Vasten Andre Louf
Het vasten is zowel een teken dat wij moeten stellen, als een
ontdekking die wij moeten doen. Het is allereerst het teken van een andere
honger: Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid (Mt 5,6). Wie vast,
drukt daarmee concreet uit dat het aardse voedsel in zijn ogen secundair is.
Niet dat het niet noodzakelijk is, maar het is niet zijn eerste zorg. Hij
bewaart een zekere vrijheid ten opzichte ervan, en voelt niet de behoefte zich
erop te storten. Toch is dat nog niet de diepste betekenis van het vasten. Veel
fundamenteler is dat het vasten ons onze radicale broosheid laat beseffen. Want
wie niet eet, stelt zich bloot aan de dood, in zijn verbeelding tenminste.
Sterven zou hij pas als hij definitief zou ophouden met eten. Vasten plaatst de
mens voor zijn eigen broosheid, voor zijn grenzen en voor zijn ultieme grens,
de dood. De vastende mens geeft zich er meestal niet bewust rekenschap van,
maar het doodsgevaar is altijd onbewust aanwezig en dat volstaat om in zijn
binnenste iets te bewerken. Hij wordt uiterst kwetsbaar, en is al spoedig
doortrokken van het gevoel dat hij er op eigen kracht niet zal komen. Die
bewustwording is misschien het wezenlijke van het vasten, en zou veel
geestelijke vruchten moeten dragen. Laten we het maar toegeven: in de
vastentijd moet de monnik soms al bij het opstaan de Heer aanroepen en vragen
of Hij hem wil helpen die proef te doorstaan.
De zwakheid die hij daar ervaart
en die hem meer krenkt dan hij waarschijnlijk zou willen toegeven, wordt de
plaats van een opening naar God en een aansporing om zich tot Hem te keren. Het
gaat dus niet om een gevoel dat hij fysiek de grens heeft bereikt: zijn lichaam
is niet werkelijk de dood nabij, behalve misschien in zijn verbeelding, waar
dan veel angsten kunnen uitbreken. Maar zijn innerlijk wezen ervaart zijn
armoede en wordt ertoe gebracht zich spontaan voor God te openen, te aanvaarden
alleen van God afhankelijk te zijn, niet meer alleen van brood te leven, maar van
elk woord dat komt uit de mond van God (Mt 4,4).
Uit : Wijsheid uit de abdijen
|