Dienares
van God Anne Louise Lateau gestigmatiseerde, mystica en offerziel (1850-1883)

Haar
vroege leven
Anne Louise Lateau werd geboren in Bois dHaine
(Henegouwen) op 13 januari 1850. Haar vader, Gregory was dan 28 jaar en was een
metaalbewerker die tewerkgesteld was in de nabij gelegen gieterij. Spijtig
genoeg kreeg hij de pokken en stierf op 17 april 1850, 3 maand na de geboorte
van Louise. Hij liet de moeder Adele (Pissens) Lateau achter met drie dochters.
De oudste dochter, Vosine was net drie jaar oud; de tweede,
Adeline, iets ouder dan twee jaar en de derde, Louise was jonger dan 3 maand.
Toen hun vader stierf was niets hulpelozer dan dit kleine huishouden. De arme
moeder, die bijna in het kinderbed stierf was nog altijd ziek en bedlegerig.
Louise zelf had zelf de pokken en vrienden en buren bleven weg, bang om besmet
te geraken.
Kleine Vosine, die 3 jaar was, deed alles wat een klein
kind kon doen. Van het ene ziekbed van haar moeder naar de wieg van haar zus
Louise, moest ze hen de absolute noodzakelijkheden geven. De dagen vlogen
voorbij en de reserves van het arme huisje waren spoedig uitgeput, en de honger
begon zich te gevoelen.
In deze extreme omstandigheden, kwam uiteindelijk hulp van
een goede boer, Francis Delalieu. Deze man vond zijn weg in het huis, twaalf
dagen na de dood van hun vader. Hij vond Louise die bijna op sterven lag,
terwijl de rest van het gezin tot het extreme werd op de proef gesteld. Hij
zorgde meteen voor voedsel en voor de meest nodige zaken. Van die dag af waakte
hij over hen en begeleidde hen tot ze allen gezond waren.
De ziekte van de moeder was ernstig en langdurig en pas na
twee en een half jaar herwon ze haar vroegere gezondheid. Ze had bijna geen
middelen van bestaan, behalve het kleine stukje grond waarop het huisje stond
en die in gelukkiger dagen, haar bruidsschat was. Maar ze aanvaardde haar harde
lot met een moedige geest. Ze worstelde tegen de armoede en om onafhankelijk te
blijven. Dag en nacht wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor haar kinderen en
de hele dag zwoegde ze voor hun dagelijks brood. Terwijl ze weg was naar haar
werk liet ze de kinderen thuis alleen. De oudste dochter moest voor haar twee
zusjes zorgen. Arme kleine kinderen, ze hadden vele ontberingen te verduren! Ze
moesten de koude winters doorkomen dikwijls zonder vuur en hun voedsel was uiterst
schaars. God zij dank groeiden ze op tot gezonde dochters en de tijd brak
spoedig aan dat ze hun moeder konden helpen in het dagelijkse labeur.
Toen Louise 8 jaar was werd ze voor korte tijd geplaatst
bij een zwakke oude vrouw uit de buurt die hulp nodig had omdat haar zoon op
het werk was. Later werd ze voor vijf maand naar school gestuurd. Daar leerde
ze haar catechismus, en leerde ze wat lezen en schrijven. Dit was al de
scholing die ze ooit kreeg. Toen ze 11 jaar was deed ze haar Eerste Communie en
leefde ze bij een tante aan haar vaders kant die leefde in Manage. Deze goede
vrouw was 78 jaar en zeer zwak; ze stierf twee jaar erna, en Louise die haar
had gediend gedurende die tijd met opmerkelijke ijver en toewijding werd in
dienst genomen door een vrouw in Brussel.
Daar werd ze ziek en werd ze gedwongen om te vertrekken na
zeven maanden. Maar nadien bleef deze vrouw Louise van tijd tot tijd opzoeken
in Louises thuis in Bois dHaine. Toen ze een paar weken thuis was, werd
Louise terug beter en vond ze een nieuw onderkomen in een gezin van een kleine
boer te Manage. Van deze plaats werd ze terug thuis geroepen door haar moeder;
van toen af bleef ze thuis voor de rest van haar leven, en legde ze zich
volledig toe op naaiwerk en de huishoudelijke taken.
Haar
buitengewone liefdadigheid op haar zestiende met de dood voor ogen de cholera
epidemie
Een ander buitengewone karaktertrek is haar liefdadigheid.
Ze was zelf arm, maar ze had een passie om de armen te helpen. Wanneer ze een
kind was wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor de zieken, met een
opmerkelijke onbaatzuchtigheid en tact. Nadat ze terug thuis woonde, en er
stierf iemand in het dorp was het bijna altijd Louise die de rouwende familie
hielp en het lichaam voorbereidde om begraven te worden.
In 1866 heerste de afschuwelijke en dodelijke ziekte
cholera in Belgie en brak uit in Bois dHaine. De ziekte richtte een grote
ravage aan en deed de mensen panikeren. De cholera epidemie trof eerst een
gezin van een werkman. Het gezin bestond uit zeven personen. De vier zonen die
panikeerden over de besmettelijke ziekte vluchtten uit het huis en lieten hun
vader, moeder en zuster in de steek. De parochiepriester die Louises
heiligheid en naastenliefde kende, zond Louise. Ze nam haar taak op in het
verlaten huis. Ze bleef bij de vader en moeder tot het laatste uur-ze stierven
beiden op dezelfde dag; en ze bleef bij de zuster tot de zonen eventjes naar
huis terugkwamen om hun zuster naar een ander huis te brengen. Louise baarde de
twee lichamen op en plaatste hen in een kist en met de hulp van haar zuster
Adeline droegen ze de kisten uit het besmette huis.
Sommige mannen, die aangemoedigd werden door het heroisch
voorbeeld van deze jonge meisjes, brachten de lichamen naar de begraafplaats.
Louise, met dokter en priester bleef dit werk verderzetten gedurende de hele
tijd dat de epidemie duurde. Ze verliet nooit de huizen waarin de epidemie zich
manifesteerde. Ze kon natuurlijk niet overal tegelijk zijn; maar ze zorgde voor
6 cholera patienten in de maand, baarde de doden op, en droeg verscheidene van
hen naar de begraafplaats. En dat alles toen ze maar zestien jaar was. Toen de
epidemie eindelijk over was, deed ze terug haar huishoudelijke taken thuis.
Door haar reputatie van liefdadige werkster voor de zieken
werd ze jaren nadien nog opgeroepen toen iemand in het dorp ziek was en niemand
kon zorgen voor hen. Ze ging onmiddellijk naar de zieke persoon ongeacht het
type van ziekte, of het besmettelijk was of niet, en zorgde voor hen met een
opmerkelijke ijver, oprechte naastenliefde en zorg, en zorgde zo goed als
mogelijk voor hen.
Haar
persoonlijkheid en karakter
Louise Lateau wordt beschreven als een persoon met een
opgeruimd karakter, en van een minzaam, onbaatzuchtige ingesteldheid. Ze is
middelmatig intelligent en eenvoudig. Goedheid en gezond verstand lijken haar
karakteristieken te zijn. Ook haar vroomheid is praktisch en onopvallend. Ze
houdt van de eenzaamheid en teruggetrokkenheid; en behalve als gehoorzaamheid
van haar kerkelijke oversten, praat ze nooit over de buitengewone fenomenen die
ze ondervindt.
De beroemde dokter Lefebvre verzekert ons hoewel ze sommige
vriendinnen heeft van haar leeftijd die ze van haar kindertijd kent, wordt over
haar extases en stigmata nooit gesproken. Ze behoudt dezelfde terughoudendheid
tegenover haar moeder en haar zusters, en zij praten ook nooit over het
onderwerp in haar aanwezigheid. Ze is extreem terughoudend met betrekking tot
de buitengewone mystieke genaden die ze gekregen heeft door God.
Louise
werd de stigmata gegeven
Op vrijdag 24 april 1868 wordt het eerste spoor van de
stigmata zichtbaar. Ze bemerkte dat wat bloed vloeide uit haar linkerzijde. Met
haar gewoonlijke terughoudendheid vertelt ze niets aan niemand, ook niet aan
haar moeder of zusters. Op de volgende vrijdag kwam er terug bloed uit dezelfde
plaats, en ook op beide voeten. Ze sprak er nu over met haar geestelijke
leidsman, de parochiepriester van Bois dHaine. De priester die verbaasd stond
over zon buitengewoon fenomeen probeert haar vrede en kalmte te geven en
vertelde haar er niets over te zeggen.
Op de derde vrijdag, 8 mei vloeide bloed, gedurende de
nacht, van haar linkerzijden en haar voeten; en tegen 9.00 u in de morgen kwam
er ook bloed uit haar handpalmen . Ze ging voor de eerste keer in extase, op
vrijdag 17 juli in hetzelfde jaar: en twee maanden later, op vrijdag 25
september verschenen bloedige punten rond haar hoofd. Al deze fenomenen deden
zich herhaaldelijke keren voor op elke opvolgende vrijdag zonder onderbreking:
met enige uitzondering dat de bloedende kroon rond haar hoofd gedurende het
eerste jaar maar soms bloedde, en dat de andere stigmata niet bloedden op twee
gelegenheden.
Van de tijd dat bloed uit haar handen vloeide, kon de
buitengewone toestand van Louise niet langer een geheim blijven. Het nieuws
verspreidde zich. Een verzamelde zich elke week een menigte rond haar moeders
huis; zodanig groot dat de kerkelijke autoriteiten moesten ingrijpen in deze
zaak. Men vroeg Dokter Lefebvre om de hele zaak te onderzoeken, vanuit medisch
standpunt. Zijn studie begon op 13 augustus 1868 en bleef een jaar en een half
duren. Hij installeerde een microscoop in het huis van Louise en onderzocht het
bloed op het moment toen het uit de wonden vloeide. Hij werd in dit onderzoek
bijgestaan door twee van zijn medische collegas die beiden vakkundig waren in
microscopische onderzoeken : Dr Hairion en Dr Van Kempen.
Na nauwkeurig onderzoek, waren ze ervan overtuigd dat de
witte en rode bloedcellen een normaal karakter hadden en een specimen waren van
gezond menselijk bloed.

De
handschoen test op de stigmata
De stigmata verschenen elke week rond middernacht op
donderdagavond, en bleven tot in de late vrijdagnamiddag tot rond 17.00 u. In
zijn inspanning om grondig de zaak te bestuderen plaatste Dr Lefebvre speciale
handschoenen op Louise, hen afsluitend met een speciale koord en wassen zegel
zodat het onmogelijk werd om ermee te knoeien zonder dat het opviel. Het
resultaat was dat de stigmata zich voordeden op donderdagavond, zoals
gewoonlijk met de verzegelde handschoenen aan. Dit gaf de dokters voldoende
bewijs van het bovennatuurlijk karakter van de stigmata.
Er kan geen twijfel over bestaan dat het bloeden van de
stigmata een bron van pijn is, hoewel Louise er nooit over sprak. Gedurende de
extase was ze waarschijnlijk onbewust van pijn, zoals ze dan voor elke andere
lichamelijke ervaring ongevoelig was. Maar voordat de extase zich inzette en
nadat het was gestopt, was Dr Lefebvre ervan overtuigd dat ze veel pijn leed.
Dat leidde hij af van haar bewegingen en gedrag.
Tegen de vrijdagavond stopte het bloeden meestal; maar niet
altijd op hetzelfde uur. De volgende dag waren de stigmata droog en wat
blinkend. Hier en daar was wat opgedroogd bloed, maar dit werden korsten die
eraf vielen. Op zaterdag morgen deed Louise terug haar gewone werk. Ze
onderbreekt enkel haar werk om naar de Mis te gaan en de Heilige Communie te
ontvangen in de Parochiekerk.
Haar
extases
Louises exstases begonnen tussen 9.00 en 10.00 u op
vrijdagmorgen en bleven normaal duren tot 17.00 u in de namiddag. Louise die op
vrijdag niet kon werken door haar bloedende stigmata is meestal aan het bidden
tot de extase komt. Hoe dan ook komt de extase zelfs al is ze in gesprek met
iemand. Dokter Lefebvre is aanwezig op vele gelegenheden en op een van die
gelegenheden doet hij verslag:
Het is half acht s morgens. Ik begin een conversatie met
het meisje, en we spreken over de meest uiteenlopende zaken. Ik vraag haar over
haar bezigheden, haar educatie, haar gezondheid. Ze beantwoordt al mijn vragen
eenvoudigweg, exact en bondig. Gedurende haar conversatie is ze kalm en is de
uitdrukking op haar gezicht natuurlijk, en heeft ze haarzelfde kleur. Haar huid
is koel: haar hartslag slaat 72 per minuut. Na enige tijd verslapt de
conversatie en is er een pauze. Ik wil opnieuw starten, maar ik merk dat Louise
bewegingsloos is, met haar ogen naar boven gericht en in contemplatie verkeert.
Ze is in extase.
Een gelijkaardig verslag werd gegeven door Dr Imbert
Gourbeyre een professor in de medische school van Clermont in Auvergne. Ik had
Louise onderzocht en ondervraagd, zegt hij voor een uur en een kwart. Mijn
laatste vraag was over de cholera patienten die ze had geholpen. Ze vertelde me
dat ze negen of tien van hen zag sterven. Ik vroeg haar of ze bang was. Ze
antwoordde dat ze niet bang was. Help je graag de zieken verplegen? Ik wil de
vraag opschrijven, maar Louise geeft geen antwoord. Ik kijk naar haar en zie
dat ze reeds in extase verkeert. In de zomer van 1869 werd door haar
geestelijke oversten bevolen de extase tegen te houden voor zover in haar macht
lag. Het was zelfs voorgeschreven dat ze de vrijdagmorgen haar werk verder
moest zetten, hoe moeilijk het ook was. De Bisschop van Brits Columbia, Dr dHerbomez
verkreeg toelating van de kerkelijke autoriteiten om Louise te zien: hij ging
op bezoek bij haar samen met Abbe Mortier op vrijdag, 13 augustus 1869, om 8.00
u.
Wanneer hij binnenkwam was Louise aan het werk op de
naaimachine. Haar handen en voeten bloeden hevig. Ook haar voorhoofd en rond
haar hoofd, in een volledige cirkel was bloed aan het vloeien en het stroomde
over haar gezicht en nek. De naaimachine zat onder het bloed; en enkel door de
meest pijnlijke inspanningen, was het arme kind in staat haar werk verder te
zetten. De Bisschop stelde haar wat vragen. Ze antwoordde met haar gewone
kalmte en ging ondertussen verder met haar werk volgens de instructies die ze
had ontvangen. Opeens stopte de machine: haar handen en lichaam werden
bewegingsloos. Het werk had opgehouden en de extase begon.
De houding en het gedrag van Louise ondergaat vele en
frequente veranderingen. Nu beweegt haar lichaam traag rond als rond een as, en
haar ogen lijken een onzichtbare processie te volgen: onmiddellijk staat ze
recht uit haar stoel, doet een paar stappen en steekt haar handen omhoog in
gebed. Een glimlach straalt van haar gezicht. Op een ander moment sluit ze haar
ogen en rollen tranen van haar wangen; opnieuw beeft ze en wordt bleek; een
expressie van verschrikking blijkt uit haar gedrag; ze slaakt een kreet. Ze
ligt dikwijls op de vloer, de armen uitgestrekt in de vorm van een kruis.
Het meest verbazingwekkend is de laatste scene van de
extase. Ze staat vlug recht van de vloer. Haar hartslag gaat extreem vlug en
bereikt 120 slagen per minuut, en wordt zwakker. Haar adem wordt zwakker en
zwakker en kan bijna niet bemerkt worden behalve door geneeskundige observatie.
De dood lijkt aan te komen. Het lichaam is koud: de ogen zijn gesloten; het
hoofd valt op de borst. Een dodelijke bleekheid komt over het gezicht en een
koud zweet breekt uit en er komt zelfs een doodsreutel in haar keel.
Deze toestand blijft ongeveer 10 minuten duren, en dan komt
er terug leven in het lichaam. Het lichaam wordt warm: de hartslag wordt
normaal; de wangen krijgen terug kleur. Dan kijkt het gereanimeerde meisje terug
rond; en is de extase over.

Haar
mystieke herkenning van Gezegende objecten en de Heilige Eucharistie
Louise heeft een levendige herinnering van de scenes die ze
gezien heeft. Ze praat er enkel over onder bevel van haar Bisschop. Ze
beantwoordt Dr Lefebvre precies wat ze gezien heeft en eenvoudig, wanneer hij
erom vraagt. Van zodra de extase komt ziet ze zich gehuld in een zee van licht;
dan beginnen zich figuren te vormen en ziet ze verschillende scenes van het
Lijden van Christus voor haar ogen. Er wordt geen woord gesproken dat ze kan
horen; maar de beelden bewegen zoals in realiteit. De Apostelen zijn er, en de
Joden, de Romeinse soldaten, de heilige vrouwen. Ze ziet de Redder ook en ze
kan zijn verschijning precies omschrijven, net zoals Zijn kleren, Zijn wonden,
de doornenkroon, het kruis.
Maar ze is begunstigd met nog een ander fenomeen. Ze blijft
ongevoelig voor elke andere stem, behalve voor degenen die geestelijke
jurisdictie over haar hebben zoals haar Bisschop, haar parochiepriester, of
enige ander priester. Op eenzelfde manier brengen gezegende voorwerpen
allerhande aan haar lippen zoals rozenkransen, medailles of kruisen, een
glimlacht van vreugde over haar gezicht, terwijl dezelfde dingen die niet
gezegend zijn geen uitwerking hebben. Dit profetisch instinct werd dikwijls
getest en faalde nooit.
|