Leren lijden
Voor de heilige blijft lijden lijden, maar het is niet
langer een obstakel voor zijn missie, of voor zijn geluk, die beide in
positieve en concrete zin gericht zijn op de wil van God. Thomas Merton
Het klinkt misschien vreemd om in verband met geluk te
spreken over lijden. No pain, no gain (Geen zege zonder afzien) is een Engels
gezegde, maar dat zeggen we toch allereerst van mensen die op dieet zijn of aan
sport doen. Echte pijn is iets anders. Geluk wat dat woord ook mag betekenen
past niet bij pijn. Als het wel zo was, zouden we niet naar geluk streven. Maar
helaas ontkomt niemand er aan.
Het is geen verrassing als ik zeg dat we geluk vinden in
het werk, in de liefde, in innerlijke vrede en in onthechting van alledaagse
zorgen. Dit alles gaat gepaard met een zekere tevredenheid. Maar zeggen dat een
mens gelukkig wordt als hij leert om tevreden te zijn is een tautologie.
Tevredenheid is echter weinig waard als ze snel uit evenwicht wordt gebracht.
Juist daarom is de wijsheid van de heiligen behulpzaam. Want zij hebben een pad
naar het geluk ontdekt waarop lijden geen hindernis hoeft te zijn op weg.
Laten we deze les in gepaste bescheidenheid beginnen:
lijden is koud, hard en onaantrekkelijk. Alleen mensen die hebben geleden weten
waarover ze spreken en lopen niet het risico te worden verdacht van
onnadenkendheid. De evangelist Johannes beperkte zijn getuigenis niet voor
niets tot wat we hebben gezien en gehoord. Het gevaar is groot dat we praten
over iets dat we niet uit eigen ervaring kennen. Toch kunnen we dit onderwerp
niet overslaan. Want wat heb je aan een gids voor geluk als het geluk beperkt
wordt tot gelukkige omstandigheden die we niet in de hand hebben?
De heiligen leren ons niet om het lijden te vermijden; ze
leren ons hoe we met lijden moeten omgaan. Ze verlenen geen zin aan het
lijden. Maar ze leefden wel in de zekerheid dat er in het leven een zin of
waarheid verborgen ligt die niet kan worden ontwricht door het lijden. Ze
geloofden niet dat lijden goed is, maar dat God goed is en dat noch dood,
noch leven (
) noch hoogte, noch diepte ons kan scheiden van het goede als we
daar echt naar verlangen. Ze ontdekten dat er geen enkele plaats is die
werkelijk godverlaten kan worden genoemd, maar dat er in elke situatie, zelfs
in de meest gruwelijke en pijnlijke situaties, een deur is die naar de liefde
leidt, naar de volheid van het leven (
) naar het geluk. Dat is het diepste
mysterie van het evangelie. Als we willen leren van de heiligen is het onze
taak om die deur te vinden en hem te openen.
Het centrum van het wiel
Sommige heiligen hebben hele verhandelingen geschreven over
het lijden. De eerste van hen werd geschreven door Severinus Boëthius
(480-524), schrijver van De troost van de
filosofie. Zijn werk, dat werd geϊnspireerd door zijn tragische leven, gaat
expliciet over de relatie tussen lijden en geluk. Boëthius was een christen uit
een welgestelde familie en had een hoge positie aan het Romeinse hof. Hij
raakte verwikkeld in intriges aan het hof en werd beschuldigd van verraad en de
goddeloze studie van de filosofie. Ontdaan van zijn waardigheid kwam hij in de
gevangenis terecht, werd gemarteld en uiteindelijk geëxecuteerd.
In de gevangenis schreef hij De troost van de filosofie. Hij schreef het in de vorm van een
dialoog met de gepersonifieerde vorstin van zijn leven, Filosofia. Terwijl ze
haar leerling troost in zijn lijden, dringt Vrouwe Filosofia er bij Boëthius
op aan om zich niet te hechten aan wereldse zorgen en zich te richten op de
enige en boven alles verheven God, de Schepper van alle dingen. Als hij die
houding inneemt, zullen vrede en evenwichtigheid niet langer afhankelijk zijn
van uiterlijke omstandigheden.
Een van Boëthius blijvende erfenissen is zijn beschrijving
van het leven als het langzaam draaiende rad van Fortuna, een klassiek beeld
dat hier een christelijke toepassing krijgt. Volgens Boëthius stijgen degenen
die genieten van rijkdom, macht, beroemdheid en dergelijke dingen, op naar
hogere regionen. Maar het rad van Fortuna draait door en het is dwaas om geluk
te zoeken in dingen die voorbij gaan; vandaag is het er en morgen is het
verdwenen. Zolang we ons aan het oppervlak van het wiel vasthouden, zullen we
nooit tevreden zijn. Er is weinig voor nodig om het geluk van de rijken te
bederven, zo leert Vrouwe Fortuna. Zo is het ook in onze wereld.
Onze welvaart en tevredenheid worden overschaduwd door zorg
en angst. We hoeven onszelf maar te vergelijken met onze buren om te ontdekken
dat er iets ontbreekt: De vreugde van menselijk geluk is doordrenkt van
bitterheid; hoe plezierig het ook lijkt als men iets heeft, toch kan niemand
dit geluk vasthouden als het besluit om te vertrekken.
Welke oplossing draagt Filosofia aan? Als we gelukkig
willen zijn, zo is haar advies, moeten we de rand van het wiel verlaten en
afscheid nemen van de illusie dat geluk kan worden gevonden in voorbijgaande
dingen. We moeten Godwaarts bewegen dat wil zeggen naar het centrum van het
wiel waar de dingen niet veranderen. Boëthius verbindt de weg naar het geluk
dus onlosmakelijk met het streven naar heiligheid. Maar wat is heiligheid
volgens hem? Is het slechts een naam voor stoϊcijnse gelatenheid? Het antwoord
hangt af van wat we in het centrum van het wiel vinden. Wat dat betreft brengt
de filosofie ons niet veel verder.
Later, in de Middeleeuwen, kwam Meister Eckhart met een
meer pragmatische benadering van het lijden. In Het boek van de goddelijke troost, geschreven in de vroege
veertiende eeuw, presenteert Eckhart zon dertig argumenten, die elk genoeg
moeten zijn om een oprecht mens te troosten in zijn zorgen. Sommige van die
punten zijn tamelijk hoog gegrepen en liggen buiten het bereik van lezers die
geen mysticus zijn: Een echt volmaakt mens dient dood te zijn voor zichzelf,
zo verloren in God, zo overgegeven aan de wil van God, dat zijn hele geluk
bestaat uit het zich niet bewust zijn van het zelf en zijn zorgen (
) en dat
hij niets anders wenst te kennen dan de wil en de waarheid van God.
Andere keren blijft Eckhart dichter bij de aarde en biedt
een typisch middeleeuwse balsem voor de ziel. Neem bijvoorbeeld zijn
overweging bij de spreuk Er is geen verlies dat echt verlies is. Eckhart
beschrijft een man die honderd dukaten bezit en er veertig verliest. Hoe meer
de man aan de veertig dukaten denkt die hij kwijt is, hoe bedroefder hij wordt,
vooral als hij eraan blijft denken, erover blijft tobben en met ogen zwaar van
zorgen met zijn verlies praat alsof het een persoon is die hij in de ogen
kijkt, en zich door door hem laat overtuigen. Eckhart wijst erop dat de man
nog steeds zestig dukaten op zak heeft en dat hij zeker enige troost zou vinden
als hij zich zou richten op dat deel. Het zou beter voor hem zijn als hij stopte
met klagen en dankbaar was dat hij ooit honderd dukaten had gehad!
Soms doen Eckharts raadgevingen denken aan de
gemeenplaatsen die we bij de kapper hogen: Als je getroost wilt worden,
vergeet dan degenen die het beter hebben en denk aan degenen die het slechter
hebben. (Kortom: Tel je zegeningen!). Of deze: Een man die over een bergpad
liep viel naar beneden en brak zijn been. Hij zal waarschijnlijk hebben
gedacht: Had ik maar via een andere weg gereisd! Maar het zou veel beter zijn
om te denken: Misschien was me een nog groter ongeluk overkomen als ik die
andere weg had genomen. (Met andere woorden: Het kan altijd slechter!).
Op andere momenten doen Eckharts argumenten denken aan de
raad die Filosofia aan Boëthius gaf: de oorzaak van ons lijden is het leven
buiten God en het gehecht zijn aan schepselen, het niet als God zijn. (Niet
iedereen zal het een troostende gedachte vinden om te midden van zijn ellende
te horen te krijgen: Kop op! Wees als God!).
Ongetwijfeld schuilt er wijsheid in veel van deze
argumenten. Als we niet geraakt worden door het lijden of dat vergelijken met
het lijden dat anderen doormaken of het afwegen tegen onze zegeningen, gaan we
de dingen anders zien. Het is zeker zo dat zelfs het meest afgesleten cliché
effect kan hebben als het op het juiste moment wordt gezegd. Toen Dorothy Day
eens een lezing gaf, werd ze uitgebreid bedankt door een man uit het publiek
die zei dat haar woorden zijn leven hadden veranderd. Toen ze hem vroeg wat in
het bijzonder indruk op hem had gemaakt, antwoordde hij: Ik denk dat dat het
moment was waarop u zei: Het is nooit te laat om aan een nieuw hoofdstuk te
beginnen.
Maar uiteindelijk vindt slechts een enkeling troost in
filosofische argumenten, hoe oorspronkelijk of vindingrijk die ook mogen zijn.
De meesten van ons prefereren het troostend gebaar van een vriend die zijn hand
uitsteekt om onze last te delen boven een boek vol argumenten.
De ervaring van het lijden kan ons het gevoel geven dat we
in een onverschillig universum leven dat zich tegen ons leert. Zelfs de meest
doorgewinterde atheϊsten zoeken troost in het feit dat ze niet alleen zijn, dat
er in elk geval één mens is die om hen geeft en hun stille zorgen begrijpt en
met compassie reageert. Het woord compassie betekent mee-lijden. Misschien
staat Eckhart wel het sterkst als hij zich niet beroept op de netelige positie
van mensen die het slechter hebben, maar op de grenzeloze compassie van God.
Want de God die zich in Jezus openbaarde, zag niet
werkeloos toe vanaf de zijlijn en bleef niet onaangedaan door het lijden in de
wereld. De weg van Christus leidde hem naar het kruis, het punt waarin al het
lijden zich geometrisch concentreerde. Als het kruis een icoon wordt van de
bewegingsloze as van de draaiende wereld, betekent dat dat onze zorgen en ons
lijden niet onopgemerkt blijven, maar corresponderen met het principe van
barmhartigheid en mededogen in het hart van de werkelijkheid. Eckhart neemt ons
mee op een weg die voorbij de troost van de filosofie voert. Omdat God bij ons
is als we lijden, lijdt hij met ons mee, zo legt Eckhart uit. Hoe meer ons
lijden afneemt door het medeleven van een vriend, des te meer vinden we troost
in het mededogen van God.
Uit : Het geluk is met de heiligen - Robert Ellsberg
|