|
Eerwaardige Marthe Robin (1902-1981) Franse mystica,
offerziel en stichteres van de foyers de charite en draagster van de stigmata
Marthe Robin werd geboren op 13 maart 1902 in Chateauneuf
de Galaure in Frankrijk. Ze was een van zes kinderen. Haar vader Jozef was een
boer die aanvankelijk niet bijster vroom was en die enkel naar de mis ging op
Pasen en belangrijke feestdagen, hoewel hij op het einde van zijn leven, door
Marthes buitengewone voorbeeld en deugdelijk leven, een diepe bekering had en
stierf als een heilige volgens een verklaring die Marthe had gezegd. Haar
moeder, Amelie-Celeste Chosson, was een uitbundige huisvrouw en moeder die
zoals haar man eerst niet vroom was maar ook zij had een diepe bekering naar
het einde van haar leven, vooral door de invloed en voorbeeld van Marthe.

Het begon in mei 1918 op een leeftijd van 16 jaar dat
Marthe pijnlijke hoofdpijn ervaarde. Op 25 november zakte ze ineen in haar
keuken en was niet in staat op te staan zonder hulp. De dokter werd erbij
geroepen en men dat dat ze een hersenvliesontsteking had. Soms kon ze het
uitschreeuwen van de pijn. Gedurende deze tijd had ze haar eerste visioen van
de Heilige Maagd Maria; haar zuster Alice die in de slaapkamer was met haar zag
een groot licht dat de slaapkamer verlichtte, maar zij zag de H. Maagd Maria
niet.
Van haar kindertijd af had ze een opmerkelijke religieuze
toewijding. Dat was des te opmerkelijker want haar ouders en familie waren geen
vrome Katholieken; ze gingen enkel naar de mis op belangrijke feestdagen. Haar
ziekte en lijden werden erger en haar benen verzwakten en ze werd steeds meer
bedlegerig. Gedurende deze tijd bloeide haar geestelijk leven en ze was
geinspireerd door het leven van de Kleine Bloem, Theresia van Lisieux, die
heilig verklaard werd op 17 mei 1925 door Paus Pius XI. Later dat jaar op het
feest van de H. Teresa van Avila, 15 oktober 1925, deed ze een Akte van
Overgave aan de Liefde en de Wil van God. Deze tekst had ze zelf samengesteld.
Nauwelijks een jaar na haar akte van overgave aan de wil
van God, werd Marthe opnieuw zwaar ziek. Het was op 3 oktober 1926, de dag van
de eerste viering van het feest van de H. Theresia van Lisieux die
heiligverklaard was het jaar ervoor. Dr Aristide Sallier, van Saint-Uze kwam
naar haar huis en vond Marthe in coma. Er is niets meer dat kan gedaan worden
was al wat hij zei. De parochiepriester Fr Faure diende de ziekenzalving toe.
Het was de tweede keer dat zij het had ontvangen. Iedereen verwachtte dat ze
ging sterven. Maar na drie weken in coma werd ze terug beter.
Marthe kreeg drie verschijningen van de H. Theresia van het
Kind Jezus. De karmelietes van Lisieux openbaarde haar dat ze nog niet zou
sterven en dat ze haar missie zou verspreiden over de hele wereld. Dat is wat
Marthe toevertrouwde aan Fr. Finet en voegde er lachend aan toe O die
deugniet, op het eind liet ze alles over aan me!

Na haar dood werden enkele bladzijden van een agenda
gevonden waarin ze het lijden beschreef die ze doorstond gedurende 1927:
het
was onmogelijk om de kleinste beweging te maken zonder de hulp van mijn
toegewijde moeder. Niet dat ik volledig mijn armen en mijn handen kon bewegen,
maar ze waren onhandig geworden. Niettegenstaande de problemen dank ik de Goede
God voor alles dat Hij me zendt, en in het bijzonder dat Hij me ten minste deze
laatste mobiliteit heeft geschonken als een troost voor mijn lieve ouders zodat
ik een paar lichte taken voor hen kan doen. O, dat ik nooit moge werken behalve
met Hem en voor Hem! Toch, voel ik dat ik verplettert ben zowel lichamelijk als
geestelijk. Alles bezorgt mij kwelling en overweldigt mij
ik weet niet langer
hoe te reageren. Maar het zij zo! Het is beter voor mij dat ik mij concentreer
op al wat God doet in mijn ziel, en voor mijn ziel, elke minuut
Mijn ziel is ondergedompeld naar dat Jeruzalem van Liefde,
door de machtige verlokkingen van God Zelf, die nu en dan wenst om me volledig
in Zichzelf te absorberen. I ben bang voor dit alles!...Ik ben zo alleen,
geestelijk, terwijl ik begrijp dat ik mij moet overgeven aan Hem zonder
voorbehoud. Het zij zo! Ik heb er zoveel nood aan om dit Fiat dikwijls te
zeggen, dat me dikwijls verenigd met Jezus, en met Maria, mijn geliefde Mama,
en die mijn opoffering steunt.
Het lijkt dat ik niet meer ben dan een zeer klein ding in
de armen van God, en dat ik zo zal blijven tot ik sterf
ik weet niet wat Hij
met mij wil doen, maar ik wens alles. Alles is goed dat van God komt en dat Hij
van ons wil. Ja, het is allemaal goed voor mij
Alles is oneindig zoet voor
mijn ziel omdat Hij het is die dit zo wenst, Hij die het allemaal
bewerkstelligt. Ik zoek mijn toevlucht in Zijn hart, verenigd met Maria mijn
Moeder die ik zo graag zie, en ik zal het niet meer verlaten
ik weet dat Hi me
niet zal wegjagen. (2 maart 1927)
Vijftien dagen later voegde ze eraan toe: Ik test hoe zoet
het is om lief te hebben, vooral in het lijden; want het lijden is een
onovertroffen school van ware liefde
het is de levende taal van Liefde, en de
grote leraar van de mensheid. Men leert lief te hebben, en men heeft niet echt
lief behalve door het lijden, want echt lijden leert ons, niet door menselijk
genot, maar door het wegvallen ervan en zich overgevend aan het Kruis.

Van 25 maart 1928 af (Feest van de aankondiging) werden
Marthes benen volledig lam. Ze werd bedlegerig voor het leven. Ze lag in de
kamer naast de keuken die uitkijkt op de tuin. Haar benen waren uit hun vorm gegroeid.
In deze tijd ontving ze ook de genade van totale onthouding van alle voedsel en
drank. Dit buitengewoon fenomeen kan ongelooflijk lijken, maar het is ook
gekend in gevallen van andere mystici. Van 1928 tot 1981, het jaar van haar
dood, nam ze enkel de Eucharistie tot zich dat een of twee keer per week werd
gebracht. De hostie, verdween onmiddellijk als ze het tot zich nam zonder te
slikken. Marthe kon niets tot zich nemen. Mevrouw Robin zuchte Kijk naar mijn
kleine, in welke staat ze verkeert! En Marthes vader weende Maar ze heeft
niets verkeerds gedaan!. Hij was vol medelijden.
Bovendien hield ze op te slapen. We kunnen aannemen dat men
niet in zon staat verkeert zonder de nodige problemen. In die tijd begon Fr.
Netton haar te bezoeken en haar te troosten. En de H. Maagd Maria begon meer
aan haar te verschijnen.
Later in het jaar 1928 kwamen twee Capucijnenpriesters die
de boodschap in haar geboortedorp brachten bij haar op bezoek. Ze waren onder
de indruk door haar devotie en haar aanvaarding van haar verlamming. Wanneer ze
die dag naar de pastorie terugkeerden vertelden ze de Priester dat is een
Heilige dat je hier hebt!. Aangemoedigd door deze heilige priesters voelde ze
zich geroepen om in te treden in de Derde Orde van de Franciscanen op 2
november 1928. Maar de vijand, waarvan de evangelisten spraken, begon haar
lastig te vallen. De Heer had tegen Satan gezegd, Heb je mijn dienaar, Job, opgemerkt
en dat er niemand is op aarde zoals hen? We zouden hetzelfde kunnen zeggen van
Marthe. Satan was zo woedend na haar intreding in de Derde Orde van de
Franciscanen, dat op de nacht na de ceremonie Marthe haar eerste manifestatie
van de duivel ervaarde. Mevrouw Robin die in een bed sliep naast dat van haar
dochter zei Ik weet niet wat er gebeurde, maar ze uitte een angstige schreeuw!
Satan had haar een vuistslag gegeven met zijn vuist en twee van haar tanden
gebroken.
De verlamming van haar benen gebeurde op het feest van de
Aankondiging in 1929. Op Lichtmis 2 februari 1929 verloor ze het gebruik van
haar handen. Ze had hen opgeofferd aan de Heer, en Hij had haar op haar woord
genomen! Ze kon niet meer schrijven of borduren. Ik hield mijn vingerhoedje
een week aan mijn vinger en zei uiteindelijk aan haar moeder, Weet je, je mag
mijn vingerhoedje van mijn vinger doen! Niet verslagen door haar verlamming
leerde Marthe schrijven met een potlood in haar mond.
Op een leeftijd van 27 jaar hielden haar armen en benen
haar gekluisterd aan haar bed. Haar benen waren uit vorm gegroeid; haar rug was
gedraaid en moest een kussen onder haar rug hebben, en een stijf kussen moest
haar knieen ondersteunen. Haar rechterarm lag gekruist over haar borst en haar
linkerarm lag naast haar lichaam. Ze kon niet bewegen. Wanneer mevrouw Robin en
haar zuster het bedlinnen moesten verversen moest Marthe een marteling
ondergaan zodra ze opgetild werd.
Op deze oncomfortabele en onveranderlijke positie bleef
Marthe liggen, zonder te drinken, zonder te eten, en zonder te slapen voor meer
dan 50 jaar. O Jezus, je hebt me je kleine slachtoffer gemaakt, zei ze op 12
juli 1929, zoals je gewenst hebt om de mijne te zijn en deze van de hele mensheid.
Mijn hele leven, o mijn God is het uwe
o Kruis, Kruis van mijn Redder
o
goddelijke ladder die de aarde met de hemel verbindt, U bent het altaar waarop
ik mijn offer leg en mijn leven in liefde aanbiedt.
Naar het einde van september 1930 verscheen Jezus aan
Marthe en vroeg haar Wil je zijn zoals Mij? Ze wist niet exact wat onze Heer
daarmee bedoelde, maar ze herinnerde zich dat ze haarzelf volledig aan Hem had
gegeven vijf jaar voordien, ze wilde alles wat Hij wilde. Ze gaf onmiddellijk
haar fiat met al de liefde en devotie uit haar hart. Gedurende oktober verscheen
de gekruisigde Jezus voor de ogen van Marthe. Hij nam haar verlamde armen en
opende hen. Op dat moment kwam een tong van vuur uit zijn zijde, en splitste
zich in twee en raakte zowel haar beide voeten als haar beide handen, een derde
tong van vuur raakte Marthe op het hart. Ze bloedde uit haar handen, haar
voeten en haar hart. Later drukte Jezus zijn doornenkroon op Marthes hoofd. De
tekenen bloedden hevig. Deze kroon verscheen op haar voorhoofd zoals blauwe
aders, verscheidene maanden later verdwenen ze volledig.

Nog later kwam Jezus nogmaals tussen en legde het kruishout
op Marthe; Marthe voelde zich verpletterd omdat de last van het Kruis zo zwaar
weegde. Haar ouders zagen hun dochter bedekt met bloed en waren overweldigd.
Haar moeder begreep dat deze toestand van God kwam door Marthes overgave aan
de Goddelijke Wil. Toch haalden haar ouders Dr Aristide Sallier van Saint-Uze
erbij, maar zijn medische studies hadden hem niet voorbereid op zon fenomeen.
Hij liet zijn patient iets drinken, maar de vloeistof kwam er langs haar neus
terug uit. De dokter gaf toe dat hij niets kon doen en zei tot Marthe Mademoiselle,
bid voor mij!
Op de Vrijdag die volgde op haar stigmatas begon Marthe de
Lijdensweg van Jezus te herbeleven.
Geruchten van deze gebeurtenissen circuleerden in de buurt
en spoedig kwamen mensen Marthe bezoeken om met haar mee te bidden, en
verenigden ze zich door haar met het lijden van Christus. Dit apostolaat van
bezoekers te verwelkomen voor het goed van de zielen bleef 50 jaar duren, tot
het einde van haar leven. Fr. Faure en Fr. Perrier waren de eerste priesters
die dergelijke bezoeken organiseerden voor de stichting van de zielen van
parochianen die aan hen waren toevertrouwd.
De bezoekers namen zo toe dat begin 1931 de toelating van
Fr Faure nodig was om Marthe een bezoek te brengen omdat de familie Robin zo
verlegen was om iemand toegang te weigeren tot hun huis. Er was een spontaan
ritueel ontstaan: iemand wachtte zijn beurt al in de keuken in gezelschap van
Marthes moeder, wiens geduld treffend was. Dan werd die toegelaten in Marthes
kamer en praatte met haar en toonde haar de gaven die ze hadden meegebracht.
Niet alleen de gebruikelijke sinaasappelen die de mensen gebruikelijk gaven
(voor de zieken, want Marthe at en dronk niet), maar alle soorten dingen die
Marthe dan naar de armen en missionarissen zond.
Het einde van het jaar 1930 is gekomen, zei ze op de
nacht van 31 december, Mijn hele wezen heeft een transformatie ondergaan die
even mysterieus is als diepgaand. Een jaar van beproevingen, een jaar van pijn.
Een jaar van genaden en liefde. Mijn echte vreugde op mijn ziekbed is diepgaand
en blijvend omdat ze goddelijk is
Ik overweeg de weg die ik heb afgelegd sinds
het begin van mijn ziekte en daar komt enkel Liefde en dankbaarheid jegens God
van voort. Hij is zo barmhartig en zo goed. Wat een werk! Welke groei dat God
heeft bewerkt in mij! Maar welke veranderingen in het hart, en welke
worstelingen van de wil zijn er nodig om aan het zelf te sterven!
Het stijgend aantal bezoekers, de glimp van glorie die er
te bespeuren was (Het was er zo mooi) mogen ons niet doen vergeten dat Marthe
bleef lijden iedere dag, zonder ophouden en steeds meer tot 1981. Men kan zich
bijna niet inbeelden dat deze Kalvarie 50 jaar heeft geduurd.

Marthe leed in haar lichaam. En ondanks de voorbereidingen
die men moest treffen om de beddelakens te verschonen wisten mevr Robin en haar
zuster goed genoeg dat dit Marthe grote pijn kostte. Marthe leed ook door het
niet kunnen eten of drinken, niet omdat ze een gelofte had afgelegd, maar omdat
ze geen kracht had om normaal voedsel tot haar te nemen. Haar enige voedsel was
de Eucharistie. Voor 50 jaar leefde Marthe enkel daardoor.
Marthe leed in haar hart te zien dat haar ouders werden
gekweld omdat ze niets voor haar konden doen. Bovendien leed ze in haar ziel
omdat de zonde van de wereld hatelijk is en er geen liefde is. Dit geestelijk
lijden was het grootst elke Vrijdag wanneer Marthe de kruisiging herbeleefde
voor zovele jaren. Later begon de doodstrijd van Christus voor haar op
donderdagavond. Hij wenst om in mij Zijn Lijdensweg te herbeleven tot zijn
laatste adem en Zijn afdaling in de hel en zelfs zijn verrijzenis, hoewel ik op
het kruis blijf om zo dit leven van kruisiging te beleven wat Zijn wil is voor
mij. Hij wil het voor mij voor zijn glorie en voor de verlossing van zielen van
over heel de wereld.
Priester Finet verhaalde dikwijls over zijn dialoog die
haar doodsstrijd van het Lijden voorafging:
Vader, weet je dat vandaag het donderdag is?
Ja, mijn kind.
Weet je, dat deze avond
.
Ja, mijn kind.
Vader, ik ben bezorgd dat ik niet in staat zal zijn om het
te dragen.
Ja, ja, mijn kind!
En gedurende de donderdag voelde Marthe steeds meer het
lijden. Ze was in een strijd gewikkeld tegen de ontketende hel, tegen de
Duivel, die haar hoofd tegen de meubels sloeg rond haar bed. Een Marthe weende
bloedtranen.
Zoals Christus in Gethsemane droeg ze de zonden van de
wereld op zich. Ze was overweldigd en met afschuw vervuld. Ze werd zonde. Soms
zei ze tot Fr. Finet Kom niet bij mij! Ik zal je met zonde bevuilen! Ze
zuchte, niet in staat om meer te zeggen.
Ze bad. Ze bad niet langer tot Jezus, omdat ze een was met
Jezus, zo dicht leefde ze in Hem. Ze bad tot de Vader. Men kon aanvoelen dat ze
Jezus was die de doodsstrijd leed in de Hof van Olijven. Men kon haar horen
zeggen Laat deze kelk aan mij voorbijgaan. En dan, Vader, laat Uw wil
geschieden!.
De kwelling duurde van donderdagnacht tot de hele vrijdag.
Marthe beleefde alle scenes van de passie. Dit eindigde met vertrouwen en vrede
in God, op vrijdagnacht op uren die varieerden toen ze het uitriep Vader, in
Uw handen beveel Ik mijn geest. Ze zuchtte diep, haar hoofd viel naar links en
dan achterwaarts. Het was geeindigd. Men kon denken dat ze dood was, maar ze
bevond zich in extase. Op zaterdag kwam ze tot zichzelf. Soms was het niet voor
zondag of in de laatste jaren van haar leven enkel op maandag morgen, of zelfs
maandag namiddag dat ze tot zichzelf kwam.
|