Heilige Bernadette en Lourdes 1844-1879
Bernadette Soubirous werd geboren op 7 januari 1844 in een
klein Frans stadje Lourdes. Haar familie was arm en veel van haar kindertijd
waren ze gedwongen te leven in een kelderkamer dat eens gediend had als
gevangenis. Het was er donker, vochtig en het stonk er. Bernadette had last van
astma op jonge leeftijd. Haar tante Bernarde en haar vroegere pleegmoeder,
Maria Lagues, zorgden dat het kind voor lange perioden bij hem kon leven, maar
stonden erop dat ze in plaats van naar school te gaan voor hun kinderen zou
zorgen.

Wanneer Bernadette terug keerde naar huis had ze het druk
met op haar jongere zuster en twee broers te letten. Ze miste haar scholing en
voor lange tijd kon ze niet lezen of schrijven. Dat zorgde ervoor dat sommige
mensen haar als dom aanzagen, maar haar gedrag gedurende en na de
verschijningen toonden aan dat ze een gezond verstand had en een levendige
persoonlijkheid.
Hoewel ze niet kon lezen of schrijven en dat haar kennis
van de catechismus in de weg stond en dus haar Eerste Communie uitstelden,
ontving ze haar geloof van degenen rond haar en ze kende de rozenkrans van
buiten. Ze droeg haar rozenkrans overal met haar mee. Zoals de algemene
bevolking van de streek had ze een eenvoudig maar sterk geloof. Het was typisch
voor haar dat wanneer ze eerst de Vrouwe in de grot ze instinctief haar
rozenkrans bovenhaalde en begon te bidden.
Ten tijde van de visioenen die ze kreeg te Massabielle liet
Bernadette twee kanten van haar karakter zien. Door de armoede van het gezin en
gebrek aan scholing was ze extreem bescheiden en respectvol in haar gedrag. Aan
de andere kant was ze rechtuit, eerlijk en direct wanneer ze geinterviewd werd.
Ze stelde het niet op prijs toen mensen haar geld wilden geven en was
minachtend voor degenen die hun rozenkransen wilden laten zegenen. Ik heb geen
purperen stola, zei ze. Wanneer een bisschop haar aanbood haar rozenkrans te
wisselen met zijn goudvergulde rozenkrans dankte ze hem, maar zei vastbesloten
dat ze haar eigen rozenkrans verkoos.

De graaf de Broussard, was een losbandige atheist, die tot
Bernadette sprak in juli 1858 om de kleine op een leugen te betrappen. Zijn
eerste indruk vertelde hem dat ze gezond verstand had, maar haar eenvoud en
zelfvertrouwen hinderden hem. Na het verhaal van de verschijningen gehoord te
hebben, vroeg hij aan Bernadette om hen te tonen hoe de belle dame
glimlachte.
O, Mijnheer, je moet van de hemel komen om die glimlach te
tonen.
Kun je het voor me tonen? Ik ben een niet-gelovige en ik
heb het niet voor verschijningen.
Het gedrag van Bernadette werd koeler. Dan mijnheer, denk
je dat ik een leugenaar ben?
Ik was volledig ontwapend. Nee, Bernadette was geen
leugenaar en ik stond op het punt op mijn knieen te vallen en haar vergeving te
vragen.
Sinds je een zondaar bent, ging ze verder, zal ik je
tonen hoe de Maagd glimlachte.
Sinds ik mijn vrouw en twee dochters verloren heb, lijkt
het mij dat ik niet alleen ben in de wereld. Ik leef met de glimlacht van de
Maagd.
Haar eenvoudige en directe houding maakte indruk op allen
die haar ontmoetten. Men kan zich inbeelden dat haar vreugde in het ervaren van
de visioenen van OLVrouw haar zelfvertrouwen gaf. Bovendien maakten de mensen
van Lourdes en talrijke bezoekers van andere streken grote ophef over haar. Op
een gelegenheid toen ze eindelijk aan de menigte ontsnapte door haar toevlucht
te zoeken in het huis van een gebuur, ging ze terug naar huis en klom in bed.
Ze beantwoordde haar moeders vraag hoe het ging met een zucht. Ik ben moe van
al dat gekus.
Maar haar leven was niet allemaal ernst. Ze kon zich
uitleven en lachte en speelde met kinderen van alle leeftijden, volledig
gelukkig, tot ze weggeroepen werd om bezoekers te ontvangen. In januari 1862
kondigde de Bisschop van Tarbes aan dat de Kerk geloofde dat Maria, de
Onbevlekt Moeder was van God en dat ze aan Bernadette Soubirous was verschenen
en dat verscheidene genezingen plaats gevonden hadden in Lourdes waarvoor geen
natuurlijke oorzaak was gevonden. De vinger van God is hier.

Bernadette leefde nu in de lokale klooster dat gerund werd
door nonnen. Wanneer de verschijningen voorbij waren verwees ze naar haarzelf
als de bezem die achter de deur wordt geplaatst eens het gebruikt is geweest.
Haar familie, was met de hulp van familieleden en vrienden, verhuisd naar een
comfortabeler verblijf. Wanneer de Bisschop van Nevers het klooster bezocht en
suggereerde dat het tijd was om te trouwen, antwoordde ze: Wat dat betreft,
geen denken aan! Wanneer hij voorstelde om binnen te treden in een klooster,
had ze spijt dat ze altijd ziek was en ze was te arm om de gebruikelijke
bruidsschat te voorzien, eraan toevoegend Bovendien ken ik niets en ben ik
voor niets goed. Maar in 1866 ging ze dan toch het Klooster van St Gildard
binnen te Nevers.
Nevers is ver van Lourdes, wat Bernadettes wens om zich te
verbergen voor het publiek goed uitkwam. Ze kwam aan in het Convent van St
Gildard op 7 juli 1866. Ze was 22. Wanneer de Moeder Overste haar vroeg Wat
kun je? was haar antwoord eenvoudig: Niets heel goed. Op de tweede dag in
het Klooster werd ze gedwongen om haar verhaal te vertellen aan de hele gemeenschap.
De meesteres van de novicen, Moeder Marie-Therese Vauzou, besliste om
Bernadette tweemaal zo streng aan te pakken als de anderen om haar te
beschermen tegen het gevaar van hoogmoed.
Op 29 juli nam ze het nonnenhabijt aan onder de naam van
Zuster Marie-Bernard. Het duurde niet lang voor ze ziek werd en naar de
infirmerie moest. Tegen het einde van oktober was ze zo dicht bij haar dood dat
de Bisschop van Nevers haar het Laatste Oliesel toediende en ze haar geloften
eerder moest afleggen. Maar ze werd de volgende dag beter, tot het chagrijn van
de novicemeesteres die haar beschuldigde van haar ziekte te veinzen! Bernadette
klaagde nooit over de strengheid van de novicemeesteres. Ze heeft gelijk-ik
ben hoogmoedig-ik zal er hard aan werken om mijzelf te verbeteren.

Door haar delicate gezondheid gaf de Bisschop haar de taak
om te bidden. Ze werd assistent van de verpleegster van het klooster, en toen
de laatste ziek werd en stierf, werd Bernadette hoofd van de infirmerie waar ze
het goed stelde.
Later werd ze koster van het klooster, en maakte mooi
borduurwerk voor altaarlinnen en priesterkledij. Maar in 1872 werd Bernadettes
gezondheid terug slechter en moest het bed houden. Wanneer ze terug beter werd,
werd ze terug assistente van de verpleegster. In april 1875 werd ze bedlegerig
en was ze permanent invalide. Een grote troost voor haar was de wetenschap dat
ze in een geest van dichte intimiteit met Jezus leefde, wiens liefde geen
grenzen kende. Hij volstaat voor mij zei ze eens.
Bernadette had tuberculoze van het gewricht in de
rechterknie, en pijnlijke conditie die ze stoicijns verdroeg. De naam Bernadette
betekent dapper als een beer, en ze leefde ernaar.
Het einde kwam op woensdag 16 april 1879. Bernadette vroeg
om opgetilt te worden van haar bed. Na haar laatste biecht bad ze het gebed
voor de stervenden. Ze vroeg om water te drinken, maakte het Kruisteken, boog
haar hoofd en stierf. Het was 15.00 u in de namiddag. Ze was juist 35.
Zuster Bernard Dalias schreef; Van zodra ze dood was, werd
Bernadettes gezicht opnieuw jong en vredig. Om 11 uur s morgens de volgende
dag werd haar lichaam naar de kapel gebracht. Het leek alsof ze sliep. Het
nieuws van haar dood zorgde voor sensatie in Nevers en errond. Ze is de H.
Maagd gaan bezoeken in de Hemel! zei men. Vele mensen haastten zich om een
glimp van haar op te vangen.
De deuren van de kapel werden opengelaten voor twee dagen
zodat iedereen binnen kon en voor het altaar kon bidden. Vier zusters waren
druk in de weer om het lichaam aan te raken met religieuze voorwerpen die
behoorden aan de mensen die het lichaam kwamen groeten. Werkmannen en vrouwen
overhandigden voorwerpen om aan te laten raken door Bernadettes handen. Er was
zoveel volk dat de begrafenis een dag moest uitgesteld worden.
Bernadette werd niet begraven in de begraafplaats van het
stadje. Haar Moeder Overste stond erop haar binnen de kloostermuren te houden
in een kluis die gebouwd werd in een afgeschermde kapel. Dertig jaar na haar
dood werd haar lichaam uit de kluis gehaald. Er was geen spoor van bederf,
hoewel haar kruisje en rozenkrans geroest waren, wat bewees dat de kist vochtig
was.
Tien jaar later werd het lichaam opnieuw uitgehaald en
opnieuw werd er geen spoor van aantasting gevonden. Daarna werden de
overblijfselen in een box van verguld brons en kristal geplaatst waar men haar
nu nog kan zien in het Klooster van St Gildard in Nevers.
In augustus 1913 verleende Paus Pius X haar de titel van
eerbiedwaardige. Tien jaar later publiceerde Pius XI een decreet over de
heroische natuur van de deugden van Eerbiedwaardige Zuster Marie-Bernard
Soubirous. Het vermelde: Dit leven kan in drie zinnen worden samengevat:
Bernadette was trouw aan haar missie, ze was nederig in glorie, ze was moedig
onder beproeving. Voor haar zaligverklaring werden tien mirakels uitgekozen.
Men selecteerde er twee deze van Henri Boisselet en Zuster Marie-Melanie
Meyer.
Op 8 december 1933 werd Bernadette uiteindelijk
heiligverklaard door Paus Pius XI met de woorden: We verklaren de H.
Marie-Bernard Soubirous een Heilige. Haar jaarlijkse feestdag is 16 april.
Citaten en gebeden van de H. Bernadette
Ik zal elk moment doorbrengen met liefhebben. Iemand die
liefheeft merkt haar beproevingen niet op; het is zelfs zo dat ze in staat is
ze lief te hebben.
O Jezus en Maria, laat mijn volledige troost in deze wereld
zijn U lief te hebben en te lijden voor zondaars.
O Jezus, ik zou liever duizend keer doodgaan dan U ontrouw
te zijn!
O mijn Moeder, aan U offer ik alle gehechtheden in het
leven op zodat mijn hart volledig tot U en tot mijn Jezus kan behoren.
Liefde overwint, liefde zorgt voor een groot genoegen.
Degenen die het Heilig Hart van Jezus liefhebben ondervinden innige vreugde.
Jezus, mijn God, ik houd van U boven alle dingen.
Heilige Maria, Moeder van God, bid voor mij, een arme
zondaar.
|