Een feit en een mysterie
In De stad van God somt
Augustinus verschillende typen van lijden op, beginnend met de liefde van
nutteloze en schadelijke genoegens die leiden tot: zorgwekkende gevoelens,
onrust in het hoofd, teleurstellingen, angsten, dolle vreugde, ruzies,
conflicten, oorlogen, verraad, haat, enzovoorts. Hij maakte ook een lijst van angsten
voor rampen, voor allerlei vormen van verlies als gevolg van de verleidingen
en leugens van de mensen, om maar te zwijgen over alle rampen die geen
menselijk oorzaak hebben (en ontelbaar zijn), zoals de extremen van hitte en
kou, storm en overstroming, onweer en donder, hagel en bliksem, aardbevingen en
revoluties, de angst te worden verpletterd onder ineenstortende gebouwen of
gebeten te worden door wilde dieren, tragische ongelukken. Deze opsomming, die
nauwelijks compleet is, beslaat vele paginas van het boek.
In feite is de draad van het lijden zo diep verweven met
het weefsel van ons bestaan dat het onherkenbaar zou worden beschadigd als we
hem zouden uitrukken. Met vallen en opstaan leren we lopen. Vooruitgang vindt
enkel plaats via doodlopende wegen en teleurstellingen waar niemand geheel aan
kan ontsnappen. Ziekte en pijn zijn onvermijdelijk, of het nu om lichamelijke
of geestelijke problemen gaat. Als wij geen ernstige ziekte krijgen, worden
degenen die ons aan het hart gaan er wel door getroffen en is onze pijn de
zorg. Al bij de dood van ons huisdier leren we leven met verlies, en die lessen
worden in de loop der tijd alleen maar moeilijker.
Misschien lijkt dit alles vanzelfsprekend. Maar binnen onze
welvaartscultuur waarin mensen menen recht te hebben op allerlei zaken wordt
lijden al gauw gezien als iets dat niet wezenlijk is voor het menselijk
bestaan; een ongelukkig toeval dat andere mensen overkomt. Maar een dergelijke
uitvlucht brengt ons niet ver.
Lijden is een feit. De belangrijkste vraag is hoe we ermee
omgaan. Thomas a Kempis schreef in De
navolging van Christus : Het kruis staat altijd klaar en wacht je overal.
Je kunt er niet aan ontsnappen, waar je ook heen vlucht; want waar je ook bent,
je draagt het met je mee en vindt het altijd terug in jezelf. We moeten
kiezen; Als je het kruis uit vrije wil draagt, zal het jou dragen en leiden
naar het doel dat je voor ogen staat, waar geen pijn meer is. (
) Als je het
kruis niet vrijwillig draagt, zal het een last voor je zijn en nog zwaarder
wegen; maar je zult het moeten dragen. Als je het ene kruis afwerpt, zal een
ander kruis je treffen en misschien blijkt dat kruis zelfs nog zwaarder te zijn.
In zekere zin vormen mensen die deze afschuwelijke ervaringen niet alleen
doorstaan, maar daarbij ook nog eens transformeren zoals de mannen en vrouwen
die in dit hoofdstuk werden besproken een soort wonder. Dat alles mag er
natuurlijk niet toe leiden dat we gaan denken dat lijden goed is. Mensen die
ellende meemaken, verdienen medeleven en daadwerkelijke solidariteit en geen
simpele oplossingen voor het probleem van het lijden.
Toch zou ik willen herhalen wat de heiligen ons uit persoonlijke
ervaring hebben geleerd. Door zich in het lijden te vereenzelvigen met het
kruis van Christus vonden ze niet alleen troost; ze ontdekten een manier om hun
lijden van gedaante te veranderen en op een intiemere wijze in verbinding te
komen met de liefde van God en de liefdevolle eenheid met hun naasten. Dit is
waarschijnlijk de moeilijkste les die de heiligen ons leren, maar het is ook de
belangrijkste op onze weg naar het geluk. We hebben nu eenmaal weinig te zeggen
over de omstandigheden die ons leven bepalen. Maar in elke situatie hebben we wel
de vrijheid om onze eigen houding te kiezen. Omdat we ons ongelukkig kunnen
voelen te midden van comfort en luxe, is het zoals de heiligen ons laten zien
ook mogelijk om gelukkig te zijn te midden van lijden.
De vroege kerkvaders gebruikten graag het beeld van de
muizenval van God, waarbij Jezus als lokaas fungeerde, bedoeld om Satan te
vangen. Het is een nogal banaal beeld dat de schokkende ervaring van de dood
aan het kruis geen recht doet, maar we komen het vaker tegen in de ervaringen
van de heiligen die hun lijden in overeenstemming wilden brengen met het
patroon van Jezus lijden. Ook in ons lijden kan het een tot de verbeelding
sprekende metafoor worden.
De val is dichtgeklapt. Maar we zijn er niet in gevangen.
Het diepste deel van ons zelf wordt niet geraakt door het lijden, omdat het in
zijn ware vaderland is, voorbij het land van de donder, de vrieskou en vallende
gebouwen, in het stille centrum van de om zijn as wentelende wereld.
Uit : Het geluk is met de heiligen - Robert Ellsberg
|