Kruisbeeld
Zaterdag 24 mei 1941, het feest van O.L. Vrouw, begint voor Herman Wijns
wondermooi, maar eindigt met een tragisch ongeval waaraan hij twee dagen later
zal overlijden.
Herman
vereert O.L. Vrouw.
De mis -
die dag uiteraard aan O.L. Vrouw gewijd - was zeer mooi, vertelt hij aan zijn
moeder terwijl hij zich klaar maakt om naar school te gaan.
Moeder
zegt hem dat hij die avond alleen thuis zal zijn, want vader heeft een
vergadering en zij gaat met een vriendin naar de cinema.

|
De
laatste klassefoto: het 5e leerjaar (1940-1941) van St-Eduardus, bij broeder
Eleazar
|
Herman
vindt het geen probleem om alleen thuis te blijven, maar tijdens de middagpauze
raadt hij zijn moeder ineens ten zeerste af naar de cinema te gaan.
Uiteraard
wil moeder zich door haar tien-jarige zoon de les niet laten spellen, maar
Herman volhardt en dreigt zelfs niet meer naar de kerk te zullen gaan als
moeder toch naar de cinema gaat.
Na
schooltijd kwam hij thuis met een groot, besmeurd en stinkend kruis van Jezus,
dat hij ergens in een vuilbak had gevonden.
Die
smeerlappen, roept hij, terwijl hij het probeert proper te maken.
Ja,
vake, ik heb wat meegemaakt, vertelt hij naderhand aan zijn vader, die zijn
verontwaardiging eerst niet begrijpt.
Ik kom
van school langs de Bredabaan en zie daar in een vuilnisbak een kruisbeeld. Ik
dierf dat zomaar niet pakken... Ik ben er voorbij gegaan... Maar dan kon ik
toch niet verder en ben ik teruggekeerd. Zo tot driemaal toe. Toen was het
alsof ik Jezus hoorde roepen: 'Herman toch, gaat ge me hier in de vuilnis
laten? Schaamt ge u over mij?' Toen kon ik het niet meer. Ik heb het kruis
gepakt en ben naar huis gelopen.
Vader
vindt het eerst niet goed dat Herman het kruis op zijn kamer hangt; hij heeft
tenslotte al een kruis boven zijn bed hangen.
Maar
vake, mag ik het op mijn kamer hangen? Uit eerherstel probeert Herman.
Vader is
verrast door die uitspraak en geeft toe.
Opgewekt
rent Herman naar boven, timmert een nagel in de muur en hang het kruis boven
zijn bed.
Twee uur
later verongelukt hij.
Het
ophangen van het kruis was zijn laatste bezoek aan zijn kamer.
Plaaggeesten
Nadat hij zich gewassen en verkleed heeft voor het Lof maakt Herman zijn
huiswerk.
Voor hij
naar de kerk gaat moet hij nog een brief afgeven bij de slager in de
Borrewaterstraat, een groffe kerel die veel vloekt.

|
Dr.
Maurice Timmermans, naar wie de zijstraat van de Bredabaan werd genoemd, was
op de avond van de 24e mei de eerste arts die Herman behandelde
|
Herman
gaat er niet graag heen en daarom stelt zijn moeder voor met hem mee te gaan.
Terwijl
zijn moeder met de man spreekt gaat Herman met de twee zoontjes van de slager
naar de kuikentjes in de tuin kijken.
De
kuikentjes zaten achter een staande glasplaat die tegen een klein hokje stond.
Naast de
slager nu woonde een vriend van Herman, Willy Gommeren.
Toen die
Hermans stem in de tuin hoorde en zijn naam riep is Herman op het hokje
geklauterd om met zijn kameraad te kunnen praten.
Het ging
over de mis van de volgende ochtend, maar terwijl ze praatten sloeg het noodlot
toe.
De
zoontjes van de slager, twee plaaggeesten gelijk hun vader, hadden een rubberen
bal met water gevuld en begonnen Herman ermee nat te spuiten.
Die wilde
zijn goede kostuum droog houden en probeerde de waterstraal te ontwijken.
Is hij
dan van het dakje gesprongen of is hij gevallen?
Het is
onduidelijk.
Herman
viel in ieder geval op de rechtopstaande glasplaat, die brak en een lange
scherf drong van achteren zijn knieholte binnen.
Pees,
zenuwen en een ader werden doorgesneden en door de vreselijke wond en het vele
bloed was de paniek groot.
Voor het
eerst alleen
Zijn moeder is op het geschreeuw afgekomen, treft haar zoon in de tuin met een
verschrikkelijke wond aan zijn been, maar raakt niet in paniek.
In de St.
Bartholomeusstraat, 100 meer verderop, woont dokter Duerinck en met de jongen
in haar armen rent ze ernaartoe.
De dokter
blijkt echter niet thuis te zijn en moeder kijkt radeloos om haar heen - naar
Dr. Timmermans, ver weg op de Bredabaan is een veel te lange weg!
Een
passerende Duitse officier ziet gelukkig haar paniek en schiet te hulp.

|
Het St.
Bartholomeusziekenhuis in de Gasthuisstraat - tegenwoordig de Van
Aertselaerstraat - waar Herman op maandag 26 mei 1941 overleed
|
Eerst
legt hij een drukverband om de wond dicht te binden en dan houdt hij een
fietser aan.
Die
vrouw kan niet meer. Neem de jongen op uw fiets en ga met hem naar de dokter,
beveelt hij.
Onderweg
passeren ze Cinema Astoria op de Bredabaan.
Er staat
al veel volk aan te schuiven, maar niemand bekommert zich om de angstige moeder
met haar bloedende kind.
Waarom
zei Herman dat zijn moeder niet naar de cinema moest gaan?
Dokter
Timmermans begrijpt meteen de ernst van de situatie en laat Herman overbrengen
naar het St. Bartholomeushospitaal in de (huidige) Van Aertselaarstraat.
Een
chirurg daar onderzoekt de wond en zegt de verpleegster goed voor hem te
zorgen: Hij lijdt veel pijn zuster.
Een groot
probleem was dat penicilline pas na de tweede wereldoorlog algemeen bekend
geraakte en dat er dus groot gevaar voor infectie was.
De glazen
plaat was zeer vuil geweest en zat vol ziektekiemen.
Er volgde
een nacht van angst en reddeloosheid voor vader en moeder Wijns, met hun zoon -
voor het eerst van zijn ouders gescheiden - op de afdeling intensieve zorgen.
De dag
erna - zondag 25 mei - is Herman opgewekt als zijn ouders hem (tijdens het
bezoekuur!) komen bezoeken.
Hij maakt
zich geen zorgen over een operatie of zelfs een eventuele amputatie van zijn
been.
Dan
krijg ik een kunstbeen en daarmee kan ik ook gaan.
Vader en
moeder Wijns gaan enigszins opgewekt naar huis, maar dat verandert na de tweede
nacht.
Het einde
nadert
Het moet een zeer angstige nacht zijn geweest voor Herman, daar alleen in het
gasthuis, met hevige pijn in zijn been en een snel verslechterende toestand.
Hij zal
naar zijn moeder verlangd hebben en gebeden hebben dat alles weer snel in orde
zou komen.
Waarom
moest hem dit overkomen?

|
Vader
Jozef Wijns naast de kist van zijn enig kind
|
Wanneer
zijn ouders de volgende dag (maandag 26 mei) op bezoek komen treffen ze een
heel andere Herman dan de dag ervoor.
Herman
keek bedrukt en klaagde zelfs: Ik leef hier niet graag...
Hij
maakte koorts terwijl zijn lichaam vocht tegen de voortschrijdende infectie.
Bovendien
leek hij de hoop opgegeven te hebben, leek hij te weten dat zijn einde naderde,
want wanneer zijn moeder zegt dat ze aan de broeders op school zal zeggen dat
hij die dag niet naar school komt antwoordt hij: Zeg maar dat ik nooit meer
naar school zal komen.
Zijn
opmerking verbaasde zijn ouders en joeg hen schrik aan.
Dan maakt
Herman een opmerking die hem volgens velen identificeert als iemand die in nauw
contact staat met God.
Hij
strekte zijn armen uit naar zijn ouders en sprak woorden die klonken als een
afscheid.
Och vake
en moeke, hoeveel ik van u houd, dat heb ik deze nacht pas goed gevoeld, en
hoeveel ik van de mensen houd. Zeg hen dat ik ze heel graag, heel graag, heel
graag zie!
Vader en
moeder gaan naar huis en Herman praat nog wat met de zuster.
- Ge
zoudt wel gaarne met ze mee zijn gegaan, niet waar?
-
Vroeger wel, zuster. Maar nu ik Onze Lieve Vrouw heb gezien, niet meer. Zij is
zo mooi.
Herman
was bereid om naar de hemel te gaan.
In
saecula saeculorum
Het nieuws over Hermans ongeval was inmiddels als een lopend vuurtje door
Merksem gegaan, en veel mensen kwamen hem bezoeken.
Maar met
Herman ging het snel bergafwaarts.
Pastoor
Bamps kwam hem 's middags berechten en de zegen geven en toen onderpastoor
Heymans later die namiddag aankwam in het gasthuis was Herman al niet meer bij
bewustzijn.
De koorts
was zorgwekkend hoog opgelopen en hij ijlde.
Pastoor
Heymans was een van Hermans beste maatjes in de kerk en voorovergebogen over
zijn bed hoorde hij zijn kleine vriend teksten uit de latijnse mislithurgie
opzeggen.
Dominus
illuminatio mea, et salus mea: quem timebo (De Heer is mijn licht en mijn
heil: wie zal ik vrezen).
Onrustig
in zijn doodstrijd probeerde pastoor Heymans Herman wat gerust te stellen.
Hij pakte
de hand van de jongen en zei: Hermanneke, niet bang zijn, gij gaat recht naar
Onze Lieve Heer.
Verbazend
was dat de jongen, buiten bewustzijn, antwoordde: In saecula saeculorum,
Amen.
Woorden die
hij zo goed kende uit de Mis: In alle eeuwigheid
Het waren
zijn laatste woorden, want diezelfde avond overleed Herman Wijns, tien jaar
oud, op de 26e mei 1941.
Alle
aanwezigen waren zeer onder de indruk, zozeer zelfs dat de andere zieken op de
zaal de zuster verzochten hem niet direct naar het lijkenhuisje te brengen,
maar hem nog een tijdje op de zaal te laten liggen.
De dood
was snel gekomen: zaterdag nog vol in het leven een kruisbeeld uit de vuilbak
gered, maandagavond levenloos in de kliniek.
Voor de
ouders was het plotse overlijden van hun enig kind een onuitsprekelijk
verdriet, maar zoals enkele dagen later zou blijken was bijna heel Merksem
aangedaan door het lot van de jonge misdienaar.
Zaterdag
nog springlevend op school, maandagavond dood in een ziekenhuisbed, na een
ongeluk met een glasplaat dat een dodelijke wond aan de knieholte veroorzaakte;
dat was het wrede lot van Herman Wijns.
Herman
Wijns had tijdens zijn korte leven indruk gemaakt op iedereen die hem leerde
kennen.

|
De kist
wordt vanuit de woning in de Wuytslei 23 naar de lijkwagen gebracht
|
Eerlijk
en open, toegewijd en voor zijn leeftijd soms verrassend volwassen.
Hoeveel
indruk hij tijdens zijn leven had gemaakt bleek tijdens de uitvaart die heel
het openbare leven in Merksem een dag stilzette.
Dinsdag
27 mei 1941
De dag na het overlijden van Herman was een moeilijke dag voor vader en moeder
Wijns.
Hun enig
kind was hen door een banaal ongeval (en wellicht enkele medische blunders
erna) ontnomen, en het was voor vader Wijns dan ook onverdraaglijk zijn zoon
achter te moeten laten in het onpersoonlijke dodenhuisje op de Bredabaan.
Daarom arrangeerde
Maria Van Mol, een zus van vader en Hermans liefste tante, dat Herman thuis
mocht worden opgebaard.
Onkel Mon
was schrijnwerker en maakte voor Herman een kistje.
Die werd
op de eikenhouten tafel in de voorkamer van het huis Wuytslei 23 geplaatst en
met geleend materiaal werd een rouwkapel ingericht.
Tijdens
de dagen voor de begrafenis stelde men een aantal eigenaardigheden vast.
Zo trad
de normale lijkstijfheid niet op.
De handen
en armen schoven telkens weg, waardoor men ze moest stutten en vastbinden.

|
Een
massa volk is op de been voor een 10-jarige jongen
|
Ook
lieten Hermans ogen zich niet sluiten, want hoe men ook zijn best deed, zijn
ogen vielen telkens weer open.
Alsof
hij nog een oogje op de wereld wilde houden.
Het
verschijnsel werd ook door de artsen vreemd gevonden, maar hun conclusies zijn
helaas verloren gegaan toen het doktersattest met veel andere waardevolle
archieven in 1944 tijdens de brand van het oude gemeentehuis werd vernietigd.
De
begrafenis zou vrijdag de 30e plaatsvinden en tijdens de drie dagen die Herman
thuis lag opgebaard sloeg het verdriet van de ouders om in verbittering, vooral
bij moeder Johanna.
Wij
hebben altijd ons best gedaan als christelijke mensen; wij hebben voortdurend
harde, vernederende beproevingen gekend en nu wordt ons ons enige kind
ontnomen...!
Vader
vond steun in zijn geloof: Had ik toen het gebed niet gehad, dan had ik de
hand aan mezelf geslagen

|
De
familieleden - alleen mannen! - volgende lijkwagen en de bloemen op weg naar
de St. Bartholomeuskerk
|
Vader en
moeder Wijns brachten de nachten voor de begrafenis door bij Maria Van Mol,
maar overdag vond vader alleen troost aan de kist van zijn zoon, waar hij de
tijd vertwijfeld biddend doorbracht.
Het
verlies van een kind, iets ergers kan een mens bijna niet overkomen.
30 mei
1941
Het regende lichtjes op die windstille lentedag in 1941, alsof de natuur mee
treurde.
Heel
Merksem leek uitgelopen voor de uitvaart en mensen die het meemaakten
herinneren zich de begrafenis van Herman Wijns als iets uitzonderlijks.
Bij het
buitenbrengen van de kist ontstond er dan ook een serieus gedrang aan de woning
in de Wuytslei toen de vele aanwezigen het kistje wilden aanraken.
Eens de
politie de orde weer een beetje hersteld had en Pastoor Michielsens en zijn
drie onderpastoors hun misdienaar aan huis waren komen begroeten en zegenen
ging de stoet in een zee van bloemen naar de St. Bartholomeuskerk.
De
rolluiken op de Bredabaan waren neergelaten en heel Merksem viel even stil.

|
Vader
Wijns - met zakdoek voor het gezicht - heeft het moeilijk tijdens de tocht
naar de kerk
|
Ook aan
de kerk was een erehaag van bloemen gevormd, maar terwijl Merksem een van zijn
meest religieuze momenten beleefde onderging vader Wijns het hele schouwspel
als leed, roof en onbegrijpelijk.
Na de
dienst in de St. Bartholomeuskerk werd Herman naar het kerkhof in de Van
Heybeeckstraat gedragen, waar hij in het familiegraf werd gelegd.
De plaats
was eigenlijk voorzien voor een ander familielid, maar die stond zijn plaats
graag af aan zijn neefje.
Aan de
rand van het graf stonden Hermans schoolmakkers, en vooral op hen moet de
uitvaart - het zal voor velen de eerste keer zijn geweest - een grote indruk
hebben gemaakt.
Maar ze
waren niet de enigen.
Mensen
gingen na afloop niet - zoals gebruikelijk na een begrafenis - op café : Als
ge zoiets hebt meegemaakt, dan gaat ge in stilte naar huis.
Kanunnik-onderpastoor
Pijpers zei naderhand: Ik heb het geluk gehad in mijn leven in persoonlijk
contact te zijn geweest met twee heiligen: eerst met priester Edward Poppe,
later met mijn misdienaar Herman Wijns.
Wat zal
onze kerk leeg zijn nu we Herman moeten missen, bedacht een andere priester.
De dagen
na de begrafenis bleven de bloemen toestromen op Hermans graf en als snel was
er sprake van een heuse verering.
Reeds in
1942 (!) verscheen het eerste boekje over het leven van Herman en in de jaren
die volgden verschenen er wereldwijd artikelen en nog een heel aantal boekjes
over Herman.

|
Het
eerste graf van Herman. Vanwege de vele exvoto's was er al gauw ruimtegebrek
en werd de kist in 1957 opgegraven en verplaatst naar de huidige ligplaats
vlak naast het zwembad
|
Veel
mensen beweerden op voorspraak van Herman een gunst van God te hebben
ontvangen: genezing of een succesvolle operatie.
Al kort
na de begrafenis verschijnen er dankplaatjes (exvoto's) aan zijn graf, om
Herman te bedanken.
Eén ervan
drukt mooi uit waarom Herman wereldwijd beroemd is en er in sommige katholieke
landen (Mexico!) zelfs foto's in alle schoolklassen hangen met Herman als
voorbeeld voor de jeugd: "Hier rust in zalige vrede een grote vriend van
Onze Lieve Heer."
Spijtig
dat wij geen andere kinderen hadden, wij konden niet vergelijken. Wij hebben
het op dat moment nooit gezien, dat Herman anders was dan andere kinderen,
zou moeder Johanna Dens na Hermans dood nog vaak opmerken.
In 1958
was het aantal exvoto's zo gegroeid dat het graf - midden op de begraafplaats -
verplaatst moest worden.
Inmiddels
neemt het nieuwe graf meer dan 100 m² in beslag en staan er om en nabij 4.000
dankbetuigingen rond.
Elke
eerste vrijdag van de maand trekt de mis die bij zijn graf wordt opgedragen
honderden bezoekers en elke dinsdag komt een steeds groeiende gebedsgroep samen
aan het bed van Herman, in het Herman Wijns Huis in de Van Heybeeckstraat 23.
Een
museumpje dat een bezoek meer dan waard is, maar daarover een andere keer meer.
Hoewel
maar weinig Merksemnaren Herman Wijns kennen is hij wereldberoemd.

|
Het
graf van Herman Wijns anno 2006: een bedevaartsoord, waar dagelijks mensen
komen bidden en waar elke eerste vrijdag van de maand een mis wordt
opgedragen. De huidige ruimte schiet alweer tekort om de vele exvoto's te
kunnen plaatsen
|
De vele
mensen die menen door Herman te zijn geholpen zijn er heilig van overtuigd dat
Herman nog steeds in contact staat met God en nog steeds mensen helpt.
Arjan
Plantinga (vrij naar Avents/De Maeght)
Vrienden
van Herman Wijns vzw
Alice Dierckx, voorzitter
Tel.: 0487 67 89 39
vriendenhermanwijns@gmail.com
Herinnerinsghuis:
Van Heybeeckstraat 23
2170 Merksem
|