Het proces van Jeanne dArc

Inleiding
Het werd
een politiek proces: de hertog van Bedford eiste de troon op voor zijn neef Hendrik
VI van Engeland en de Engelsen waren er dus erg op gebrand Jeanne als heks en ketter
neer te zetten, om zodoende het koningschap van Karel VII te ontkrachten.
Het
proces werd gevoerd in Rouen, de zetel van de Engelse bezetting. De procedure
was van het begin op verschillende punten betwistbaar. Zo had bisschop Cauchon
geen jurisdictie om deze zaak te voeren. De inquisiteur van Rouen, Jean le
Maître, tekende hier dan ook bezwaar tegen aan voor wat betreft zijn eigen
deelname tot hij tot de orde geroepen werd door de inquisiteur van Frankrijk op
vraag van Cauchon. Cauchon dankte zijn aanstelling alleen aan zijn evidente
partijdigheid ten gunste van het Engelse regime, zijn broodheren. De Engelsen
financierden het proces ook. De griffier Nicolas Bailly die aangesteld werd om
getuigenissen ten laste van Jeanne te vinden kon niets aanbrengen, zodat er
geen grond was om een proces te beginnen. Hij zou hierover getuigen tijdens het
rehabilitatieproces. Ook weigerde het hof aan Jeanne rechtskundige bijstand van
geestelijken uit de delen van Frankrijk waar zij afkomstig was, wat eveneens
een inbreuk was op het kerkelijke recht.
De
partijdigheid van Cauchon was flagrant vanaf het begin. Hij zorgde er
bijvoorbeeld voor dat Jean de Saint-Avit, bisschop van Avranches en deken van
de bisschoppen van Normandie, niet zou zetelen. Hij had geen verplichtingen
tegenover de Engelsen en had zich gunstig uitgelaten over Jeanne. Jeanne werd
door de Engelsen aan de kerkelijke rechtbank overgedragen met de reserve dat ze
weer aan het wereldlijke gerecht moest worden overgedragen als ze zou worden
vrijgesproken. Deze hypocriete voorwaarde liet een eventuele vrijspraak open,
hoewel de veroordeling vanaf het begin vaststond. De zorg waarmee alle
wereldlijke autoriteiten van het proces wegbleven is tekenend en het schouwspel
dat georganiseerd werd met een ongezien aantal doctoren in de theologie,
licentiaten in kerkelijk en wereldlijk recht en andere geleerden die van de
Engelsgezinde universiteit van Parijs werden gehaald, naast het bijna volledige
kapittel van Rouen, abten en prelaten, was ongezien voor een proces over
geloofszaken. In gelijkaardige processen die echt over geloofszaken gingen
zetelden hooguit drie of vier kanunniken naast de bisschop en de inquisiteur.
Het proces
Het
proces begon op 21 februari 1431 en zou duren tot 23 mei 1431. In totaal waren
er 56 zittingen. Jeanne werd opgesloten in een toren van het kasteel van Philippe
Auguste, waarvan tegenwoordig alleen de donjon nog bestaat. De donjon wordt nu
de toren van Jeanne dArc genoemd wordt, hoewel Jeanne in een ander deel van
het kasteel gevangen werd gehouden. Hoewel het over een kerkelijk proces ging,
bleef Jeanne opgesloten in een wereldlijke gevangenis, wat nogmaals een
aanfluiting van de rechtsregels was. Cauchon had weliswaar de gevangenis gekwalificeerd
als een kerkelijke gevangenis, maar zelfs dan was het in strijd met het canoniek
recht dat Jeanne bewaakt werd door mannelijke wachten. Het regime waaronder ze
werd opgesloten was weliswaar niet zachtaardig, maar ze werd niet gemarteld om
bekentenissen af te dwingen. Ze beklaagde zich wel verscheidene keren bij
Cauchon, Jean Lemaître en Nicolas Loyseleur dat een van de wachten had
geprobeerd haar te verkrachten. Het werd haar ook verboden om te biechten, de
communie te ontvangen en de mis bij te wonen. Dit moet voor de vrome Jeanne een
zware beproeving zijn geweest.
Het
rechtscollege telde ongeveer 120 personen, waarvan er verscheidene achteraf op
het rehabilitatieproces zouden getuigen dat ze onder dwang hadden gehandeld,
onder meer Jean Lemaître, de vice-inquisiteur. Ondanks de talloze
ondervragingen slaagden de rechters er niet in, om een geloofwaardige
beschuldiging te formuleren. Jeanne bleek een goed christelijk meisje te zijn,
overtuigd van haar goddelijke missie. Men hield het dan maar bij de magere
beschuldigingen van het weglopen uit het ouderlijk huis zonder toestemming van
de ouders, het dragen van mannenkleren en vooral het ontkennen van de
kerkelijke autoriteit, omdat ze de stemmen volgde die ze hoorde, zonder daarvan
rekenschap af te leggen aan de kerkelijke autoriteiten. De rechters namen
gemakshalve aan dat die stemmen geïnspireerd waren door de duivel.
De
notities van het proces die zijn overgeleverd tonen een Jeanne dArc die
helemaal niet geïntimideerd is door het college van geleerden die haar moeten
ondervragen en met allerlei spitsvondigheden probeerden om haar foute dingen te
laten zeggen zodat ze zichzelf zou beschuldigen. Een beroemd voorbeeld daarvan
was de vraag of zij in staat van genade was. Dit was een theologische valstrik
van de geleerden, want de leer van de kerk zei dat niemand dat van zichzelf kon
weten. Als ze ja antwoordde was dat een ketterij en als ze nee zei, gaf ze zelf
haar schuld toe. Tot grote verbazing van de geleerden antwoordde Jeanne:
|
"Si
je ny suis pas, Dieu my mette et si jy suis, Dieu my tienne. Je serais la
plus dolente de tout le monde si je savais ne pas être en la grâce de Dieu. (Als
ik het niet ben dat God me dan de staat van genade geeft en als ik het wel
ben dat hij me dan in de staat van genade houdt. Ik zou de meest droevige van
de ganse wereld zijn als ik zou weten dat ik niet in staat van genade ben.)"
|
|
De
ondervragers stonden versteld van dat antwoord.
Cauchon
lukte het niet om Jeanne iets fout te laten zeggen en zelfs de slinkse bezoeken
in de gevangenis door Loyseleur, een van de bijzitters van het hof, die zich
valselijk voorstelde als een medestander van Karel VII en als een streekgenoot
leverden geen resultaat op. Cauchon had zelfs geprobeerd om valse notulen te
laten opnemen door twee geestelijken achter een gordijn geposteerd. Manchon, de
griffier van het proces, weigerde hieraan mee te werken en wilde met deze
notities geen rekening houden. Manchon is waarschijnlijk een van de weinigen
die bij het proces betrokken was die altijd geprobeerd heeft de zaak eerlijk te
behandelen. Vanaf 10 maart werden er geen algemene zittingen meer gehouden.
Omdat Cauchon vaststelde dat Jeanne meer en meer op sympathie kon rekenen
binnen het rechtscollege, besloot hij nog een aantal ondervragingen met een
klein aantal ondervragers waarvan hij zeker was, te laten doorgaan in Jeannes
gevangenis.
Jeannes
beroep op het Concilie van Basel en op de paus werd door Cauchon verworpen
omdat dit zijn positie onmogelijk zou hebben gemaakt, onder meer door zijn
negeren van richtlijnen van de inquisitie zoals het gevangen houden van Jeanne
in een seculiere gevangenis met mannelijke bewakers. Op 5 april 1431 werd een lijst
van twaalf artikels opgesteld die de misdaden van Jeanne samenvatten. Op 12
en 13 april werden de deelnemers aan het proces gehoord die in hun conclusie
unaniem Jeanne veroordeelden. Op 18 april bezocht de rechtbank Jeanne in haar
kerker, omdat ze ziek was, en stelde haar voor om zich te bezinnen en haar
fouten toe te geven en zich onder de leiding te plaatsen van een of meerdere
van de geleerde doctoren om weer op de goede weg te komen. Jeanne vroeg enkel
om te mogen biechten en om begraven te worden in gewijde grond, maar dat werd
haar geweigerd: ze moest zich eerst onderwerpen aan de kerk.
Admonitie
Op 2 mei
1431 werd een publieke admonitie tegen haar uitgesproken vooraleer over te gaan
tot de definitieve veroordeling om haar nog een kans te geven zich te bekeren
na de mislukte poging op 18 april, maar Jeanne bleef zich toevertrouwen aan God
en voor alle zogenaamde misdaden die haar werden toegeschreven verwees ze naar
haar goddelijke opdracht. Ook hier bleef Jeanne nog zeer alert en verstandig de
opwerpingen en vragen beantwoorden, bijvoorbeeld wanneer men haar vroeg, of ze
de paus wilde gehoorzamen, waarop zij antwoordde: breng me voor hem. Op 9 mei
werd ze in de kerker gebracht waar de marteltuigen stonden en bedreigd met
marteling. Ze zei hierop, dat ze geen andere verklaringen zou afleggen onder
marteling en als ze dat toch zou doen, ze die zou herroepen voor de rechtbank
en zeggen dat ze door marteling waren afgedwongen. Op 12 mei werd besloten om
van marteling af te zien.
Veroordeling
Uiteindelijk
werd Jeanne veroordeeld door de geleerde doctoren van de Parijse Sorbonne en
door het kapittel van Rouen die geen van beiden hun broodheren willen
teleurstellen. Zij werd schuldig bevonden als schismatieke, afvallige,
leugenares, zienster, verdachte van ketterij en godslasteraar. Haar visioenen
worden afgedaan als falsificaties, omdat Jeanne niet was aangekondigd in de
heilige schrift en omdat ze geen mirakels had verricht.
Abjuratie
Op 24 mei
werd Jeanne naar het kerkhof van Saint-Ouen in Rouen gebracht, waar een brandstapel
was opgericht. Na een donderpreek en nieuwe ondervragingen bezweek Jeanne in
een zwak moment onder de druk en tekende een abjuratiedocument waarin ze haar
fouten toegaf en het gezag van de kerk erkende. Hierop werd ze veroordeeld tot
levenslange gevangenisstraf avec le pain de douleur et leau de langoisse (met
het brood van de smart en het water van de angst.) Als eerste stap in haar
bekering zou Jeanne weer vrouwenkleren aantrekken. De abjuratie vormde een
belangrijk element voor Cauchon en zijn Engelse opdrachtgevers omdat op een
"hervallen in de dwaling" na een abjuratie automatisch de
veroordeling tot de brandstapel zou volgen.
Definitieve veroordeling
Op 28 mei
deed Jeanne in de gevangenis weer mannenkleding aan. Ondervraagd hierover zei
ze dat ze werd vastgehouden door mannen en dat men de beloften die haar gedaan
werden niet gehouden had; men had haar onder meer beloofd dat ze de mis mocht
bijwonen en de communie mocht ontvangen. Bovendien was ze nog steeds in de
ijzers geslagen in tegenstelling tot de beloften die men haar gedaan had. Ze
zei dat ze zich bij alle wensen van haar rechters zou neerleggen als men eerst
uitvoerde wat haar beloofd was en dat ze vrouwenkleding zou aantrekken als ze
niet meer door mannen werd bewaakt en geen risico meer liep om verkracht te
worden.
Vervolgens
herriep Jeanne haar abjuratie, door te verklaren, dat ze nog steeds haar
stemmen hoorde, dat ze door God gezonden was en alleen aan hem verantwoording
verschuldigd was en dat ze een grove fout gemaakt had door, onder bedreiging
met de brandstapel en uit angst voor het vuur, op het kerkhof van Saint-Ouen de
waarheid te verloochenen. Ze zei ook dat ze liever wilde sterven dan levenslang
opgesloten te worden.
Executie
Hier
hadden de rechters op gewacht, met Jeannes ontkenning hoopten ze aan te tonen,
dat Karel VII onder valse voorwendsels tot koning was gezalfd en anderzijds
konden ze Jeanne liquideren. Er werd niet getalmd; op 29 mei werd Jeanne tot
ketter verklaard, waarna ze op 30 mei werd overgedragen aan het wereldlijke gerecht
en nog dezelfde dag levend verbrand op de Oude Markt (Place du Vieux Marché)
van Rouen. In wezen was het enige gerechtelijke argument voor haar
veroordeling een Bijbels kledingvoorschrift, men had het ver moeten zoeken.
Henri
Beaufort, de kardinaal van Winchester had erop aangedrongen dat er niets van
het lichaam van Jeanne zou overblijven dat zou kunnen gebruikt worden als
reliek, omdat hij vreesde voor een postume verering van Jeanne. Jeanne stierf
waarschijnlijk eerst door koolmonoxidevergiftiging, maar daarna werd de
brandstapel opgestookt om haar organische resten te verbranden en na een derde
verbranding bleven alleen nog wat beenresten en as over. Die werden door de
beul Geoffroy Thérage vanaf de Pont
Mathilde in de Seine geworpen.
Later
werd een rehabilitatieproces gevoerd (1455/1456) en Jeanne werd onschuldig
verklaard.
In april 1909 werd Jeanne zalig verklaard door paus Pius X en op 16 mei 1920
verklaarde paus Benedictus XV haar heilig. Haar feestdag wordt gevierd op 30
mei.
Uit :
wikipedia
Noveen tot de H. Jeanne dArc

Gedurende
9 dagen te bidden :
Eeuwige
Vader, u gaf ons de H. Jeanne dArc door Uw oneindige liefde en barmhartigheid
voor ons. We vragen U nederig dat U Uw Heilige Geest op ons doet neerkomen,
want Uw Geest is de middelaar door welk het Woord van Uw lippen voortkomt en
gehoord wordt door de gelovigen. Sta me toe om een getuige te zijn van Uw Zoon
Jezus Christus net zoals de H. Jeanne dArc. O Jezus, verleen met de moed om Uw
wil te doen, dat Ik verenigd ben met Uw Vader in de Hemel. Ik dank U voor de
gave van Uw liefde, die ik op een dag hoop volledig te begrijpen.
Zeg 19
Onze Vaders, gevolgd door H. Jeanne dArc, door uw machtige bemiddeling,
verhoor mij.
Wanneer
je gedaan hebt, zeg dan het volgende gebed :
Heilige
Jeanne dArc, patroon van Frankrijk en mijn patroonheilige, ik vraag U nu om
deze strijd te leveren samen met mij door gebed, net zoals U Uw troepen naar de
overwinning leidde in de strijd. U, die vervuld was met de Heilige Geest en
uitverkoren door God, help mij met het verzoek dat ik vraag (noem je verzoek)
Verleen
me door Uw goddelijke en machtige bemiddeling, de moed en kracht die ik nodig
heb om deze voortdurende strijd aan te gaan. O H. Jeanne, help me te overwinnen
in de taken die God van mij vraagt. Ik dank U en vraag U voor Uw voortdurende
bescherming van Gods volk.
Lieve H.
Jeanne, doe een smeekbede voor mij voor de troon van de almachtige God dat ik
het verzoek dat ik heb gevraagd moge verkrijgen. Help me, Heilige Jeanne, om
meer zoals U te zijn om de Heer lief te hebben met heel mijn hart, ziel en al
mijn krachten. Help me door Uw leiding en gebed een waarlijk toegewijde en
liefhebbende Christen te zijn, en dat ik altijd de wil van God moge doen. Help
me nu, H. Jeanne, in mijn noodwendigheden. Ik vraag dat U altijd bij mij zou
zijn en mij elke dag dichter bij Jezus moge brengen. Dank U, H. Jeanne om mijn
gebed te willen aanhoren. Amen.
|