God en de naaste
Op de vraag naar het grootste gebod geeft Jezus in het
evangelie een tweeledig antwoord. Enerzijds gebood hij om God lief te hebben met
heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Maar dat wordt
onmiddellijk gekoppeld aan een tweede gebod, dat daaraan gelijk is: dat we
onze naaste moeten liefhebben als onszelf. Als voorbeeld van wat dit in de
praktijk betekent, vertelde Jezus het verhaal van een Samaritaan, een aanhanger
van een religieuze groep die werd verafschuwd door de orthodoxe joden. Hij
onderbrak zijn reis om voor een vreemdeling te zorgen die hij naakt langs de
kant van de weg zag liggen (Lukas 10:25-37).
Sigmund Freud merkte over dit onderwerp op dat het gebod om
je naaste lief te hebben als jezelf een lege en onzinnige uitspraak is die
eigenlijk een aansporing is tot schuldgevoel. Maar wat Freud dwaas vond, is
voor de meeste ouders heel gewoon. Als je een kind hebt, begrijp je heel goed
wat het betekent om een ander lief te hebben als jezelf. Evolutionaire
psychologie kan die gevoelens misschien enigszins verklaren. Maar nooit
helemaal. Er zijn nog vele andere voorbeelden van mensen die zon vurige beschermende
liefde aan de dag legden.
Een voorbeeld is Maximilian Kolbe, een franciscaanse
priester die in Auschwitz vrijwillig de plaats innam van een andere gevangene
die ter dood was veroordeeld. (De man die hij redde was 41 jaar later nog in
leven en maakte zijn heiligverklaring mee.)
Of Damiaan van Molokai, een Belgische priester die op Hawai
in een geisoleerde kolonie onder de melaatsen woonde, totdat ook hij aan de
ziekte bezweek. Of Oskar Schindler, de Duitse fabrikant in Polen, die grote
gevaren trotseerde om zijn Joodse arbeiders van de Holocaust te redden.
Schindlers voorbeeld is treffend omdat hij naar conventionele maatstaven niet
echt een goed mens of een geschikte kandidaat voor heiligverklaring is.
Dergelijke mensen vormen het uiterste einde van het morele
spectrum. Misschien is Christus maatstaf voor het liefhebben van God en onze
naaste eenvoudig een horizon waarnaar we moeten streven waarbij we nu eenmaal
altijd tekortschieten. Voor wie geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand
en geheel uw kracht teveel gevraagd is, bestaat er een eenvoudiger test. In
het evangelie van Matteus beschrijft Jezus dat de Mensenzoon op de oordeelsdag
zal zeggen:
ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie
gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was
naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat
gevangen en jullie kwamen naar mij toe. Als wij vragen wanneer we al die
dingen deden, wordt de geheime betekenis van de gelijkenis van de barmhartige
Samaritaan onthuld: Ik verzeker jullie, alles wat jullie gedaan hebben voor
een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie
voor mij gedaan (Matteus 25:31-36).
De heiligen hebben met de implicaties van deze mystieke
symmetrie geleefd. Ze geloofden dat Jezus aan ons verschenen is in de naaste:
de vreemdeling, naakt en bloedend langs de kant van de weg; de hongerige mens
met wie we ons brood delen; de eenzame wiens last we verlichten. Ja, van
buitenaf lijkt de vergelijking inderdaad leeg en onzinnig: aan de ene kant een
verwaarloosde bedelaar; aan de andere kant Gods Zoon. Het is de liefde die de
weegschaal in balans brengt. Door het gebrek aan die liefde zijn we allemaal
bedelaars. Zoals Moeder Teresa schreef: God heeft zichzelf geidentificeerd met
de hongerigen, de zieken, de naakten, de daklozen; hongerig, niet alleen naar
brood, maar ook naar liefde en zorg, het verlangen om iemand voor iemand te
zijn; naakt, niet alleen zonder kleren, maar ook zonder mensen die medeleven
tonen, wat slechts weinigen een onbekende schenken; dakloos, niet alleen zonder
huis gemaakt van steen, maar dakloos ook in de zin van niemand hebben om de
jouwe te noemen.
En zo komen we uiteindelijk bij hetzelfde doel uit, of onze
reis nu bestaat uit liefde tot God of liefde tot de naaste. Als we geven zonder
de kosten te tellen of de baten te berekenen, leren we het juk van de liefde te
dragen.
Liefde en geluk
Maakt liefde gelukkig? Het antwoord hangt ook af van de
vraag wat we onder liefde verstaan en wat we met geluk bedoelen. Voor Freud was
de gedachte dat we als mensen met elkaar zijn verbonden een illusie. We zijn
nooit zo kwetsbaar voor lijden als wanneer we liefhebben, schreef hij, nooit
zo hopeloos ongelukkig als wanneer we het voorwerp van onze liefde of de liefde
daarvan hebben verloren. Zo bezien is liefde een hebzuchtig instinct dat een
voorwerp zoekt om te grijpen en vast te houden. Geluk gebaseerd op liefde is
noodzakelijk kwetsbaar omdat we het hart van de ander niet werkelijk kunnen
bezitten.
Dat is ongetwijfeld waar voor een bepaald soort liefde.
Maar de heiligen hadden iets anders in gedachten. Een van de paradoxen van het
evangelie is het onderricht dat we alleen echt bezitten wat we kunnen weggeven.
Liefde die we laten afhangen van de verwachting dat we er iets voor
terugkrijgen , is gebaseerd op de wetten van de vrije markt of wat Simone Weil
graag de zwaartekracht noemde. Ware liefde trotseert de wetten van de
zwaartekracht; ze drukt zich niet uit door naar zich toe te halen, maar door
uit vrije wil te schenken.
Hetzelfde geldt voor het geluk. Thomas Merton schreef: Geluk
dat we voor onszelf alleen zoeken, zal nooit worden gevonden: want geluk dat
kleiner wordt als het wordt gedeeld, kan nooit groot genoeg zijn om ons
gelukkig te maken. Zelfbehagen is een vals en tijdelijk geluk, dat altijd tot
negatieve gevoelens leidt omdat het onze geest beperkt en verdooft. Het ware
geluk wordt gevonden in onzelfzuchtige liefde, een liefde die in omvang
toeneemt als ze wordt gedeeld.
In A Christmas Carol
behandelt Charles Dickens dit thema. Ebenezer Scrooge, een rijke
vrek, is zich nauwelijks bewust van zijn eigen ellende, totdat een reeks
verschijningen hem doet inzien wat een woestenij zijn leven is. Door de
confrontatie met kerstfeesten uit verleden, heden en toekomst komt hij tot het
besef dat zijn leven leeg is en dat ieder mens leeft in een groot web van
menselijke relaties. Hij ziet de gevolgen van zijn handelen op het geluk van
anderen. Hij ontdekt dat zijn vermogen om te leven bevroren is door zijn afkeer
van liefde. Hij krijgt oog voor de werkelijkheid om zich heen, voor het lijden
dat hij niet heeft afgewend, voor de kansen om lief te hebben die hij niet
heeft benut. Uiteindelijk ziet hij het lot dat hem wacht: alleen sterven in
rijkdom zonder iemand die van je houdt of om je treurt. Na dit visioen grijpt
Scrooge de kans om zijn leven te veranderen. Nu hij in de ware geest van Kerst
leeft, realiseert hij zich wat het betekent om lief te hebben. Het verandert de
verschijning van de wereld om hem heen. Hij ging naar de kerk, en liep door
de straten en keek naar de mensen die heen en weer renden. Hij aaide kinderen
over de bol en sprak met bedelaars, en keek in de keukens van de huizen en door
de ramen en ontdekte dat alles hem plezier kon geven. Hij had nooit gedacht dat
elke wandeling dat alles hem zoveel geluk kon geven.
Een leven waarin geen liefde is, is een miserabel bestaan.
Net als bij een plant die niet genoeg water krijgt, is er wel leven, maar geen
bloei. Tegelijkertijd is er in de kern van een ieder van ons een geheime kern,
die we zelf niet kennen, die slaapt en op de kus van de geliefde wacht om te
ontwaken. Die kus kan vele vormen aannemen. Soms is het de liefde van een ander
mens wiens bestaan ons uitnodigt om een wereld te betreden die edel is en mooi.
Voor Franciscus was het de kus van de melaatse. Voor Antonius was het een
lezing uit de Bijbel die hem als nooit eerder bewoog. Voor Catherina van Genua
was het het gevoel echt vergeven te zijn. Hoe de liefde ons leven ook
binnentreedt, ze doet een beroep ons betere zelf, maakt ons dapperder,
vriendelijker, vergevender, beschaamder over ons falen, resoluter in onze
inspanningen om te verbeteren.
In het evangelie van Lukas zag Jezus een man genaamd
Zacheus die in een vijgenboom was geklommen om een beter uitzicht te hebben
over de menigte. Zacheus was een kleine man, maar hij had nog een reden om
vanuit die positie toe te kijken. Hij was tollenaar, een man die als een
sociale parasiet werd geminacht door zijn omgeving. Toch roept Jezus hem vanuit
de menigte en vraagt hem om naar beneden te komen. Hij noemt hem bij name: Zacheus,
kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven. De
menigte mompelt minachtend omdat ze Zacheus als een zondaar zien. Maar Zacheus
is bewogen door de persoonlijke aandacht en reageert met een openbare
verklaring: hij zal zijn leven veranderen; hij zal de helft van zijn
bezittingen aan de armen geven; hij zal iedereen die hij heeft benadeeld
schadeloos stellen (Lukas 19:1-8).
Veel van de heiligen konden zich identificeren met die
kleine man in de vijgenboom. Net als Zacheus hadden ze ervaren wat het betekent
als je wordt aangesproken door God en zijn liefde voelt. In die liefde vonden
ze de moed om opnieuw te beginnen, om onmogelijke dingen te doen, om andere
mensen te worden. De evangelist Johannes schreef: Wij hebben lief omdat God
ons het eerst heeft liefgehad (1 Johannes 4:19).
Zelfs in alledaagse vormen draagt liefde de kracht om te
veranderen en te verlossen. Dostojevski laat ons die kracht zien in Schuld en boete. Aan het einde van zijn
roman wordt de moordenaar Raskolnikov naar Siberie gestuurd. Zijn nihilistische
levensovertuiging heeft hem als een gebroken en gedesillusioneerd man op de
doodlopende weg van gevangenschap en verbanning gebracht. Maar het blijkt niet
werkelijk een doodlopende weg. Sonia, een prostituee, gaat uit vrije wil met
hem mee om zijn ballingschap te delen. Zij was het die hem eerder ertoe had
aangezet om zijn misdaden op te biechten en zijn ziel te reinigen. Ongetwijfeld
ziet zij nu in hem de mogelijkheid van haar eigen nieuwe begin. Ondertussen
spoort haar geduldige liefde het vonkje in zijn ziel op en blaast het nieuw
leven in. Eerder in de roman heeft Sonia in een bewogen scene aan Raskolnikov
het evangelieverhaal voorgelezen over de opwekking van Lazarus.
Onder invloed van haar liefde ontstaat er nu een ander
soort opstanding: Ze wilden iets zeggen, maar konden het niet. Er werd gehuild.
Allebei waren ze bleek en mager; maar in die bleke, ziekelijke gezichten
gloeide reeds het licht van de vernieuwde toekomst, de opstanding tot een nieuw
leven. Liefde wekte hen op uit de dood; het hart van de EEn bevatte oneindig
veel levensbronnen voor het hart van de ander. Ze besloten te wachten en geduld
te hebben. Er lagen nog zeven jaar voor hen; tot dan, wat een ondraaglijke
pijn, wat een oneindig geluk!
De hel is niet meer kunnen liefhebben, zegt de held uit Diary of a Country Priest van Georges
Bernanos. Toch heeft de laagste van alle mensen, zelfs al denkt hij dat hij
niet meer lief kan hebben, nog steeds de macht in zich om te beminnen. Het is
de kracht van de liefde die, hoezeer ook verloren en vergeten, de kostbare
kern, de ziel, vormt van ieder mens. Wat het woord verlossing ook impliceert,
in alle gevallen heeft het te maken met de herontdekking en cultivering van die
latente kracht. Er ging iets kostbaars verloren en het werd weer gevonden. Als
dat gebeurt, staat Lazarus weer op.
Daadwerkelijke liefde
Veel liedjes op de radio beschrijven gevoelens van liefde
ze gaan over de hunkering, het brandende verlangen. Christelijke mystici hebben
deze taal overgenomen om de relatie tussen God en de ziel te beschrijven.
Teresa van Avila beschrijft die relatie als de ervaring van twee mensen hier
op aarde die een diepe liefde voor elkaar voelen en elkaar volledig begrijpen;
zelfs zonder woorden, door een eenvoudige blik, verstaan ze elkaar, zo lijkt
het. Door die blik hebben deze twee geliefden direct contact met elkaar. In
een verwijzing naar de beeldtaal van het boek Hooglied schreef ze: Mijn Heer,
ik vraag niets anders in het leven dan dat U
me kust met de kussen van Uw mond en dat U dat zo doet dat, hoewel ik me
misschien terugtrek uit deze vriendschap en eenheid, mijn Wil, Heer van mijn
leven, altijd onderworpen mag zijn aan Uw wil en daar nooit van gescheiden zal
zijn; dat er niets zal zijn dat me weerhoudt om te zeggen: Mijn God en mijn
Glorie, inderdaad Uw borsten zijn beter
en heerlijker dan wijn.
De heiligen, zo lijkt het, waren niet ongevoelig voor
gevoelens. Maar ze wisten ook dat liefde meer is dan woorden en gevoelens. Want
of liefde nu gericht is op een echtgenoot, de naaste of zelfs de vijand, in
alle gevallen openbaart liefde zich in handelen.
In De gebroeders
Karamazov van Dostojevski vinden we hierover een veelzeggende bespiegeling
van Vader Zossima, een heilige abt, wiens onderricht het spirituele hart vormt
van de roman. In een gedenkwaardige scene probeert Zossima een trotse rijke
vrouw die hem om raad heeft gevraagd raad te geven. Ze vertelt hem dat ze lijdt
aan een gebrek aan geloof. Wat als er geen eeuwig leven is? Niemand kan het
bestaan bewijzen van het hiernamaals, is Vader Zossimas antwoord, maar je kunt
er wel van overtuigd worden. Hoe? Door de ervaring van daadwerkelijke liefde,
zo vertelt hij haar. Probeer je naaste met daden onvermoeibaar lief te hebben.
Hoe dichter je die liefde nadert, hoe overtuigder je zult worden van het
bestaan van God en de onsterfelijkheid van je ziel. En als je in de liefde tot
je naaste het punt bereikt van volledige onzelfzuchtigheid, zul je vast en
zeker je geloof herwinnen en heeft de twijfel geen toegang meer tot je ziel.
Daadwerkelijke liefde? Dat roept een ander probleem op bij
Zossimas bezoekster. Ziet u, zegt ze, ik houd zoveel van de mensen. Wilt u
wel geloven dat ik soms droom dat ik alles wat ik heb opgeef (
) en
verpleegster word in het ziekenhuis. Dan sluit ik mijn ogen en droom weg en op
die momenten voel ik me vol ontembare kracht. Er is echter EEn probleem: hoe
zal ze reageren als de patienten ondankbaar zijn? Ze weet dat ze ondankbaarheid
niet kan verdragen. Daarop zegt Vader Zossima in een doordringend antwoord: Daadwerkelijke
liefde is zwaar en vreselijk in vergelijking met de liefde uit onze dromen.
We leren niet liefhebben door te dagdromen. We leren
liefhebben door lief te hebben. In de woorden van Theofanes de Kluizenaar, EEn
van de vroege woestijnvaders: Je zegt dat je geen nederigheid of liefde kent.
Zolang dat afwezig is, zal al het spirituele afwezig zijn. (
) Nederigheid
verkrijg je door daden van nederigheid, liefde door daden van liefde. Door
daden van liefde, die dagelijks worden herhaald, wordt liefde een gewoonte. Wat
begint met een bewuste poging kan in de praktijk een levenshouding worden.
Terwijl ons karakter wordt gevormd door goed te doen, geeft het vorm aan onze
reactie op dagelijkse situaties en ontmoetingen.
Maar wat als mensen niet dankbaar zijn? Dan hebben we het
advies nodig van Johannes van het Kruis: Waar geen liefde is, dienen we liefde
te geven, dan kan er ook liefde worden geoogst.
Uit : Het geluk is met de heiligen Robert Ellsberg
|