De opdracht in de tempel A. K. Emmerick
Bij het dagaanbreken, zag ik de H. Maagd de ezel bestijgen;
hij was door de zorgen van de goede oude herders geheel voor de reis opgetuigd
en stond reeds aan de ingang van de grot te wachten. Jozef hield voor Maria het
Kindje vast, totdat zij gemakkelijk gezeten was en zette het haar dan op de
schoot; zij zal dwars op de ezel; haar voeten steunden, een weinig opgeheven op
een voetplank en waren gekeerd naar de achterzijde van de ezel toe; zij hield
het Kindje op haar schoot in haar wijde sluier gehuld en hield overgelukkig
haar blik erop gevestigd. Zij namen op hun reis slechts een paar dekens en
pakjes op de ezel met zich mee; de plaats van Maria was daartussen.
De herders namen een aandoenlijk afscheid en begeleidden de
H. Familie nog tot op de grote weg; zij namen niet de weg waarlangs zij hier
aangekomen waren, maar gingen tussen de heuvel van de geboortegrot en de
grafspelonk van Maraha langs de oostkant van Betlehem en zo konden zij zich
onopgemerkt verwijderen. Heden zag ik de H. Familie op de korte weg van
Betlehem naar Jeruzalem zeer langzaam voortuitkomen; zij zullen herhaaldelijk
stilgestaan hebben om te rusten; op het middaguur zag ik hen gaan zitten bij
een bron die door banken omgeven en met een dak overbouwd was.
Ik zag een paar vrouwen naar de H. Maagd komen en haar
balsem in kleine kruikjes en ook broodjes aanbieden. Het offer van de H. Maagd
voor de tempel hing in een korf aan de ezel; de korf was in drie vakken
verdeeld; twee ervan waren van binnen met iets overtrokken en in deze vakken
lagen vruchten; het derde was open, maar getralied, en men zag daarin een paar
duifjes. Tegen de avond zag ik hen niet ver van Jeruzalem, ongeveer een
kwartier van de stad. Zij namen hun intrek naast een grote herberg in een klein
huis dat bewoond was door een paar kinderloze, oude echtelieden, door wie zij
met buitengewone liefde ontvangen werden.
Ik zag heden de H. Familie heel deze dag bij de oude mensen
in de herberg voor Jeruzalem doorbrengen. De H. Maagd was overdag meestal
alleen in een kamer met het goddelijke Kind; het lag op een deken op een laag,
vooruitspringend gedeelte van de muur. Zij was voortdurend in gebed en scheen
zich op de opdracht van Jezus in de tempel voor te bereiden. Ook zag ik vele
engelen in haar kamer verschijnen en het goddelijke Kind aanbidden; ik weet
niet of ook de H. Maagd die engelen bemerkte, doch ik denk van wel, want ik zag
haar geheel ingetogen en vol godsvrucht. De goede mensen van de herberg bewezen
de H. Maagd met de meeste liefde alle diensten; zij zullen wel een vermoeden
gehad hebben van de waardigheid en heiligheid van het Kindje Jezus.
s Avonds om 7 uur had ik een visioen over de oude Simeon;
hij is een mager, hoogbejaard man met een korte baard; hij is een gewone
priester, heeft een vrouw en drie volwassen zonen; de jongste kan nu reeds
twintig jaar oud zijn. Ik zag Simeon die dicht bij de tempel woonde, door een
enge, donkere gang in de muren van de tempel een kleine gewelfde cel
binnengaan, die in de dikke muren ingebouwd was. In deze cel zag ik niets dan
een opening, waardoor men in de tempel neer kon zien.
Ik zag de oude Simeon, hier in gebed neergeknield, een
geestverrukking krijgen; ik zag een engel hem verschijnen, die hem waarschuwde
om morgenvroeg goed op te letten op het jongetje dat het eerst opgedragen zou
worden: dit jongetje immers was de Messias, naar wie hij zijn leven lang had
verlangd en verzucht. Kort na het Heil gezien te hebben zou hij moeten sterven.
Ik zag het duidelijk: de cel was helder van het licht en de heilige grijsaard
schitterde in zijn opgetogenheid van geluk. Ik zag hem hierna in zijn woning
terugkeren en vol vuur en vreugde aan zijn vrouw verhalen wat de engel hem
geboodschapt had.
Toen zijn vrouw zich te rusten had begeven, zag ik Simeon
zich opnieuw in gebed verdiepen. Deze morgen het was nog donker zag ik de
H. Familie vergezeld van de mensen uit de herberg, met het offerandekorfje en
met de ezel die het reisgoed droeg, de herberg verlaten en zich naar Jeruzalem
naar de tempel begeven. Zij traden bij de tempel in een door muren omgeven
herberg. Terwijl Jozef en de waard de ezel hier onder een afdak plaatsen, werd
de H. Maagd met haar Kind door een bejaarde vrouw vriendelijk ontvangen en
langs een overdekte gang verderop naar de tempel toe geleid; zij hadden een
lantaarn bij zich, want het was nog donker.
Aanstonds in het begin van deze gang kwam de oude priester
Simeon de H. Maagd vol verwachting tegemoet; hij sprak haar enkele woorden van
vreugde en welkom toe, nam vervolgens haar Kindje in de armen en drukte het aan
zijn hart, waarna hij zich haastig lang een andere zijde in de tempel
terugspoedde. De boodschap die de engel hem gisteren gebracht had, had hem zult
een onweerstaanbaar verlangen ingeboezemd om het beloofde Kind te zien, naar
hetwelk hij zo vurig verlangd en verzucht had, dat hij reeds hier op de vrouwen
had staan wachten. Simeon had lange kleren aan, zoals de priesters er droegen
buiten hun dienst. Ik heb hem reeds vaak in de tempel gezien en steeds als een
oude priester van geen hoge rang; hij onderscheidde zich alleen door zijn grote
eenvoud, vroomheid en zijn verlichte geest.
De H. Maagd werd door haar geleidster tot in de voorhoven
van de tempel gebracht, waar de opdracht zou geschieden en hier werd zij
verwelkomd door Hanna en Noemi, haar gewezen leermeesteres, die allebei aan
deze zijde van de tempel woonden. Simeon die opnieuw uit de tempel teruggesneld
kwam, leidde nu de H. Maagd die haar Kind op de arm had, maar de plaats waar de
vrijkoping van de eerstgeborenen placht te geschieden; en Hanna, aan wie Jozef
de korf met de offergaven overhandigde, volgde haar met Noemi.
De duiven zaten beneden in de korf en in de vakken
daarboven lagen de vruchten. Jozef ging door een andere deur naar de plaats van
de mannen. In de tempel was men verwittigd dat meerdere vrouwen hun eerstgeborene
zouden komen offeren, want ik zag dat alles in gereedheid gebracht was. De zaal
waarin de handeling voltrokken werd, was zo groot als de stadskerk hier in
Dulmen. Er stond een offertafel die met traliewerk was omgeven. Aan beide
zijden van deze zaal waren tegen de muren gestoelten of zitbanken, de ene hoger
dan de andere (dus trapsgewijze ingericht); in deze gestoelten bevonden zich
biddende priesters.
Nu naderde Simeon tot de H. Maagd die haar Kind op de arm
droeg; het was gehuld in een hemelsblauwe omslagdoek; hij bracht haar binnen
het traliehek bij de offertafel waar zij haar Kindje in het wiegekorfje legde.
Van dit ogenblik af zag ik een onbeschrijfelijk helder licht de tempel
vervullen; ik zag dat God erin aanwezig was en boven het Kind zag ik de hemel
zich openen en mijn blik drong door tot bij de troon van de H. Drievuldigheid.
Daarna leidde Simeon de H. Maagd terug in een door tralies afgesloten en voor
de vrouwen bestemde plaats. Maria droeg een fijn, licht-hemelsblauw kleed, een
witachtige sluier en was geheel in een lange, geelachtige mantel gehuld.
Simeon begaf zich hierop naar het vaststaande altaar,
waarop men de priesterkleren gereed gelegd had, en hij, met nog drie andere
priesters deden de priesterkleren aan en baden over het kind. Nu trad de
profetes Hanna tot Maria, reikte haar de offerandekorf over, en hiermee leidde
Hanna haar tot voor het traliewerk dat de offertafel omgaf, waar zij beiden
bleven staan. Simeon, die voor de tafel stond, opende het hek en leidde Maria
tot voor de tafel en plaatste haar offer erop. In een van de ovale bordjes
werden vruchten en in het ander muntstukken gelegd; de duiven bleven in de
korf. Simeon bleef met Maria voor de offertafel staan; de priester die erachter
stond nam nu de kleine Jezus uit het wiegekorfje op zijn handen, hief Hem in de
hoogte en vervolgens naar verschillende zijden van de tempel en bad een
tijdlang. Hierop gaf hij het Kind aan Simeon die het in Marias armen teruglegde
en nu over haar en het Kind gebeden zegde uit een rol die zich naast hem op een
staander bevond.
Hierop leidde Simeon de H. Maagd weer buiten de afsluiting,
vanwaar zij door de daar wachtende Hanna naar de getraliede bidplaats van de
vrouwen teruggebracht werd. Hier waren ondertussen nog een twintigtal andere
vrouwen binnengekomen, die eveneens hun eerstgeboren knaapjes in de tempel
kwamen offeren. Jozef en andere mannen stonden verder af op de voor hen
bestemde plaats. Nu begonnen de priesters voor het vaststaande altaar nog een
plechtigheid, bestaande in bewierokingen en gebeden, waaraan de priesters die
zich aan weerskanten in de gestoelten bevonden, deelnamen met bewegingen.
Toen deze plechtigheid geeindigd was, kwam Simeon nogmaals
naar Maria in de getraliede vrouwenplaats, ontving van haar het Kindje Jezus in
zijn armen en overgelukkig van vreugde en als verrukt, profeteerde hij lang en
luidop over het goddelijk Kind; hij loofde God die zijn Beloften had vervuld en
zegde ondermeer ook nog dit: Heer, nu moogt Gij uw dienaar, volgens uw woord,
in vrede uit deze wereld laten heengaan, want mijn ogen hebben uw Heil gezien,
dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volkeren: het Licht tot verlichting
van de heidenen en de roem van uw volk Israel.
Na de plechtigheid was ook Jozef dichterbij komen staan en
luisterde met Maria vol eerbied naar de geestdriftige, geinspireerde woorden
van Simeon, die hen beiden zegende en tot Maria nog sprak: Zie, dit Kind is
bestemd tot ondergang van velen en tot redding van velen in Israel, en tot een
teken van tegenspraak. Uw eigen ziel zal een zwaard doorboren, opdat de harten
van velen daardoor openbaar zouden worden. Nadat Simeon zo had gesproken werd
ook de profetes Hanna door de Geest aangegrepen en zij sprak lang en luidop
over het Kindje Jezus en zij prees zijn Moeder zalig.
Ik zag dat de omstaanders dit alles met ontroering
aanhoorden, zonder dat daardoor ook maar de minste stoornis ontstond; zelfs de
priesters schenen er iets van te merken; het was alsof het door de Geest
gedreven luidop bidden niets ongewoons was, maar zich herhaaldelijk voordeed en
zelfs zo behoorde te zijn. Niettemin zag ik dat alle getuigen daarvan in hun
hart diep bewogen waren; allen betuigden de Moeder en het Kind eerbied en
ontzag. Maria straalde werkelijk als een hemelse roos. Uiterlijk en naar de
schijn had de H. Familie heden de armoedigste gaven geofferd. Jozef echter
stopte zonder vertoon de oude Simeon en Hanna een aantal gele driehoekige
geldstukjes in de hand, vooral tot onderhoud van arme meisjes die in de tempel
hun opvoeding ontvingen en de middelen niet bezaten om zelf in de onkosten te
voorzien.
|