Genade in het Rooms-katholicisme
Genade is
meer dan dat God ons in liefde aanziet, meer dan zijn gunsten of ontferming:
het is het Goddelijke leven zelf dat het mogelijk maakt dat Christus in en door
ons werkt. Door Adams val waren we de verbinding met deze genade kwijt en van
God gescheiden. Door genade kunnen mensen weer deel krijgen aan de Goddelijke
natuur (2 Petrus 1:4). Rechtvaardiging (God rekent de mens zijn zonden niet
toe) is alleen mogelijk door genade, door een geloof dat uitwerkt in liefde.
Het
belangrijkste kenmerk van genade is, dat het een vrije gave is die ons, zo
leert de Rooms-katholieke Kerk, wordt aangeboden door de sacramenten, in het
bijzonder door de doop, de eucharistie en de absolutie. Een mens verdient
geen heiligmakende genade, hij heeft er geen recht op; maar kan wel als
beloning actuele genade ontvangen, die hem verder brengt op de reis naar
de volmaakte hemelse heiligheid.
Heiligmakende en actuele genade
Rooms-katholieke
theologen onderscheiden verscheidene vormen van genade; de voornaamste zijn: de
heiligmakende genade en de actuele genade.
- Heiligmakende genade is het goddelijke leven dat
onze ziel binnenstroomt als God ons rechtvaardig verklaart (ons onze
zonden niet toerekent); dat gebeurt meestal bij de doop. Heiligmakende
genade verandert de zondaar door de Geest in een kind van God. Deze genade
blijft werkzaam in onze ziel, tenzij wij door een doodzonde God verwerpen.
God is echter oneindig barmhartig en de heiligmakende genade kan dan ook
weer hersteld worden door het sacrament van de absolutie (de biecht).
- Actuele genade komt in de vorm van gaven
die je in bepaalde omstandigheden nodig hebt. Het doel van actuele genade
is om de heiligmakende genade daar werkzaam te laten zijn waar ze eerder
niet was, en ze te laten blijven waar ze reeds werkzaam is.
Zowel
heiligheid als het zijn van een kind van God zijn geheel afhankelijk van de
heiligmakende genade. Wanneer men zonder verdere toevoeging van genade spreekt,
bedoelt men heiligmakende genade.
Onweerstaanbare genade
Zowel Augustinus als Thomas van Aquino stellen dat een goed begrip van
genade niet tegenspreekt dat de mens een vrije wil heeft. Want een mens met
genoeg wilskracht om Gods genade te weerstaan, zal dat juist door de inwerking
van die genade niet willen.
Uit : wikipedia
|