Heilige Charbel de Maronitische Monnik
Velen zijn vertrouwd met Europese heiligen, zoals de H. Bernadette,
de H. Theresia en Padre Pio. Minder bekend maar nog altijd populair in zijn
streek is de Heilige Charbel, een monnik van Libanon die het meeste van zijn
leven als kluizenaar leefde en enkel na zijn dood beroemdheid verwierf.

Charbel Makhlouf werd geboren op 8 mei 1828 in het kleine
dorpje van Biqa-Kafra in de hoge bergen van Noord-Libanon. Zijn ouders waren
arm, maar vroom en hun vijfde kind was aangetrokken van vroege leeftijd tot
gebed en eenzaamheid. Ondanks de tegenkanting van zijn familie, verliet hij het
huis op zijn 23ste en ging de Abdij van de H. Maroun binnen op een
plaats Annaya genaamd. Hij werd in 1859 priester gewijd, en hij bracht er 16
jaar door vooraleer toelating te krijgen van zijn oversten om zich terug te
trekken in de nabijgelegen kluizen van de Heilige Petrus en Paulus.
Zijn wens werd ingewilligd. Enkel bijzondere monniken werd
dergelijk privilege toegestaan. Een teken dat hij klaar was om de veilige
omgeving van de abdij te verlaten kwam op een eigenaardige manier. Hij moest
een dringend rapport voorbereiden, en Charbel zat s nachts eraan te werken tot
zijn lamp geen olie meer had. Hij vroeg aan een van de lekenhelpers in de abdij
om zijn lamp te vullen met olie. Maar als grap vulde de lekenhelper het met
water, maar stond verbaasd toen hij zag dat de lamp onmiddellijk oplichtte en
klaar brandde. Toen de Overste dit vernam kwam hij zelf eens kijken en zag dat
de lamp inderdaad vol water was. Hij nam dit aan als teken dat Charbel klaar
was on het strenge leven van een kluizenaar te leiden.
Voor de resterende 23 jaar van zijn leven leefde Charbel
een extreem hard leven, een van strenge versterving. Hij droeg een wollen pij,
sliep op een strooien matras met een plank als kussen, en voor zijn enige maal
per dag at hij de overschot van de abdij. Hij legde een bijzondere devotie aan
de dag voor de Eucharistie, en bracht uren voorbereiding door om de Mis te
vieren en de getijden als dankzegging nadien.
Het miraculeuze
licht
In 1898 kreeg Charbel een beroerte toen hij de Mis opdroeg
en stierf acht dagen later op de Kerstnacht. Hij was 70 jaar. Na drie dagen
werd hij gegraven op het kerkhof van de abdij, en het was het gebruik om geen
kist te gebruiken. Hij zou vlug vergeten worden was het niet dat er een zeer
vreemde gelegenheid zich voordeed. Voor de volgende 45 nachten was zijn tombe
omgeven door een stralend licht. Dit werd opgemerkt door een groot aantal
mensen waarvan niemand een verklaring had hiervoor. Men had toelating nodig van
de kerkelijke autoriteiten om het lichaam van de monnik op te graven.
Op de nacht dat hij stierf kwamen de monniken van de
naburige abdij naar de kluis om zijn handen te kussen en gezegend te zijn door
het aanraken van zijn lichaam. Velen brachten de nacht door knielend in gebed
naast hem. Het was aan het sneeuwen en het was heel koud, wat niet
verwonderlijk was omdat de kluis 1400 m hoog lag. Degenen die een vigilie
hielden vroegen zich af: Als we zo afzien voor enkel 1 nacht, hoe was Vader
Charbel in staat om hier 23 jaar te leven? Ze konden zien dat hij
vermoeidheid, honger, armoede en koude getrotseerd had met de moed van een
martelaar. De lokale bevolking, waarvan velen de communie hadden ontvangen van
Charbel, herinnerden zijn heiligheid, zijn voortdurend gebed en harde werk,
zijn minzaamheid en zijn zwijgzaamheid.
Zijn
Heilige Lichaam was onaangetast
Er werd toelating gegeven voor de opgraving en 4 maanden na
Charbels dood verzamelde zich een menigte om ervan te getuigen. Tot ieders
verbazing werd zijn lichaam gevonden en was het onaangetast, ongeacht het feit
dat het graf te lijden had van hevige regen, het lichaam dreef op de modder.
Charbel werd eruit gehaald en verse kledij gegeven vooraleer ze geplaatst werd
in een houten kist en in een hoek van de abdijs private kapel gezet werd. Men
moest zijn kledij twee keer per week vervangen omdat een vreemde vloeistof
voortdurend uit de porien van het lichaam kwam. Men omschreef het als een
mengeling van zweet en bloed. Stukken stof die gedrenkt waren in deze vloeistof
werden spoedig verspreid als relieken en al spoedig waren genezingen te
noteren.

Zijn
Onaangetaste Lichaam werd onderzocht door dokters
In 1927, meer dan 28 jaar na zijn dood, werd Charbels
onaangetast lichaam onderzocht door twee dokters van het Franse Medisch
Instituut te Beirut, en werden toen in een zinken kist gelegd voordat ze in een
nieuwe tombe werd geplaatst in de muur van een oratorium. In het Heilig Jaar
1950 merkten pelgrims van zijn schrijn een vloeistof uit de hoek van de tombe
komen. Wanneer de tombe werd geopend was ze droog bevonden en ook de kist was
droog, behalve dat een kleverige vloeistof door een scheur in de kist
doorsijpelde. Twee maand later, nadat toelating verkregen werd door de
kerkelijke autoriteiten, werd het zegel van de kist verbroken en het lichaam
werd onderzocht. Opnieuw werd het lichaam onaangetast gevonden en de vreemde
vloeistof bleef uit zijn porien stromen.
Noot : Het lichaam is nu niet langer onaangetast meer, maar
de botten hebben nu een ongewone rode kleur. De vloeistof wordt nog altijd door
de botten uitgescheiden.
Miraculeuze
genezingen en de Weg naar heiligverklaring
Sinds dan wordt het schrijn door duizenden pelgrims van
over de hele wereld bezocht. In 1950 begon de abdij de mirakels bij te houden
die toegeschreven zijn aan Charbel. In minder dan 2 jaar waren er meer dan 1200
gevallen bekend.
In 1925 werd de naam van de monnik naar voor geschoven in
een petitie aan Paus Pius XI om zijn zaligverklaring te verkrijgen, maar dit
gebeurde pas in 1965 gedurende het pontificaat van Paus Paulus VI. Twee
genezingen werden aanvaard als zijnde miraculeus en ze werden beiden
uitverkozen voor de zaligverklaring.
De eerste genezing kwam door een non, Zr Maria Abel Kawary.
Ze leed aan ernstige darmproblemen voor 14 jaar en werd door de dokters
opgegeven als een hopeloos geval, maar na een hele nacht te bidden bij het graf
van Charbels graf was ze onmiddellijk genezen. De dokter die haar onderzocht
verklaarde haar genezing als een bovennatuurlijke genezing, dat het menselijk
kunnen te boven ging.

Een tweede mirakel dat door de Heilige Congregatie werd
geaccepteerd was het herstel van het zicht van een smid genaamd Iskandar
Oubeid. Hij had het zicht in een oog verloren na een werkaccident. Een
oogspecialist had verklaard dat de schade aan de iris zo ernstig was dat hij
nooit meer zou zien. Dertien jaar later bracht hij een bezoek aan de tombe van
Vader Charbel op aanraden van zijn vrienden. Op de terugkeer naar zijn huis had
hij een droom waarin een monnik verscheen die hem beloofde om hem te genezen.
De volgende ochtend kon hij perfect zien uit beide ogen. Er kon geen medische
verklaring gegeven worden.
De meest bekende genezing gebeurde in 1950. Het
veroorzaakte een sensatie niet enkel in Beirut, maar in heel Libanon. Het ging
over een 50 jarige naaister genaamd Mountaha Daher Boulos die een bochel had
sedert haar 2 jaar na een tyfeuze koorts. Terwijl ze de tombe van de monnik
bezocht bad ze voor haar twee neefjes die wezen waren en hulp nodig hadden.
Haar enige verzoek dat ze zelf had was dat ze haar zicht zou houden zodat ze
verder kon werken als naaister.
Drie dagen later, na terug thuis te komen, werd ze wakker
in de morgen om te ontdekken dat de bochel op haar rug was verdwenen. Haar
dokter bevestigde dit, terwijl haar parochiepriester getuigde van het feit dat
haar silhouet plotseling volledig normaal was geworden!
Op 9 oktober 1977, 12 jaar na zijn zaligverklaring,
kondigde Paus Paulus VI de heiligverklaring van de zalige Charbel aan. Het
lichaam van de heilige, bleef echter niet onaangetast. Tegen 1965 verviel het
lichaam aan de wetten van de natuur, enkel botten van een rode kleur nalatend.
De voorgaande jaren waren bewijs genoeg van de monnik zijn heiligheid, terwijl
de mirakels die door zijn voorspraak zijn bekomen nog altijd voortduren op de
dag van vandaag.
Een van de meest recente mirakels was in 1993 toen Nohad El
Shami, een 55 jarige vrouw die leed van gedeeltelijke verlamming veroorzaakt
door een zware hemiplegie, twee monniken zag in een droom. Een ervan
identificeerde ze als Charbel die haar nek opereerde en toen ze wakker werd was
ze helemaal genezen. De tweede monnik in haar droom was de Heilige Maroun, een
Syrische Christelijke martelaar uit de 5de eeuw die de Maronitische
Orde had gesticht.
|