HEILIGE RITA
De
H. Rita leefde in de 14de en 15de eeuw in Umbrië, een
schilderachtige provincie in Midden-Italië, waar ook St. Franciscus en vele
andere heiligen leefden en werkten.
Rita
werd geboren te Roccaporena, een bergdorpje in de Apennijnen, op enkele
kilometers van Cascia, waar zij de laatste veertig jaar van haar leven zou
doorbrengen in het klooster van de zusters Augustinessen.
Cascia
ligt op een naar het zuiden gerichte helling op een hoogte van 631 m. Het
stadje is omringd door hoge bergtoppen en bestaat buiten de bovenstad uit een
aantal gehuchten die met elkaar verbonden zijn door kronkelende bergpaden.
Ten
tijde van de H. Rita was Cascia vijfmaal groter dan het huidige stadje. Het
centrum van de bovenstad bestond uit de St. Augustinuskerk, de paleizen van
het stadsbestuur en de versterkte burcht. Cascia kende toen een grote bloei als
commercieel centrum, waar ook vele ambachtslui werkten zoals zilversmeden,
glazeniers, papierbewerkers, linnenververs, lakenhandelaars,...
Vele
muilezeldrijvers, beladen met koopwaar, deden Cascia aan wanneer ze over de
bergrug van de Apennijnen van Napels naar Florence trokken.
Honderd
jaar na de dood van de H. Rita, omstreeks 1550, bleef er van de oude glorie van
Cascia echter niets meer over.
De
invloed van St. Augustinus was groot in dit deel van Italië, en dit was ook in
Cascia te merken. Buiten de St. Augustinuskerk in het centrum, trof men er ook
een klooster van zusters Augustinessen aan, evenals drie andere
vrouwenkloosters. In de omgeving van de stad kenden de nederzettingen van
kluizenaars die de regel van Augustinus volgden een grote bloei. Eén van de
beroemdste kluizenaarsoorden was dat van het Heilig Kruis (Santa Croce) te
Valnucina, nu Onze Lieve Vrouw ter Sterre (Madonna della Stella) genoemd.
Deze
kluizenaars leidden een intens geestelijk leven dat in schrille tegenstelling
stond met het soms weinig stichtende leven van een aantal geestelijken uit die
tijd. De Kerk in Europa beleefde toen een donkere periode, bekend als het
Westers Schisma (1378-1429). Drie pausen zeiden recht te hebben op het bestuur
van de Kerk : één te Avignon, één te Rome en één tegenpaus. De H. Rita heeft
gedurende een groot deel van haar leven deze verwarring in de Kerk meegemaakt.
Ook haar tijdgenote, de H. Catharina van Siëna, leefde in deze woelige tijd en
zij zorgde ervoor dat de paus van Avignon terug naar Rome kwam en de eenheid in
de Kerk herstelde.
Over
het algemeen zal de middeleeuwse wereld waarin H. Rita leefde niet veel beter
of slechter zijn geweest dan onze tijd. Het menselijk leven echter was toen aan
grotere gevaren blootgesteld dan nu : er heerste een grote kindersterfte,
besmettelijke ziekten roeiden op regelmatige tijdstippen een groot deel van de
bevolking uit en benden die voor moord niet terugschrokken, doorkruisten het
land. Daarentegenover staat dat de christelijke levensbeschouwing een
weldoende invloed uitoefende op het dagelijkse leven.
De
geboortestreek van de H. Rita was bovendien nog verdeeld door de strijd tussen
twee partijen : de Welfen (= de pausgezinden) en de Gibellijnen (= de
keizersgezinden). De rivaliteit tussen deze 2 groepen was zeer groot en leidde
dikwijls tot geweld. Moorden kwamen veel voor en wraakneming werd dikwijls
aanzien als een heilig recht, dat meestal leidde tot nieuwe moordpartijen.
Haar ouders
Haar
vader heette Antonio Lottius, zoals blijkt uit een contract van 1446. Haar
moeder, Amata Ferri, was een stille, eenvoudige vrouw, die een teruggetrokken,
onopvallend leven leidde. Het echtpaar leidde te Roccaporena een eenvoudig
leven. Dank zij de opbrengst van een kleine eigendom, vruchtbaar gemaakt door
hun arbeid, konden zij in hun levensonderhoud voorzien. De ouders van Rita
waren zeker niet rijk, maar in het dorp genoten ze wel een zeker aanzien.
Volgens
een oude traditie behoorden zij tot de pacieri of vredestichters. Zij maakten
deel uit van een bepaalde groep burgers, die vrijwillig hun diensten aanboden
om twistende medeburgers met elkaar te verzoenen. De verzoening door deze
vredestichters bewerkt, had kracht van wet.
Haar jeugdjaren
Door
hun hoge ouderdom moeten Antonio en Amata de geboorte van hun dochtertje en
enig kind als een grote genade van de hemel hebben beschouwd. Het historisch
feit van Ritas geboorte werd, zoals toen de gewoonte was, verduidelijkt door
een aantal vrome legenden : enkele engelen kondigen het aanstaande moederschap
aan en zeggen de naam die God voor haar heeft uitgekozen : Rita, afkorting van
Margarita, wat parel betekent. Omdat Roccaporena niet over een kerk
beschikte, werd Rita te Cascia gedoopt. Dit gebeurde waarschijnlijk in de kerk
van Santa Maria della Plebe.
Een
andere legende vertelt ons over het wonder van de bijen, dat reeds uitgebeeld
werd op een schilderij van 1480. Op zekere dag vlogen bijen rond het wiegje
waarin het kindje lag. Een landarbeider, die toevallig voorbijkwam en gewond
was aan de hand, probeerde de bijen te verjagen. Tot zijn grote verwondering
zag hij dat na die tussenkomst zijn hand genezen was. Ook het feit dat de bijen
het kindje geen kwaad berokkenden en integendeel in en uit haar mond vlogen en
er honing achterlieten, was wonderbaar.
Rita
beleefde rimpelloze kinderjaren en ze was onopvallend samen met haar ouders.
Minstens twee documenten getuigen dat ze leerde lezen en schrijven, wat voor
het gewone volk in die tijd een grote uitzondering was. Het feit dat haar
ouders tot de vredestichters van het dorp behoorden, zal voor Rita wel een
gunstige invloed uitgeoefend hebben op haar vrome en vredevolle opvoeding.
We
weten ook dat ze al heel jong op bezoek ging naar het klooster van de H.
Maria Magdalena te Cascia, waar waarschijnlijk een van haar verwanten was
ingetreden en waar zij zelf, 40 jaar later, zal verblijven. Zij had een
bijzondere verering voor 3 heiligen : H. Johannes de Doper, de H. Nicolaas van
Tolentino en de H. Augustinus. Haar 3 lievelingsheiligen verschenen haar in een
visioen en stortten in haar hart een vurig verlangen om kloosterlinge te
worden. Dit gebeuren wordt gestaafd door een zeer oud schilderij uit 1480.
Als echtgenote en moeder
Over
het huwelijk van de H. Rita worden we ingelicht door een zekere Nicolaas,
Augustijn. Korte tijd na de dood van de heilige schreef hij hierover in de
volkstaal. Deze teksten werden minstens tot 1698 bewaard in het klooster van
de H. Maria Magdalena. Hieruit kunnen we het volgende opmaken : vader Antonio
zou zijn dochter als bruid hebben geschonken aan Ferdinando Mancini uit
Roccaporena, een goede jongen, maar met een hard en opvliegend karakter. Niets
bewijst echter dat hij een dronkaard en een beul voor zijn vrouw zou zijn
geweest. Waarschijnlijk steunt dit verhaal op een latere verkeerde
interpretatie van een tekst op haar doodskist. Het is immers moeilijk aan te
nemen dat de ouders van Rita hun enige dochter aan een bruut ten huwelijk
zouden hebben gegeven.
We
kennen de reden niet die Rita overtuigde om te huwen. Misschien de noodzaak om
voor haar bejaarde ouders te zorgen, misschien ook het verlangen van haar
ouders om haar uit te huwen aan een jonge man, die haar zou kunnen beschermen
in een tijdperk dat hoe langer hoe woeliger werd.
In
de streek van Cascia werd in die tijd een huwelijk niet zozeer bepaald door de
keuze van de bruid en de bruidegom, maar veeleer door de belangen van beide
families. Rita heeft in ieder geval ingestemd met de raad en het verlangen van
haar ouders, ook al moet dit besluit haar pijn en verdriet hebben bezorgd,
omdat ze verlangde om in het klooster binnen te treden.
Ferdinando
moet evenals Rita tot de kleine burgerij hebben behoord, aangezien de wetgeving
te Cascia huwelijken buiten de eigen stand verbood om zo de bezittingen in
handen van de hogere stand te houden. Ferdinando schijnt een kleine ambtenaar
te zijn geweest, werkzaam als bewaker op de toren van de Giacone-heuvel. Deze
toren was toen zeer belangrijk omdat hij diende om de toegang tot de nauwe
vallei die leidde naar Roccaporena, te controleren.
De
officiële huwelijksplechtigheid had waarschijnlijk plaats in 1381 toen Rita
veertien jaar was. Ze bleef echter in het ouderlijk huis wonen tot aan de
feitelijke huwelijksverbintenis, die gevierd werd omstreeks 1385. Pas dan nam
ze haar intrek in de woning van Ferdinando te Roccaporena en werd zij mevrouw
Mancini.
Het
huwelijksleven van Rita moet vooral in de eerste jaren moeilijk zijn geweest.
Van Ferdinando waren steeds woede-uitbarstingen te verwachten, vooral omdat de
moeilijke tijdsomstandigheden hem danig op de zenuwen konden werken. Dank zij
de weldoende invloed van zijn echtgenote werd Ferdinando kalmer en minder
onstuimig en heerste er stilaan een grotere eensgezindheid tussen de
echtgenoten. De oudste levensbeschrijving van de heilige, opgesteld door
Cavallucci, vertelt ons : Rita slaagde erin haar echtgenoot zo aan te pakken
dat zij, tot ieders verbazing, hem kalm en rustig maakte en gehecht aan de
dienst van de Heer. Zij leefde in de grootste vrede met hem gedurende de 18
jaar van hun huwelijksleven.
Ferdinando
werd waarschijnlijk vermoord in 1401 en dood aangetroffen onder de toren van de
Giacone-heuvel. De werkelijke reden van deze moord kennen we niet. Maar we
zagen hierboven dat alle burgers van Cascia behoorden tot de partij van de
Welfen ofwel tot de partij van de Gibellijnen. Verraad, moord en wraak waren
schering en inslag bij beide partijen.
Uit
het huwelijk van Rita en Ferdinando werden twee kinderen geboren, twee jongens
: Giangiacomo Antonio en Paolo-Maria. Na de dood van haar man stond Rita alleen
in voor de opvoeding van haar beide kinderen, die op dit ogenblik ongeveer 15
jaar waren. Ongetwijfeld ondergingen deze jongens de invloed van de zeden en
gewoonten uit de streek. Rita vreesde daarom dat zij door hun overtuiging, dat
bloedwraak wettelijk verantwoord was, ja zelfs een plicht, de dood van hun
vader zouden wreken en ook een moord zouden begaan. Ze vreesde dat haar
kinderen het slachtoffer zouden kunnen worden van een moordaanslag. Een zeer
oude hymne getuigt dat Rita er in slaagde de Casciaanse overheden te
verhinderen haar zonen te verbannen en ook dat ze het risico liepen om
opgeknoopt te worden.
Het
gebed van Rita om haar kinderen te beschermen werd uiteindelijk verhoord, maar
op een wijze die ze niet verwacht had. Haar beide kinderen stierven een
natuurlijke dood in 1402. We weten echter niet onder welke omstandigheden.
Cavallucci vertelt ons dat zij tot een beter leven werden geroepen. En zo
moet Rita, ondanks haar groot verdriet, de dood van haar beide kinderen hebben
aangevoeld.
Haar kloosterleven
De
ouders van Rita waren reeds lang overleden en na de dood van haar man en haar
beide kinderen, stond ze alleen op de wereld. Rita begon opnieuw te denken aan
de roeping die ze vanaf haar jeugd had willen volgen : intreden in het
klooster. Zo wilde zij nog volmaakter volbrengen wat ze tijdens haar leven
altijd al had gedaan : God eren en dienen.
In
Cascia bestonden verschillende vrouwenkloosters. Rita verkoos het
Augustinessenklooster van de H. Maria Magdalena. Maar tot haar grote
ontgoocheling werd haar aanvraag tot toelating geweigerd. Deze weigering
steunde niet alleen op het feit dat ze weduwe was, maar vooral op het feit dat
haar familie behoorde tot een politieke partij waartoe een aantal zusters niet
behoorden. Haar intrede in de gemeenschap kon de politieke tegenstellingen
binnen het klooster verscherpen. Deze weigering ontmoedigde Rita niet en
verschillende malen herhaalde zij haar aanvraag, maar steeds opnieuw weigerden
de kloosterlingen haar toe te laten. Toen nam ze haar toevlucht tot haar 3
schutspatronen en na vele maanden werd het onmogelijk gewaande toch
werkelijkheid : Rita werd toegelaten in het Augustinessenklooster te Cascia.
Een legende vertelt hoe deze toelating gebeurde. Op een nacht, toen ze aan het
bidden was in haar huis te Roccaporena, verschenen haar drie schutspatronen :
H. Johannes de Doper, St. Nicolaas van Tolentino en St. Augustinus. Ze zeiden
haar dat ze hen moest volgen. Zonder moeilijkheden leidden zij Rita binnen in
het klooster, waar de volgende morgen de zusters haar aantroffen in de kapel.
Toen gaven zij Rita de toelating om bij hen te blijven. Het is een vrome legende,
maar zoals steeds schuilt hierin een kern van waarheid. De H. Rita werd niet in
letterlijke zin door gesloten deuren het klooster binnengeleid, maar door de
hulp van haar schutspatronen en door haar inzet slaagde zij erin de politieke
tegenstellingen in het klooster te verwijderen, een onmogelijk gewaande taak.
Zo kon ze haar ideaal verwezenlijken : kloosterzuster-Augustines worden.
Het
klooster waar Rita omstreeks 1407 binnentrad behoorde oorspronkelijk toe aan de
Benedictijnen, maar na de aardbeving van 1328 werd het toegewezen aan de
Augustinessen. Van de huidige kloostergebouwen behoren nog slechts het
heiligdom en de daarbij horende resten van het toenmalige kerkje tot gebouwen
uit de tijd van de H. Rita. Nog voor haar intrede in het klooster had Rita dit
kerkje op haar kosten laten herstellen.
Eenmaal
in het klooster toegelaten moest Rita, vooraleer de drie geloften van armoede,
zuiverheid en gehoorzaamheid af te leggen, haar postulaat en noviciaat
doen. Zo noemt men de periode voor de definitieve toelating van een
kloosterlinge. Gedurende deze tijd kunnen de oversten nagaan of een nieuwe
zuster inderdaad een roeping heeft en of ze geschikt is om deel uit te maken
van de kloostergemeenschap.
Waarschijnlijk
trad Rita ook in het slotklooster met de belofte te leven op water en brood.
Deze belofte had de waarde van een religieuze gelofte. In die tijd van de H.
Rita was dit slotklooster nog open. De algemene verplichting van een slot
voor beschouwende zusters werd pas ingevoerd door het Concilie van Trente, dat
eindigde in 1563. Toen Rita in het klooster trad, bestond er dus geen slot en
de zusters konden vrij uit en in gaan.
Nadat
haar noviciaat beëindigd was, sprak Rita haar geloften uit en trad zo toe tot
een der oudste religieuze gemeenschappen van de Westerse Kerk : deze van
Augustinus. Zij volgde met haar medezusters de regel van Augustinus, die hij
zowel voor vrouwelijke als mannelijke religieuzen had geschreven. Deze regel
wordt nu nog altijd gevolgd, niet alleen door de paters Augustijnen en de
zusters Augustinessen, maar ook door andere religieuzen die deze regel als
leidraad voor hun kloosterleven hebben genomen.
Levend
volgens deze regel heeft Rita meer dan 40 jaar in het klooster van de Heilige
Maria Magdalena doorgebracht. Vanuit haar kloostercel kon ze door een klein
vensterluik de hoge bergen en het natuurschoon van Cascia bewonderen.
Haar heiligheid
De
echte christelijke heiligheid bestaat uit de liefde voor God en de evenmens.
God is liefde en schenkt ons de kracht Hem te beminnen. Rita had na haar
intrede in het klooster geen enkel ander bezit meer dan God zelf en zij schonk
zich helemaal aan Hem.
Het
aan God geschonken leven door de kloostergeloften is een liefdegave van Jezus
aan de mens en evenzeer een liefde-antwoord van de kloosterlinge aan God. Om
deze reden beschrijft de geschiedkundige Cavallucci de roeping van Rita als
volgt : Doordat ze met een volmaakte liefde haar Heer beminde, volgde hieruit
dat Hij haar riep tot de hoogste vorm van volmaaktheid. Echte liefde is niet
tevreden met een franje !
De
woorden van de Heer : Ik ben de weg, de waarheid en het leven moeten een
buitengewone indruk op Rita hebben gemaakt. Toen ze deze woorden eens hoorde
uitleggen in de kerk werd ze door de goddelijke genade zo verlicht dat ze op
een vurige wijze Jezus begon lief te hebben. Van toen af scheen het haar toe
dat ze enkel nog moest de waarheid nastreven, op weg gaan en leven met
Hem.
Uit
zuivere liefde verlangde ze er ook naar zeer intiem verenigd te worden met het
verlossende lijden van Jezus. Dit groot verlangen werd in 1432 verhoord.
Tijdens een meditatie over het lijden van Christus werd ze door een
buitengewone godsvrucht en vreugde aangegrepen om alle lijden met Hem
blijmoedig te verduren. Hiervan was bij haar een uitwendig teken (= stigmata)
overgeble-ven : een wonde op het voorhoofd. Dit van God geschonken merkteken
moet haar veel pijnen hebben bezorgd.
De
naaste is niet steeds de liefdevolle medemens, maar toch dient hij ondanks
alles bemind te worden, zelfs indien hij een vijand is. Volgens de leer van de
zalige Augustijn, Simon van Cascia, die door de kloostergemeenschap van de H.
Maria Magdalena werd beschouwd als hun geestelijke leidsman, moet men in het
streven naar de volmaaktheid de volgende dingen onthouden : Beminnen is een
deugd, bemind worden is enkel geluk, niet liefhebben daarentegen is een
bittere dood. Rita hield zich trouw aan deze voorschriften. Wie kan zeggen
hoeveel keren ze zich, gedurende de plotseling optredende besmettelijke
ziekten, spontaan inzette om moedig de slachtoffers naar lichaam en ziel te
redden ? Zij was een edelmoedige verpleegster voor alle behoeftigen en in vele
noodgevallen. Hoe ze ook vervolgd werd door de gruwelijke haat van een aantal
inwoners van Cascia, haat die haat in haar echtgenoot en in haar kinderen had
getroffen, toch paste Rita steeds de christelijke vergeving toe, zodat minstens
van één kant een dam werd opgeworpen tegen de vloedgolf van kwaad.
Dit
was haar nog niet genoeg en ze werkte ijverig zoals de H. Catharina van Siëna
opdat de vrede terug zou keren en opdat er onder haar stadsgenoten een band van
eenheid zou gesmeed worden. Op het grondgebied van Cascia met zijn vele
kastelen, gelegen langs de grens tussen het koninkrijk van Napels en het
hertogdom van Spoleto, werd de geschiedenis van de middeleeuwen dikwijls met
bloed geschreven. Rita heeft door haar vergevingsgezindheid de mensen van
Cascia geholpen om hun ongelijk in te zien.
Ondanks
haar hoge ouderdom (meer dan 70 jaar) wilde Rita ook een pelgrimstocht naar
Rome ondernemen. Haar overste gaf haar hiervoor toelating op voor-waarde dat
haar hoofdwonde zou genezen zijn, wat inderdaad ook gebeurde. Rita begaf zich
op weg met enkele van haar medezusters. De afstand tussen Cascia en Rome
bedraagt 160 km. De zusters beschikten over geen enkel vervoermiddel en de
reis werd te voet afgelegd. Onderweg leefden ze van de vrijgevigheid van de
bevolking. Na de terugkeer van deze vermoeiende pelgrimstocht opende de
hoofdwonde van Rita zich opnieuw en zou zich niet meer sluiten tot aan haar
dood.
De
laatste 4 jaar van haar leven was Rita bedlegerig, getroffen door een
ongeneeslijke ziekte. Iedere morgen ontving ze de heilige communie, die lange
tijd haar enige voedsel zou zijn. Uit deze periode van haar leven dateert ook
de legende van de roos, waardoor Rita bekend staat als de heilige met de
roos.
Legende van de roos
Toen
Rita bijna 4 jaar te bed lag, kreeg ze op zekere dag het bezoek van een
verwante. Bij het afscheid vroeg ze of Rita iets wenste uit haar huis te
Roccaporena. Rita antwoordde dat ze een roos wenste uit haar tuintje. Wat ze
verlangde was niet zoveel, maar wel onmogelijk in de wintermaand januari.
En
toch vond deze vrouw, tot haar grote verwondering een frisse en pas ontloken
roos op een rozestruik in de tuin van Rita.
De
verwante haastte zich met de roos naar Rita, die het geschenk dankvol
aanvaardde. Daarna gaf ze de roos door aan haar medezusters. Zo werd de
heilige met de doorn, ook de heilige met de roos.
Haar heengaan
Gedurende
haar laatste levensjaren bleef Rita haar medezusters aansporen om trouw te
blijven aan Christus, in broederlijke liefde samen te leven en steeds trouw de
regel van Augustinus te volgen.
Op
een mooie lentedag, 22 mei 1447, nadat zij het sacrament van de zieken en de
zegen van haar overste had ontvangen, overleed Rita vreedzaam. Het volk
vertelde later dat op dit ogenblik een zwerm bijen met bruine vleugels zich
neerzette op de muur van het klooster en het zo met een rouwkleed bedekte, en
dat de klok van het klooster driemaal weerklonk en zo aan heel de omgeving het
overlijden van Rita meedeelde.
Verering van de H. Rita
Voor
haar dood werd Rita al door haar tijdgenoten als een heilige beschouwd. Volgens
Cavallucci zouden reeds tijdens de laatste levensjaren van Rita een aantal
wonderen door haar tussenkomst zijn gebeurd. Onmiddellijk na haar dood, lang
voor haar zalig- en heiligverklaring, begonnen de inwoners van Cascia en
omgeving tot haar te bidden en bekwamen zij door haar tussenkomst talrijke
gebedsverhoringen.
Het
lichaam van de H. Rita werd nooit begraven en bevindt zich nog altijd in een
goede staat. Vele gelovigen komen nog altijd tot haar bidden en de
gebedsverhoringen dank zij haar tussenkomst, zijn zo talrijk en soms zo
buitengewoon en onverwacht dat de H. Rita de heilige van de onmogelijke en
hopeloze zaken wordt genoemd.
Dit
is een noveengebed dat door het klooster van Augustinessen in Cascia wordt
aangeboden op de achterkant van een prentje met de H. Rita geknield voor het
kruisbeeld :
(het
is een vertaling uit het Engels)
Heilige
Rita,
Vanuit
uw heiligdom in Cascia bent U de bewerkster van wonderen.
Daar
waar U in al Uw glorie vredig slaapt.
Daar
waar al Uw relieken, die ons doen herinneren aan ons streefdoel : de Hemel,
worden bewaard.
Zie
met medelijden op mij neer. U ziet mijn arm bloedend hart dat omgeven is door
doornen. U ziet mijn lijden en mijn verdriet.
U
ziet, Heilige Rita, dat ik geen tranen meer over heb om te wenen, omdat ik
verpletterd ben door zorgen. Meer nog dan ik U kan zeggen.
Verpletterd
en ontmoedigd, verstommen mijn gebeden.
Ik
wordt wanhopig door al mijn zorgen.
Kom
toch, Heilige Rita ! Kom mij toch helpen en red mij !
U,
die de Heilige van de hopeloze zaken wordt genoemd. U, die voorspreekster bent
bij God voor de wanhopigen. U doet Uw naam eer aan als U God spreekt over de
gunst die ik U vraag.
(vertel
de gunst die je vraagt)
Iedereen
prijst Uw glorie en iedereen vertelt over de wonderbare mirakels die U
verkregen hebt door Uw voorspraak.
Aanhoor
Uw nederige dienaar en bid voor mij tot de Lieve Heer Jezus. Dat Hij door
medelijden bewogen wordt door al mijn zorgen. En dat ik door U, Heilige Rita,
mag krijgen wat ik zo graag zou willen en dat mijn zieleheil ten goede komt.
3
Onze Vaders
3
Wees gegroet Maria
3
Glorie zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin,
nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen.
Dit
noveen moet gedurende 9 dagen achtereenvolgens gebeden worden.
|