1932
1933 : verschijningen te Beauraing door Gilberte Degeimbre (zieneres)
OLVrouw
Goeiedag, het is 11 januari 2009. Het is reeds 76 jaar
sedert OLVrouw verscheen in deze plaats, een paar stappen van ons onder een
meidoorn-struik. We zijn hier te gast bij de Zusters van de Christelijke
Doctrine van Nancy die ons vriendelijk verwelkomt voor dit gesprek over de
verschijningen.
Gilberte,
hoe is dit alles begonnen?
Wel, we kwamen om een van onze vrienden op te halen,
Gilberte Voisin, die een leerling was in het klooster en na de school moest
blijven tot 18.30u. Normaal kwam haar vader haar halen, maar sedert hij bij de
spoorwegen werkte kon hij niet altijd komen. Daarom was het zijn dochter
Fernande en zijn zoon Albert die Gilberte kwamen halen.
Gilberte, Albert, Fernande Voisin
Sinds we elkaar enige maanden geleden hadden ontmoet wij
waren met vijf kinderen vroeg Gilberte : Als Albert en Fernande me komen
halen, kom dan mee. Ik had gezegd : Om 18.30u zal mijn moeder dat niet
toelaten. Gilberte Voisin zei : Vraag het aan je moeder!
En onverwacht zei mijn moeder : Ja, op voorwaarde dat je
oudere zuster Andree met je meegaat.
Gilberte, Andree Degeimbre
Zo gingen we Gilberte Voisin halen bij het klooster van de
Zusters. We deden dat enkele dagen tot we het saai vonden. Daarom wilden de
oudsten, Fernande en Andree een spelletje spelen : aan de deurbellen rinkelen.
Zoals kinderen vroeger en nu nog dikwijls durven doen. De oudsten rinkelden aan
de deurbellen. Op de avond van 29 november 1932 rinkelden we aan 2 deuren. Ik
deed niet mee omdat ik te klein was. Ik kon niet hard genoeg lopen. Ik was de
kleinste van de vijf.
Ik was maar 9 jaar en ik was niet echt geinteresseerd
daarin. Ik verborg me en keek wat er gebeurde. We lieten een paar deuren over
voor Gilberte op de terugweg. Zodat ze ook plezier kon hebben.
Klooster en pensionaat van de zusters
We kwamen aan bij de Zusters en Albert die 10 jaar was
rinkelde vlug een deurbel: nog 1 deurbel! Hij draaide zijn hoofd om tot ons,
meisjes, te praten. Met Fernande Voisin, mijn zuster, Andree, en mezelf.
Plotseling riep hij: Kijk, de Maagd wandelt op de brug! Ik kan zijn kreet
niet omschrijven: Vlug, kijk eens!!! We draaiden onze hoofden en zagen
inderdaad dat een zeer, zeer stralende figuur. Ze wandelde niet op de brug,
maar erboven, ongeveer 50-60 cm boven de brug.
Spoorwegbrug
Ze liep in de lucht. Er was een wolk die haar voeten
verborg. Maar we konden haar benen zien bewegen onder haar kleed. We waren
verschrikt met wat we zagen. Ik kon mijn angst niet beschrijven. We waren
alleen, het was donker. Er waren grote bomen in de voortuin van het klooster.
Er was een middenpad in de tuin, en twee paden aan de kant ervan. En de rest
was vol struiken en sparren.
Er was geen licht, zelfs niet in de straat. We waren zo
bang. We wilden zo vlug mogelijk in het klooster binnengaan. Albert belde
verschillende keren aan. De deur was op slot. Een zuster-portierster opende de
deur.
In plaats van onze gewoonlijke vriendelijkheid, renden we
naar binnen. Ze vroeg wat er gebeurt was. Wij vroegen : Zie je niets, daar, op
de brug? Ze zei dat ze niets zag. Dan deed ze een klein lichtje aan. Niets in
vergelijking met de verschijning die zo helder was. Ik begreep niet waarom ze
dat klein lichtje aanstak, maar ze zag niets. Intussen was Gilberte aangekomen
uit de studiekamer. En vooraleer ze hallo zei, riep ze uit Ooh!. Ook zij
zag de verschijning. Dan zei de zuster naar huis te gaan en geen nonsens te
vertellen. Ze zei : Jullie zagen waarschijnlijk een tak bewegen. We gingen
terug naar de straat en kwamen dichter bij de vrouw die zo helder was. Ze liep
in de lucht over de brug.
Ik liep tussen mijn zuster Andree en Gilberte Voisin en
hield hun handen vast. Ik liep met mijn ogen dicht zodat ik niets zou zien want
ik was zo bang. Hoewel ik dacht dat de vrouw zo mooi was, durfde ik niet naar
haar te kijken. Voor het huis rechtover viel ik. Instinctief keek ik naar de
brug en de Maagd was nog altijd daar. Ze stond daar en hield haar handen samen
als in gebed. Ze zag ons vertrekken. We waren bang en liepen weg. Thuis
vertelden we onze moeder dat we een vrouw hadden zien lopen in de lucht.
Moeder van Gilberte Degeimbre
Moeder luisterde naar ons verhaal en zei : Genoeg! Ik wil
er niets meer over horen. Wanneer mijn moeder iets zei moesten we gehoorzamen.
Zij was een strenge vrouw. Ze was wijs maar zeer streng. We spraken er niet
meer over maar ik dacht er de hele tijd aan.
Zelfs mijn zuster en ik spraken er niet over tegen elkaar.
De volgende morgen ging ik naar school en keek naar de brug, maar er was niets.
Wanneer ik uit school kwam had ik nog steeds niets gezien. Ik ging naar huis en
sprak er niet over met mijn zuster noch met mijn moeder. s Avonds omstreeks
18.30u kwamen Albert en Fernande opnieuw. Ze klopten op de luiken om ons mee te
nemen. We gingen tezamen weg. We wandelden hand in hand zonder te spreken. Maar
we waren er allemaal over aan het denken. We bereikten de school maar zagen
niets. Albert rinkelde de deurbel en we bleven kijken. Toen zagen we haar. Ze
wandelde over de brug en haar handen waren tezamen.
Dan liep ze in tegengestelde richting, haar handen tezamen
op een wolk in de lucht. Opnieuw waren we verschrikt. Maar minder dan de vorige
avond omdat we er waren op voorbereid. Opnieuw zal de zuster-portierster niets.
Ik begreep het niet. Ik had nooit gehoord van verschijningen. Mijn ouders geloofden
in God en gingen naar de mis. We baden elke avond, maar ik bad tot de kleine
Jezus, niet tot OLVrouw. Het was zo nieuw voor mij. Het was buitengewoon. We
gingen naar huis en vertelden moeder dat ze er opnieuw was en over de brug
liep. Moeder dacht : 29-30 november, het is bijna Sinterklaas. Het is
waarschijnlijk iemand die zich in de struiken verstopt en probeert de kinderen
bang te maken.
En ze dacht : Morgen ga ik met hen mee. Als ik iemand
betrap, zal hij niet terugkomen! Op de derde avond kwam moeder dus met ons
mee. Maar ze was niet alleen, er waren nog andere mensen mee. Klaarblijkelijk
wisten sommigen het al. Ik keek naar de brug maar ik zag niets. Albert belde
aan en als Gilberte aan de deur kwam, verscheen OLVrouw enkele meters van ons vandaan
en ongeveer een meter van de grond, bij een hulststruik die er nog altijd is.
Opnieuw waren haar handen tezamen. We stonden als aan de grond genageld. We
keken naar haar en dat was alles. Ze opende haar armen en keek naar de vijf van
ons en ze lachte. Toen verdween ze weer.
Van die tijd af waren we niet langer bang. We zouden door
vuur gaan om haar terug te zien. Je kunt je niet inbeelden wat we voelden
wanneer ze naar ons keek en lachtte. We riepen : Mama, ze is daar!, maar ze
was verdwenen. Moeder nam een dikke stok en ging in de struiken, maar ze vond
niets. Ze zei : Als ik niets zie, dan is er niets. Ik wil niet dat jullie er
nog langer over praten. Het is genoeg! We gingen naar huis. De volgende dagen
kwamen er steeds meer mensen zien. Moeder overste wist ervan en we moesten naar
haar toe.
Moeder overste
Ze zei : Wat zeggen de mensen nu? Jullie vertellen de
mensen dat het beeld in de grot (een grot aan de zijkant van de brug) wandelt.
Ik dacht dat inderdaad en zei op een bepaald moment dat we het beeld in de grot
hadden zien bewegen.
Grotje
Maar de verschijning was veel mooier dan het beeld van
Lourdes in de grot. Moeder overste zei verder : Ik heb nooit zon nonsens
gehoord. Je bent een kleine leugenaar. Ik wil je niet langer zien hier s
avonds. Je zult nooit meer terugkomen in mijn tuin. Ik zal de poort sluiten en
de honden loslaten. En als je terugkomt in de tuin, zal ik de politie
verwittigen. Ik beloofde Moeder overste om niet terug te komen. Er zat niets
anders op. Maar op een avond kwamen we terug, zelfs tegen de wil van onze
moeder. Er was een ongelooflijke kracht die ons naar daar dreef. Maar ik dacht
bij mezelf : We moeten in de tuin zijn om haar te zien. Als ze zich op de brug
bevindt of bij de struik, we moeten in de tuin zijn om haar te zien. Moeder overste
had de poort gesloten en de honden waren in de tuin.
We zullen haar nooit meer terugzien, dacht ik. Ik wilde
haar zo graag zien. We stonden op straat en keken naar de brug en naar de
hulststruik. Spoedig zagen we haar verschijnen in de meidoorn-struik. (waar het
beeld nu staat) Ze stond heel dicht bij ons en ongeveer 50-60 cm boven de
grond. We vielen op onze knieen alsof een kracht ons bij de schouders nam en
ons op de grond duwde. We konden niet blijven staan. Ze was zo mooi, zo mooi.
Ik zal nooit de woorden vinden om haar te beschrijven.
En
bovennatuurlijke schoonheid?
Ik kon niet zeggen bovennatuurlijk omdat ik dat woord toen
niet kende. Ze stond boven hetgeen je kon inbeelden. Ze sprak tot ons voor de
eerste keer en ze vroeg ons om heel goed te zijn; en we riepen uit : Ja, we
zullen altijd goed zijn! We deden al wat we konden. We waren er zeker van,
vooral mijn zuster Andree, dat als ze haar niet gezien hadden, ze ten minste
haar hadden gehoord omdat we haar hoorden met onze eigen oren. Maar moeder zei
: Ze zijn niet blij om iets gezien te hebben, nu horen ze haar spreken. Ze
was nog meer kwaad. Je weet niet wat leven het was met moeder daarna. Omdat er
plotseling er menigten waren en ik versta het. Moeder wilde ons niet meer zien,
zelfs niet aan tafel. Ze zei : Hoe kunnen jullie zo kalm zijn wanneer jullie
zulke verschrikkelijke leugens op jullie geweten hebben? Verlaat de tafel! Ik
wil jullie niet zien aan tafel. Ik wil geen leugenaars aan tafel.
Daarom moesten we vertrekken, mijn zuster nam haar broodje
mee naar de stal, bij de koeien. Ik nam mijn broodje mee naar mijn kamer om te
eten. Mijn oudste zuster, Jeanne, heeft nooit iets gezien. Ze was heel gelovig,
maar ze zag nooit iets. Ze vond Andree die de koe streelde, en zei : Mijn arme
koe, jij bent de enige die mij niet doet huilen, en het was waar! En de tijd
verstreek. Wat we ervaarden was buiten hetgeen we kunnen beschrijven. Wat me
bijblijft is dat de twee honden van Moeder overste die normaal agressief waren
en tegen de omheining sprongen bij de verschijning van OLVrouw en wij op onze
knieen vielen de honden neerlagen en stil waren. Voor mij was dat het eerste
mirakel. Omdat de honden koest houden die agressief waren tegen alle vreemden
errond niet gemakkelijk was!
Volk aan de brug
Elke avond wanneer ze daar waren lagen ze neer en waren ze
stil. En van zodra de Maagd verdween stonden de honden terug recht. Hoe mooi!
Ik vind dat mooi. En onmiddellijk waren er menigten, veel mensen die ons wilden
vragen stellen. Moeder zei : Ga maar en vertel al je leugens aan deze arme
mensen die je geloven! Hoe is het mogelijk dat je zon gebrekkig geweten hebt?
En het bleef zo duren, tot de laatste avond.
|