonden, moet hij inzien dat de
fout volledig bij hem ligt. Een andere grote fout is al de hulp die God geeft
toeschrijven aan het lot, wanneer God bijvoorbeeld Zijn genade geeft aan
degenen die vast geloven dat hij van hen houdt. De Goddelijke genade daalt altijd
neer op de mensheid, maar vooral in de moeilijkste en pijnlijkste momenten, als
iemand lijdt of dringend hulp behoeft. Het leven is een strijd en daarom moet
de mens op beslissende momenten de hindernissen overwinnen die bedoeld zijn om
hem te helpen bij de bevrediging van zijn verlangens. Wanneer de wil en de
intelligentie van de mens niet in staat zijn om de gebeurtenissen in het leven
aan te kunnen, en wanneer de mens niet in staat is te vechten of hij zich niet
kan verdedigen, komt God te hulp op een wonderbaarlijke manier, die voor allen
duidelijk te zien is. In het bijzonder, wanneer hij de verschrikking van een
situatie ervaart die onoverkomelijk lijkt. Met sommige mensen gebeurt dit meer
dan eens in het leven.
Velen geloven dat huwelijken geregeld worden in de hemel,
maar ik herhaal dat het lot niet bestaat, maar bepaalde huwelijken gebeuren
door de wil van God. Sommige verbintenissen zijn de beloning voor een vroom
leven en dan is het leven van het paar vredevol en gelukkig. Andere huwelijken
zijn een beproeving en God oordeelt daardoor de sterkte of zwakte van de mens.
Het lot bestaat niet, maar in het leven van elke mens zijn er echter perioden
van geluk die verleend worden door de hemel. Dan ervaart hij vrede in zijn ziel,
in zijn werk, in relaties met anderen en is hij succesvol in alle dingen die
hij doet.
In sommige gevallen duurt dergelijk geluk niet lang en
verandert het ten slechte, dikwijls wanneer men het het minst verwacht. De mens
moet zijn wil hieraan aanpassen en het aanvaarden. Geluk bestaat, maar in het
leven van ieder van elk is er ook tragiek en tegenspoed. De mens moet eraan
denken dat deze perioden niet eeuwig duren. Om deze reden, moet de mens in
tijden van beproeving zijn wil en geest dwingen om de tegenspoed te overwinnen,
verlies de moed niet en wordt niet wanhopig. Verlies de kalmte niet. Onthoud
dat de Goddelijke Wijsheid heerst over het hele universum. Elke traan, elke
ongenade, elk lijden, elke vreugde is noodzakelijk voor God voor de realisatie
ven de verlangens en ideeën van de mens. Al de scheppingen van God zijn de
vrucht van een oneindig hogere intelligentie, daarom is het leven van de mens betekenisvol.
In zijn leven zou de mens de uitdrukkelijke Wil van God moeten beseffen en
dankbaar zijn. Zie de begaafdheid van de wereld zoals die geschapen is door
God. Zo is ook het leven van de mens betekenisvol.
|