Opvoeding
Herman, de Kleine Pastoor had een goed karakter, we zagen het al in de vorige
afleveringen..
Liegen of
bedriegen was niet des Hermans, iemand kwetsen kwam niet bij hem op.
Hij had
eens gehoord hoe iemand zijn vader, Jozef Wijns in diens afwezigheid beledigde.
Herman
vertelde niemand over hetgeen hij gehoord had, maar terug naar die man wilde
hij niet.
Wanneer
men hem vroeg wat hij toch tegen de beste man had, zweeg hij diplomatiek -
zeven jaar oud.
Zeer
gelovig was Herman en dat zal veel te maken hebben gehad met de opvoeding die
het kereltje kreeg.
Zijn
moeder, Johanna Dens was een fijngevoelige en toegeeflijke vrouw, zijn vader
een zeer vroom man.

|
Pastoor
Wuyts wilde de vader van Herman Wijns tot het priesterambt beroepen, maar
daar stak grootmoeder Wijns een stokje voor. Als weduwe had ze al haar zoons
nodig om rond te komen
|
Vader
Jozef Wijns kwam uit een groot en kinderrijk (acht) gezin en aangezien
grootvader Wijns overleed voor zijn oudste zoon volwassen was moest ook vader
Wijns al jong gaan werken.
Er waren
in die tijd nauwelijks sociale voorzieningen en geen werk betekende
eenvoudigweg geen brood op de plank.
De vader
van Herman was door de pastoor van de St. Bartholomeusparochie - E.H. Wuyts -
uitverkoren om priester te worden, maar grootmoeder Wijns dacht daar anders
over, hoewel zelf een godvruchtige vrouw van de oeroude stempel.
Afstanden
rekende ze in paternosters of weesgegroetjes: ''Van Merksem naar Schoten is
drie paternosters'.
Maar hoe
christelijk ook, ze zag er het nut niet van in een van haar kinders in een ver
oord tot priester opgeleid te laten worden.
Ze had
d'r kinderen graag in haar buurt, en aarzelde niet om een van haar zoons zijn
vaders trouwring mee te geven toen die moest gekeurd worden voor de militaire
dienst...
'Ik bid
al'
Vader Wijns kwam dus uit een oud-christelijk maar stoer gezin, waar God werd geëerd
maar ook hard gewerkt moest worden.
Herman
zag zijn vader vaak en lang bidden bij een beeldje van O.L. Vrouw van Lourdes
en geïntrigeerd door dat schouwspel imiteerde Herman al als kleuter zijn vader
en prevelde met een klein rozenhoedje zijn zelfbedachte gebedjes.
Nog voor
zijn eerste H. Communie ging Herman doordeweeks, 's ochtends in alle vroegte,
regelmatig met zijn vader mee naar de H. Mis en na de H. Communie deed hij dat
elke dag.

|
De St.
Bartholomeuskerk zoals Herman haar kende, met achteraan nog het oude altaar
dat bij de verwoesting van de kerk in 1944 verloren ging.
|
Zoals
veel kinderen in die tijd had Herman zijn eigen kerkboekje 'Ik bid al', waarin
op elke bladzijde een tafereel uit de H. Mis stond afgebeeld.
Later
volgden uiteraard ook 'De Kleinen bij Jezus', een 'Hosannaboekje' en, toen hij
9 jaar oud was, een missaal.
Zijn
kinderbijbeltjes waren bij zijn overlijden allemaal stukgelezen: de ruggen eraf
of los en alle pagina's beduimeld.
Bidden
voor de overledene
De jongen moet helemaal overdonderd zijn door de indrukwekkende symboliek van
het katholicisme zoals dat in de jaren '30 nog alom tegenwoordig was, en zoals
een jongen van zijn leeftijd tegenwoordig voetballer Ronaldinho of rapper
'50 Cents' vereert, zo bestond voor Herman alleen de H. Mis.
Heeft een
kind van zijn leeftijd anno 2006 misschien een plakboek met voetbalsterren, zo
had Herman zijn missaal vol plaatjes van Christus, OL. Vrouw, de H. Jozef of
Joannes.
Opvallend
aspect aan zijn missaal was de voorliefde voor mensen die waren gestorven.
Achterin
treffen we een lijstje aan van alle overledenen van zijn tijd als misdienaar,
compleet met datum.
Wanneer
hij later als misdienaar mee een lijk moest uitdragen zag men Herman biddend in
de begrafenisstoet.
Gevraagd
naar het waarom zei hij: Iedereen volgt de lijkbaar, er wordt gesproken en
gerookt. Er is echter niemand die bidt voor de overledene.
Vroom was
Herman en misnoegd over diegenen die niet naar de wetten van de kerk leefden.
Zo vinden
we in zijn missaal bijvoorbeeld ook een lijstje van mensen uit zijn straat (dan
al de Wuytslei) die op zondag niet naar de H. Mis gingen, ook weer met datums
en al.
Niets of
niemand kon Herman weerhouden naar de heilige mis te gaan.
Hij
leefde er voor.

|
Herman
Wijns, de Eucharistische Kruistochter
|
Toen zijn
moeder hem eens verbood om naar de H. Mis te gaan omdat het te slecht weer was,
antwoordde Herman: Niet naar de Mis, dan ook niet naar school.
Zijn
vroomheid en toewijding tot de kerk was natuurlijk ook de broeders van het
St-Eduardusinstituut opgevallen en het was daarom dat hij kort na zijn eerste
H. Communie door broeder Elianus werd uitgekozen om Eucharistische Kruistochter
te worden.
Omdat hij
van kindsbeen af op de Eucharistie gericht was bleek Herman een goed
Kruistochter en zijn uitverkiezing maakte van hem een nog vuriger Christen.
Zorgen
Vanaf Hermans geboorte tot hij een jaar of zeven was verging het vader en
moeder Wijns goed.
Hun
beenhouwerij op de Bredabaan liep aanvankelijk super, maar de crisis van de
jaren '30 trof ook de familie Wijns en in 1938 moest men de boeken toe doen.
Men
betrok het gelijkvloers van het pand op de Wuytslei 23 en vader en moeder Wijns
moesten uit werken gaan.
Voor
mensen die vier gasten en een dienstmeid hadden gehad was het werken voor een
baas moeilijk te accepteren en van de zorgeloze sfeer in huize Wijns was al
snel niets meer over.
Vader nam
zijn toevlucht tot het gebed terwijl moeder Wijns juist van haar geloof viel.
Herman
had het daar moeilijk mee.
Zijn
moeder ging niet meer naar de kerk en daar maakte de kleine jongen zich grote
zorgen over.

|
Een
gebeurtenis waar Herman vrijwel zeker getuige van was: de St.
Bartholomeusprocessie op de Bredabaan in 1937
|
Hij
probeerde zijn moeder over te halen, maar gedeprimeerd door de tegenslagen in
haar leven kon moeder Wijns het niet opbrengen.
Waarom
vraag je het zo dikwijls, klaagde ze tegen haar godvruchtige zoon.
Nu, ik
dacht zo maar, zie je... Vake en ik daarboven en jij... zou hij geantwoord
hebben.
Herman
Wijns gaf al op jonge leeftijd blijk van een groot begrip van het wezen van de
katholieke kerk en zij die hem gekend hebben spreken ervan hoe hij nooit
aarzelde om de mensen om hem heen te wijzen op het belang van de H. Mis, de H.
Communie en de Lithurgie.
Het was
dan ook zijn begrip van en zijn toewijding aan de H. Kerk die hem in laatste
jaar van zijn leven tot een opmerkelijke misdienaar maakten.
Misdienaar
worden
Wat voor kinderen van onze tijd een beroemde voetballer, zanger of actrice is,
was voor Herman Wijns O.L. Vrouw, Jezus Christus en de H. Kerk.
Spelen
kinderen anno 2006 met een playstation of voetbal in het park; Herman speelde
het liefst de H. Mis zijn onkel Mon.
Herman
stond in zijn korte leven open voor al hetgeen het Katholicisme verkondigde en
zijn drang naar het altaar was uiterst opmerkelijk.
Wanneer
een vriendje Willy hem kort voor zijn negende verjaardag vraagt welk cadeau hij
wenst, antwoordt Herman dat hij misdienaar wil worden.
Hij
vraagt het aan zijn vader, maar die vindt hem nog te jong voor zo'n ernstige
zaak.
Herman
vraagt zijn tante Marie eens met zijn vader te praten en die weet vader Wijns
over te halen.
Nadat hij
zich door zijn zoontje heeft laten overtuigen van diens motivatie stemt hij
ermee in, en enkele weken na zijn negende verjaardag neemt vader Wijns zijn
enig kind mee naar de pastoor om diens toestemming te vragen.
Die heeft
zijn twijfels, maar is snel overtuigd, zo blijkt uit volgende anekdote.

|
Jacobus
Michielsens uit Stabroek (1876-1946) was pastoor van St. Bartholomeus toen
Herman er misdienaar was
|
Meneer
pastoor - Jacob Michielsens - meende namelijk dat Herman te klein zou zijn om
de staander met het misboek te tillen.
Maar
nee, Mijnheer pastoor. Tijdens de week is het een houten staander die ik kan
optillen. Op zondag is het de bronzen, maar dan tilt u de staander zelf,
antwoordde de jongen.
Meneer
pastoor kan zijn lachen bijna niet onderdrukken en zegt dat in dat geval Herman
de volgende dag reeds de mis mag dienen.
Hermans
is buiten zinnen van vreugde, nodigt al zijn familie en vrienden uit en noteert
die dag - 6 april 1940 - in zijn zakagenda: 'Vandaag ben ik misdienaar
geworden'.
Voorbeeldig
Voordat vader Wijns zijn zoon meenam naar pastoor Michielsens had hij Herman
laten beloven zijn taken als misdienaar zeer serieus te nemen en nooit te
verzaken, maar of dat noodzakelijk was...
Een
misdienaar als Herman hebben ze in St. Bartholomeus nog nooit gehad en hij is
dan ook een grote hulp voor de pastoors.
Foutloos
vindt hij de juiste bladzijden in het kerkboek en legt hij de mis klaar.
De
priester en zijn onderpastoor Pijpers zijn onder de indruk van de diepe ernst
van de negen-jarige jongen en het is een cadeau van de Onderpriester - het boek
'Er zullen heilige kinderen zijn' - dat Hermans beleving van het geloof nog
intenser maakt.
Ik ben
oud geworden in het priesterschap maar nooit heb ik een misdienaar als Herman
meegemaakt. Wanneer ik me omdraaide bij het 'Orate Fratres' zag ik hem in een
aureool van licht, zei een missionaris, Pater Janssens ooit tegen zijn ouders.
De ouders
namen het verhaal met een korreltje zout, maar na Hermans dood hoorden ze veel
zulke verhalen over hun zoon.
God
luistert niet
Na zijn aanstelling als misdienaar offert Herman zijn hele bestaan op voor zijn
geloof.
Strikt
volgt hij de regels van de kerk en houdt zich zelfs aan voorschriften die al
lang zijn afgeschaft.
Het is
ook in deze fase van de tien jaar die hem gegeven werden dat hij indruk maakte
op de mensen om hem heen met verbluffend volwassen uitspraken.

|
Dit
kruis vond Herman op weg van school naar huis in een vuilnisbak. Herman is
ontdaan door het gebrek aan respect. 'Heiligschennis noemde hij het. Aan zijn
vader vertelde hij dat hij drie keer terug was gegaan naar de vuilbak, maar
dat hij zich schaamde om het eruit te halen. Toen hoorde ik een stem 'Wel
Herman, schaamt jij je nu voor mij?'. Vlug heb ik het eruit gehaald en mee
naar huis genomen. Het hing tot zijn dood boven het altaartje in zijn slaapkamer.
|
Zijn
vader en moeder hebben het moeilijk vanwege het verliezen van hun beenhouwerij.
Moeder
heeft werk gevonden, maar vader slaagt er maar niet in.
De
problemen stapelen zich op voor het gezin, maar vader heeft vertrouwen in God
en bidt.
De ene
noveen na de andere bidt vader Wijns, maanden aan een stuk.
Op een
dag zegt hij vertwijfeld tegen Herman: Maanden lang bidden we de ene noveen na
de andere. Het levert niets op. Je ziet toch ook wel dat God niet naar ons
luistert?
Herman
pakte het gezicht van zijn vader in zijn handen, en zou gezegd hebben: Vake,
de waarde van het gebed ligt in het volhouden. Anders heeft bidden geen zin.
De vader
geloofd zijn zoon en blijft bidden.
Enige
tijd later krijgt hij inderdaad en goede betrekking bij de Openbare Diensten en
de financiële problemen voor het gezin zijn voorbij.
Die waren
groot geweest.
Zo groot
zelfs dat het schoolgeld van de Broeders niet meer betaald kon worden en Herman
naar de Gemeenteschool moest.
Voor
Herman was dat moeilijk te accepteren geweest en het eerste dat hij dan ook zei
toen vader een job vond was: Vake, nu moet ik niet meer naar de
Gemeenteschool, niet waar?.
Toen
vader dat bevestigde was de kleine zo blij dat hij het Heilig Hartbeeld in zijn
armen nam en er zingend mee ronddanste.
Oorlog
Mei 1940, de Tweede Wereldoorlog is losgebarsten.
Wanneer
het op een avond tijd is om naar 't Lof te gaan, terwijl er hevig wordt
geschoten op overvliegende vliegtuigen raadt vader Wijns zijn zoon af om de
straat op te gaan.
Maar
Herman wil er niet van weten en haalt zijn vader over met hem mee te gaan.
Na een
gevaarlijke tocht komen ze aan in de kerk.
Er is
niemand en wanneer meneer pastoor arriveert zegt hij dat er geen Lof zal zijn.
Herman,
die al was begonnen de mis klaar te leggen, is zeer teleurgesteld dat er
niemand het gevaar heeft durven trotseren voor de Heer...
De
komende maanden klonk vaak het luchtalarm, maar Herman had er geen schrik van.
Boven
zijn bed hing een kruisbeeld en dus wist Herman dat hij zich geen zorgen hoefde
te maken.

|
Het
Heilig Hartbeeld waar Herman mee ronddanste toen hij van zijn vader te horen
kreeg dat hij weer naar de Broeders in het St-Eduardusinstituut mocht.
Tijdens zijn dansje liet Herman het beeld vallen, waardoor de handen van
Christus ervan afbraken.
|
Vreemdgenoeg
geloofden zijn ouders hem, waardoor ook zij niet meer naar de schuilkelders
gingen wanneer er luchtalarm was.
Ook
anderen wist Herman in die eerste oorlogsmaanden te overtuigen van de
bescherming van zijn God, zozeer zelfs dat een buurman weer naar de kerk begon
te gaan en ook zijn kinderen naar een katholieke school stuurde.
Lijdensweg
De winter van 1940 was ijskoud.
Herman
kreeg door de kou twee wintervoeten, maar verzweeg het wekenlang omdat hij
vreesde niet meer naar de mis te mogen gaan.
Toen het
niet langer ging en hij zijn voeten aan zijn moeder toonde, verschoot ze.
Ach,
jongen, maar wat een pijn moet je hebben.
Toch
moest ze beloven het niet aan zijn vader te vertellen opdat die hem niet zou
verbieden naar de Mis te gaan.
Zijn
wonden werden echter erger en na een tijdje kon hij nauwelijks nog lopen.
Vader
vroeg zich af wat er met zijn zoon aan de hand was omdat die zo mankte, en bij
het zien van de etterende wonden beval hij Herman acht dagen thuis te blijven.
De jongen
was diep ongelukkig maar liet zich niet tegenhouden.
Met
moeder maakte hij de afspraak dat ze zijn voeten 's avonds zou verzorgen, zodat
hij direct nadat zijn vader naar zijn werk is naar de kerk kon gaan.
Maar
Herman kan nauwelijks lopen.
Zijn
voeten ingebonden in oude lakens, met drie paar sokken erover in een paar oude
schoenen van zijn vader gestoken strompelt hij, telkens weer vallend van de
Wuytslei naar de kerk.
Hij moet
serieuze pijn geleden hebben, maar niets kan hem ervan weerhouden naar de Mis
te gaan.
Op een
dag had de tram van vader vertraging.
Terwijl
hij wachtte zag hij de jongen met veel pijn en moeite, telkens weer struikelend
door de hoge sneeuw voortploegen, op weg naar de mis.

|
Herman
als misdienaar
|
Vader
Wijns had boos moeten zijn dat zijn zoon zijn bevel om het bed te houden niet
opvolgde, maar in plaats daarvan was hij ontroerd.
Kom
jongen, zet je op mijn rug, dan zal ik je naar de kerk dragen.
Herman
wilde er echter niet van weten: Nee, vake. Je zult je tram missen en te laat
op je werk komen.
En weg
was hij, strompelend de laatste honderd meter naar de kerk afleggend.
Bedevaart
Die avond was Herman er niet om zijn vader te begroeten.
Moeder
Wijns vertelde haar man dat hij die middag met hoge koorts thuis gekomen was en
direct gevraagd had of hij naar bed mocht.
Omdat er
in de weken erna geen verbetering optrad besluiten vader en moeder Wijns op
aanraden van een kennis met hun zoon op bedevaart naar het graf van Pater Paul
in Dendermonde te gaan.
Ze
ontmoeten er Pater Boudewijn op zijn sterfbed, die hen aanraadt poeder van
rozeblaadjes, gegroeid op het graf van de H. Benedictus in Italië, op de
pijnlijke voetjes te smeren.
De
volgende morgen kwam Herman kwiek de trap afgerend: zijn voeten waren genezen!
Voorvoeld
Terug in Merksem stortte Herman zich met nog meer energie op zijn taak als
misdienaar.
Moest hij
iets inhalen?
Of had
hij haast omdat hij voelde dat hij niet veel tijd meer had?
Een
voorval van kort voor zijn dood wijst ook die kant op, vertelde ooit zijn
vader.
Herman
kwam eens klagen dat hij op weg naar huis werd lastiggevallen door een grotere
jongen. Ik vroeg hem of hij zich niet meer kon verdedigen. 'Jawel hoor' zei hij
toen. Kort na zijn overlijden kwam er hier een jongen aan de deur kloppen. Hij
barstte in tranen uit en zei me dat hij schuld had aan Hermans dood. Ik vroeg
hem waarom. Hij vertelde me dat hij Herman meermaals achterna had gelopen en
hoe Herman hem had ontweken. De jongen had Herman uitgescholden, en die had
geroepen 'Je hebt een lage ziel'.
De
jongen is toen nog feller tegen mijn zoon uitgevlogen, waarop Herman heeft
gezegd: 'Het zal niet makkelijk zijn u te bekeren, maar als ik het hier niet
kan, zal ik het doen als ik in de hemel ben.'
In de
weken kort voor zijn dood insinueerde Herman nog enkele keren dat hij
voorvoelde wat er ging gebeuren.
Toen hij
een keer als spel de tafels en stoelen neerzette voor zijn aanstaande Plechtige
Communie - die hij nooit zou doen - zei hij tegen zijn moeder dat de mensen
beter bloemen mee zouden brengen dan geschenken.
Wanneer
zijn moeder hem een paar dagen later liggend op de vloer aantrof en hem vroeg
wat hij aan het doen was antwoordde hij: Ja, die mannen zullen voor mij een
grote kist nodig hebben...
De dag
voordat hij zijn fatale val maakte joeg hij zijn moeder echt angst aan toen hij
nog eens probeerde haar over te halen weer naar de Mis te gaan.
Herman
ik heb daar nu geen tijd voor, antwoordde ze hem.
Toen ze
wilde voortgaan met haar werk hield Herman haar tegen.
Moeke,
als vake en ik in de hemel zullen zijn... En jij dan?
Moeder
kon de woorden van haar zoon niet aan en zei hem haar met rust te laten.
Moeke,
zegt Herman weemoedig wanneer hij ziet dat zijn moeder niet naar hem luistert.
Nu heb
je geen tijd, maar als Herman dood zal zijn, zul je wel tijd hebben.
Zijn
moeder is diep geschokt door de woorden van haar kleine jongen en tracht ze te
vergeten.
Binnen
enkele dagen zou ze echter ondubbelzinnig worden herinnerd aan het gesprek en
aan de voorvallen van een paar dagen eerder.
Van : Arjan Plantinga (Vrij naar Avents en De Maecht)
|